Een man die een mooi meisje op straat heeft gezien wordt gekweld door
het besef van een gemiste kans; een bezoek aan de dierentuin inspireert
een kantoorklerk om zijn ziel bloot te leggen aan een onbekende vrouw;
een jonge vrouw ontdekt dat ze een enorme aantrekkingskracht uitoefent
op een groen monster in haar achtertuin. Van 'A Slow Boat to China', het
eerste verhaal dat Murakami ooit publiceerde, tot 'Hoe ik op een
zonnige ochtend in april mijn 100 procent perfecte meisje tegenkwam',
het verhaal dat als basis diende voor zijn meesterwerk 1q84: Haruki
Murakami overschrijdt opnieuw de grens tussen droom en werkelijkheid.
'Ik heb alles van Murakami gelezen wat ik te pakken kon krijgen en toen ik dat uit had, heb ik alles hérlezen.' - Tim Krabbé
'Er
gaat iets onweerstaanbaars uit van zijn werk, iets bedwelmends en
meeslepends: val je voor hem, dan ben je gesjochten, want dan moet
ineens dringend alles van hem gelezen worden.' - de Volkskrant
De
Japanse schrijver Haruki Murakami is wereldberoemd, onder andere door
zijn magnum opus 1q84. Eerder verscheen zijn verhalenbundel De olifant
verdwijnt. Zijn werk wordt in meer dan veertig landen uitgegeven.
Maar je bent bang voor de dag van morgen omdat je het heden niet weet op te bouwen en wanneer je het heden niet weet op te bouwen, maak je jezelf wijs dat je het morgen kunt en dan kun je het wel vergeten, want morgen wordt uiteindelijk altijd vandaag. We moeten leven met de zekerheid dat we oud zullen worden en dat het niet mooi, niet goed en niet vrolijk zal zijn. En bedenken dat het om het nu gaat: nu iets opbouwen, kost wat het kost, met inzet van al je krachten. Altijd dat bejaardentehuis in je hoofd hebben om jezelf iedere dag te overtreffen en die dag onvergankelijk te maken. Stap voor stap je eigen Everest beklimmen en dat op zo'n manier doen dat iedere stap met een beetje eeuwigheid gepaard gaat. Daar dient de toekomst voor: om het heden op te bouwen met echte plannen van levende mensen.
Pag. 227
Ik denk dat we maar één ding kunnen doen: de taak vinden waarvoor we geboren zijn en die zo goed mogelijk en met inzet van al onze krachten verrichten, zonder al teveel omhaal van woorden en zonder te geloven dat er iets goddelijks in onze dierlijke natuur schuilt. Alleen op die manier zullen we op het moment dat de dood ons zal wegnemen het gevoel hebben dat we met iets constructiefs bezig zijn. Vrijheid, besluiten nemen en willen, dat zijn allemaal hersenschimmen. Wij denken dat we honing kunnen maken zonder het lot van de bijen te delen; maar ook wij zijn maar arme bijen die voorbestemd zijn hun taak te verrichten en dan te sterven.
Pag. 315
Het leven is: veel wanhoop, maar ook een paar momenten van schoonheid waarin de tijd niet meer hetzelfde is. Het is alsof de muzieknoten een soort inlassing in de tijd waren, een opschorting, een elders hier ter plekke, een altijd in een nooit. Ja, dat is het, een altijd in het nooit.
'1984' van Orwell opnieuw bestseller dankzij afluisterpraktijken
Door de recente onthullingen over hoe de Amerikaanse overheid zijn
bevolking bespioneert en afluistert, is '1984' van George Orwell in de
VS opnieuw een bestseller geworden. In de dystopische roman over een
totalitaire Engsoc-maatschappij houdt Big Brother alle touwtjes in
handen. De jongste dagen kreeg president Barack Obama net dat epitheton
opgespeld.
De voorbije 24 uur steeg '1984' bij internetprovider Amazon van de 6.208ste naar de 193ste plaats in de verkoop. Het is
overigens niet de eerste keer dat de roman van de Britse socialist,
schrijver en journalist Eric Arthur Blair blijk geeft van profetische
gaven. Denk maar aan het ministerie van Vrede dat zich bezig houdt met
oorlogsvoering, het ministerie van Waarheid dat enkel propaganda spuwt
en constant de geschiedenis herschrijft, de Denkpolitie die
dubbeldenkers opspoort, folterpraktijken,... Overigens bevat de roman
ook nog een mooie, maar tragische liefdesrelatie tussen protagonist
Winston Smith en Julia.
