imagooh!
Imagooh! kaderde in de kunstenroute FantasMa 08. Vanaf november 2008 wil ik mijn blog op onregelmatige basis een ruimere invulling geven.Veel leesplezier gewenst! Reacties zijn altijd welkom.
Archief per maand
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 09-2014
  • 05-2014
  • 02-2014
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 02-2010
  • 08-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 09-2005
    Inhoud blog
  • Jan van Eyck, een Maaseikenaar met wereldse allures.
  • Griet und so weiter
  • Vele hemels boven de zevende
  • AKO voor Stefan Hertmans
  • Elementaire deeltjes
  • Antwoord
  • Oorlog en terpentijn
  • Transhumanisme en identiteit
  • Elementaire deeltjes
  • Antigone
  • Koning Leopold I en de Gebroeders Van Eyck
  • Van Eyckjaar 2014
  • Wat is liefde?
  • Jeanne d'Arc en Jaqueline Harpman
  • Gelezen: Norwegian Wood van Haruki Murakami
  • Paralipomena
  • wij-identiteit
  • Waalse haan...
  • Regionale identiteit
  • Sabina Spielrein
  • gelezen: Persepolis van Marjane Satrapi
  • Gelezen: Tirza van Grunberg
  • Toelichting
  • Verkoop de stille rose van Jan Winkels
  • Bijlage de stille rose Jan Winkels
  • Alles van waarde is weerloos
  • Apologie
  • Terugblik
  • Co-auteur
  • Het einde van mijn blog
    Zoeken in blog

    Rondvraag / Poll
    Wat bepaalt volgens u de Maaslandse identiteit?
    Het dialect
    De familiale afkomst
    Het wonen in een Maasgemeente
    Gehuwd zijn met een Maaslander
    De culturele achtergrond
    De regionale achtergrond
    De geschiedkundige achtergrond
    Bekijk resultaat

    06-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jan van Eyck, een Maaseikenaar met wereldse allures.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Jan van Eyck, een Maaseikenaar met wereldse allures. 

      ( Er bestaan geen feiten, alleen interpretaties. F. Nietzsche)

    Op 7 februari 2015 lazen we met de leesclub van de bibliotheek Maaseik het boek Open stad van Teju Cole. Al wandelend door Brussel vertelt en observeert de auteur veel, maar er was één passage waardoor ik vooral geprikkeld werd, namelijk deze alinea op pagina 132. 
    Ik citeer: “Toen Jan van Eyck in de jaren dertig van de vijftiende eeuw een portret van zichzelf schilderde met een grote rode tulband, was dat een manier om te bevestigen dat een vreemdeling niets ongebruikelijks was voor de multiculturele stad Gent. Turken, Arabieren, Russen: ze maakten destijds allemaal deel uit van het visuele repertoire.” 
    Voor mij was dit een reden om me af te vragen of de multiculturele visie van Teju Cole fact or fiction is. Klopt de cultuurhistorische schets van Gent wel met de harde feiten uit de vijftiende eeuw, die intussen door verschillende wetenschappers zijn gepubliceerd? Of is zijn interpretatie louter een verzinsel? En stelt het portret Man met de rode tulband wel Jan van Eyck zelf voor? 
    Om die vragen te beantwoorden heb ik enkele degelijke boeken geraadpleegd en een beperkte correspondentie gevoerd met de professoren Peter Schmidt, Hilmi Kaçar, Walter Prevenier en Peter Stabel. Ik vroeg ook aan Till-Holger Borchert, hoofdcurator van het Groeninge Museum, een bijkomend advies. Bovendien heb ik een uitvoerige e-mail gestuurd naar Teju Cole zelf. Die heb ik als annex aan dit artikel toegevoegd. Hij heeft echter niet geantwoord op mijn vragen.
     
