Imagooh! kaderde in de kunstenroute FantasMa 08. Vanaf november 2008 wil ik mijn blog op onregelmatige basis een ruimere invulling geven.Veel leesplezier gewenst! Reacties zijn altijd welkom.
Hier kunt u het antwoord van Stefan Hertmans lezen.
Geachte Marita Vande Broek,
Mijn grote dank voor uw prachtige lezersreactie op mijn boek.
Nur der Unglückliche schreibt maar dit keer ook gewoon de dankbare.
Het
is een feit dat het boek de grote Wiedergutmachung moest zijn voor het
laten vallen van het uurwerk - symbool voor mijn grootvaders tijd.
Een
gebroken tijd die ik dan, als een goede uurwerkmaker, moest herstellen,
met alle radertjes op de juiste plaats, door het schrijven van het
boek..
Ik ben erg verheugd dat u het boek zo graag hebt gelezen.
Hartelijke groet,
Stefan Hertmans
07-11-2014
Oorlog en terpentijn
Beste bezoeker,
Hieronder vindt u de brief die ik aan Stefan Hertmans in maart 2013 schreef. In een volgend bericht laat ik u zijn antwoord zien.
Geachte heer Hertmans,
In het inleidend deel I van Oorlog en terpentijn schrijft u - ik parafraseer en citeer - dat u de schriften van uw grootvader lang hebt bewaard en gesloten hebt gehouden. U besefte echter dat naar aanleiding van de honderdjarige herdenking van WO I er vele boeken zouden verschijnen en dat u het verhaal moest laten verschijnen vóór lezers zich geeuwend zouden afkeren van alweer een boek over de Groote Oorlog.
Ik heb uw boek in augustus 2013 gekocht en het met veel empathie en bewondering gelezen.
U hebt het ruwe materiaal, de schriftjes van uw grootvader, grondig bewerkt en er veel vooruitwijzingen, bijzondere verbanden en diepere betekenissen in aangebracht.
De roman is een aangrijpende zoektocht geworden naar een particulier leven dat samenvalt met een verschrikkelijke tragiek, die de Groote Oorlog heeft veroorzaakt.
In het tweede deel - het enige deel dat een titel draagt - baseert u zich zeer sterk op de nagelaten schriftjes. Als lezer ervaar je bijna zelf het schokkend relaas van het frontleven. Chapeau voor u maar ook chapeau voor Urbain Martien!
Voor mij hebt u op een meeslepende en ontroerende wijze de roman naar een mooi hoogtepunt gebracht. Daar waar het verhaal in de cahiers ophoudt, begint u te putten uit familieverhalen, gesprekken, eigen zoektochten, soms letterlijk te velde. Vaak deed u die queeste in het gezelschap van uw zoon. Ik heb dit geïnterpreteerd als een soort intergeneratief vervolg van een bijna mythisch verhaal. Maar die evolutie krijgt ook een slot, waardoor de cyclus opnieuw kan beginnen.
Ik zie in de roman ook een soort Wiedergutmachung van u aan uw grootvader. U kreeg ooit het zakhorloge van hem cadeau en u liet het heel stuntelig kapotvallen - net dàt horloge dat de ganse oorlog had doorstaan. Het uiteenvallen van het zakhorloge heeft u m.i. met een bijna levenslang schuldgevoel opgezadeld dat u nu hebt afgelost door deze roman te schrijven. Nur der Unglückige schreibt. Of klopt dat niet?
Tot slot: u hebt op het moment dat de Groote Oorlog volop in de belangstelling kwam te staan van de gelegenheid gebruik gemaakt om er een schitterend boek van te smeden. U hebt het ijzer op het juiste moment in het vuur gelegd, waarvoor mijn dank en appreciatie!
28-09-2014
Transhumanisme en identiteit
Tijdens de tentoonstelling FanTasMa08 toonde ik bij mijn project imagooh! de eerste transhumane Maaslander, en bij uitbreiding de eerste transhumane mens voor.
Het beeld werd gecreëerd door Eddie Symkens. ( Voor verdere info over mijn totaalproject imagooh!, zie beneden)
De idee van de mens die zichzelf veredelt via implantaten van nanomonitoren schrikt nogal wat mensen af.
Tijdens gesprekken hierover doemen dan wel eens Frankenstein-achtige doemscenarios op.
In een doortimmerd stuk in NRC Handelsblad van 1 augustus 2008 schrijft de filosoof Marcel Zuijderland hierover.
Ik probeer het stuk samen te vatten.
De nieuwe biotechnologische middelen zouden kanker, AIDS en Alzheimer kunnen voorkomen, en wie zou daar tegen kunnen zijn?
Van alles wat zelfbehoud en welzijn verhoogt, is er immers nooit te veel. Als de mogelijkheden van de gentechnologie eindeloos zouden zijn, komen we dan niet tegen een natuurlijke grens aan die aangeeft dat we moeten ophouden?
Waarschijnlijk niet.
We staan vrij om de regie van ons zelfbehoud en welzijn zèlf te voeren en te vergemakkelijken, omdat de menselijke genenkaart fundamenteel toevallig is.
De genenkaart is het resultaat van toevallige mutaties en op die manier zijn we aan geen enkel voorschrift gebonden om de kaart in zijn huidige vorm te bewaren.
En al helemaal niet waar het onze biologische beperkingen - ziekte, veroudering en dood - betreft.
We zijn ook aan geen enkel voorschrift gebonden wat betreft om ons menselijk niveau van mentaal en fysiek presteren betreft.
Evolutionair gezien hebben we carte blanche om het ontwerp van onze genenkaart zelf ter hand te nemen. De technologie moet het natuurlijk wel mogelijk kunnen maken .
Er is het degelijk gefundeerd rapport Converging Technologies for Improving Human Performance uit 2003 dat door de Amerikaanse NSF(National Science foundation) en het DOC (Department of Commerce) is samengesteld en volgens dit rapport lukt dit steeds beter.
Het rapport doet voorspellingen over resultaten die de integratie van bio-, nano-en informatietechnologie de komende twintig jaar kunnen geven.
Ze hebben het in hun rapport over implantatie van bv. naomonitoren die ziektes in een vroeg stadium detecteren en behandelen.
Over moleculaire protheses voor cellen , maar ook over brain-to-brain communicatie.
Het is een kleine greep uit een breed scala aan revolutionaire toepassingen.
NSf en DOC zijn gerespecteerde instellingen en van hen hoef je geen loze en wilde speculaties te verwachten.
De ontwikkelingen die zij schetsen zijn reële mogelijkheden waarvan de economische, medische voordelen zo groot zijn dat ze niet meer kunnen afgeremd worden.
Nu al bestaan er privéklinieken voor cel-en gentherapie.
Er zullen er nog volgen! Eerst alleen betaalbaar voor miljonairs. Later ook voor de gewone man.
De zich veredelende mens is de toekomst, maar tegen welke prijs?
Moeten ingrepen die veroudering tegengaan, die mensen met insomnia helpen te slapen dan ook moeten worden aangemoedigd ?
Of ingrepen waarvan je slimmer en sterker wordt, waar je scherper zintuigen van zou krijgen?
Waarschijnlijk wel.
Toen de mens voor het eerst een werktuig ter hand nam om zijn vermogens te verbeteren en gebreken te compenseren ( denk eens aan de bril), zette hij al een eerste stap naar symbiose met techniek.
Door het toeval uit te schakelen, verbond hij zich aan de techniek.Nu zitten we in een fase waarin mens en techniek zo sterk met elkaar zijn verweven dat we ze als een co-existente levensvorm kunnen gaan beschouwen.
Mensen die de Frankenstein-achtige scenarios zien, lijden aan de angstvisioenen van vooruitgangspessimisten.
Zuijderland ziet vooral de toegenomen vrijheid.
Hij besluit :
Met ons streven naar zelfverbetering en zelfbeschikking zullen we met zijn allen langer, gezonder en beschaafder worden.
We zitten hierdoor in een avontuur dat nooit zal eindigen.
Wie gelooft in het oplossend en aanpassend vermogen van de mens, ziet zijn versmelting met de techniek in goed vertrouwen tegemoet.
Mijn besluit : Als ik met behulp van de nanotechnologie eindelijk beter zou slapen, sta ik op de eerst rij voor een ingreep!
En dan dit nog:
'De eerste half mens, half robot ter wereld': zo noemt de Britse professor Kevin Warwick zich.
Hij liet al twee keer een chip implanteren, zodat hij zijn gedachten en gevoelens kan overbrengen op een computer.
'Ik wil het licht kunnen aandoen of mijn auto kunnen starten, gewoon door eraan te denken', zegt de eerste menselijke cyborg.
Wie denkt dat professor Warwick een knotsgekke fantast is, vergist zich.
Kevin Warwick is professor in de Cybernetics aan de Universiteit van Reading in Engeland en geniet internationaal aanzien.
Hij doet onderzoek naar artificial intelligence, robotica en biomedical engineering.
Hij startte zijn academische loopbaan aan Aston University en heeft sindsdien baanbrekend werk verricht in onder andere London en Oxford.
Hij ontving diverse eredoctoraten en academische prijzen.
Hij liet tien jaar geleden voor het eerst een chip inplanten.
Hoe kwam hij op dat idee?
Hij wou een zesde zintuig, zoals dolfijnen en vleermuizen dat hebben. Zij kunnen ultrasonische signalen opvangen. Warwick liet een chip met sensor aanbrengen en hij kon zich via een draadje - dat uit zijn arm kwam - in de computer inpluggen.