Obama heeft zich inmiddels tegen de
kritiek verdedigd: het afluisteren gebeurt in naam van de veiligheid en
om ons te beschermen tegen de terreur. Daarvoor dient de privacy dus
opgeofferd te worden.
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen) Categorie:Literatuur in de krant
13-06-2013
Hubert Lampo - Hermione betrapt
In 'Hermione betrapt' ontmoet de historicus Rudolf Reyniers tijdens
een weemoedige nazomer in Parijs de dubbelgangster van het meisje dat
hij in zijn jeugd heeft liefgehad. De titel van deze roman is een zinspeling op Shakespeare's The Winter's Tale,
in welk stuk koningin Hermione door haar gemaal gedurende twintig jaar
als dood wordt beschouwd, totdat zij naar het rijk der levenden
terugkeert...
In zijn essay De zwanen van Stonehenge vertelt Lampo over het
ontstaan van deze roman: Aanvankelijk had ik mij voorgenomen een vage
poëtisch geladen twijfel te laten bestaan over het "wie is wie, zonder
aan enig mythisch tweelingmotief te denken. Reyniers' twijfels omtrent de
vraag of Denise Massurel en Désirée Chantraine een en dezelfde zijn,
werden verklaard door een onjuist overlijdensbericht van zijn
jeugdliefde. Haar terugkeer is dan ook geen terugkeer van dood naar
leven - wat in een magisch-realistische roman niet tot de
onmogelijkheden behoort - maar gewoon een wederontmoeting. Later werd het mij duidelijk dat zelfs mijn thrilleroplossing niets wezenlijks veranderde en dat ik 'Hermione betrapt', of ik wilde of niet, aan het archetype van de eeuwige terugkeer moest toeschrijven.
Nooit is de weemoed geheel afwezig bij Hubert Lampo, maar 'Hermione betrapt',
peilend naar de mysterieuze achtergronden van het leven en de soms zo
moeilijk te aanvaarden toevalligheden, is een zonnige, optimistisch
eindigende roman.
Op 1 oktober 1989 viert de Oost-Duitse Wilhelm Powileit zijn
negentigste verjaardag. Terwijl buiten de roep om vrijheid en democratie
steeds luider klinkt en het niet lang meer zal duren voordat de Muur
valt, eindigt de dag voor Wilhelm in grote chaos wanneer de tafel voor
het buffet met eten en al instort.
Wilhelm is zijn hele leven
een overtuigd communist geweest. Na een lange ballingschap in Mexico
keert hij in 1952 met zijn vrouw terug naar de DDR. Vier jaar later
voegt hun zoon zich bij hen. Kurt probeert de verschrikkingen van de
goelag achter zich te laten en samen met zijn Russische vrouw Irina en
hun zoontje Alexander een bevredigend bestaan op te bouwen, ook al
groeit zijn twijfel over de gang van zaken in het land.
Jaren
later, vlak voor de Wende, vlucht Alexander naar het Westen. Pas als hij
in Mexico op zoek gaat naar de sporen van zijn grootmoeder vindt hij
eindelijk innerlijke rust.
Wanneer de veertienjarige Erik Schroder, een jonge Duitse immigrant, zich opgeeft voor een exclusief schoolkamp in New England, besluit hij dat te doen onder de naam Eric Kennedy, in de verwachting dat hij als normale Amerikaanse jongen meer kans maakt te worden toegelaten. Het blijkt een noodlottig leugentje om bestwil dat zijn leven een onwaarschijnlijke en zeer tragische wending zal geven.
Jaren later blikt Eric, nu een gescheiden man, vanuit een penitentiaire inrichting terug op zijn leven in een poging te begrijpen - en misschien zelfs te verklaren - wat hem ertoe heeft gebracht zijn zesjarige dochter Meadow midden in een verhitte strijd om de voogdij te ontvoeren. In opdracht van zijn advocaat zet hij zijn leven op papier: van het pijnlijke afscheid van zijn moeder als jong kind, de angstige overtocht naar Amerika met zijn zwijgzame vader, zijn liefde voor Laura, die opbloeide in de schaduw van alle leugens, tot al Erics momenten van trots en spijt als gemankeerde maar liefhebbende vader.
