'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
28-05-2008
Begrafenis
De eksters waarover ik vroegerreeds geschreven heb, gaan weer zware tijden tegemoet. Het voorbije weekend hebben we vier eksterlijkjes gevonden in onze tuin. Wat er gebeurd is daar hebben we het raden naar, maar een ding is zeker, Poeslief zit er voor niets tussen want hun lichamen waren nog intact. Zoonlief doopte het vogelhuis dat hij eigenhandig gebouwd had met bakstenen, boordstenen en ander restafval en waarbij hij zijn duim zodanig verpletterde dat hij zijn nagel kwijtgeraakte, om tot een sarcofaag. Hij legde de lijken er netjes naast elkaar in en zette er bloempjes bij. 'Is het goed als ik voor de eksters bid, mama?' vroeg hij. Wie ben ik om te zeggen dat dat niet mag. Dus moest ik beloven stil te zijn. Als ik toch iets wilde zeggen moest ik dat zonder klank tegen mezelf doen. En Zoonlief begon: 'In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen. Beste moeder Maria, lieve God, Wij zitten stil neer en bidden tot de Heer, dat doen we samen. Amen.' Zo komen de beestjes vast en zeker in de dierenhemel terecht.
Voor ik er erg in heb zit ik op de bank op dezelfde plaats waar ik jaren aan een stuk samen met hen bijna dagelijks een kop koffie dronk. Op de enkele nieuwe gezichten na hebben ze me allemaal ontzettend veel te vertellen. Vooral K. eist mijn aandacht op. Ik bekijk haar anders nu, meer vanop afstand. De koffie is klaar!, kirt ze en zet de kan op de salontafel neer. Dan ploft ze in de zetel vlak naast me en palmt die helemaal in. Ze legt een arm op de leuning en laat haar hoofd erop rusten. Een hals heeft ze niet. Eén borst steekt uitdagend vooruit, de andere is nergens te bespeuren. Haar benen bengelen enkele centimeters boven de grond. Vandaag heeft ze haar feestjurk aangetrokken, het kleed dat al zeker achttien jaar lang telkens als er wat in het dagcentrum gevierd wordt, uit de kast komt. Eronder draagt ze kniehoge nylonkousen en orthopedische schoenen. Kijk eens, t zijn nieuwe,schettert ze, terwijl ze haar benen in de lucht zwiert en één voet onder haar op de fauteuil neerlegt. Een legging piept vanonder de jurk en verbergt al wat het daglicht niet verdragen kan. En ik heb reuk aan, stoeft ze verder. Maar als ze haar arm vlak onder mijn neus duwt, snuif ik alleen een vleugje sinaasappel op en Sunlight-zeep. Haar hamsterogen staren plots in de verte. Kortgeknipte haren met een weerborstel vormen een dakje boven haar blozende gezicht. Achter haar oor zit een hoorapparaat. Ze perst haar dunne lippen op elkaar. De mondhoeken krullen naar omlaag. Minutenlang zit ze stil als een boeddha tot er een swingend muziekje uit de radioboxen weergalmt. Dan veert ze recht en danst door het lokaal. Vlees kabbelt alle kanten op. Een brede lach verschijnt op haar gelaat. Algauw waggelt ze uitgeput naar een krukje toe. Met haar benen als in een spagaat wagenwijd open nipt ze van haar koffie. Haar blik is weer ernstig nu. Een volwassene en een kind in één lijf.
