Oblomov (1858) staat bekend als het boek over het meest luie personage ooit. De eerste 150 paginas komt de hoofdpersoon Ilja Iljitsj Oblomov dan ook niet zijn bed uit en hij wil eigenlijk niet lezen, wandelen of bekenden bezoeken zijn dagen zou hij het liefst etend en slapend doorbrengen. Ivan Gontsjarov belichaamde op deze manier de luie landbezitters die 150 jaar geleden de dienst uitmaakten in Rusland.
Pas als de bijzondere Olga op het toneel verschijnt, lijkt Oblomov door de liefde zijn inertie van zich af te schudden en ondernemend en levenslustig te worden. Maar het blijft de vraag of hij dat volhoudt, want is Oblomov simpelweg lui of speelt er meer waardoor hij niet in staat is te veranderen? Is het wel lamlendigheid of is het een tegenzin om te leven? Hij schijnt zich in een apathische toestand te willen begeven om maar niet mee te hoeven doen met alledaagse bezigheden zoals werken of dineren bij vrienden.
Hoe verwerpelijk zijn onwil ook mag klinken, het maakt Oblomov geen verachtelijk persoon. Iedereen zal namelijk momenten van vermijding herkennen waarbij alles wat af moet uitgesteld wordt. Daarnaast heeft Oblomov een goed hart en is zijn zachtaardige natuur bewonderenswaardig. Zo zegt hij nooit iets slechts over de mensen om hem heen, al maken zij misbruik van hem en zijn geld.
Niet alleen Oblomov is een innemend personage; de intelligente Olga maakt eveneens interessante ontwikkelingen door. Met een passievolle vastberadenheid wil zij de redder zijn van Oblomov en hem van een lethargische nietsnut veranderen in een ondernemende intellectueel. Haar rol wordt steeds boeiender naarmate het duidelijker wordt dat zij hem niet kan helpen en nooit gelukkig zal worden met hem.
Zoals veel boeken uit de Russische literatuur kent Oblomov een zware, meeslepende stijl. Vooral de herhalingen vallen op: Gontsjarov vertelt de lezer keer op keer over Oblomovs kamerjas of de bakkebaarden van zijn knecht Zachar. Dat heeft als effect dat de traagheid (of zelfs de stilstand) van het leven van Oblomov en de onwil om daadwerkelijk iets te veranderen benadrukt worden.
Oblomov bekritiseert dus niet alleen luiheid, maar veel meer nog gaat het om de zin van het leven. Ook gaat het over de liefde, met de vrouw als heldin die de taak op zich neemt Oblomov te veranderen. Maar telkens blijft het de vraag of hij wel uit zijn tragische beklemming te redden is en wat zijn lot zal zijn. Deze roman is daarom moeilijk weg te leggen. Daarmee voldoet het aan de aansporing om niet even apathisch te worden als Oblomov, die nooit verder komt dan de eerste paar bladzijden van een boek.
Tadeausz Borawski - Hierheen naar de gaskamers, dames en heren
Kort verhaal over hoe kampbewoners in Auschwitz nieuwe treintransporten helpen ontladen en de mensen naar de gaskamers leiden. Alles om zelf te overleven. Menselijk, maar vreselijk dus. Geschreven in 1948 door kampoverlever Tadeusz Borowski, die in 1951 zelfmoord pleegde met gas.