Met Schroder schreef Amity Gaige een buitengewoon knappe roman over geschiedenis, vaderschap en de vele identiteiten die we gedurende ons leven aannemen.
Het is 1985. Galen woont alleen met zijn moeder in een groot oud huis, te midden van wat ooit een walnotenboomgaard was. Hij weet niet wie zijn vader was, zijn gewelddadige grootvader is overleden en zijn dementerende oma is opgenomen in een verzorgingshuis. Galen ziet zichzelf als een 'oude ziel' en doet aan meditatie en vuurlopen als uiterste pogingen om transcendentie te bereiken. Maar hij heeft tegen wil en dank ook nog altijd oog voor aardsere zaken, zoals zijn brutale en uitdagende nichtje. Als zijn moeder merkt dat Galen zich tot haar aangetrokken voelt, beginnen de problemen zich op te stapelen en belandt de relatie tussen moeder en zoon in een onstuitbare neerwaartse spiraal. Aarde is pijnlijk, grappig en schokkend. Een beklemmende roman die de lezer vanaf de eerste pagina in de houdgreep neemt om die niet meer los te laten.
In een tijd van massaontslagen en stijgende werkloosheid neemt de Franse journaliste Florence Aubenas de proef op de som. Een halfjaar lang verruilt ze Parijs voor de voor haar onbekende stad Caen in Normandië, om daar anoniem op zoek te gaan naar werk. Met alleen haar middelbareschooldiploma op zak vecht ze samen met een duizendtal andere werklozen voor een plek op de arbeidsmarkt. Het blijkt een uitputtende strijd, die niet meer oplevert dan een reeks slecht betaalde baantjes. Desondanks schetst Aubenas een hoopgevend beeld van deze werkende armen, die met humor, doorzettingsvermogen en solidariteit weten te overleven aan de onderkant van de samenleving.
Bubi is tien jaar wanneer hij in Basel met zijn ouders en zusje op de trein wordt gezet naar Slovenië, het land waar zijn vader vandaan komt. Zijn vader heeft in de jaren twintig verzuimd het staatsburgerschap aan te vragen en nu worden onder dreiging van de naderende oorlog alle vreemdelingen het land uitgezet. Voor Bubi is de reis een groot avontuur. Hij geniet van alles wat hij om zich heen ziet. Ook de eerste periode van zijn verblijf op het platteland bij familie van zijn vader is opwindend. De nieuwe, primitieve wereld doet denken aan het wilde westen van indianen en cowboys. Maar al gauw verslechteren de omstandigheden. In Ljubljana leert Bubi armoede en honger kennen. Als zijn kostbaarste bezit, een zilveren horloge, wordt nagestuurd uit Basel, bren...gen zijn ouders het naar de lommerd. Hij wordt gepest op school en leert zich op straat te handhaven. Nog grimmiger wordt het wanneer de sirenes loeien, de Heinkels overvliegen en Mussolinis troepen de stad binnenmarcheren.
'De nieuwkomers' is het eerste deel van de briljante herinneringstrilogie van Lojze Kovačič. Met een scherp oog voor menselijke verhoudingen en politieke en sociale ontwikkelingen schetst hij het leven van een jongen aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog in Midden-Europa, waar de herinnering aan de Habsburgse monarchie nog levend is en verschillende nationalistische sentimenten met elkaar wedijveren.
Schrijver Ivo Michiels, die met 'Het boek Alfa' de vader werd van de Vlaamse experimentele roman, is overleden. Eerder dit jaar werd zijn werk nog bekroond met de America Award, ook wel gezien als de alternatieve Nobelprijs voor literatuur, voor zijn levenslange bijdrage aan het internationale schrijverschap.
Michiels zou op 8 januari 2013 negentig jaar geworden zijn. Zijn laatste werk 'Maya Maya', op 8 september voltooid, zal in elk geval op die datum verschijnen. Michiels woonde al vele jaren in de Vaucluse. Hij wordt komende woensdag begraven in Le Barroux.