Hij heette toen nog gewoon 'Cocacolaman', want de light cola was nog niet uitgevonden. Hij droeg een ribfluwelen pak over een bruin geruit hemd. Een beginnend buikje wiebelde boven zijn broeksband. Een ringbaard en snor probeerden de aandacht af te leiden van zijn voorhoofd waar de haarlijn al serieus naar achteren geschoven was. In die tijd opereerde hij nog niet alleen, maar was vergezeld van een collega die een ietwat jongere kopie van hemzelf was, zonder baard dan. De colabak torsten ze nog niet op hun schouders, nee, daar hadden ze een duveltje voor, zo'n transportkar op twee wielen, weet je wel. Toen het schooljaar waarin ik in het vierde leerjaar zat op zijn laatste benen liep stond hij plots midden in onze klas, mét zijn compaan en dat duveltje vol colabakken. Zijn ogen lachten terwijl hij ons vertelde dat hij bij Coca Cola werkte en voor ons allemaal een lekker drankje bijhad, maar dat hij ons eerst iets wilde vertellen over de grote fabriek in Amerika waar het Coca Cola verhaal begonnen was en over de drank Coca Cola zelf. 'Wie weet er wat er in Coca Cola zit?' was zijn eerste vraag. Prompt stak ik mijn vinger op. Enigszins verrast, maar nog steeds met een hemelsbrede glimlach op zijn gelaat liet hij me antwoorden. Trots zei ik: 'VERGIF'. Zijn mond viel open. Zijn oogbollen werden groot. Als hij kon had hij me daar ter plekke neergebliksemd. 'Nee!,' zei hij met harde stem, 'Natuurlijk niet!' Dan keek hij zijn collega vragend aan. Hoewel die nog niets mogen zeggen had, kon hij nu wel deze crisissituatie oplossen. 'Euh...' stamelde hij, 'Coca Cola is gemaakt van ... euh... plantenextracten... juist, ja,... van exotische planten, van bruine vruchten...' Veel meer kwamen we die dag niet te weten over de donkere limonade. We kregen wel allemaal een flesje cola. Ik weigerde. Ik heb sindsdien nooit nog een cola aangeraakt.
'Op zulke schoenen kan ik niet lopen, hoor!' zegt Zoonlief in de winkel wijzend naar de toppen onder een voetbalschoen. 'Dat zal je dan toch moeten leren als je volgend jaar wil gaan voetballen,' antwoord ik, 'want dit zijn voetbalschoenen. 'Oh', reageert hij. Hij draait de schoen een paar keer om. 'Eigenlijk vind ik ze best wel cool.' Ik zie de vertwijfeling op zijn gezicht. Veel kans dat hij het volgend jaar zoals nu bij turnen houdt.
Manlief is op kantoor, Zoonlief op school en ik zit voor mijn nieuwe computerscherm. Poeslief ligt op de bank vlak achter mij. Plots hoor ik een gestommel. Ons huis kraakt wel vaker.Soms klappert er ook een deur. Maar dit is anders. Een gebonk. Het geluid houdt ook aan. Het lijkt uit de wasplaats te komen. Er is ingebroken. Ik ben er zeker van. In een reflex stap ik op de plek van het onheil af. De druk in mijn borstkas negeer ik. Mijn zweetklieren die op volle toeren beginnen werken ook. In de wasplaats draait mijn machine. Alles is er volkomen normaal. Maar toch is er dat lawaai. Achter mij nu. De inbreker bevindt zich in de berging. Een plaats midden in onze woning. Met slechts één deur. Als ik ze open moet de misdadiger mij passeren om er weg te geraken. Even aarzel ik. Neem ik een mes mee? Toch maar niet, stel dat hij het uit mijn handen rukt en tegen mij gebruikt. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik haal diep adem en zwier de deur van de berging vastberaden open. Een duif fladdert in paniek tussen de voorraadkasten en -schabben, de dozen oud papier en kratten met lege wijnflessen. Ze scheert over mijn hoofd de gang in en vliegt richting keuken. Ik ren haar achterna en kan net op tijd voorkomen dat ze de woonkamer binnenvliegt. Langs de achterdeur geraakt ze weer buiten. Het beest moet in een verluchtingsgat gesukkeld zijn en zo in onze berging terechtgekomen. Nu het achter de rug is tril ik over mijn hele lijf. Besef nu pas welk gevaar ik liep, want als het echt een inbreker geweest was... Ach, ik ben ook trots op mijn moed. Eerst schenk ik me een kop koffie in -die heb ik wel verdiend- en dan kuis ik de sporen op die de duif overal achtergelaten heeft.