    Uit de wetenschappelijke literatuur en de antwoorden van de hoogleraren moet ik afleiden dat een helder en hard bewijs voor een manifeste bevestiging of ontkenning van Teju Coles visie eigenlijk niet mogelijk is. Het ontbreekt ons simpelweg aan voldoende materiële elementen om de balans naar de ene of andere kant te doen overhellen. Wat niet wil zeggen dat we, weliswaar behoedzaam, ons toch op weg kunnen begeven naar een spiegel historiael van het cultureel beeld uit de tijd dat Jan van Eyck leefde in Gent en Brugge. 
    Uit de naslagwerken en de e-mails leid ik de volgende conclusies af: 
    1. Het schilderij Man met de rode tulband is - hoogstwaarschijnlijk - een zelfportret van Jan van Eyck. Niemand durft of kan echter het laatste greintje twijfel wegnemen en met klare argumenten aantonen dat Jan van Eyck zichzelf heeft afgebeeld. Lorne Campbell, curator bij de National Gallery in Londen, komt met de stevigste papieren: de inscriptie als ich can is voor hem het ultieme bewijs. Het motto van Jan van Eyck is immers vrij groot en centraal aangebracht op de bovenzijde van de lijst, in tegenstelling tot twee andere schilderijen waar zijn handtekening veel bescheidener wordt vermeld. Het lijkt bijna onmogelijk dat de schilder zijn motto zó prominent zou noteren bij een beeld dat niet het zijne is, beweert Campbell. Wat dit aspect betreft, sluit de visie van Teju Cole aan bij de consensus die er bij onderzoekers heerst over dit zelfportret. Ja, het is een selfie, maar... 

    2. De andere elementen die Cole ter sprake brengt, de multiculturele stad Gent en de rode tulband, sluiten veel minder aan bij de heersende kijk van de meeste wetenschappers. Voor hen is het heel duidelijk: Jan van Eyck woonde en werkte vanaf 1430 in Brugge en niet in Gent. Hier lijkt de fictie het te winnen van de feiten bij Cole. Hij spreekt verder over Gent als een multiculturele stad, maar dat was niet het geval. Brugge was in die tijd veel internationaler en als hanzestad echt een melting pot. Er leefden en werkten Italianen, Portugezen, Duitsers, Engelsen, Schotten en Spanjaarden. In historische documenten wordt echter van Russen, Turken of Arabieren nergens melding gemaakt. Zij behoorden dus, in tegenstelling tot de bewering van Cole, zeker niet tot het visuele repertoire van Gent, noch van Brugge. Er zullen dus hoogstwaarschijnlijk in het straatbeeld van beide steden geen Ottomaanse kooplui in hun specifieke kledij te zien geweest zijn. 

    3. Dit brengt ons bij de tulband, een onderdeel van het schilderij dat veel aandacht opeist van een onbevangen kijker. Is het hoofddeksel een tulband, hét symbool uit de Arabische wereld, of stelt het een chaperon voor, die in de Zuidelijke Nederlanden blijkbaar modisch was rond de vijftiende eeuw? Volgens Lorne Campbell draagt Jan van Eyck een chaperon. Zo’n hoofddeksel is samengesteld uit drie onderdelen. Eerst plaatst men een bourrelet op de kruin, een klein mutsje dat als basis dient voor de verdere opbouw. Daarop wordt een patte of schoudercape bevestigd. Dan volgt de cornette, een soortement lange, smalle sjaal. Op het schilderij Man met de rode tulband is zowel de patte als de cornette op een zeer vernuftige manier opgewonden en gedraaid rond de bourrelet. De verschillende onderdelen zijn op het portret bijna niet te onderscheiden. Bij de schilder Robert Campin, een tijdgenoot van Jan van Eyck, die leefde in Doornik, kunnen de onderdelen iets makkelijker worden waargenomen. Op dit portret is duidelijker te zien dat de patte aan de linkerkant afhangt en niet geknoopt is. Verder lijkt deze chaperon goed op het hoofddeksel zoals van Eyck het schilderde. Ook op het centrale paneel van het Lam Gods zijn trouwens zulke hoofddeksels te zien. Het zou dus wel kunnen, zoals de meeste onderzoekers beweren, dat de chaperon een populaire dracht was in het graafschap Vlaanderen tijdens de Bourgondische monarchie. Maar, zo beweert Elisabeth Dhanens in haar onvolprezen boek Van Eyck: “De ongedwongen zwier van de tulband heeft een bijzondere charme. Het schijnt tot de specifieke humor van de kunstenaars te behoren zich met tamelijk opzichtige hoofddeksels te tooien.” Volgens haar heeft van Eyck zichzelf afgebeeld met tulband, maar eerder als een frivoliteit dan als culturele of politieke stellingname. Het hoofddeksel was simpelweg grappig en kunstig om te schilderen. Dhanens spreekt overigens niet van een chaperon. 
    Wie zich resoluut uitspreekt voor het hoofddeksel als tulband, is Frieda Sorber, conservator van de historische collectie verbonden aan het modemuseum in Antwerpen. Zij schrijft in haar e-mail: “De man draagt duidelijk een versie van een tulband. Of de man op het schilderij een bourrelet of iets anders onder de tulband heeft, is onmogelijk te zeggen. In de vijftiende eeuw was er een enorme variatie aan hoofddeksels, zowel voor mannen als voor vrouwen.” Van alle connaisseurs met wie ik gecorrespondeerd heb, is zij de enige die resoluut het standpunt verdedigt dat Jan van Eyck een tulband draagt en geen chaperon en zeker geen kaproen. Dat is een muts met schoudercape, ook te zien op het Lam Gods, maar hier kan daar absoluut geen sprake van zijn. Dhanens vindt de tulband een artistiek grapje en Teju Cole ziet er niet alleen een oosters hoofddeksel in, maar koppelt er nog een sociale visie aan vast. 
    De overige onderzoekers zeggen ferm: het is een chaperon. 
    Opmerkelijk is dat Johan Huizinga in zijn boek Herfsttij der middeleeuwen de klederdracht tussen 1350 en 1480 omschrijft als “buitensporig.” In de Bourgondische cultuur wordt schoonheid overklast door een extravagante pracht. De flamboyante gotiek wil elk detail uitwerken. Kaproenen bijvoorbeeld worden dan ook “wonderlijk om het hoofd gedragen als een hanenkam of een vlammend vuur.” Voor Huizinga is het hoofddeksel van Jan Van Eyck een frivool kunstwerk, een hang naar overdadige pronkzucht. 