Geboren als Henri Ceuppens Ivo Michiels werd op 8 januari 1923 in Mortsel geboren als Henri Ceuppens. In 1948 ging hij aan de slag bij de Antwerpse krant Het Handelsblad, eerst als corrector en later als cultuurredacteur. Van 1957 tot 1978 werkte hij bij de uitgeverij Ontwikkeling. Hij was er redacteur van 'Randstad' (1962) en medeoprichter van 'Golfslag' (1946-1950) en 'De Tafelronde' (1953-1960). In de periode 1959-1983 was hij achtereenvolgens redacteur, redactiesecretaris en directeur van het 'Nieuw Vlaams Tijdschrift'.
Als auteur debuteerde hij met de gedichtenbundel 'Begrensde Verten' (1946). Zijn eerste roman ('Het vonnis') schreef hij in 1949. Het vroegste werk van Michiels wordt nog geschreven in een traditionele literaire stijl. Maar vanaf 1957, met de roman 'Het afscheid', evolueerde hij naar meer experimentele proza. Sindsdien wordt Ivo Michiels beschouwd als een formalistisch schrijver, die alle kenmerken van het traditionele verhaal terzijde schuift. Ivo Michiels werd zo een symbool voor "moeilijke literatuur".
Alfa-cyclus Michiels publiceerde twee monumentale romanreeksen. Van 1963 tot 1979 schreef hij de vijfdelige Alfa-cyclus, met daarin 'Het boek Alfa' (1963), 'Orchis militaris' (1968), 'Exit' (1971), 'Samuel, o Samuel' (1973) en 'Dixi(t)' (1979). Van 1983 tot 2001 werkte hij aan 'Journal Brut'. Die cyclus bestaat uit tien delen, met onder andere: 'De vrouwen van de aartsengel' (1983), 'Het boek der nauwe relaties' (1985), 'Vlaanderen, ook een land' (1987), 'Ondergronds bovengronds' (1991), 'Daar komen scherven van' (1995), 'De verrukking' (1999) en 'Mirakelen, Elisabeth, De Mirakelen' (2001).
Ondanks het experimenteel karakter van zijn schrijfsels, werd Michiels als auteur vaak gelauwerd. Hij ontving in 1958 De Arkprijs van het Vrije Woord, voor 'Het Afscheid'. In 1977 kreeg hij de Belgische Staatsprijs voor Verhalend Proza voor 'Een tuin tussen hond en wolf', dat verfilmd werd door André Delvaux. En in 1993 werd zijn oeuvre bekroond met de driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap. Datzelfde jaar ontving hij ook een eredoctoraat van de KU Brussel, voor de "humanitaire inslag van zijn werk".
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen) Categorie:Literatuur in de krant
Vladimir Nabokov - Uitnodiging voor een onthoogding
Vladimir Nabokov (1899-1977) stamt uit een Russicshe aristocratische familie die, met achterlating van al haar bezittingen, in 1917 naar het Westen vluchtte. Nadat Nabokov in de jaren dertig aanvankelijk in Duitsland woonde, week hij later uit naar Parijs. Het feit dat zijn vrouw Véra joodse was speelde daarbij een belangrijke rol. Na het bombardement op Rotterdam van 10 mei 1940 zag Nabokov in dat zijn vrouw en hij ook in Frankrijk niet langer veilig zouden zijn en vluchtte het gezin met een van de laatste boten via de haven van Saint-Nazaire naar Amerika. Het enorme succes van Lolita (1955) maakte hem financieel onafhankelijk. In 1959 verhuisde hij naar Zwitserland. Hij schreef een groot aantal inmiddels klassieke romans, waaronder Puin, De verdediging, Ada en De gave.
Het is een gruwelijk verhaal dat Nabokov hier op dist. Tenminste, waarschijnlijk wel. Maar het is vaak zo eigenaardig dat het helemaal niet gruwelijk lijkt maar voornamelijk grappig. En soms is het weer, juist door zijn absurditeit, extra verschrikkelijk. Het kan voorkomen dat je schaterend zit te lezen hoe iemand het slachtoffer is van verregaande botheid en domheid, waarvoor je je schaamt want dat is niet om te lachen. Tegelijkertijd lijkt lachen de enige mogelijke houding tegenover deze weerzinwekkende onzin - die intussen voor de hoofdpersoon geen onzin is, want hij is er het slachtoffer van. Zowel de lezer als de hoofdpersoon kiezen ervoor om de gang van zaken zo veel mogelijk als een krankzinnige farce op te vatten - met als opvallendste verschil dat de hoofdpersoon zich in die rare wereld bevindt en de lezer er veilig buiten.