Als een voorwerp dicht bij hem kwam, ontving zijn brein een impuls.
Hij voelde het kriebelen en kon het voorwerp detecteren. Dit kan handig zijn om in het donker je weg te vinden. Zijn zenuwstelsel werd dus op een computer aangesloten.
Hij kon ook zijn gedachten overbrengen op de computer.
Als hij zijn hand wou openen, dan opende de robothand die op de computer was aangesloten zich ook -zelfs aan de andere kant van de wereld.
Standaardbewegingen, maar wel spectaculair.
Voor iemand die een hand verloren heeft, is het systeem heel handig. Die persoon kan een artificiële hand hebben die hij direct kan bewegen via zijn brein. En als iemand die artificiële hand aanraakt, dan kan hij dat ook voelen.
Irena, de vrouw van Warwick, liet ook een chip inplanten.
Zij was wel bang dat het zou infecteren of dat de computer foute informatie naar haar hersenen zou sturen en dat ze gek zou worden. Dat is niet gebeurd.
Het was namelijk mogelijk dat een halve gare via de computer hun breinen zou beschadigen.
Warwick wou dat Irena zijn gedachten kon lezen.
Dat lukte niet helemaal.
Maar wanneer zij dacht: ik knijp drie keer mijn hand dicht, dan voelde Warwick drie trillingen. Je kan het vergelijken met elektrische schokken.
Een persoonlijk voordeel: mijn geliefde en ik zouden niet meer naar elkaar moeten bellen om iets te vertellen. En apparaten besturen: als ik hier in Maaseik wil dat het licht uitgaat in Aldeneik, dat ik dat dan kan door eraan te denken
Toelichting bij de start van mijn project imagooh! anno 2008:
Het is me de afgelopen jaren steeds vaker opgevallen dat steden en regios in Europa zich bij het publiek promoten door een logo tot vervelens toe te herhalen.
Jongens en meisjes uit de afdeling marketing noemen het branding.
Een eenvoudig beeld of een slogan moet bij de kijker onmiddellijk het product oproepen.
Die visie wordt echter niet alleen toegepast op bier en zeep, maar ook op geografisch afgebakende streken en hun bewoners.
De reductie van het Hageland of de Kempen tot een product en tot een steriel logo - is me een huiver. Een regio heeft veel verborgen facetten die in zon benadering niet alleen vergeten worden, maar zelfs definitief in de vergeetput verdwijnen.
Daar hoop ik de Maaskant met imagooh! voor te behoeden.
Ter gelegenheid van FantasMa 08 wil ik daarom het Zeer Hoog Instituut voor Maaslandse Identiteit oprichten, verder ZHIMI genoemd. Dat instituut heeft de opdracht om de culturele identiteit van het Maasland en haar bewoners eigenzinnig te onderzoeken. Op basis van die kennis kan het imago van de streek tussen Lanaken en Kessenich dan verrijkt en verdiept worden. Het ZHIMI is gevestigd in de kaduke schuur aan de Leugenbrugweg 20 te Aldeneik.
Het organigram heeft een simpele structuur: ik ben directrice, secretaresse, poetsvrouw, en doe het economaat.
Kortom, ik, M.H.I. Clemens, bén het instituut.
Ook de basis voor het onderzoek is simpel en kan terug gebracht worden tot drie vragen, waarin de kern van het Maasland en haar bewoners vervat zit :
Woeë kómme wieë van aaf?
Waem zeen wieë?
Woeë goeën wieë noa tów?
Zoals vaker blijkt, kunnen de vragen eenvoudig worden geformuleerd, maar zijn de antwoorden verre van voor de hand liggend. Terugvallend op de oude vorm van de triptiek, ach wat waren die duistere Middeleeuwen toch helder en inzichtelijk, probeer ik een voorlopig antwoord te formuleren.
De installatie imagooh! is samengesteld uit drie kamers die zich naast elkaar bevinden in de binnenlocatie van Fantasma 08.
In de eerste ruimte zullen vele parafernalia te bekijken zijn die verwijzen naar het verleden van het Maasland. Het moet een lieu de mémoire worden van de regio.
In al de attributen en kleinodiën die daar kriskras gestapeld liggen, een herinnering aan eeuwen Mosaanse geschiedenis, zit het cultureel geheugen van de streek verweven en gegoten.
Misschien zou men in deze kamer een voorzichtige aanzet kunnen zien van de Maaslandse canon, een kabinet met onderdelen waar de regionale identiteit uit geconstrueerd is.
Dat onderdeel vormt ook het eerste luik van de Maaslandse eigenheid.
In de tweede ruimte heeft het ZHIMI, eigenlijk een kenniscentrum, onderdak gevonden.
Vanuit het instituut zullen diverse initiatieven genomen worden om de hedendaagse identiteit van de regio te onderzoeken.
Daarin kunnen de bewoners een belangrijke en ondersteunende rol spelen.
Aan de hand van affiches, waarop de drie vragen in het dialect als karbonkels oplichten, wordt de thematiek in het hele Maasland onder hun aandacht gebracht.
De affiche effent het pad naar een bijzondere vragenlijst waem zeen wieë? die iedereen kan, mag, zou moeten invullen.
De antwoorden van die lijst worden in het ZHIMI verwerkt tot een overzichtelijk eindresultaat waarin culturele en psycho-logische eigenschappen van de Maaslander tot uiting komen.
Ik omschrijf dit onderdeel van imagooh! als een sociale sculptuur.
Andere initiatieven van het ZHIMI worden later op een weblog en op de site van Elementum vzw meegedeeld.
De derde kamer tenslotte zal volledig gewijd zijn aan de toekomst van het Maasland en haar bewoners.
Waarschijnlijk zal hier de eerste transhumane inwoner van de regio worden voorgesteld.
Met dat beeld én het ZHIMI én de canon geeft dit seculiere drieluik een volledig overzicht van de Maaslandse identiteit.
Verder hoop ik met imagooh! een tipje van de sluier op te heffen die over de trits ik, wij en zij hangt.
Rond die drie persoonlijke voornaamwoorden, en de Tijd zweeft de identiteit als een vage nevel boven de Maasvallei.
Maar misschien is alles slechts een fantasma?
Of staan we toch aan het begin van een tweede Renaissance in het Maasland?
M.H.I.Clemens
Maaseik, 18 maart 20008
Korte biografie
Clemens is een pseudoniem, maar ook de familienaam van mijn moeder.
Als Latijns begrip betekent clemens zacht, mild, toegeeflijk...
De voorletters M., H. en I. worden niet ingevuld.
Imagooh! is mijn eerste installatie in de wereld der kunsten. Noem me dus gerust een outsider.
In de gewone wereld probeer ik op werkdagen tussen 8 en 16 uur kinderen voor dislectio te behoeden.
Oh ja, ik ben een inwijkeling, geine echte Maeslènjer...
27-09-2014
Elementaire deeltjes
Beste bezoeker,
Binnenkort bespreken we in de leesclub het controversiële boek "Elementaire deeltjes" van Michel Houllebecq. Het boek is moeilijk samen te vatten.
Alleszins is de term 'transhumanisme' hier van toepassing.
Hierover heb ik in het verleden reeds enkele berichten op mijn blog gezet. Als u die nog eens wenst na te lezen, gebruik dan de zoekfunctie, tik bv transhumane mens in en u komt er meteen bij uit!
Was ik in 2008 ook een ziener, zoals...?
13-05-2014
Antigone
Beste bezoeker
Sinds enkele jaren ben ik lid van een leesclub.
Het laatste werk dat we lazen en bespraken was de tragedie ' Antigone' van Sophocles, nog steeds brandend actueel.
Hierover wil ik meer gaan berichten.
U ziet een tekening van Jean Anouilh die Antigone en Kreoon voorstelt en meteen een schitterende samenvatting is van de tragedie.
19-02-2014
Koning Leopold I en de Gebroeders Van Eyck
Beste bezoeker,
Ik heb hier het geïllustreerd receptenboek 'Koken met Van Eyck' bij me liggen. Het boek is stijlvol vormgegeven en samengesteld door Isabelle Kraewinkels, beter bekend als Mouche. Er staan recepten in die o.m. gebruikt werden voor het groot banket dat aan koning Leopold I en zijn entourage aangeboden werd. Het receptenboek is te koop bij de toeristische dienst van de stad Maaseik.
Ik haalde er ondermeer volgende randinformatie uit die ik graag met jullie wil delen..
Koning Leopold I werd uitgenodigd om op drie september 1864 het standbeeld van de gebroeders Van Eyck te komen inhuldigen in Maaseik. Met het vergrootglas in de hand heb ik de affiche van '28 july 1864' proberen te ontcijferen. Op die programma-affiche die toen verspreid werd staat o.a.:
"STAD MAASEYCK (let op de drie laatste letters) Inhuldiging van het standbeeld der Gebroeders Jan en Hubrecht Van Eyck uitvinders der olieverw-schildering
PROGRAMMA DER FEESTEN Het kollege van Burgemeester en Schepenen der stad Maaseyck, Gezien de beslissing des Gemeente- Raeds en op voorstel der inrigtende Komissie der feesten bepaelt het volgend programma voor de plegtigheden, die ter gelegenheid dezer inhuldiging zullen plaets hebben : Zaterdag 3den september 1864
Zondag 4den september ................
Maendag 5den September.