De laatste tijd kwam hij slechts traag op gang. Uren deed hij over een eenvoudige opdracht. Vaak was ze dan nog niet naar behoren uitgevoerd en moest hij opnieuw beginnen. Wat hij soms flagrant weigerde, zoals hij ook sommige taken simpelweg niet wilde uitvoeren. Of er wel aan begon, maar niet doorzette tot het einde. En bovenop dit alles verduisterde hij informatie.
Ook al is hij een dagje ouder, zo kon het niet verder. Ik heb hem ontslagen.
Maar mijn hart zit op de juiste plaats. Ik heb hem niet zomaar op straat gezet. Ik deed hem een eenvoudigere job aan de hand bij een iets minder eisende baas.
Voortaan tokkelt Zoonlief op mijn overjaarse PC. En zelf ga ik met een hypermodern ding aan de slag.
Zet je maar op de stoel, zegt de norse man met witte schort.
Het kleine meisje hijst zich in het monsterlijke stalen geval.
Heb je tandpijn? vraagt de man terwijl hij een grote lamp aansteekt. Ze schijnt recht in haar ogen.
Ja, knikt ze.
Laat eens kijken dan. In zijn handen draait hij een reusachtige tang om en om. Mond open.
Het meisje maakt eenO, maar zodra de man in haar buurt komt, sluit haar mond zich weer.
De man gooit de tang in een bak en probeert een vinger tussen haar lippen te wringen. Maar ze houdt ze stijf op elkaar.Oei, dit wordt moeilijk, zegt hij.
Hij rommelt wat in de bak en vindt tussen de honderden foltertuigen een klein spiegeltje. Kijk, dit is een gewoon spiegeltje, hiermee mag ik toch wel even kijken, he
Mmm mompelt de meid.
De man steekt een lucifer in brand en warmt de spiegel ermee op. Het meisje deinst achteruit en perst haar lippen nog steviger op elkaar. De man probeert de spiegel naar binnen te wurmen, maar moet de strijd opgeven. Hij richt zich tot de moeder.Zo kan ik niet werken, mevrouw. Komt u volgende week met haar terug. Geef haar dan eerst een kalmeermiddel.
Een week later krijgt het meisje een drankje voor ze naar de stad vertrekken. Rustig stapt ze het tandartskabinet binnen, kruipt op de afgrijselijke stoel en vormt haar mond tot één dunne onbeweeglijke rechte streep. Weer duwt de boosaardige man een gloeiend hete spiegel tegen haar lippen. Het geworstel duurt maar even.
Kom volgende week nog eens terug, mevrouw, zucht hij met zijn blik naar de moeder,Misschien moet je haar een straffer middel toedienen.
Een week later drinkt het meisje een dubbel drankje. Het scenario herhaalt zich.
Een week later weer.
En weer.
Tot de vader tegen het meisje zegt: Als je deze week je mond niet opendoet pak ik al je kleren af.
Het meisje trekt haar mooiste jurk aan om naar de tandarts te gaan. Eentje met een rood rokje en blauwe bolletjes op het bloesje en pofmouwtjes. Haar vader kan het kleed toch niet zomaar van haar lijf rukken. Dan heeft ze deze tenminste nog.
In de tandartsstoel maakt ze een voorzichtige O. De bruut duwt de brandende spiegel in haar mond,én zijn handen, én nog wat attributen. Een prik is niet nodig. De man vult het minuscule gaatje. In vijf minuten is de klus geklaard.
Dat kleine meisje was ik. Zon vijfendertig jaar geleden.
Telkens als ik op tandartscontrole ga zie ik die beul weer voor mij. Telkens ben ik gespannen. Maar mijn mond, die open ik wel.