We zien Cincinnatus C., zojuist ter dood veroordeeld. Hij zit in zijn kale cel op zijn harde bed, in een hoek hangt de onontkoombare spin en Cincinnatus rilt van angst voor wat komen gaat. Nogal logisch. Daar zwaait de deur open, de cipier komt binnen. Hij biedt de veroordeelde aan om een wals te dansen. Zo gezegd, zo gedaan. Gevangene en bewaker zwieren in het rond, de cel uit de gang op. Daar staan nog andere cipiers, met hondenmaskers op. Het is pas de tweede bladzij van de roman en nu al is de hoofdpersoon ten dode opgeschreven en heeft zijn wereld zich ontpopt als een die onmogelijk de echte kan zijn. Worden mensen dan wel onthoofd in een wereld die niet de echte is? Blijkbaar wel. En ze zijn er ook bang voor, net als in de echte wereld.
Moedig struikelen we de cel van Cincinnatus binnen en leven een paar weken met hem mee. Als dit leven mag heten. We zien hoe de bewaker de spin vertroetelt en hem lekkere insektjes aanbiedt. We zien de pompeuze gevangenisdirecteur met "zijn liefdeloos uitgekozen gezicht' en zijn onhandig gespeelde dubbelrollen van arts en bewaker, die zichzelf aan een stuk door prijst vanwege zijn voortreffelijke zorg voor de gevangene. We zien hoe Cincinnatus de tafel naar het raam schuift om door de tralies te kunnen kijken en we zien ook dat die tafel al jaren lang onwrikbaar aan de vloer vastgeschroefd staat. Cincinnatus' vrouw komt op bezoek en neemt haar hele familie plus al hun huisraad mee. Het dochtertje van de gevangenisdirecteur zinspeelt op een mogelijke ontsnapping maar doet verder niet veel anders dan met ballerinakuiten door de cel rennen, één keer hangt ze zelfs zomaar ineens in de uit het niets te voorschijn gekomen trapeze.
Primo Levi werd geboren in 1919 in Turijn. Hij was chemicus van opleiding. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij gearresteerd als lid van de Anti-Fascistische weerstand en gedeporteerd naar Auschwitz in 1944. Hij schreef over de jaren in het 'dodenkamp' het boek Is dit een mens. Levi dacht na en onderzocht hoe mensen zich gaan gedragen onder extreme onderdrukking, die hij beschrijft als de bodem van het menselijk bestaan. Levi is overleden in 1987.
Eind januari 1945 werd Levi bevrijd uit Monowitz, het werkkamp van IG Farben onder de rook van Auschwitz, waar hij een jaar gevangen had gezeten. Als chemicus behoorde hij tot de categorie 'economisch bruikbare joden' en zo overleefde hij de laatste winter van de oorlog in een laboratorium van de chemie-gigant. Toen hij in oktober 1945, na een bizarre omzwerving door Oost-Europa (waar hij later verslag van deed in Het respijt), terugkeerde bij zijn familie in Turijn, ging hij vrijwel onmiddellijk doen wat hij moest doen: de anderen zijn verhaal vertellen.
Zijn boek Is dit een mens is het uit noodzaak geboren prozadebuut van Levi. Hij schreef het op zijn zesentwintigste. Levi was toen al een gelouterd mens. In het voorwoord schrijft hij over dit boek: 'Het is niet geschreven om nieuwe beschuldigingen aan te voeren; eerder kan het als materiaal dienen om enkele eigenschappen van de mens eens rustig te overdenken.' Een zesentwintigjarige is zojuist teruggekeerd uit de hel en beschouwt zijn ervaringen vooral als 'materiaal om enkele eigenschappen van de mens eens rustig te overdenken'! Bij het lezen ervan word je getroffen door de toon: ingetogen, verstild, zonder een spoor van pathos, zonder zelfmedelijden, haat of wraakzucht.