GROOT FESTIVAL van Harmoniën, Fanfaren en Zanggenootschappen Ten negen uren 's morgens vereenigen zich al de aen het feest deelnemende gezelschappen op den Casino, ten einde zich stoetsgewyze naer het stadhuis te begeven, alwaer zy door de Gemeente-Raed zullen ontvangen worden.
'S middags plegtig onthael van onzen doorluchtigen Koning en de koninklijke Familie, die op de grenzen der gemeente dor de eerewacht en aen den ingang der stad door de civiele en militaire overheden, voorafgegaen door alle societeiten, onder eene salvo van 101 canonschoten, zullen verlkomd worden.
ONTHULLING DES STANDBEELD
Ten dry uren vergaderen zich de onderscheidene genoodigden van den kant der Eikerstraat, op het Stadhuis,alwaer zij door de stedelijke regering ontvangen zullen worden, ten einde zich daer gezamenlyk te begeven naar het middelpunt der markt, om de onthulling, in tegenwoordigheid onzes geëerbiedigden Konings en der Koninklijke Familie, over te gaen." .......................... Er volgt die dag ook nog een
"KANTATE, toegepast op de uitvinding der twee vermaarde schilders, onder het bestuur van den orkestmeester, M.A. VAN DOOREN,
opsteller vanderzelver musyk, uitgevoerd door 200 Maeseycker zangers.
KONINKLIJK BANQUET Ten zes uren 's avonds........."
Dan volgen die dag nog een "algemeene verlichting en een koninklyk bal."
De feestelijkheden gaan nog door nog door op woensdag, donderdag en vrijdag, met een "groot bal, groot vuerwerk, algemeen banket en dansparty op den Casino"!
Wat me bij het woordgebruik op de affiche opvalt zijn de woorden ' banquet' als het over 'koninklijk gaat en 'banket' als het over de gewone burgers/'algemeen' gaat...
Ik ben benieuwd naar de activiteiten van het feestjaar 2014.
17-02-2014
Van Eyckjaar 2014
Beste bezoeker,
Na lange tijd afwezig te zijn geweest wil ik weer berichten op mijn blog posten.
Een goede reden hiervoor is het Van Eyckjaar 2014.
Precies 150 jaar geleden werd het standbeeld van de gebroeders Van Eyck dat op de markt van Maaseik staat, feestelijk ingehuldigd. Dit is een mooie aanleiding voor vele activiteiten.
Op 7 september 2014 wordt het feestjaar geopend op de markt van Maaseik.
Er volgen nog lezingen, tentoonstellingen, voorstellingen, muzikale perfomances.
Ik wil u via mijn blog op de hoogte houden en eventueel van mijn persoonlijke commentaar en appreciaties geven.
11-02-2012
Wat is liefde?
Valentijn en een Romeinse dichter?
Ook de Romeinen waren bezig met liefdesbetuigingen.
Zo ook de bekende Romeinse dichter Catullus. Over het leven van Catullus is
weinig met zekerheid bekend. Hij werd tussen 84 en 77 v.Chr. geboren in Verona.
Catullus was de eerste Romeinse lyrische dichter in wiens werk persoonlijke
belevenissen sterk en zuiver weerspiegeld werden. Zijn meesterschap over de
Latijnse taal gaat in zijn poëzie gepaard met een volmaakte beheersing van
Griekse lyrische versmaten, waarvan er vele door hem voor het eerst in het
Latijn zijn gebruikt.
Vermits hij als jongeman (ca. 62 v.C.) naar Rome werd
gezonden om er zijn studies te voltooien, had zijn familie waarschijnlijk een
politieke carrière op het oog, maar Catullus leek op dat vlak geen grote
ambities te hebben. Blijkbaar boeide de literatuur hem meer dan het
vooruitzicht van een leven als advocaat of politicus. Al snel trad hij op de
voorgrond in een kring van jonge dichters (de poetae novi) die hun voorbeelden vooral zochten in de hellenistische
Griekse poëzie. Rond 61 v.C. maakte Catullus
kennis met de mooiste, machtigste en meest losbandige vrouw van Rome, die hij
in zijn gedichten Lesbia noemt.
Het beroemdste gedicht van Catullus is ook zijn
kortste:
Odi et amo.
Quare id faciam, fortasse requiris?
Nescio, sed fieri sentio et excucior.
Het gedicht bevat 8 werkwoorden, geen bijvoeglijke
naamwoorden, en geen zelfstandige naamwoorden. Deze omkering van de
gebruikelijk poëtische structuur (gewoonlijk meestal zelfstandige naamwoorden
en bijvoeglijke naamwoorden) benadrukt het drama en de tegenstrijdige emoties
die Catullus voelt.
Van dit gedicht zijn ontelbare vertalingen gemaakt.
Een voorbeeld:Ik haat en ik heb lief. Waarom, vraag je? Geen idee, maar ik voel het en het verscheurt me.
Rik Deweert vertaalde het gedicht als volgt:
Ik haat je en ik hou van je
Je vraagt je wellicht af waarom
Ik weet het niet,
En ik lijd eronder.
Nog een mooie vormelijke vertaling vind
ik :Ik haat jou heb ik lief vraag me niet waarom ik mezelf zo kwel
A. Rutgers van der Loeff, die alle verzen van
Catallus navolgde, gaf het vers de titel 'Gespletenheid' en vertaalde
het zo:
Haat voelt mijn hart en liefde-, als om strijd,
Vraag niet, waarom! Ik weet het niet, maar lijd.
De dichter Jan Emmens, wiens poëzie voor een deel
beheerst wordt door dubbelgevoelens, noemde het vers 'Distichon' en
vertaalde het aldus:
Ik haat en ik bemin haar.
Waarom, zul je vragen? Weet ik het.
Ik voel het gebeuren en ga er kapot aan.
Volgens mij blies Paul Claes alle vorige pogingen op
en drukte ons met de neus op de feiten van Catullus' passie: Mijn haat is mijn
liefde.
'Zwei Seelen' noemde Paul Claes zijn
vertaling. Hij bracht het distichon in vier rijmende regels onder:
Haten en beminnen.
Waarom ik dat doe? 'k Weet niet.
Maar van binnen doet het pijn - en hoe!
'Gespletenheid', 'Zwei Seelen', de
nadruk wordt gelegd op de tegenstrijdigheid, niet op de gelijktijdigheid van de
gevoelens. De pijn is die van de verscheurdheid. Voor zijn volledige vertaling
van Catullus' verzen hernam Claes het gedicht. Hij noemde het nu 'Paradox',
en daarin is de schijnbare tegenstrijdigheid van de gevoelens mooi weergegeven,
hun eenheid ook.
De vertaling is beknopter geworden:
Mijn haat is mijn liefde.
Waarom? vraag je.
Ik weet het niet, maar ik voel het en dat is mijn dood.
Geschreven door M.H.I. Clemens
23-01-2012
Jeanne d'Arc en Jaqueline Harpman
De Belgische schrijfster Jacqueline Harpman is geboren op 5 juli in Etterbeek. Ze is de dochter van Andries Harpman, een zakenman van Joods-Nederlandse afkomst en van Jeanne Honorez, dochter uit een landbouwersgezin. Bij de inval van de nazi's in België in 1940 vlucht het gezin naar Casablanca, Marokko, waar Jacqueline van haar 11de tot aan haar 16de woont. In 1941 gaat Jacqueline moderne talen studeren in het collega van Casablanca. Daar leert ze Engels en Arabisch. Al op heel jonge leeftijd leest ze Balzac, Racine, Freud en Proust. Rond 1945-1946 keert ze terug naar Brussel waar ze in het lyceum van Vorst haar middelbare studies afmaakt. Daarna gaat ze medicijnen studeren aan de ULB, maar ze krijgt tuberculose en moet afhaken. In 1950 ondergaat ze een pneumo-thoraxbehandeling in een sanatorium in Eupen. Ze zal er 21 maanden verblijven. Dat geeft haar veel tijd om te lezen. In die periode zet ze zich ook aan het schrijven. Ze schrijft er het nooit uitgegeven Les jeux dangereux. In 1952 herbegint ze haar studie medicijnen. In november van dat jaar overlijdt haar vader. In 1953 mist ze haar examens door een appendix-operatie. In 1958 heeft ze haar eerste roman klaar: "Laparition des esprits" die pas in 1960 zal verschijnen. Ondertussen ontmoet ze de uitgever René Juillard die "Brève Arcadie" publiceert. Voor dit werk ontvangt ze de Prix Rossel in 1959. Ze gaat zich nu voltijds toeleggen op het schrijverschap. Ze schrijft zelfs voor de cinema, voor radio-uitzendingen, toneelrecensies en natuurlijk ook eigen literair werk.
Jacqueline Harpman trouwt in 1953 met Pierre Puttemans, een architect en dichter. Ze krijgen samen een dochter, Marianne. Twee jaar later is ze klaar met haar derde roman, "Les bons sauvages" en wordt haar tweede dochter, Toinon, geboren.
Na het overlijden van René Juillard in 1966 komt haar uitgeverij in handen van een nieuwe directeur, Christian Bourgois. Van deze nieuwe uitgever krijgt "Les bons sauvages" geen aandacht. Ontgoocheld stopt Harpman met schrijven. In 1967 gaat ze opnieuw studeren aan de ULB en behaalt er een licentiaatsdiploma(master) in de psychologie. Ze werkt een aantal jaar als psychotherapeut in het ziekenhuis FondRoy. In 1976 wordt ze lid van de Belgische Vereniging van Psychoanalyse. Ze schrijft ook artikels voor het tijdschrift Revue belge de psychanalyse. Tussen 1985 en 1986, na een afwezigheid van twintig jaar, herneemt ze het schrijverschap en publiceert kort na elkaar verschillende romans. Zo verschijnt er achtereenvolgens "La mémoire trouble" (1987), "La fille démantelée" (1990), "La plage dOstende" (1991), "La lucarne" (1992), "Le bonheur dans le crime" (1993), " Moi qui nai pas connu les hommes " (1995), " Orlanda " (1996) en "Lorage rompu" (1998). Een aantal van haar romans werden vertaald in het Nederlands, het Engels, het Roemeens en het Lets.
