Op 1 augustus 1914 kregen alle Duitse jongeren tussen 17 en 20 jaar die
niet waren opgeroepen voor het leger de aansporing om zich te melden als
oorlogsvrijwilliger. Een van hen was Adolf Reisiger, het hoofdpersonage
in het boek ontsproten uit het brein van Köppen, maar hoogst
waarschijnlijk zijn alter ego. Zijn verwachting is dat de oorlog nog
voor de kerst zal afgelopen zijn. Hij wordt opgenomen als soldaat bij
een munitiecolonne in de buurt van het Franse Arras. Het duurt niet lang
voor hij zijn eerste dode ziet en de verschrikkelijke realiteit van de
loopgravenoorlog tot hem doordringt. Zo maakt zijn aanvankelijke
optimisme en enthousiasme plaats voor het besef dat de oorlog moord op
bevel betekent. Bladzijden lang getuigt de soldaat (schrijver) van de
gruwelijke zinloosheid van de oorlog: de verspilling van mensenlevens,
de vernietiging van alles wat nog bestaat, de moorddadigheid van de
oorlogslogica waarbij twee kampen elkaar in een wurggreep hielden. Van
de Vlaamse kust in Nieuwpoort tot de Zwitserse grens in Basel zaten
honderdduizenden soldaten in stinkende loopgraven en probeerden hun
tegenstanders te vernietigen. Loopgraven die op sommige plaatsen slechts
enkele meters van elkaar verwijderd waren waardoor men de stemmen van
de vijand kon horen.
Adolf Reisiger behoorde niet tot de
infanterie, maar tot de zogenaamde tweede linie die met hun kanonnen de
stellingen van de tegenstander bestookten. Op het eerste zicht meer
comfortabel maar Köppen beschrijft indringend en realistisch het
afschuwelijke werk van de munitiecolonnes, de beschietingen en de
moordende reacties van de tegenstanders. Al snel sneuvelen tal van zijn
makkers en zelf raakt Reisiger na enkele maanden gewond door een
granaatscherf. Hij komt terecht in een lazaret en vraagt zich voor af
hoe die rotzooi mogelijk is. Waarom hebt Gij ons verlaten!, zo
vraagt hij zich af. Weken later zit hij weer aan het front en leert hij
zich te beveiligen tegen een nieuw, onzichtbaar wapen: gas. Daarvoor
krijgen ze elk een zwachtel die ze met een vloeistof moeten doordrenken
en voor hun neus houden. En als de vloeistof op is, moeten ze de
zwachtel met urine nat maken. Langzaam maar zeker trekt Köppen de lezer
mee in de modder en uitzichtloosheid. Hij beschrijft hoe Reisiger met
zijn gevechtsgroep op een dag een aanval van de Engelsen afslaat. Ze
maken ze met duizenden af. Niet te begrijpen dat het doel, levende
mensen, zich zonder enig verweer laten doodschieten, zo schrijft hij.
Het gebeurde in die vier oorlogsjaren regelmatig. Militaire leiders die
zonder veel besef tienduizenden soldaten de opdracht gaven om een
strategische heuvel te veroveren. Ze sneuvelden allemaal onder moordend
mitrailleurvuur. Waarop de generaals de volgende dag een nieuwe
stormloop bevalen met verse troepen en met hetzelfde absurde
resultaat.