Maar de beelden staan kennelijk in zijn geheugen gegrift. Heel direct, in de tegenwoordige tijd, en huiveringwekkend exact doet Levi verslag van de cynische mechanismen van het Lager die de gevangenen onverbiddelijk tegen elkaar uitspelen, van de stelselmatige vernietiging van de mens als mens. Maar Is dit een mens is meer dan een beklemmende reconstructie van een pervers laboratorium. Het is ook een onderzoek naar de menselijke overlevingsdrift. Wat dit boek vooral zo indrukwekkend en inspirerend maakt, is dat Levi in deze mensonterende jungle voortdurend op zoek blijft naar restanten van menswaardigheid en menselijke verhoudingen. Zoals in zijn vriendschap met de Italiaanse arbeider Lorenzo waarover hij schrijft: 'Als het enige zin heeft om naar de redenen te zoeken waarom juist mijn leven, onder duizenden net zulke levens, de proef heeft kunnen doorstaan, dan geloof ik dat ik het aan Lorenzo dank dat ik nu in leven ben; niet zozeer om zijn materiële hulp als wel omdat hij me, met zijn aanwezigheid en zijn natuurlijke, vanzelfsprekende goedheid, voortdurend deed voelen dat er nog een rechtschapen wereld buiten de onze bestond, iemand en iets die zuiver en echt waren gebleven, niet verdorven en niet verruwd, vrij van haat en angst; iets dat heel moeilijk te omschrijven was, een verre mogelijkheid van betere dingen, maar waarvoor het de moeite waard was te blijven leven.'
Oblomov (1858) staat bekend als het boek over het meest luie personage ooit. De eerste 150 paginas komt de hoofdpersoon Ilja Iljitsj Oblomov dan ook niet zijn bed uit en hij wil eigenlijk niet lezen, wandelen of bekenden bezoeken zijn dagen zou hij het liefst etend en slapend doorbrengen. Ivan Gontsjarov belichaamde op deze manier de luie landbezitters die 150 jaar geleden de dienst uitmaakten in Rusland.
Pas als de bijzondere Olga op het toneel verschijnt, lijkt Oblomov door de liefde zijn inertie van zich af te schudden en ondernemend en levenslustig te worden. Maar het blijft de vraag of hij dat volhoudt, want is Oblomov simpelweg lui of speelt er meer waardoor hij niet in staat is te veranderen? Is het wel lamlendigheid of is het een tegenzin om te leven? Hij schijnt zich in een apathische toestand te willen begeven om maar niet mee te hoeven doen met alledaagse bezigheden zoals werken of dineren bij vrienden.
Hoe verwerpelijk zijn onwil ook mag klinken, het maakt Oblomov geen verachtelijk persoon. Iedereen zal namelijk momenten van vermijding herkennen waarbij alles wat af moet uitgesteld wordt. Daarnaast heeft Oblomov een goed hart en is zijn zachtaardige natuur bewonderenswaardig. Zo zegt hij nooit iets slechts over de mensen om hem heen, al maken zij misbruik van hem en zijn geld.
Niet alleen Oblomov is een innemend personage; de intelligente Olga maakt eveneens interessante ontwikkelingen door. Met een passievolle vastberadenheid wil zij de redder zijn van Oblomov en hem van een lethargische nietsnut veranderen in een ondernemende intellectueel. Haar rol wordt steeds boeiender naarmate het duidelijker wordt dat zij hem niet kan helpen en nooit gelukkig zal worden met hem.
Zoals veel boeken uit de Russische literatuur kent Oblomov een zware, meeslepende stijl. Vooral de herhalingen vallen op: Gontsjarov vertelt de lezer keer op keer over Oblomovs kamerjas of de bakkebaarden van zijn knecht Zachar. Dat heeft als effect dat de traagheid (of zelfs de stilstand) van het leven van Oblomov en de onwil om daadwerkelijk iets te veranderen benadrukt worden.