In de meeste van haar romans baseert ze de intrige op de relaties tussen de personages. Je herkent er vaak de invloed van de psycholoog op de auteur. Ze heeft een zeer eigen stijl, met heel nauwgezette karakterschetsen. De gevoelens van haar personages worden uitvoerig en gedetailleerd geanalyseerd.Harpman won verschillende prijzen met haar boeken. De Prix Rossel voor "Brève Arcadie", de Prix Point de Mire voor "La plage dOstende", voor Orlanda" kreeg ze de Prix Médicis en in 2006 mocht ze de Grand Prix de Littérature de la Société des Gens de Lettres in ontvangst nemen voor haar hele oeuvre. Op 15 oktober 2009 ontving ze op het Brusselse stadhuis de Prix Littéraire des bibliothèques de la Ville de Bruxelles voor haar roman "Ce que Dominique na pas su", verschenen bij Editions Grasset in 2008. Jacqueline Harpman woont en werkt nog altijd in Brussel.
Ik leerde haar werk kennen door het lezen van "Récit de la dernière année"(2000). Sindsdien ben ik fàn. Haar eigengereide stijl, haar fantastisch goed en precies neergezette karakters zijn voor mij een revelatie geweest. Deze bijzondere 'ontmoeting' met Harpman zette mij aan de novellenbundel "La Lucarne" te gaan vertalen. Door de pen van Harpman nemen 10 vrouwen, waaronder Antigone, de heilige Maria en Jeanne d'Arc het woord om de gebruikelijke 'leugens' over hen te herstellen als contra-waarheid. De andere vrouwelijke stemmen doorzoeken hun familiegegevens tot ze bij de diepe en verborgen geheimen uitkomen. Als toeschouwer en lezer ga je ongewild ongeremd mee in deze verborgen fantasmen, een beetje voyeuristisch zelfs. De novelle 'Antigone' draagt de titel 'Comment est-on le père des enfants de sa mère? '; die van Maria 'En vérite, je vous le dis'. De twee vertalingen heb ik twee jaar geleden naar Jaqueline Harpman gestuurd als een Vlaams eerbetoon. Op dit moment probeer ik de novelle van Jeanne d'Arc te vertalen; ze is opgedragen aan haar man Pierre Puttemans en draagt de titel 'Au troisième degré'.
Jeanne d'Arc werd waarschijnlijk geboren op 6 januari 1412 in een dorp van Barrois, Domremy. Haar ouders waren 'laboureurs', redelijk welgestelde boeren. De naam Jeanne d'Arc verscheen voor het eerst in een gedicht in 1576. Sinds haar 13e beweerde Jeanne stemmen te horen, van de heiligen Catharina en Margaretha, van de aartsengel Michaël en van God, die zeiden dat het land bevrijd moest worden van de Engelsen.
De Japanse auteur Murakami werd geboren in 1949 in Kyoto als zoon
van een boeddhist en een zakenvrouw. Hij bracht een groot deel van zijn jeugd door met het lezen van
Japanse literatuur. Zijn grootste belangstelling gaat echter uit naar de Amerikaanse
literatuur, naar de spanning tussen Oost en West,die hij met elkaar verzoent. Murakami kreeg een opleiding toneel aan de Waseda Universiteit in
Tokio. Daar ontmoette hij zijn later vrouw Yoko. Zijn eerste baan was in een platenzaak. Dit verklaart dat veel van zijn boeken een muzikaal thema hebben. De titel 'Norwegian Wood' verwijst naar een song van de
Beatles, een melancholisch lied over een vreemde liefdesnacht met de
beginzinnen:
"I once had a girl
or should I say
she once had me" Tijdens een landing in Hamburg hoort de 37jarige Toru Watanabe dit
nummer. Dit voert hem terug naar zijn studententijd: in 1969 is
Watanabe een student in Tokio die zijn leven zo eerlijk mogelijk probeert te leiden, maar in wiens
verleden een onverwerkt verdriet schuilt: ooit pleegde zijn beste
vriend Kizuki zelfmoord. Voor Watanabe is dit nog altijd een pijnlijke herinnering en
Kizuki's toenmalige vriendin, Naoko stort er zelfs door in en komt
in een soort psychiatrische inrichting hoog in bergen, ver van de
bewoonde wereld, terecht..
Als Watanabe haar daar gaat opzoeken, is hij niet toevallig Thomas
Manns De Toverberg aan het lezen.
Net als in het sanatorium in de bergen waar de jonge Hans Castorp in
Manns roman naartoe trekt, is de instelling waar Naobo verblijft een buitengewoon oord waar de patiënten hun dagen doorbrengen in de
rust en zorgeloosheid die ze buiten niet vinden. Als Watanabe dan de zeer aardse, open en levendige Midori ontmoet,
staat zijn half verliefde, half medelijdende houding tegenover Naoko
hem zijn eigen geluk in de weg. Naoko deelt hoog in de bergen haar appartementje met de fascinerende
Reiko, die gitaar speelt ('Norwegian Wood') en de steun en
toeverlaat van Naoko wordt. Toch kan ook zij Naoko niet redden.
Alle personen in het boek hebben hun eigen verhaal, staan lichtjes
buiten de maatschappij en worstelen met keuzes maken.
Murakami laat de figuren zo knap tot leven komen en hun gesprekken
zijn zo vol van ideeën,
energie en levenslust dat het boek als geheel toch een luchtige toon
heeft, waardoor het redelijk optimistisch en
verzoenende slot absoluut niet als onecht overkomt.
Wereldwijd vallen Murakami's fans voor de ongebreidelde verbeelding
waarmee hij hen ver van de werkelijkheid wegvoert.
In deze bijna klassieke Bildungsroman maakt Murakami's surrealisme
echter plaats voor hyperrealisme.
Hij zit zijn personages erg dicht op de huid, de roman is bijna
therapeutisch..
Muzikale referenties drukken bij Murakami vaak gevoelens uit:
in het liedje "Norwegian Wood" moet John Lennon in de badkuip slapen
van de vrouw
met wie hij een stuk in de nacht gedronken en gepraat heeft.
Ook Watanabe krijgt tijdens zijn bezoek in de bergen aan Naoko een
aparte slaapplaats toegewezen...
In feite is de song 'Norwegian Wood' een samenvatting van het boek en dat maakt het nog meer bijzonder!
Een literaire verwijzing naar De Toverberg van Mann: Madamme
Chauchat die Hans Castorp het hoofd op hol brengt is in Norwegian
Wood de complexloze Midori.
Norwegian Wood is voor mij een prachtige, warme, wijze roman en Murakami een groot verteller!
19-01-2012
Paralipomena
Toevallig las ik vandaag een kort
gedichtje van Leo Vroman dat een facet belicht van de verwevenheid die
kenmerkend is voor de begrippen ik- en wij-identiteit. Uit schemas, zoals
gisteren voorgesteld, lijkt een zekere objectiviteit naar voor te komen die de
indruk geeft dat het model samenvalt met de werkelijkheid. Niks is minder waar
natuurlijk. Het model blijft een krakkemikkige poging om het echte leven in
een statisch beeld te vangen. Het is misschien daarom niet overbodig om te
vertellen dat ik de identiteit niet vaststaand interpreteer, maar wel dynamisch, dus
veranderlijk en wisselend. Nu eens tracht een mens zichzelf te bekijken vanuit
een quasi objectief standpunt, dan voelt hij of zij de blik van de Ander als
een taxatie. Dat standpunt wisselt voortdurend. Zoals Arthur Rimbaud schrijft: je est
un autre.
Hier het gedicht Hulp gevraagd van Leo Vroman als een paralipomena - toevoeging - op het stukje van gisteren:
Eén ding weet ik zeker:
ik heb een grote neus,
want als ik een nauwe beker
wil leegdrinken moet ik heus
helemaal achterover hellen.
Maar of ik een engel ben, een
genie,
of een schurkje, of wel alle drie,
dat zal jij me moeten vertellen.
18-01-2012
wij-identiteit
2. Voordat ik de vraag over de
constructie van een identiteit probeer te beantwoorden, wil ik er eerst een
kleine analyse van maken. Daarbij baseer ik me op het boek Das kulturelle
Gedächtnis van Jan Assmann, hoogleraar
Egyptologie aan de universiteit van Heidelberg. Ik vrees dat ik zijn
indrukwekkende tekst niet helemaal begrijp, maar zal toch pogen om enkele
facetten van zijn theorie toe te passen op mijn interpretatie van het thema
regionale identiteit.