Reisinger wordt in september 1915 bevorderd tot
korporaal en vecht dan in de buurt van Souchez. Wat volgt is een
gruwelijk gevecht, bijna ondragelijk te lezen, van duizenden jonge
mannen die sterven onder spervuur en het gas. Met vermorzelde paarden en
halfgekke manschappen die met hun bajonetten alles neermaaien wat zijn
hand nog opsteekt. Tot alles roerloos stikt in een brij van bloed. Het
levert Reisiger het erekruis tweede klas op en later wordt hij
onderofficier. De auteur schrijft dan verder op het ritme van de oorlog
zelf. Waarbij in de groep van zijn protagonist dagelijks enkele mensen
sneuvelen, iets wat voor het commando al lang geen nieuws meer is. Wij
hebben ze er toch voor, we hebben toch genoeg mensen materiaal, zo
geeft hij de heersende mentaliteit weer aan beide kanten van het
oorlogsgebeuren. Bijzonder interessant zijn de teksten van officiële
documenten en verklaringen van de Duitse keizer, van de oorlogsleiding
en van de censuurafdeling ervan. Ze verkondigen steeds opnieuw de
nakende overwinning. Tegenover de geest en de wil die leger en
vaderland onwrikbaar bindt zullen zij het onderspit moeten delven: de
geest van de plichtsbetrachting tegenover het vaderland tot en met de
laatste ademtocht en de wil tot overwinnen. Zo gaan wij dan het nieuwe
jaar (1916) tegemoet. Voorwaarts met God ter bescherming van het
vaderland en voor de grootsheid van Duitsland!
De situatie
verandert niet. En Reisiger komt stilaan tot het besef dat dit alles
waanzin is. In zijn dagboek schrijft hij het moet een keer gezegd
worden dat ik de oorlog langzamerhand als de grootste smeerlapperij
beschouw die er bestaat. Het zijn uitspraken die noch schriftelijk,
noch mondeling mochten gebeuren op straffe van een gebrek aan wilskracht
en vaderlandsliefde. Intussen blijft de waanzin voortduren en
beschrijft Reisiger hoe granaten van 30 centimeter met een gewicht van
324 kilogram zich tot een diepte van 8,80 meter in de grond en door 90
centimeter beton boren waarbij ze meer dan 8.000 ijzeren splinters
verstrooien. De meeste van zijn kameraden sneuvelen waaronder ook
verschillende van zijn oversten. In plaats van tot rede te komen
verharden de bevelhebbers intussen hun standpunten. Op 25 augustus 1917
herhaalt de Duitse Generaal-luitenant von Roon dat ze de vijand compleet
willen verslaan en doorgaan tot de ultieme overwinning.
Na
een korte periode aan het Russische front komt Reisiger terecht in de
buurt van Valenciennes op de meest troosteloze plaats die hij ooit
gezien heeft, zonder gras, geen steen op een andere, alleen modder, puin
en diepe gaten. Op 15 juli 1918 bereiden de Duitsers zich voor op een
ultieme aanval. Wat volgt is een bladzijden lang beschreven bombardement
van de vijandige stellingen maar de vijand was op de hoogte, had zich
teruggetrokken, ging in de tegenaanval en vernietigde de Duitse
infanterie met moordend vuur. Dan begint de aftocht en het gevecht tegen
nieuwe wapens, vliegtuigen en tanks. Zowat gans zijn compagnie gaat
eraan en Reisiger heeft het over een hoop onzin, over de grootste van
alle misdaden en hij weigert nog langer medeschuldig te zijn. Daarvoor
komt hij voor het opperbevel die hem arresteert en opsluit in een
krankzinnigengesticht. De oorlog is de grootste misdaad die ik ken. Ik
ben schuldig. Ik ben er jarenlang schuldig aan geweest. Door mijn bevel
zijn mensen gedood, zo eindigt het verhaal van Reisinger in de
Zenuwafdeling van een lazaret in Mainz.
Op datzelfde ogenblik
lag een andere soldaat huilend van woede over de Duitse nederlaag in
zijn ziekenkamer en bezweerde zich te zullen wreken: Adolf Hitler. De
levensloop van Adolf Reisiger komt verrassend overeen met die van de
latere Führer. Ook hij diende de gehele oorlog en raakte gewond in
oktober 1916. Twee jaar later kwam hij terecht in een gasaanval. Het
gevolg was dat hij een tijdje blind was en hij verbleef nog steeds in
een militair ziekenhuis in Pasewalk voor behandeling toen Duitsland zich
overgaf. Hitler kreeg het IJzeren kruis tweede en eerste klasse wegens
zijn moedig gedrag als ordonnans maar bracht het wel niet verder dan
korporaal. Zijn oversten vonden dat hij te weinig leiding kon geven. Uit
tal van studies blijkt dat de Duitse nederlaag in 1918 een grote
invloed heeft gehad op de verdere levensloop en het karakter van Hitler.