Dit inmiddels klassieke boek uit 1956 verscheen vorig jaar in een nieuwe Duitse uitgave en deed opnieuw veel stof opwaaien. Dit boek is de vertaling daarvan in de nieuwe serie 'Oorlogsdomein'. Ledig beschrijft de gebeurtenissen die plaatsvinden in een Duitse stad aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. De geallieerde bommenwerpers zaaien dood en verderf en sergeant Jonathan Strenehens wordt aan boord van een bommenwerper geraakt. Hij valt uit het vliegtuig, zijn parachute opent zich en hij komt in Duitse handen terecht, midden in een brandende stad. Wat hij meemaakt, wordt beschreven naast en tussen de ervaringen en lotgevallen van vriend en vijand, burgers in schuilkelders, onderofficieren en officieren enzovoort. Het is een onopgesmukt relaas van een inferno, dat de lezer ademloos in de ban houdt. Ledig, tweemaal gewond in de strijd om Stalingrad, heeft eigen ervaringen in het boek verwerkt. Een radicaal, verbijsterend geschrift, waarin de waanzin van de oorlog duidelijk wordt, maar niet minder de uitwerking van geweld op elk mens.
Saul Frampton - Speel ik met mijn kat of speelt zij met mij
Van de Essays van Michel de Montaigne (1533-1592) wordt wel gezegd dat het het origineelste boek is dat ooit geschreven is. Saul Frampton introduceert deze toegankelijkste en sympathiekste van alle klassieke schrijvers. Montaigne schreef over de meest uiteenlopende onderwerpen: over de geest van dieren, speel ik met mijn kat of speelt ze met mij? , over het belang van vriendschap, reizen en religie, verdriet en ijdelheid, en nog veel meer. Volgens Montaigne gaat het er in het leven niet zozeer om zo veel mogelijk kennis te vergaren, maar te proberen de onvatbare ervaring die het leven is, te accepteren. We moeten niet krampachtig proberen de betekenis vanhet leven te doorgronden we moeten het zelf zin geven. Met Speel ik met mijn kat of speelt ze met mij? laat Saul Frampton zien dat Montaignes gedachtegoed nog steeds springlevend is en ons kan inspireren om de kunst van het leven te verstaan.
Deze eerste grote roman van Paustovskij is een terugblik op zijn jeugd, waarin de kunstenaar zijn eenzaamheid tracht te overwinnen. De romantici, een club van school- en studievrienden, zetten zich af tegen de dominante bureaucratische cultuur van het tsaristische Rusland. Maksimov, het alter ego van Paustovskij, wordt verscheurd tussen zijn jeugdliefde, de eenvoudige Chatidze, en de verwende, languissante actrice Natasja. In de Eerste Wereldoorlog werkt hij als ziekenbroeder aan het front in Polen, waar hij Natasja ontmoet, die er als verpleegster werkt. Later krijgt Maksimov een telegram: Natasja is gestorven aan tyfus.
Over de schrijver:
Paustovskijs vader was statisticus bij de spoorwegen, zijn moeder kwam uit een Poolse familie van intellectuelen. Tijdens zijn gymnasiumtijd in Kiev verliet zijn vader het gezin. Ondanks de financiële problemen die dat met zich meebracht kon Paustovskij toch gaan studeren. Eerst wis- en natuurkunde in Kiev om daarna over te schakelen naar filosofie in Moskou. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moest hij zijn studie afbreken.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Paustovskij als ziekenverzorger aan het Pruisische front en maakte hij de terugtocht van het Russische leger door Polen en Wit-Rusland mee. Nadat hij bericht ontving dat twee van zijn broers waren gesneuveld keerde Paustovskij terug naar zijn moeder, in Moskou. Hij verliet Moskou opnieuw om diverse eenvoudige baantjes te vervullen zoals tramconducteur en visser, onder meer in Jekaterinoslav en Taganrog.
Paustovskij maakte de Russische Revolutie in 1917 mee in Moskou. Na de overwinning van de Bolsjewieken werd hij journalist en verbleef zo in Odessa en Tiflis. In 1930 keerde hij naar Moskou terug en werkte daar onder andere voor de Pravda en diverse vooraanstaande tijdschriften.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was Paustovskij oorlogscorrespondent aan het Zuidelijk front. Van 1948 tot 1955 doceerde hij literatuur aan het Maxim-Gorki-Instituut in Moskou.