Assmann maakt uiteraard een
onderscheid tussen een ik- en een wij-identiteit. Het eerste lid van dat
verschil splist hij dan nog eens op in een individuele en persoonlijke
identiteit. Het individuele element slaat dan op de contingente momenten van
iemands leven, zoals geboorte en dood, maar ook zijn of haar eigenzinnige noden
en verlangens. De persoonlijke identiteit interpreteert Assmann in een sociale
context: in welke mate is een individu erin geslaagd om zich in een gemeenschap
te integreren en te ontvouwen? Uit deze omschrijving volgt dus dat de ik-identiteit
cultureel en socio-genetisch is bepaald. De wij-identiteit is dat sowieso, want
zij wortelt in en steunt op een gemeenschap. Waar kan dan het onderscheid
liggen tussen de ik- en wij-identiteit? Wel, simpelweg in het feit dat de
ik-identiteit verwijst naar een concreet lichaam, naar een brein dat gevormd is
door een levensgeschiedenis. De collectieve identiteit verwijst naar naar wat
Assmann noemt, een Sozialkörper, een
fictief lichaam dat niet zichtbaar, ongrijpbaar, niet meetbaar en immatrieel is.
Toch heeft het een vorm, weliswaar etherisch, die steunt op een sociale en
culturele geschiedenis. Of anders gezegd, de collectieve identiteit is een
constructie die gevormd wordt door het verleden en de symbolische invulling
ervan. Twee belangrijke randbemerkingen van deze visie: geen ik-identiteit
zonder wij-identiteit en omgekeerd. En verder volgt daaruit dat mijn identiteit
wordt uitgebouwd in de mate ik interactief en communicatief deelneem of me
spiegel aan het zelfbeeld van de regio.
Schematisch ziet het dan uit als
volgt:
Identiteit
Ik Wij'
Individueel Persoonlijk
Collectief
Volgende week probeer ik de
collectieve identiteit in te vullen.
PS: lijnen van Identiteit naar 'Ik' en 'Wij' zijn weggevallen. Idem dito van 'Ik' naar individueel en persoonlijk. Er loopt een stippellijn van 'Wij' naar collectief.
13-01-2012
Waalse haan...
Waalse identiteit
1. Donderdag een interessant artikel
gelezen in De Standaard dat naadloos aansluit bij mijn vorige bijdrage over
identiteit. De oud-hoofdredactrice van Le Soir, Beatrice Delvaux, beschrijft daarin dat de Walen terug zijn. Ze
bedoelt daarmee dat de afgelopen maanden het begrip Waal of beter gezegd, de
Waalse identiteit, aan belang heeft gewonnen. Heel wat franstalige
intellectuelen willen samenwerken aan een project dat de autonome Waalse
toekomst moet realiseren. De invloedrijke vaksbondsman Thierry Bodson van de
FGTB zegt heel duidelijk: Ik voel me Waal. Jammer genoeg is dat gevoel
tegenwoordig te vaak afwezig. Uit deze laatste zin blijkt de Waalse identiteit
nog lang niet voldoende ingeprent is bij onze zuiderburen. En laat die
wij-identiteit nu net een voorwaarde zijn voor zelfvertrouwen, dat op zijn
beurt een sterke basis vormt om gezamenlijk de hand aan de ploeg te slaan.
Soeverein en autonoom hun eigen weg zoeken en gaan, dat lijkt de Waalse
opdracht te zijn voor de komende jaren.
Misschien is een vergelijking met
onze geschiedenis aangewezen. Ik kan me herinneren dat zon dertig jaar geleden
door Vlaanderen met beate bewondering naar Nederland werd gekeken. Holland was
een gidsland, vooral op cultureel gebied. Veel Vlamingen keken uitsluitend naar
de tv-zenders van de Noorderburen, en en werd nogal wat gejijd en gejouwd erg
geaffecteerd dan nog - tijdens gesprekken in Leuven of Gent. Want weg met de ge
en gij, wegens te platvloers. Beschaafd Nederlands was Noord-Nederlands.
Intussen heeft zich een hele ommezwaai voltrokken. Vlamingen praten nu op de
Hollandse tv simpelweg in de ge- en gijvorm. Het lijkt wel of ons
zelfbewustzijn explosief is toegenomen, zeker ten aanzien van de Hollanders.
Ten tweede male hebben we de Bataven opzij gezet. De Stomme van Portici is een vlotte bavardeur geworden...
Ik heb de indruk dat Wallonië nu
een land in de kering is. Men prakkezeert over een denktank die misschien zou
gaan werken aan een Manifeste du Cercle Wallon, een publicatie die vergelijkbaar is met het
Warandemanifest (gratis te lezen op internet). In die tekst wijzen de auteurs
met veel aplomb op de noodzaak van een zelfstandig Vlaanderen, want, ik citeer,
onafhankelijkheid zal het zelfbewustzijn en het zelfvertrouwen stimuleren,
zodat Vlamingen zich beter zullen ontwikkelen tot tegemoetkomende en open
Europeanen en wereldburgers. De
onderliggende premisse van deze redenering komt op de volgende visie neer:
regionale identiteit is een constructie. Ze is niet gegeven,
maar wordt opgebouwd, samengesteld
of geconstrueerd. Voor de hand liggende vraag: hoe kan men zon constructie
realiseren?
Die vraag zal ik volgende week
proberen te beantwoorden.
09-01-2012
Regionale identiteit
Jeanne dArc, Peguy en de Maas
De afgelopen weken is er in
Frankrijk een kleine ideeënstrijd los gebarsten onder de leden van enkele
rechtse politieke partijen over Jeanne dArc. Dit simpele boerenmeisje, ze werd
600 jaar geleden geboren in Domrémy aan de boorden van de Maas, krijgt veel
aandacht omdat ze een icoon is geworden van de identité nationale.
Zowel president Sarkozy als Marine
Le Pen van het Front Nationale proberen de moedige vrouw in te lijven als
ultiem bewijs van de Franse identiteit. Ze kan immers als het perfecte
voorbeeld gelden van moeder van de natie. Een eenvoudig symbool dat veel
stemmen kan opleveren...
Toen ik het verhaal van de
annexatie las, moest ik aan het gedicht van Charles Péguy denken dat tijdens
FantasMa 08 werd opgesteld langs de kunstroute in Aldeneik. Die tentoonstelling
zou men ook kunnen karakteriseren als een poging tot onderzoek naar de
Maaslandse identiteit. Bestaat er zoiets als een Maaslandse identiteit of is
het louter een waanbeeld dat de inwoners hoog houden om bij een bepaalde regio
te horen? Iech ben eine Maaslenjer,
daarmee wordt de regionale identiteit omschreven. Maar hoe dat begrip verder moet
worden geduid, is een probleem waarover de volgende jaren nog veel inkt zal vloeien.
Ik citeer hieronder het gedicht van
Charles Péguy (1873-1914):
Adieu à la Meuse
Adieu, Meuse endormeuse et douce à
mon enfance
Qui demeure aux prés, où tu coules
tout bas
Meuse adieu: jai déjà commencé ma
partance
En des pays nouveaux où tu ne
coules pas.
Voici que je men vais en des pays
nouveaux:
Je ferrai la bataille et passerai
les fleuves;
Je men vais messayer à de
nouveaux travaux,
Je men vais commencer là-bas des
tâches neuves.
Et pendant de temps-là, Meuse
ignorante et douce,
Tu couleras toujours, passante
accoutumeé
Dans la vallée heureuse où lherbe
vive pousse;
O Meuse inépuisable et que javais
aimée.
Het gedicht is een ode aan de Maas,
maar het drukt ook de gevoelens van Jeanne dArc uit wanneer ze haar geliefde
Maasvallei verlaat om te gaan vechten tegen de Engelse bezetter. Er wordt
gestreen en gevreen - dit laatste evenwel niet in het geval van Jeanne dArc - , soms staat
de wereld even stil, maar de Maas, die stroomt steevast verder...
08-01-2012
Sabina Spielrein
Beste bezoeker,
De film" A dangerous method" van David Cronenberg is vanaf 4 januari
2012 te zien in de zalen.
Het verhaal speelt zich af aan het begin van de 20ste eeuw.
Sabina Spierlrein is een jonge vrouw van rijke komaf.
Zij lijdt aan depressieve gevoelens en emotionele uitbarstingen. De
diagnose is: hysterie.
Ze laat zich in Zürich behandelen door Carl Gustav Jung voor wie ze
een hartstocht opvat.
Jung gaat een intieme relatie aan met zijn patiënte.
Sigmund Freud, de leermeester van Jung, is het hier niet eens.
De affaire van Jung met Spielrein leidt tot de definitieve breuk
tussen Freud en Jung,
de twee grondleggers van de moderne
psychologie.
De Noorse schrijver Karsten Alnaes heeft 5 jaar onderzoek gedaan in
verschillende Europese steden om materiaal te verzamelen
over Sabina
Spielrein.
Aanleiding hiervoor was een krantenartikeltje.
De schrijver raakte gefascineerd door haar bijzonder aangrijpend
levensverhaal en schreef het boek ' Sabina' in 1994.
Het boek is gebaseerd op feitelijke documenten. Wat niet uit
biografische gegevens was te halen, vulde hij zelf aan.
Sabina studeert later, na de breuk tussen Freud en Jung, medicijnen
en specialiseert zich tot psychiater.
Ze vertrekt naar Wenen waar ze gaat horen tot de kring rond S.
Freud.
Na de Russische revolutie keert ze met haar man, een Russische arts,
naar Rusland terug.
Tijdens de bezetting van Rostov in 1941 worden Sabina en haar twee
dochters door Duitse soldaten vermoord.
Het boek en de film zijn een complementair eerbetoon aan deze unieke
vrouw die de geschiedenis
van de psychoanalyse veranderde.
Aanraders!