Omdat Zoonlief de r nog niet zuiver uitspreekt lieten we hem testen bij een logopedist. Die r is normaal voor zijn leeftijd, vindt zij, dat komt spontaan in orde. Maar Zoonlief zou wat lispelen. Iets wat me nooit opgevallen was en wat ik eerlijk gezegd ook nu nog niet hoor. Ik heb dan ook last van botverkalking in mijn gehoorbeentje, een erfelijke aandoening. Hierdoor heb ik problemen met het horen van zware klanken. Nooit geweten dat de s een zwaardere klank dan de andere zou zijn, maar ik wijd deze tekortkoming van mijnentwege gemakshalve daaraan.
In elk geval Zoonlief krijgt therapie. Bij juffrouw Isabel. Hij moet dagelijks oefenen. En zo komt het dat wij elke avond met ons drietjes het spel van Isabel spelen, een soort ganzenbord met tongversterkende oefeningen. Er zijn opdrachten zoals: maak je tong smal; maak je tong breed; wijs met je tong naar je oor; en, rol je tong naar binnen toe op. Stuk voor stuk ingewikkelde tonggymnastiek. Bij Manlief lukt het aardig. Zoonlief doet zijn best. En ik, geen enkele oefening kan ik naar behoren uitvoeren. Ik voel niet eens wanneer mijn tong breed of smal is. Ik krijg er zowaar complexen van. Ook al lispel ik niet, mijn tong is niks waard.
Of toch?
Ben ik niet in staat lekker lang te tateren met vriendinnen? En luidkeels te zingen onder de douche? Zo vals als een kat, ja, maar daar zijn mijn stembanden verantwoordelijk voor, niet dat beweeglijk ding in mijn mond! En kan ik niet gezellig likken aan een ijsje? En allerlei heerlijke smaken proeven? En zelfs de druivenrassen in een wijn ontdekken? Allemaal dankzij die geweldige tong van mij! Dus toch maar weer die complexen opzij schuiven?
En, oh ja, met mijn tong kan ik ook fantastisch zoenen!
Geruisloos glijdt ze uit bed en sluipt naar de terrasdeur. Ze duwt uiterst voorzichtig de klink omlaag alsof deze van porselein is. Toch piept het scharnier. Gewoel in de slaapkamer. Dan gaat het monotone geronk gewoon weer verder. Gelukkig! Want deze allereerste ochtendlijke uurtjes in haar Casa Tina wil ze helemaal alleen beleven. In haar korte nachthemd en op blote voeten stapt ze het terras op en rekt zich langzaam uit. De lucht kleurt zachtroze. De palmboom achter het terrasmuurtje wuift vriendelijk heen en weer. De witte huizen met hun terracotta daken die in groepjes tegen de bergwand leunen aan de rand van de barranco ademen alle rust en stilte uit. Ook de smalle hobbelige steegjes liggen er verlaten bij op twee speelse poezen na. Het kost Tina geen moeite zich voor te stellen dat je dit dorp nog niet zo lang geleden alleen langs een ezelspad kon bereiken. Ze zet zich neer naast de geranium op een oud klapstoeltje dat best een likje verf kan gebruiken. Geuren van wilde bloemen komen haar tegemoet. Op het dak achter haar ritselen hagedissen. Die spelen vast weer verstoppertje tussen de bolle pannen. Hoog in de lucht cirkelen zwaluwen. Tot ze weer naar koelere oorden vertrekken, is deze kloof tussen de immense basaltrotsen hun thuis. Het basalt ziet er zwartgeblakerd uit alsof de goden hier ooit een uit de hand gelopen barbecue georganiseerd hebben. Her en der zijn de rotsen begroeid met cactussen, agaven, laurier- en pijnbomen. Een grillig wandelpad slingert doorheen de kloof en leidt tot aan de zee. Van hieruit lijken de golven zachtjes te kabbelen, maar in werkelijkheid gaan ze wild tekeer. Terwijl Tina elk detail in zich opneemt, mijmert ze over wat geweest is en maakt ze plannen voor haar leven in dit idyllische dorp. Plots hoort ze gestommel in de keuken. De groene deur zwaait open en daar staat Juan José met twee glazen sprankelende cava. Op je nieuwe thuis, liefste!, lacht hij. Tina wordt helemaal warm vanbinnen.