Oblomov bekritiseert dus niet alleen luiheid, maar veel meer nog gaat het om de zin van het leven. Ook gaat het over de liefde, met de vrouw als heldin die de taak op zich neemt Oblomov te veranderen. Maar telkens blijft het de vraag of hij wel uit zijn tragische beklemming te redden is en wat zijn lot zal zijn. Deze roman is daarom moeilijk weg te leggen. Daarmee voldoet het aan de aansporing om niet even apathisch te worden als Oblomov, die nooit verder komt dan de eerste paar bladzijden van een boek.
Tadeausz Borawski - Hierheen naar de gaskamers, dames en heren
Kort verhaal over hoe kampbewoners in Auschwitz nieuwe treintransporten helpen ontladen en de mensen naar de gaskamers leiden. Alles om zelf te overleven. Menselijk, maar vreselijk dus. Geschreven in 1948 door kampoverlever Tadeusz Borowski, die in 1951 zelfmoord pleegde met gas.
Dit inmiddels klassieke boek uit 1956 verscheen vorig jaar in een nieuwe Duitse uitgave en deed opnieuw veel stof opwaaien. Dit boek is de vertaling daarvan in de nieuwe serie 'Oorlogsdomein'. Ledig beschrijft de gebeurtenissen die plaatsvinden in een Duitse stad aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. De geallieerde bommenwerpers zaaien dood en verderf en sergeant Jonathan Strenehens wordt aan boord van een bommenwerper geraakt. Hij valt uit het vliegtuig, zijn parachute opent zich en hij komt in Duitse handen terecht, midden in een brandende stad. Wat hij meemaakt, wordt beschreven naast en tussen de ervaringen en lotgevallen van vriend en vijand, burgers in schuilkelders, onderofficieren en officieren enzovoort. Het is een onopgesmukt relaas van een inferno, dat de lezer ademloos in de ban houdt. Ledig, tweemaal gewond in de strijd om Stalingrad, heeft eigen ervaringen in het boek verwerkt. Een radicaal, verbijsterend geschrift, waarin de waanzin van de oorlog duidelijk wordt, maar niet minder de uitwerking van geweld op elk mens.
Saul Frampton - Speel ik met mijn kat of speelt zij met mij
Van de Essays van Michel de Montaigne (1533-1592) wordt wel gezegd dat het het origineelste boek is dat ooit geschreven is. Saul Frampton introduceert deze toegankelijkste en sympathiekste van alle klassieke schrijvers. Montaigne schreef over de meest uiteenlopende onderwerpen: over de geest van dieren, speel ik met mijn kat of speelt ze met mij? , over het belang van vriendschap, reizen en religie, verdriet en ijdelheid, en nog veel meer. Volgens Montaigne gaat het er in het leven niet zozeer om zo veel mogelijk kennis te vergaren, maar te proberen de onvatbare ervaring die het leven is, te accepteren. We moeten niet krampachtig proberen de betekenis vanhet leven te doorgronden we moeten het zelf zin geven. Met Speel ik met mijn kat of speelt ze met mij? laat Saul Frampton zien dat Montaignes gedachtegoed nog steeds springlevend is en ons kan inspireren om de kunst van het leven te verstaan.
Deze eerste grote roman van Paustovskij is een terugblik op zijn jeugd, waarin de kunstenaar zijn eenzaamheid tracht te overwinnen. De romantici, een club van school- en studievrienden, zetten zich af tegen de dominante bureaucratische cultuur van het tsaristische Rusland. Maksimov, het alter ego van Paustovskij, wordt verscheurd tussen zijn jeugdliefde, de eenvoudige Chatidze, en de verwende, languissante actrice Natasja. In de Eerste Wereldoorlog werkt hij als ziekenbroeder aan het front in Polen, waar hij Natasja ontmoet, die er als verpleegster werkt. Later krijgt Maksimov een telegram: Natasja is gestorven aan tyfus.
Over de schrijver:
Paustovskijs vader was statisticus bij de spoorwegen, zijn moeder kwam uit een Poolse familie van intellectuelen. Tijdens zijn gymnasiumtijd in Kiev verliet zijn vader het gezin. Ondanks de financiële problemen die dat met zich meebracht kon Paustovskij toch gaan studeren. Eerst wis- en natuurkunde in Kiev om daarna over te schakelen naar filosofie in Moskou. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moest hij zijn studie afbreken.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Paustovskij als ziekenverzorger aan het Pruisische front en maakte hij de terugtocht van het Russische leger door Polen en Wit-Rusland mee. Nadat hij bericht ontving dat twee van zijn broers waren gesneuveld keerde Paustovskij terug naar zijn moeder, in Moskou. Hij verliet Moskou opnieuw om diverse eenvoudige baantjes te vervullen zoals tramconducteur en visser, onder meer in Jekaterinoslav en Taganrog.