03-01-2012
gelezen: Persepolis van Marjane Satrapi
Mijn schoondochter verraste me met de complete Persepolis van Marjane Satrapi tijdens onze Kerst 2011.
Onmiddellijk vielen me de zwart-wittekeningen op.
Dat Marjane Satrapi voor deze haast kinderlijke stijl gekozen heeft wordt helemaal duidelijk
als je eenmaal de graphic novel begint te lezen: de tekeningen mogen je niet afleiden van de inhoud!
Het album vertelt over het leven van Satrapi na de Islamitische Revolutie in Iran, 1979.
Satrapi vertelt over haar leven vanaf haar 14de tot haar 24ste jaar.
Ze verhaalt over de moeilijkheden die een jong meisje en vrouw ondervindt
in een maatschappij waar het dagelijks leven gedomineerd wordt door
de godsdienst en de machteloosheid die zij hierbij ondervindt.
Elke periode in haar leven wordt gekenmerkt door steeds nieuwe problemen.
Dit wordt op een schitterende wijze in het verhaal verteld.
Satrapi slaagt er in ons te laten meevoelen met het onderdrukte deel van het Iraanse volk.
Je kan niet anders...
Nadenken over fundamentalisme doe je na het lezen van dit prachtig album zeker!
Dank je Sara voor dit prachtig geschenk.
Ik ga het opnieuw lezen, dit keer voor de inhoud alleen!
13-12-2011
Gelezen: Tirza van Grunberg
Beste bezoeker,
Grunberg heeft volgens mij noch in Vlaanderen noch in Nederland concurrenten.
Niemand anders dan hij weet
de visie dat het laagje beschaving maar heel dun is, zó pakkend te
verwoorden.
Dat lukt hem ook weer in de roman
'Tirza'
Sinds
zijn verbluffende debuut in 1994, 'Blauwe
maandagen' heeft
hij ruim vijftien boeken geschreven, verhalen, romans,
columns,
essays, wat gedichten, plus twee romans onder het pseudoniem
Marek van der Jagt.
De
belangrijkste
literaire prijzen heeft hij geïncasseerd, hij heeft
een televisieprogramma verzorgd, kortom, Arnon Grunberg is van
wonderkind allang een gevestigd schrijver en cultureel
fenomeen
geworden, met een voorbeeldwerking voor andere jonge
schrijvers.
Opmerkelijk
is
trouwens dat je zijn directe invloed vooral in Vlaanderen
terugziet, en dan nog wel bij vrouwen, zoals Annelies Verbeke
en
Saskia de Coster, die gedreven, fantasievolle vertelkunst
combineren
met een krachtig wereldbeeld.
Echte
concurrentie
voor de pakkend uitgevoerde levensvisie van Grunberg zie
ik vooralsnog niet opdagen.
Grunbergs
kernkracht,
in eigenlijk al zijn boeken, is een grondige twijfel aan
de beschaafde staat van de moderne mens, die in feite wordt
gedreven
door liefde, pijn en woede. Het is denk ik ook de actuele
vraag van
de huidige maatschappij.
Zijn
onze
afspraken en instellingen bestand tegen de menselijke
oerinstincten? Samen met zijn andere handelsmerk- zijn soms
onthutsende dan weer hilarische stijl, - maakt zijn kijk op
mensen
Grunberg tot de optimale schrijver van onze tijd, zoals in
Frankrijk
zijn geestverwant Houellebecq dat is.
Nu
eens
bedt hij zijn visie in in een realistische
'Gesellschaftsroman',
dan weer slaat hij de meer fantasievolle, mythische toon aan,
die hij
vroeger leek te reserveren voor zijn
Marek
van
der Jagt-alter ego.
Zijn
voorlaatste
roman 'De asielzoeker' (2003) had onmiskenbaar een
maatschappijkritische strekking, 'De joodse messias' uit 2004
daarentegen had weer meer weg van een groteske allegorie,
culminerend
in een scène waarin de Israëlische premier en Arafat zitten te
sjacheren over het aantal doden dat ze elkaar gunnen.
Zo
kent Grunbergs schrijverschap twee kanten, borend realisme
en
grillige fantasie, die elkaar met enige regelmaat, soms om
het
boek, dan weer binnen
een
boek, afwisselen.
Zijn
roman 'Tirza'
dient
zich aan als een ultrarealistisch product dat je, met al die
authentieke namen uit Amsterdam Oud-Zuid, zelfs precies kunt
lokaliseren.
Hoofdpersoon
Jörgen
Hofmeester is een vader van het ouderwetse soort. Trots op
zijn dochters Tirza en Ibi, maar bevreesd voor de grote
veranderingen
in het leven.Tirza zou 'hoog-hoogbegaafd' zijn, zijn
oogappel
Ibi is enigszins uit de gratie geraakt omdat ze met een
allochtoon
een Bed en Breakfast in Frankrijk runt in plaats van iets
moeilijks
te studeren.
Zelf
is
Jörgen intussen maar matig geslaagd. Op de avond van het
eindexamenfeestje voor Tirza, als de trotse vader zijn cursus
'Zelf
sushi en sashimi maken' uitprobeert, keert zijn weggelopen
echtgenote, na een jarenlange buitenechtelijke affaire, terug
en
drukt hem met z'n neus op z'n tekortkomingen. Hun huwelijk was
een
vergissing, ze wilden elkaar helemaal niet, maar nu, na haar
escapade, zijn ze te oud om er nog wat van te maken en moeten
ze maar
illusieloos bij elkaar blijven.
Jörgen
blijkt
intussen door zijn werkgever, een literaire uitgeverij, allang
op non-actief te zijn gesteld. Om zijn omgeving niks van die
vernedering te laten merken, rijdt hij elke dag naar Schiphol,
waar
hij doelloos rondhangt met het laatste manuscript van een
auteur in
zijn tas.
Jörgens
met
veel krenterigheid bijeengeschraapte kapitaal, waarmee hij
zijn
dochters een onbezorgde toekomst wilde geven,
blijkt na 11
september
in hedge-funds te zijn verdampt.
Als
Tirza
vervolgens met een Marokkaans vriendje thuiskomt ziet hij in
hem Mohammed Atta, de hoofddader van de 9/11-aanslagen, en
daarmee de
oorzaak van zijn financiële teloorgang.
Tirza zelf is trouwens,
hoogbegaafd of niet, zo anorectisch als ik weet niet hoe en op
zoek
naar een heel ander leven dan haar ambitieuze vader heeft
uitgestippeld.
Ook zij zet zo haar vader in z'n hemd.
'Tirza'
is
een roman zoals we er intussen meer van Grunberg kennen, over
losers die in de gaten krijgen dat de wereld meedogenlozer is
dan ze
hadden verwacht, en dat succes, intelligentie en liefde
overstemd
worden door de krachten van het instinct. Maar het is ook een
roman
waarin de intellectuele maar falende hoofdpersoon zijn eigen
kwaal
onder ogen ziet, zonder hem te kunnen helen.
In een
notitieboekje
schrijft hij: ,,Eén woord: controle. Tweemaal onderstreept.
Hij keek
naar zijn eigen handschrift, naar het woord zelf, alsof in dat
woord,
in de twee onderstrepingen, de verklaring zat voor alles. Voor
zijn
leven, de ziekte van zijn dochter, de ziekte van de blanke
middenklasse, de ziekte die hij was en die hij niet meer wilde
zijn.''
Met
de gedachte dat controle-dwang het belangrijkste motief van
de
hedendaagse beschaafde mens vormt, raken we geloof ik de
kern van
Grunbergs nieuwe boek.
De vrolijke anarchist van 'Blauwe
maandagen'
heeft zich via zijn romans en essays ontpopt als een
rasechte
cultuurpessimist die de vinger op de zere plek van de
westerse
beschaving legt, haar hysterische hunkering naar orde.
Herhaalde
malen wordt ook het credo van Tolstoi uit zijn laatste jaren
instemmend geciteerd, over kunst als 'Eitle
Kurzweil müßiger Menschen'( ijdel
tijdverdrijf van nutteloze mensen).
Wat
overigens
het soelaas voor onze scheefgegroeide, overgeorganiseerde
wereld is, is niet zo een-twee-drie duidelijk.
In vorige
boeken zoals
'Gstaad 95-98' en 'De asielzoeker' kreeg je nog wel eens het
gevoel
dat Grunberg een soort oerstaat vol seksuele vrijheid en
ongebreidelde driften propageerde, bijvoorbeeld wanneer zijn
onmaatschappelijke hoofdpersonen elkaar ongeremd besnuffelen
en
bespringen.
Ook
in
'Tirza' laat hoofdpersoon Jörgen zich verleiden tot een
seksueel
avontuurtje met een vriendin van zijn dochter, maar hier is
het meer
de troosteloze mislukking die belicht wordt, de absurditeit
van een
man in zijn midlifecrisis. De scène heeft overigens veel weg
van
soortgelijke scènes in Houellebecqs roman 'Elementaire
deeltjes' en
de film 'American Beauty'.
Ik
krijg
steeds meer de indruk dat Grunberg de hedendaagse burgerman
weinig hoop laat.
Zoals
gezegd,
Tirza ziet er lange tijd uit als een realistische roman over
een loser en zijn langzamerhand weggeslagen illusies. In zijn
bekende
priemende stijl zet Grunberg zijn antiheld neer, nadat deze
zijn Ibi
betrapt heeft op seks met een huurder van hem:
,, 'Maar dat is
haar vriend niet,' riep Hofmeester. 'Dat is de huurder.