In 1965 werd Paustovskij genomineerd voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die zoals (naar algemeen wordt aangenomen) onder druk van de Sovjet-Unie werd toegekend aan de Michail Sjolochov, die meer loyaal was aan het Sovjetregime.
Het meten van de wereld, een filosofische avonturenroman over het leven van twee genieën, is een geraffineerd spel met feit en fictie, en veel humor.
In "Het meten van de wereld" pakken twee mannen, tegen het einde van de achttiende eeuw, onafhankelijk van elkaar, het absurde plan op om de wereld op te meten. De ene, Alexander von Humboldt, baant zich een weg door jungle en woestijn, vaart over de Orinoco, test gif uit op zichzelf, kruipt in de diepste spelonken, beklimt vulkanen en ontmoet kannibalen. De andere, de wiskundige en astronoom Carl Friedrich Gauß, die niet zonder vrouwen kan leven maar zelfs in zijn huwelijksnacht uit bed springt om een formule te noteren, verkrijgt dezelfde meetresultaten, al verlaat hij zelden zijn geboorteplaats. Oud, beroemd en ook een beetje zonderling geworden, ontmoeten ze elkaar in 1828 op een conferentie in Berlijn. Gauß is nog amper uit zijn koets gestegen, of het bekvechten neemt een aanvang.
Sebastiaan Krops is niet erg gelukkig. Hij heeft voortdurend last van duizelingen maar het komt er niet van zijn huisarts te bezoeken, terwijl zijn therapeut hem niet van zijn vele angsten en schuldgevoelens heeft kunnen verlossen. Hij is getrouwd met Martha, maar hun huwelijk stelt weinig meer voor. Hij drinkt te veel. Hij geeft les op een avondschool, waar hij zijn leerlingen de kunst van het romanschrijven tracht bij te brengen, maar zou eigenlijk liever zélf schrijven. Hij snakt kortom naar verandering, al heeft hij geen idee waar die vandaan zou moeten komen. Dan komt op een avond Martha's zus in het gezelschap van haar nieuwe vriend, Barry geheten, bij Sebastiaan Krops en zijn vrouw op bezoek.
Een borrel met Barry, het vierde boek van Christophe Vekeman, is wellicht een van de droevigste komedies ooit in ons taalgebied verschenen.
Een aangrijpend ooggetuigenverslag van een van de joodse gevangenen die werden gedwongen in de gaskamers te werken; een verhaal van onmacht, schuld en de drang tot overleven,
In de vernietigingskampen waren de leden van het Sonderkommando belast met de gruwelijkste taak: het werk in de gaskamers. Joodse gevangenen maakten gedwongen deel uit van deze 'speciale werkploegen' en kregen van de SS de opdracht slachtoffers naar de gaskamers te begeleiden, de ruimtes schoon te maken en de lichamen van de slachtoffers te verbranden, om enige tijd later zelf te worden gedood. De Grieks-Italiaanse jood Shlomo Venezia is een van de zeer weinigen die het Sonderkommando heeft overleefd. Pas na vijftig jaar was hij in staat erover te spreken. In Sonderkommando Auschwitz vertelt hij zijn verhaal, van de deportatie per trein vanuit Griekenland, de selectie bij aankomst in Auschwitz en het werk in het kamp tot de bevrijding en het leven daarna
Charlotte Roche schreef met Vochtige streken een uitgesproken roman, met in de hoofdrol een even openhartige als kwetsbare heldin. Vooruitstrevend en expliciet, maar ook dapper en ontroerend.
Hygiëne wordt door mij met een kleine letter geschreven.