Een PC met kuren, een mens zou van minder horendol worden
Ik probeerde al minstens dertig keer één zinnetje toe te voegen aan de tekst Gast ten huize Sprokkels (2), namelijk dit: Kris sluist dit stokje door naar Coltrui.
En mijn PC weigert. Valt uit. En doet andere rare dingen.
Ik denk dat ik hem door het raam ga kieperen. Maar eerst nog even dit posten. Als hij wil tenminste
Toen Manlief en ik naar bed gingen vonden we allebei op ons hoofdkussen een tekening met een reuzengroot hart erop en een pijl die naar de naam van Zoonlief wees.
Wat heeft een mens nog meer nodig om een zalige nacht tegemoet te gaan!
Ik ben een tevreden mens, want Krisdie een huishouden met vijf kinderen runt (waarvoor ik haar ook bewonder) schudde niet één, maar twee tekstjes uit haar mouw om op mijn blog te posten. Kris speelt met woorden en zinnen en een vleugje humor is nooit ver weg.
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand
Dagelijks ontvang ik in mijn mailbox funmail van allerlei aard. Eén er van spuide een aantal frasen bestemd voor het vrouwelijk kunne, maar weinige van deze uitspraken waren echte wetenswaardigheden. Toch bleven twee ervan in mijn memorie hangen.
'Veertig is de gezegende leeftijd waarop je je hoofd op orde krijgt en je lichaam begint in te storten.'
Wat een spijtige coïncidentie toch! Je hebt de jeugdige waters, op zoek naar een vorm van identiteit, doorzwommen. Studies die je brein aanscherpen en je geest verruimen, liggen achter de rug. De eerste zoektochten in je professionele carrière zijn voorbij. Naarmate de jaren verder glijden, krijgt je loopbaan vastere vorm en raak je willens nillens meer en meer vertrouwd met de stroming waarin je verzeild raakte. Partner en kinderen kruisen je pad en ook hier slaat finesse toe. De uitdagingen die je nog overvallen worden geplaveid met ervaring, kennis, bedrevenheid en déjà vu impressies.
En net op dát voorspoedig ogenblik vangt de lichamelijke aftakeling aan. Grijs wordt je favoriete haarkleur, je geheugen is geregeld de weg kwijt, rimpels komen plots uit het niets te voorschijn, optiekers doen gouden zaken, in je wallen kan je de helft van je boodschappen kwijt, je ontwaakt op een dag met de handen van je moeder, 'wablieft?' lijkt wel een nieuw stopwoord, de vlezige gedeelten aan weerszijde van je gelaat worden slachtoffer van de zwaartekracht, monniken kijken verlangend naar het perkament tussen je hoofd en romp, het hangbuikzwijn achter in de tuin vreest de strijd te verliezen, je bent je er steeds meer en meer bewust van dat ook jij een rug hebt, het woord 'taille' wordt uit je woordenboek geschrapt en je zoekt wanhopig naar wat ooit je heupen waren. Je stelt met lede ogen vast. Geen ontkomen aan. De tand des tijds zit je op de hielen. Je staat erbij en kijkt er naar...
Dat brengt me bij de tweede bewering: 'In elk oud iemand zit een jong iemand die zich afvraagt wat er in godsnaam gebeurd is.'
