Moe. Moeër. Moest. De trap van vergelijking van moe. Let niet op het niveau. Het is vrijdag. Het is weekend. Ik ben moe. De wereld is moe. Iédereen wil slapen en slapen, zich rond eten en aan een eigen winterslaap beginnen. Ik zou het alleszins willen doen. Ik wou dat ik een eekhoorn was. Dan kon ik nog in bomen klimmen en nootjes kraken. En dan was ik schattig en keken de mensen met open mond als ik passeerde. Ze zullen naar me wijzen en wonderwel zullen ze altijd iets positiefs vertellen over mij.
Check nu zelf hoe je in nog geen tien zinnen van de hak op de tak kunt springen. Ik wou eigenlijk gaan zagen over moe zijn en ineens was ik een eekhoorn. Nochtans lijkt dat eekhoorn idee niet zo slecht. Zo'n knaagdiertje zijn, ik beeld me in dat ik snller ben als de andere dieren, een snelle eekhoorn dus. En ik ga er nog harder van uit dat alle honden die in mijn bos worden uitgelaten, zijn als mijn hond. Blind, traag en een beetje achterlijk. Onze hond heeft namelijk nooit gezien als er een ander beestje in de buurt is, tegen dat hij deftig gelanceerd is, zit ik al in de bomen en als ik als eekhoorn zijnde net voor een boom zou wegspringen is de kans ultra groot dat ons hondje (van 40 kilo!) tegen de boom knalt.