Na een mislukte poging om haar intieme delen te scheren, ligt de achttienjarige Helen op de afdeling interne geneeskunde van het Maria Bijstand Ziekenhuis. Ze koestert de hoop dat haar gescheiden ouders aan haar ziekbed nader tot elkaar komen en met dit doel voor ogen probeert zij haar verblijf in het ziekenhuis zo lang mogelijk te rekken. Omgeven door medische instrumenten en zoemende machines overdenkt ze op onverbloemde wijze de uitzonderlijke gaven van het vrouwelijk lichaam. In Vochtige streken komen de laatste taboes van ons tijdperk aan bod. Moedig, radicaal en provocatief rebelleert Charlotte Roche tegen hygiënegekte, de steriele esthetiek van de vrouwenbladen en de gestandaardiseerde omgang met seksualiteit en het vrouwelijk lichaam. Vochtige streken heeft in Duitsland veel opschudding veroorzaakt en een debat over de vrouwelijke seksualiteit op gang gebracht. Al binnen enkele maanden na verschijning gingen er van deze spraakmakende roman meer dan zevenhonderdduizend exemplaren over de toonbank.
Vuurtorenwachten is een roman over de wisselvalligheid van het lot over pratende vogels en gestolen boeken, over Darwin en Stevenson, over de Jekyll en Hyde die we allen in ons dragen, over het meisje Silver en over de vuurtorens die ons uiteindelijk de weg wijzen.
Enkele jaren geleden werd Chris de Stoop opgezocht door de jonge, mysterieuze Nina H., die hem overlaadde met dossiers. Zij vertelde hem over een complot, waar de regering van België bij betrokken zou zijn, ten tijde van de genocide in Rwanda, Chris de Stoop was daar in 1994 en hij maakte mee hoe de Belgische regering haar troepen terugtrok en de moordenaars ongestraft liet begaan. Het relaas van Nina H. voert de auteur ook terug naar het schokkende verhaal van zijn Nonkel André, die in het België van de jaren vijftig werd overgeleverd aan de meest barbaarse praktijken van de psychiatrie. Met Het complot van België brengt Chris de Stoop opnieuw een ontluisterend en waargebeurd verhaal, dat tegelijk de ogen opent voor een cultuur van paranoia en complottheorieën. Een genadeloos en soms hartverscheurend boek dat nog lang in je brein blijft ronddwalen.
Midden in een les verlaat de leraar Raimund Gregorius het klaslokaal. Opgeschrikt door het plotselinge besef dat de tijd hem door de vingers glipt, laat hij zijn geordende leven achter zich en vertrekt hij nog diezelfde nacht met de trein van Bern naar Lissabon. De aanleiding voor deze drastische stap is een boek dat hij bij toeval in handen heeft gekregen. Het is van Amadeu de Prado, een Portugese arts die zo indringend schrijft over de diepste ervaringen in het leven van de mens, dat Gregorius er niet meer van loskomt. In Lissabon gaat hij op zoek naar sporen van Prado en komt hij in contact met mensen wier leven vervlochten is geweest met dat van deze raadselachtige man. Stukje bij beetje vormt Gregorius zich een beeld van hem. Hij wil weten wat het is om Prado te zijn en hoopt zo te ontdekken hoe hij zijn eigen leven moet leiden en welke wending hij eraan kan geven om een ander mens te worden. In Nachttrein naar Lissabon leidt Pascal Mercier zijn hoofdpersoon en de lezer naar de fundamentele vragen van het menselijk bestaan. Kunnen wij zelf de loop van ons leven bepalen, en wat zou er gebeuren als we het mochten overdoen? Wat betekent het een ander mens werkelijk te kennen? En is het eigenlijk wel mogelijk onszelf te kennen?
De personages in deze prachtige roman komen zo tot leven dat de lezer ze bijna hoort praten en kan aanraken. In hun zoeken en twijfelen, in hun moed en volharding zijn ze ontroerend, en aan het einde van het verhaal is het alsof de lezer ze persoonlijk heeft ontmoet.
De publicatie in 1947 verwekte schandaal. Als een zorgvuldig beraamde aanslag op het Schone & Verhevene is het boek een waardige opvolger van Louis-Ferdinand Célines "Voyage au bout de la nuit". Vandaag geldt 'Mijn kleine oorlog' als een hoogtepunt in de Nederlandse literatuur.