Begrijpen
jullie dat dan niet? Begrijpen jullie dan niets? En ze is nog
geen
vrouw. Ze is niet volwassen. Ze is een kind, een kind. Het is
mijn
fout. Ik had haar nooit naar boven moeten sturen voor de
huur.' Hij
keek zijn eigen familie aan, zoekend naar iets van
verstandhouding,
maar hij zag niets wat daarop leek. Hij sprak een andere taal.
Hij
kwam uit een ander land. Hij was een ander mens dan de rest
van zijn
familie, een Fremdkörper in dit gezin.Een
overblijfsel,
maar van wat? Van de bevruchting. Van het feit dat hij
zijn vrouw tot twee keer toe had bevrucht. Daarvan was hij het
restant, zoals een navelstreng. En maar één ding maakte aan
die
overbodigheid een einde: het
geld.''
Maar
ten
slotte kan Grunberg het toch weer niet laten andere registers
uit
te trekken.
Tirza
vertrekt
met vriendje naar Namibië, of althans dat is de bedoeling,
en laat vervolgens niks van zich horen. Op zoek naar zijn
vertrokken
dochter pikt ongeruste Jörgen in Windhoek een negenjarig
gezelschapsmeisje op, niet voor de seks, en zwerft met haar
van hotel
naar hotel. Bijna lijkt het of deze ongelijke verbintenis hem
het
opperste geluk brengt.
Tirza
vindt
hij intussen niet, geen wonder, hijzelf heeft haar en haar
vriendje aan de vooravond van hun vertrek vermoord: het kind
dat hij
niet kwijt wilde raken. Maar hij lijkt het zichzelf niet goed
meer te
herinneren of heeft het verdrongen.
Zoals
wel
vaker bij Grunberg het geval is, ontstijgt naar het einde toe
de
geschiedenis haar realistische gronden, en krijgt ze
droomachtige,
hallucinante trekjes.
Hoe mooi en zuigend beschreven ook, ik
beschouw het toch als een relatieve zwakte van de schrijver,
dat hij
zijn slothoofdstukken vaak zo theatraal inkleedt.Hij is een
alleskunner en hij weet het maar hij heeft ook wat weg van een
pianist die aan het eind van een Beethoven-sonate een coda van
Liszt
breit.
Maar
het
laat ook zien dat Grunberg zich niet aan de geijkte regels
houdt
en zijn eigen gang gaat, zoals hij overigens ook het 'Eitle
Kurzweil', zelf geopperd, aan z'n laars lapt.
Romans
mogen
dan onzinnige bezigheden zijn, hij bedient zich er toch maar
van om zijn product, het failliet van onze cultuur, aan de man
te
brengen.
Indringend en onontkoombaar.
28-02-2010
Toelichting
Mijn blog maakte onderdeel uit van het kunstproject FantasMa 08, een tentoonstelling die in Aldeneik plaats vond tijdens de zomer van 2008. Aan dat project nam ook Jan Winkels deel. Hij stelde toen een grote roos op. Dat kunstwerk wordt nu te koop aangeboden en Jan heeft een korte toelichting geschreven voor mogelijke kopers. Uit sympathie plaats ik zijn vraag op mijn blog. Adresgegevens van Jan Winkels zijn te vinden op zijn site.
Verder kan ik u nog meedelen dat ik op zeer onregelmatige basis mijn blog zal aanvullen.
Verkoop de stille rose van Jan Winkels
Inleiding
In 2008 nam ik deel aan de tentoonstelling FantasMa 08 die georganiseerd werd door Elementum vzw. Het thema van de expositie werd door de organisatoren simpelweg omschreven als Het Maasland. Iedere kunstenaar kreeg de opdracht om zijn of haar visie op de regio en haar bevolking uit te drukken in woorden of beelden. De kunstwerken werden opgesteld in de oude dorpskern te Aldeneik, een klein gehucht in de buurt van Maaseik. Gedurende de hele zomer hebben duizenden toeschouwers uit het Maasland maar ook uit de ruime Euregio kunnen genieten van gedichten, fotos en hedendaagse installaties. In de meest diverse creatieve vormen kwamen het verleden, heden en toekomst van de smalle strook land langs de Maas tot uiting. Hoe ik het onderwerp heb benaderd en uitgewerkt, leest u in de volgende paragraaf.
I Persoonlijke interpretatie van het thema
De afgelopen jaren ben ik steeds meer geboeid geraakt door de ideeën van de Franse historicus Pierre Nora. In zijn monumentale studie Les lieux de mémoire probeert hij een volledig nieuw terrein van geschiedkundig onderzoek te openen. Anders dan de klassieke historiografie, die gebaseerd is op een chronologische weergave van koningen, hun veldslagen en de gevolgen, werkt hij voorbeelden uit van specifieke plaatsen. Nora interpreteert het begrip lieux nogal ruim: het zijn niet alleen fysieke locaties, maar ook voorwerpen, uitdrukkingen en ideeën. Al die elementen roepen levendige herinneringen op bij mensen. Plekken en dingen zetten ons geheugen aan het werk en door dat raadselachtige proces wordt het verleden gevormd en geconstrueerd in het heden. Geschiedenis is mensenwerk, niet alleen van hogerman maar ook van lagerman.
Die visie stimuleert en prikkelt me als kunstenaar sterk, omdat hier creativiteit in het geding is. De omgang met de geschiedenis is voor iedereen een persoonlijke en scheppende daad, die steeds opnieuw moet uitgevoerd worden. Het verleden ligt immers niet als een blauwdruk vast, maar krijgt contouren door interpretaties op grond van herinneringen. Vanuit die houding ben ik begonnen aan de opdracht om een kunstwerk te creëren rond het thema Maasland. Tijdens mijn wandelingen in de buurt van de prachtige Romaanse kerk van Aldeneik eeuwen geleden lag daar de oorsprong van Maaseik - kwamen brokken van verhalen en legendes, die zich afspeelden op die locaties, opnieuw tot leven. Uiteindelijk raakte ik méér dan geboeid door het verhaal van de heiligen Harlindis en Relindis die een leugentje om bestwil gebruikten om hun vader te misleiden bij de bouw van het kerkje. Het volledige verhaal over de rozen kan u lezen aan het eind van dit dossier. Ik zag er ook een goed voorbeeld in van een lieu de mémoire die uiteraard niet mag vergeten worden, maar telkens om een andere, persoonlijke interpretatie vraagt. Het rozenwonder, ken-merkend voor de culturele geschiedenis van het Maasland, mag niet in het Grab des Vergessens belanden. Mijn reactie moest helder en groots zijn. Ik heb dan ook een monumentale roos in keramiek gemaakt en opgesteld, niet zo ver van de historische plek waar het verhaal zich afspeelde. Die kunstzinnige uitdrukking is dus mijn visie of mijn herinnering aan een legende die al decennialang een sluimerend, stil gangetje leidt in het gehucht.
Voor wie de roos ook als een milieu de mémoire wil bekijken, voor hen krijgt ze nog een andere betekenis, namelijk als geheugenboei. Het kunstwerk de stille rose, referend naar een bijna vergeten verhaal, kan men ook interpreteren als een baken uit het verleden waarbij toeschouwers even kunnen verwijlen om zich in alle rust de gebeurtenis te her-inneren. In een tijd die volgens de filosoof Paul Virilio niet beter kan gekarakteriseerd worden dan door het begrip snelheid of dromologie ook op cultureel vlak holt alles en iedereen als gek is mijn kunstwerk een bron van traagheid en rust. Dat is voor mij als kunstenaar een vorm van engagement waar ik veel belang aan hecht.
II Algemene betekenis van de roos
Alhoewel de stille rose dus vooral gekoppeld is aan het rozenwonder te Aldeneik, gaat er ook een algemener appèl van uit. Mag ik summier wijzen op enkele symbolische verklaringen voor de roos uit twee perioden van onze westerse cultuurgeschiedenis, de klassieke oudheid en de christelijke tijd. Uit mythologische verhalen blijkt dat de godinnen van de liefde, Aphrodite en Venus, en de drie Gratiën vaak rozen als wijgeschenk ontvingen. De bloem gold toen al als een symbool voor eeuwige liefde, trouw en verlangen. In de Goddelijke Komedie van Dante uit de veertiende eeuw speelt de roos een indrukwekkende rol. De Italiaanse dichter beschrijft een reis, met Vergilius als begeleider, door de hel en het vagevuur naar de hemel. Ze vertrekken op witte donderdag en even later stappen ze door de poort van het inferno, waarop de zin staat: laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt. Na een verschrikkelijke tocht in de diepste krochten van de aarde bereiken ze de louteringsberg en uiteindelijk op woensdagmiddag na Pasen - het aards paradijs. Vanaf daar krijgt Dante het gezelschap van Beatrice. Zij begeleidt hem tot aan het empyreum, de woonplaats van de gelukzaligen. Dat hemels amfitheater heeft de vorm van een grote roos waarin de heiligen zitten die van enige betekenis zijn geweest bij de verlossing. Tijdens een visioen ziet Dante in het hart van de roos het mysterie van de heilige drie-eenheid. Een lichtflits maakt een einde aan die mystieke ervaring en Dante sluit zijn gedicht af met de verzen: zo werden mijn gevoel en wil bewogen, door Liefde, die de zon en de sterren drijft.
De roos door de eeuwen heen als symbool, als zinnebeeld, als embleem, als logo, met één voorname onderliggende betekenis in al zijn diverse interpretaties, met name de liefde. Zij is het vitaal elan van het universum. In die zin is de stille rose een universeel beeld vol van ratio en emotie.