Paustovskij maakte de Russische Revolutie in 1917 mee in Moskou. Na de overwinning van de Bolsjewieken werd hij journalist en verbleef zo in Odessa en Tiflis. In 1930 keerde hij naar Moskou terug en werkte daar onder andere voor de Pravda en diverse vooraanstaande tijdschriften.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was Paustovskij oorlogscorrespondent aan het Zuidelijk front. Van 1948 tot 1955 doceerde hij literatuur aan het Maxim-Gorki-Instituut in Moskou.
In 1965 werd Paustovskij genomineerd voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die zoals (naar algemeen wordt aangenomen) onder druk van de Sovjet-Unie werd toegekend aan de Michail Sjolochov, die meer loyaal was aan het Sovjetregime.
Het meten van de wereld, een filosofische avonturenroman over het leven van twee genieën, is een geraffineerd spel met feit en fictie, en veel humor.
In "Het meten van de wereld" pakken twee mannen, tegen het einde van de achttiende eeuw, onafhankelijk van elkaar, het absurde plan op om de wereld op te meten. De ene, Alexander von Humboldt, baant zich een weg door jungle en woestijn, vaart over de Orinoco, test gif uit op zichzelf, kruipt in de diepste spelonken, beklimt vulkanen en ontmoet kannibalen. De andere, de wiskundige en astronoom Carl Friedrich Gauß, die niet zonder vrouwen kan leven maar zelfs in zijn huwelijksnacht uit bed springt om een formule te noteren, verkrijgt dezelfde meetresultaten, al verlaat hij zelden zijn geboorteplaats. Oud, beroemd en ook een beetje zonderling geworden, ontmoeten ze elkaar in 1828 op een conferentie in Berlijn. Gauß is nog amper uit zijn koets gestegen, of het bekvechten neemt een aanvang.
Sebastiaan Krops is niet erg gelukkig. Hij heeft voortdurend last van duizelingen maar het komt er niet van zijn huisarts te bezoeken, terwijl zijn therapeut hem niet van zijn vele angsten en schuldgevoelens heeft kunnen verlossen. Hij is getrouwd met Martha, maar hun huwelijk stelt weinig meer voor. Hij drinkt te veel. Hij geeft les op een avondschool, waar hij zijn leerlingen de kunst van het romanschrijven tracht bij te brengen, maar zou eigenlijk liever zélf schrijven. Hij snakt kortom naar verandering, al heeft hij geen idee waar die vandaan zou moeten komen. Dan komt op een avond Martha's zus in het gezelschap van haar nieuwe vriend, Barry geheten, bij Sebastiaan Krops en zijn vrouw op bezoek.
Een borrel met Barry, het vierde boek van Christophe Vekeman, is wellicht een van de droevigste komedies ooit in ons taalgebied verschenen.
Een aangrijpend ooggetuigenverslag van een van de joodse gevangenen die werden gedwongen in de gaskamers te werken; een verhaal van onmacht, schuld en de drang tot overleven,
In de vernietigingskampen waren de leden van het Sonderkommando belast met de gruwelijkste taak: het werk in de gaskamers. Joodse gevangenen maakten gedwongen deel uit van deze 'speciale werkploegen' en kregen van de SS de opdracht slachtoffers naar de gaskamers te begeleiden, de ruimtes schoon te maken en de lichamen van de slachtoffers te verbranden, om enige tijd later zelf te worden gedood. De Grieks-Italiaanse jood Shlomo Venezia is een van de zeer weinigen die het Sonderkommando heeft overleefd. Pas na vijftig jaar was hij in staat erover te spreken. In Sonderkommando Auschwitz vertelt hij zijn verhaal, van de deportatie per trein vanuit Griekenland, de selectie bij aankomst in Auschwitz en het werk in het kamp tot de bevrijding en het leven daarna