De studente Engels Ariel Manto, bezig met een proefschrift over gedachte-experimenten, is gefascineerd door het werk van de obscure negentiende-eeuwse filosoof Thomas Lumas. Als ze de hand kan leggen op een zeldzaam boek van hem getiteld The End of Mr. Y aarzelt ze dan ook geen moment en koopt het. Op de dag dat zijn boek verscheen, is Lumas gestorven, net als alle mensen die met het boek te maken hadden. Om die reden twijfelt Ariel ook over of ze het boek wel zal gaan lezen, want er wordt gezegd dat er een vloek op rust en dat iedereen die het boek leest net als de schrijver zal verdwijnen. Dit is ook gebeurd met één van haar docenten die onderzoek deed naar Lumas. Ariel kan haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en gaat het boek lezen met alle gevolgen van dien. Zo komt ze er bijvoorbeeld achter dat er twee bladzijden ontbreken. Als ze deze bladzijden vindt (in de spullen van de verdwenen docent) en het recept gaat maken dat beschrijft hoe je gedachten kunt lezen, beginnen de problemen pas echt. Ze komt o.a. in de gedachten van een muis en van haar buurman. Ook wordt ze bedreigd door mannen die haar boek willen om het recept te kunnen bemachtigen en te verkopen. Tenslotte krijgt ze de opdracht om terug te gaan in de tijd en op die manier het een en ander te veranderen. Dat doet ze en uiteindelijk komt ze voor de keuze om terug te gaan naar de echte wereld of te blijven in de gedachtewereld.
De twaalfjarige Paloma Josse, dochter van een welgestelde, linkse familie uit Parijs, wil niet het vissenkomleven leiden waarvoor ze in de wieg lijkt te zijn gelegd en besluit op haar dertiende verjaardag zelfmoord te plegen. Het halve jaar dat ze nog voor de boeg heeft wil ze gebruiken om na te gaan of het leven wellicht toch nog zin heeft. In het Parijse appartementengebouw waar ze woont komt ze in contact met enkele bewoners: twee keurige dames met elkaar bespringende hondjes; een rijke Japanse weduwnaar; en vooral de 57-jarige Renée Michel, de conciërge van het gebouw, die zich met haar slonzige voorkomen voordoet als een echte, clichématige conciërge, maar die zich in werkelijkheid interesseert voor filosofie, literatuur en Hollandse stillevens. Als Paloma het geheim van de oudere vrouw doorheeft, voelt ze zich tot haar aangetrokken. Ze begrijpt dat het mogelijk is haar levenslot te veranderen. Maar of dat voldoende is om haar van haar dreigende voornemen af te houden? Elegant als een egel is een prachtige filosofische roman, geschreven in een intelligente, geestige, gevoelige en bij vlagen dichterlijke stijl. In Frankrijk was het boek een ongelooflijk en langdurig succes: er zijn bijna een miljoen exemplaren van verkocht.
Vaste grond onder je voeten hebben is een veilig gevoel, maar als die grond opeens dreigt weg te vallen, kan dat heel nare gevolgen hebben. De zes verhalen in deze bundel exploreren de psychologische gevolgen die een aardbeving teweeg kan brengen, zelfs als zij ver weg gebeurt. De hoofdpersonen zien vaak geen uitweg in hun bestaan, maar zij zijn allemaal Gods kinderen, ook de reusachtige kikker die Tokyo voor een zekere vernietiging behoedt. In Na de aardbeving is Murakami op zijn absurde, grappige, ontroerende best.