Zo weigerde hij op het einde van de Tweede Wereldoorlog zich over te
geven en gaf zelfs het bevel tot de globale vernietiging. Frontberichten
was een van de eerste beschrijvingen van de frontervaringen tijdens de
Grote Oorlog. Het is een verpletterende roman die niemand onberoerd kan
laten.
Als de mensen in Bagdad naar de opera kunnen, dan weten we dat we de
oorlog hebben gewonnen, is de redenering van Hamid Shakir Mahmoud, een
Irakese vluchteling werkzaam bij het schimmige World Wide Design
Consortium in Londen. En dus bestelt hij een operahuis voor Bagdad bij
een Zwitsers bureau. Arnon Grunbergs De man zonder ziekte gebruikt de
hele wereld als speeltoneel, zoveel is duidelijk.
Samarendra Ambani heet de uitverkoren architect
Zwitserse moeder, Indiase vader; er is ook nog een gehandicapte zus,
wat van Sam meteen de man zonder ziekte maakt. Sam heeft ook een
vriendin, maar vooral heeft hij een beroep en een roeping in één: als
architect beschouwt hij zichzelf als de grote, anonieme beïnvloeder van
andermans geluk. Met deze avant-gardistische ambitie loopt hij te
pletter op een andere werkelijkheid: hij komt erachter dat de wereld
niet één groot Zwitserland is, maar uiterst gevaarlijke regios kent. In
Irak wordt hij, als vermeend spion, gemarteld. Irak is nog niet klaar
voor de opera, zo wordt het samengevat, met het soort bondige frase en
zwarte humor dat kenmerkend is voor deze roman. De Zwitserse ambassade
krijgt haar landgenoot weer thuis, zij het beladen met een trauma en met
een gebroken neus. Als Sam opnieuw op een missie naar het
Oosten vertrekt, deze keer met het oog op een bibliotheek annex bunker
in Dubai, wordt het boek onder een constante hoogspanning gezet: wat
beweegt hem, en hoe zal dit aflopen? Weer wordt Sam ervan verdacht een
spion te zijn, medeplichtig aan de moord op de militaire Hamas-leider
Mahmoud al-Mabhouh. Grunberg voert een strakke regie,
helderheid lijkt voorop te staan, en toch geeft het boek zich niet
zomaar over aan de greep van de lezer. Is Sam echt een spion, of is hij
een slachtoffer van het feit dat de perceptie van anderen iemands
identiteit compleet kan overwoekeren? Maar ook duikt in de laatste
paginas een bekentenis van Sam op die alles nog een keer overhoop
haalt. Met De man zonder ziekte levert een fenomenaal vakman het bewijs
dat een verkenning van la condition humaine ongemeen spannend kan zijn.
In "Het fantoom van Alexander Wolf" van Gajto Gazdanov denkt een jonge
soldaat van de "Witte Garde" een moord te hebben gepleegd tijdens de
Russische burgeroorlog. Hij herinnert zich hoe hij een man die hem in de
steppe achtervolgde, neerschoot en op diens paard ontvluchtte. Wanneer
hij vele jaren later een Engelstalig boek van ene Alexander Wolf leest
waarin de aanslag tot in het kleinste detail wordt beschreven,
concludeert hij dat zijn vermeende
slachtoffer nog moet leven. Hij doet er alles aan om de mysterieuze
auteur te vinden. Iedereen die hij ontmoet blijkt de schrijver op een
andere manier te kennen, en merkwaardig genoeg is ook zijn vriendin
Jelena opvallen geïnteresseerd in Wolf. Gajto Gazdanov
(1903-1971) meldde zich op zestienjarige leeftijd vrijwillig aan bij het
leger en leerde zo de verschrikkingen van de burgeroorlog kennen. Na
een conflict met een meerdere belandde hij via Turkije en Bulgarije in
Parijs, waar hij al snel deel uitmaakte van het literaire leven. Vanaf
zijn eerste publicaties werd hij geprezen om zijn talent en werd hij in
één adem genoemd met onder anderen Vladimir Nabokov.