Guantanamo ten voete uit
Je zit lekker gezellig, warm ingeduffeld samen met je gastheer in een gemoedelijk stulpje. De hele dag geniet je van het onderhoudend gezelschap. Naarmate de tijd vordert, wordt het behaaglijk warm en je laat je meeslepen door de deiningen van de reis waarop deze gezel je meetroont. Na een drukke dag komt het einde van de visite in zicht. Langzaam gaan de luiken open en voel je een bries over je heen glijden. Je geniet. Je wil dit intens moment zo lang mogelijk vasthouden, maar je beseft dat je aan wat opfrissing toe bent. Plots wordt er bruusk aan je lijf en leden gerukt en gesnokt. Elke vezel ondergaat de meest gruwelijke mishandelingen en het weinige aanzien dat je nog rest, wordt met de grond gelijk gemaakt. De beul van dienst keert je volledig binnenste buiten en de vernedering die je doorstaat is met geen woorden te omschrijven. Je wordt gereduceerd tot een miezerige prop en in het gunstigste geval gedumpt bovenop een hoop vuile troep. In het andere geval word je gewoon barbaars op de grond gekegeld en dit op de meest onmogelijke plaatsen.
Dit is het droeve lot dat de kousen van mijn kinderen beschoren is.
Enige tijd terug maakte ik al reclame over de Sage van de Biesenburcht (op 11/5), omdat ik het gevoel had dat dit goed zou zijn. En reken maar, alle ridders en jonkvrouwen, groot en klein, beleefden een geweldige middeleeuwsezondag.
*Alden Biesen was de plaats van het gebeuren, een prachtige locatie die je meteen in de Middeleeuwenonderdompelde. Voor wie wat geschiedenis wilde opsnuiven was er het museum, wie rust zocht kon zalig vertoeven in de Franse tuin;
*een trouwpartij liep als rode draad door de hele dag. Je kon de huwelijksplechtigheid meemaken en daarna samen met het kersverse koppel kijken naar een roofvogelshow, een steekspel, circus Hilaria, enz;
*middeleeuwse markt met hapjes, drankjes, volksspelen, boogschieten, een ganzenhoeder, dans, en nog veel meer;
*Alden Biesen liep vol met edelmannen, jonkvrouwen, bedelaars, narren, en héél veel ridders, IN HARNAS, en datmet deze temperaturen;
*allerlei workshops voor de kinderen. Zoonlief danste op het bal van de koning, een vrolijke sessie voor kleuters en tekende Laps, het konijn uit het boek Laps en de wolf( van Stefan Boonen) onder begeleiding van de illustrator Frank Daenen;
*boeken, boeken, boeken, alle met een middeleeuws verhaal natuurlijk, en hun auteurs, die signeerden en lezingen gaven. Wij volgden de lezing (wat een woord voor een combinatie van toneel, muziek en voorlezen op kinderniveau met een knipoog naar de aanwezige volwassenen) van Stijn Moekaars. Hij las voor uit zijn prentenboek Ridder Timon zoekt een monster. Zoonlief mocht tijdens dit verhaal met een zwaard zwaaien telkens als hij het woord zwaard of schild hoorde en ook al vergat hij dit wel eens, voor hem was dit het hoogtepunt van de dag.
Zelf had ik nadien nog een tof gesprek met Stijn Moekaars, over schrijven, wat dacht je. En dat maakte deze dag ook voor mij een tikje bijzonder.
Tantieristovert met woorden, kneedt zinnen toteen poëtisch geheel.
Dat ze dit voor een keer ook bij mij wil doen stemt me uitermate blij.
Sprokkelen had voor mij lang een negatieve bijklank. Het betekende vooral gevaar. Ha ja, vraag het maar aan Klein Duimpje, Hansje en Grietje en consoorten. Ze gingen allemaal hout sprokkelen en werden bijgevolg schaamteloos in de steek gelaten door hun ouders. Wie zou dat nog willen meemaken?
Dat ze nadien de meest fantastische avonturen beleefden, deed er al niet meer toe. Nooit of te nimmer ging ik houthalen. Zelfs Houthalen deed ik niet aan.
Ook dacht ik dan aan gebochelde vrouwtjes van middelbare leeftijd. Zo met takkenbossen op hun rug en liefst nog eigenares van een neuswrat en haren op de kin. Model Eucalypta, dé nachtmerrie uit mijn kleutertijd.