'Denken heeft niets te maken met het innemen van standpunten, eerder met het verlaten ervan. Denken betekent: in beweging komen, verharde tegenstellingen soepel maken. Wie een standpunt inneemt wordt in een oorlogszuchtige rol gedwongen. Op dát punt is hij gaan staan, nu zal hij het voor geen geld meer verlaten. In deze veelzijdige bundel schetst Cyrille Offermans de lotgevallen van de moderne intellectueel, van diens geboorte uit de geest van het achttiende-eeuwse essayisme tot zijn kwijnende bestaan in onze dagen. Kan de moderne intellectueel zich nog spiegelen aan Rodins Penseur? Moet hij vuile handen durven te maken? Behoort het tot zijn verantwoordelijkheden het doorgaan van praatprogramma's te bevorderen? Geïnspireerd door een viertal voorbeeldige denkers - Denis Diderot, Friedrich Nietzsche, Hans Magnus Enzensberger, Peter Sloterdijk - schrijft Offermans over opvoeding en onderwijs, filosofie en politiek, literatuur en beeldende kunst. De apotheose van dit boek is een vijfdelig gefingeerd interview, een even lichtvoetige als scherpzinnige dialoog in het spoor van Diderot, waarin de vraag aan de orde komt wat het begrip intellectueel aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog kan betekenen. Door de gebeurtenissen van 11 september wordt die kwestie onverwachts op scherp gesteld. Kinderen moeten niet worden bang gemaakt voor het leven, ze moeten er zin in krijgen. Dat is zo ongeveer alles. Ze moeten ervaren dat leven iets anders is dan zure plicht en treurig zelfverbruik. Het ideaal is: zonder argwaan de wereld in - zonder rancune weer naar huis.'
Hoe praktisch kan filosofie zijn? Paul Wouters presenteert zeven filosofische benaderingen als denkgereedschap om praktische problemen te lijf te gaan. Ieder werktuig vertegenwoordigt een bepaalde filosofische traditie:
hamer en beitel: wezendenken, metafysisch realisme
winkelhaak: transcendentale methode
koevoet: dialectiek
de blote hand: fenomenologie
decoupeerzaag: analytische methode
schroefboormachine: hermeneutiek
de werkende mens: deconstructie.
Het zijn zeven fundamenteel verschillende manieren van omgaan met problemen die onze cultuur heeft opgeleverd.
Hoe kun je, ondanks al je beperkingen, een vreugdevol leven leiden? Een indringende vraag voor Alexandre Jollien, een jonge Zwitserse filosoof die met een motorische stoornis ter wereld kwam. Grote denkers zoals Boëthius, Epicurus en Schopenhauer leerden hem niet alleen hoe een mens met zijn beperkingen kan omgaan, maar ook dat het leven, ondanks alle tegenslagen, heel erg de moeite loont. Die boodschap heeft van zijn boeken in het Franse taalgebied grote bestsellers gemaakt. In Blijdschap als levenskunst schrijft Jollien, als een moderne Boëthius, brieven over zijn zoektocht naar het geluk. Hij richt die aan Vrouwe Filosofie, aan de Dood en aan zes grote denkers, onder wie drie uit ons taalgebied: Erasmus, Spinoza en Etty Hillesum. De brieven doen verslag van zijn persoonlijke zoektocht, en leren ons hoe we, ondanks de beperkingen die we allemaal ervaren, gelukkig kunnen zijn.
Een succesvol journalist en overlevende van de holocaust stapt van een New Yorkse stoep en wordt geraakt door een taxi. Balancerend op het randje tussen leven en dood, denkt hij na over de historische tragedie die hemzelf, zijn familie en zijn volk overkwam. Met dit meesterlijke portret, gebaseerd op de gedachten, dagdromen en herinneringen van één man, keert Wiesel terug naar de vragen die hem ook in zijn andere werk bezighouden: wat betekent het om de ondergang van je eigen volk te overleven? Hoe leeft de holocaust door in het karakter van een moderne jood? En kun je wel vasthouden aan je geloof als je eenmaal bent blootgesteld aan bloedbaden en massavernietiging?
Dag is het krachtige slot van Wiesels klassieke holocausttrilogie, waarvan de delen Nacht en Dageraad recent bij J.M. Meulenhoff zijn verschenen.