III Materiaal en afmeting van de stille rose
Het kunstwerk is samengesteld uit staal, beton en keramische bladen. De roos heeft een breedte en een hoogte van vijf meter, een diepte van drie meter. Als fundering dienen zware betonnen balken, die de constructie tijdens guur weer en strakke wind in het lood houden.
IV Duurzaamheid
In een tijd dat het begrip duurzaamheid steeds meer aan belang wint, heb ik geprobeerd om mijn kunstwerk te produceren met respect voor milieu en natuur. De keramische bladen van de roos zijn gebakken op een zeer hoge brandtemperatuur, waardoor een garantie ontstaat op lange duurzaamheid. Bovendien werden al die onderdelen met glazuur behandeld, zodat ze niet poreus zijn en dus ook niet kunnen kapot vriezen. Over de houdbaarheid van de kleur van de bladen kan ook geen twijfel bestaan. Niet alleen mijn ervaring, maar ook de archeologie bewijzen dat keramische objecten hun kleur zeer goed bewaren in het licht van de tijd.
De stalen constructie waar de roos op rust, is gegalvaniseerd waardoor ze voor tachtig jaar bestand is tegen roest. Dat materiaal kan eventueel nog vervangen worden door inox. De duurzaamheid zou daardoor aanzienlijk worden verlengd. Ook de draad waarmee de bladen aan de constructie zijn bevestigd, is uit roestvrij materiaal vervaardigd.
Bij de opbouw van de roos is in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de kans op vandalisme. Alle onderdelen zijn stevig, hard en degelijk met elkaar verbonden. Om de kans op beschadiging te verminderen lijkt me een goede verlichting tijdens de nacht zinvol.
V Mogelijke locaties voor inplanting
Gelet op de monumentale omvang van de roos, is een grote open locatie onontbeerlijk. Het kunstwerk moet vanop een ruime afstand, én vanuit alle hoeken kunnen bekeken worden om tot haar recht te komen.
De stille rose zou natuurlijk een definitieve plek kunnen vinden in Aldeneik op grond van mijn persoonlijke interpretatie. Maar in het licht van de algemene visie op de roos als symbool, is het evenwel voor de hand liggend en goed aanvaardbaar om het kunstwerk ook in andere gemeenten een plaats te geven.
VI Opbouw van het kunstwerk
De installatie van de roos neemt tenminste twintig werkdagen in beslag. Niet alleen moet de fundering degelijk verzorgd worden en de raamwerk stevig geïnstalleerd, maar ook ieder rozenblad dient precies en nauwkeurig vastgemaakt op de matrix. Voor het vervoer van de materialen, de machines om te graven en de hulp die nodig is bij de opbouw, sta ik in.
VII Plaats van de stille rose in mijn creatieve biografie
Toen ik de roos voor het eerst kant en klaar zag staan in een weide te Aldeneik, besefte ik dat mijn creatief leven een nieuwe wending had genomen. Na een lange periode van eerder bescheiden in omvang keramische objecten, was ik er nu in geslaagd om een monumentaal project tot een goed einde te brengen. Bovendien sluit dit werk aan bij een traditie in de beeldhouwkunst, waaruit blijkt dat kunst meer is dan lart pour lart. Mijn beeld is esthetisch, maar er zit ook een inhoud aan vast. De roos stijgt boven het materiële uit, of iets genuanceerder uitgedrukt, is meer dan louter vorm. Vorm en inhoud houden elkaar in evenwicht. De roos staat in het midden van een verhaal over liefde, kan verbonden worden met de raadselachtige werking van het geheugen en het begrip lieux de mémoire. Kortom, het beeld noodt uit tot bespiegeling en reflectie. In mijn artistiek parcours beschouw ik deze benadering als een verrijking.
Tijdens mijn opleiding keramiek aan de hogescholen te Hasselt en Gent, werd het accent van het onderwijs vooral gelegd op de technische kwaliteiten als kunstenaar. Vakmanschap, luidde het adagium. Probeer een goede ambachtman te zijn, of wat trivialer uitgedruk, wees een goede pottenbakker. Dat was dan ook tijdens mijn beginjaren de opdracht die ik perfect probeerde te vervullen. Als snel vond ik daarin geen creatieve voldoening meer en begon ik te onderzoeken hoe ik kon losgeraken van de zuivere bewerking van klei tot vorm. Het hobbelig en kronkelig parcours dat ik heb afgelegd op weg naar het punt waar ik nu sta, wordt gemarkeerd door tentoonstellingen als Terra Sigillata, Hemel en Aarde en Ecce Corpus. In al deze exposities is goed merkbaar dat ik het materiaal keramiek veel speelser gebruik. Bovendien getuigen de projecten ook van een diepere inhoudelijke betekenis dan mijn eerste ondernemingen. Die visie past beter bij mijn aard. Misschien kan ik die houding nog het best omschrijven met twee begrippen van de Franse filosoof Blaise Pascal: esprit de finesse en esprit de géométrie. De laatste jaren probeer ik intuïtief, met finesse, te werken zonder de ratio - die meet, rekent en analyseert te verwaarlozen. Ook daarvan is de roos een mooi voorbeeld. Het raamwerk waar de roos in rust is volkomen geometrisch, ruimtelijk en onbeperkt, het beeld zelf is een fantasierijke creatie van ontwerp tot uivoering. Een evenwicht van verstand en hart probeer ik ook in mijn beelden tot uitdrukking te brengen.
VIII De stille rose en de openbare ruimte
De afgelopen decennia wordt het begrip openbare ruimte steeds vaker in een nauw verband gebruikt met kunst. Wat is hier aan de hand? In het kort gezegd komt het hier op neer. Vroeger werd kunst louter en alleen gebruikt om landschappen of pleinen te onderbreken op een nogal losse manier. Een kunstenaar kon om het even welk werk neerpoten in de vrije natuur of in de hoek van een openbaar plein. Intussen is men zich ernstige vragen gaan stellen hoe de openbare ruimte - markten, rotondes en parken zinvol kan opgevuld worden met kunstwerken. Men heeft vastgesteld dat de obligate bronzen kip of koperen hannes door iedere burger of wandelaar na verloop van tijd als staal zonder waarde wordt voorbij gelopen. Kunst als vervelende sta-in-de-weg prullaria, dat kan toch ook niet de bedoeling zijn.
Misschien is er een andere interessante mogelijkheid. Men zou kunstwerken, gebaseerd en voortbouwend op het begrip lieux de mémoire, op welbepaalde plaatsen kunnen opstellen. Die visie houdt echter een engagement in voor de kunstenaar. Hij moet namelijk proberen om een onderzoek uit te voeren naar de geschiedenis van de buurt en de plek waarvoor het kunstwerk geconcipieerd wordt. Indien hij of zij die kennis op een intuïtieve manier tracht te verwerken in de realisatie van zijn of haar werk, ontstaat een oproep tot herinnering uit het cultureel geheugen van de regio. Dat zou dan weer kunnen resulteren in de ontwikkeling van een culturele identiteit van dat gebied. Geheugen en identiteit hangen uiteraard nauw met elkaar samen. Vervolgens ontlenen de bewoners dan via de kunst, geënt op de geschiedenis van de streek, een regionale identiteit. Die eigenheid is uiteraard een geconstrueerde, tijdelijke identiteit die zich in de loop van de jaren wijzigt. Maar steeds opnieuw zal de vraag terugkomen: wie zijn we?
Die opdracht lijkt me op dit moment een mooi project waarvoor ik me met hart en verstand wil inzetten. Een creatief antwoord zal dan ook niet meer zolang uitblijven.
IX Prijs
De prijs van het kunstwerk wordt bepaald in onderling overleg.
Bijlage de stille rose Jan Winkels
De stille rose
Fraaie historie ende alwaer?
In de achtste eeuw voltrekt zich in Aldeneik een wonder. Twee novicen, de zussen Harlindis en Relindis, willen in het sanctuarium van de kerk in opbouw een vloer aanleggen zonder medeweten van hun vader Adelhart. Als ze hem onverwachts ontmoeten, met kleine Maaskeien in hun voorschoot, geven ze op zijn vraag wat verbergen jullie het simpele antwoord: rozen. En het blijken ook rozen te zijn...
Dit verhaal interesseert me sterk. Ik zie er een belangrijk thema in dat misschien kenmerkend is voor de Maaslandse volksaard: een spel van waarheid en leugen, met twijfel als gevolg. Stenen en rozen of waarheid en leugen, ze lijken wel inwisselbaar te zijn, met als resultaat onzekerheid. Die teneur ontdek ik in andere sagen en legenden aan de Maaskant. Vandaar mijn conclusie: Maaslanders twijfelen aan de waarheid.
In de eenentwintigste eeuw is er ook vaak sprake van twijfel op diverse vlakken, maar als kunstenaar ben ik vooral geboeid door de impasse in de hedendaagse beeldende kunst. Ook hier heerst twijfel, maar dan niet over de waarheid. Dat thema is immers al enkele decennia niet meer aan de orde. De twijfel heeft voornamelijk betrekking op de interpretatie van het kunstwerk. Wat zou de betekenis kunnen zijn, in welke verhouding staat het werk tot de omgeving? Is het wel een roos of ook weer niet?
De realisatie van De Stille Rose is voor mij een klein wonder dat, net zoals het verhaal rond de beide zussen, meer vragen dan antwoorden oproept.
Het zijn fraaie historieën, maar wat is er van waer?