Wat ik wil zeggen: het is pas sedert een paar maanden dat ik alle dagen sprokkel. Veerle ziet er het positieve van in en sprokkelt wat af. Hoe ze er uitziet, dat weet ik niet ... maar Eucalypta verdwijnt volledig uit beeld. Ik geniet van haar gesprokkel.
Geen hout deze keer, geen takjes ... wel stokjes. Eentje dat ik hierbij versplinter en verder het wereldwijde bos in gooi.
En enige dat ik nog niet doorheb: aangezien bij PatrickSodade en Blogbaas deze stok naar hun hoofd geslingerd kregen... moet ik nu nog andere mensen dit hout in hun maag splitsen?
Mama, kom kijken!, gillen de kinderen van H. die morgen als ze Wapper, hun tam konijn gaan voederen, Snel! Wapper woont al twee jaar vrolijk en alleen bij hen in een ren in de tuin.
H. negeert de drukte. Haar kroost kan dingenwel eens opblazen. Ze kan zich niet voorstellen dat er iets met Wapper aan de hand is. Maar als de jongste buiten adem de keuken in komt gelopen en iets over kleintjes bazelt gaat ze toch even kijken.
Wapper ligt in het hok en zoogt drie minikonijntjes.
Blijkbaar zijn er wilde konijnen uit de lucht komen vallen en heeft er een een tussenstop gemaakt.
Toen we de lap grond waar ondertussen ons huis op staat voor het eerst zagen werden we op slag verliefd door de uitgestrektheid ervan. Maar al gauw werd duidelijk dat die weidsheid niet meteen een pluspunt is. Met twee gaan werken, het huis onderhouden, een kind opvoeden, en ook nog een beetje tijd vinden voor hobbys en vrienden, het is niet te combineren met zon grote tuin. Daarom besloten we het achterste deel te laten verwilderen.
Een fantastische beslissing zo blijkt, want
Ons oerwoud is de favoriete speelplek van Zoonlief en zijn kameraadjes. Ze bouwen er kampen, plassenstiekem tegen de bomen, spelenverstoppertje en ravotten dat het een lieve lust is.
Poeslief vangt er muizen bij de vleet en af en toe ook een konijntje. Hij heeft er enkele plekken die Zoonlief nog niet ontdekt heeft en waar hij bijgevolg heerlijk kan dutten.
Manlief geraakt er zijn afgemaaide gazon en ander tuinafval kwijt. En hij rust er tijdens zware werken ook eens uit in de lommerte.
En zelf trek ik regelmatig ons oerwoud in om bij te tanken. Even relaxen temidden van kwetterende vogels, krakende takken, ritselende bladeren, ruisende grassen, en ik kan er weer tegen.
Ook al ziet ons oerwoud er misschien niet uit, het hoort bij ons zoals de dooier bij het ei. En na al die jaren ben ik toch nog verliefd op de grootte van onze lap grond, en dan vooral op dat achterste verwilderde stuk.
Ze nodigde me uit om een gaststukje te schrijven op haar blog.
Dat ze dat net aan mij vroeg, terwijl ikniet eens zo lang actief ben in de blogwereld, streelde mijn ijdelheid. Maar het zadelde me ook met een groot vraagteken op. Want wat schrijf je op verplaatsing?
Ik heb er een paar nachtjes over geslapen. En uiteindelijk is het een stukje over Normandië geworden, want uit haar vorige posts meende ik te begrijpen dat Nana iets met Normandië heeft.
Hebben jullie zin om mee te gaan naar de opendeurdag van de garage met die poepsjieke autos? vraagt vriendin A. aan de telefoon.
Maar wij hebben helemaal geen wagen nodig, antwoord ik En al zeker niet zon peperdure.
Wij ook niet, zegt ze Maar er is champagne à volonté en een oesterbar.
Oh, dat is al iets anders.
En zo komt het dat wij de zaterdag nadien samen met A. en D. temidden van poepsjieke bolides van een glaasje champagne nippen en heerlijke oesters verorberen.