    4. Waar komt het dispuut tussen de wetenschappers over chaperon en tulband nu eigenlijk vandaan? Het is, dat heb ik tijdens mijn bescheiden onderzoek zelf kunnen vaststellen, soms vrij moeilijk om een onderscheid te maken tussen een chaperon en een tulband. Doorgaans is een Turkse hoofddoek strak gebonden, maar er zijn ook afbeeldingen van losjes geknoopte tulbanden en dan lijkt hij uiterlijk erg op een chaperon. Bepalend voor het verschil wordt dan de bourrelet, het kapje dat bij een chaperon op het hoofd zit. Maar dat kunnen we op een schilderij niet zien en het is bijna onmogelijk te onderzoeken. Daaruit zou dan een impasse volgen, indien er geen bijkomende elementen meer meespeelden. Één van die belangrijke punten is het volgende. Jan van Eyck heeft in 1426, toen hij net in dienst was van Filips de Goede, een reis gemaakt naar de Levant. Dat is de regio die nu Israël, Libanon, Jordanië en een gedeelte van Syrië omvat. Waarschijnlijk heeft de schilder in opdracht van zijn broodheer die verplaatsing gemaakt als voorbereiding op de kruistochten waar Filips een hartstochtelijke voorstander van was. Van Eyck heeft dus al vrij vroeg met eigen ogen tulbanden gezien. Bovendien heeft hij ook nog Venetië bezocht, waar wel oosterse kooplui, waarschijnlijk met tulband, leefden en zorgden voor de aanvoer van exotische producten. 
    Het is dus verleidelijk om, zoals Cole doet, in het hoofddeksel een tulband te zien. De Nigeriaanse auteur verbindt er echter nog een psychologisch- sociologische component aan. Van Eyck wil met een tulband op zijn hoofd een signaal geven dat “een vreemdeling niets ongebruikelijks was in Gent”, zo beweert Cole en dus is het portret ook een bewijs van verdraagzaamheid. Het eerste deel van deze bewering is niet correct, zie punt 2 hierboven. 

    Of uit de tulband tolerantie moet blijken, is nog maar de vraag. Jan van Eyck was in dienst van Filips de Goede, die bijna een viscerale aversie had van Arabieren. Hoe zou de schilder het dan aandurven om zijn opdrachtgever tegen het hoofd te stoten door zichzelf prominent met een tulband af te beelden? Misschien weerspiegelen de tulbanden, te zien op het Lam Gods, wel de vrees voor de islam, die in Europa leefde na de diverse kruistochten. Laten we niet vergeten dat in 1396 het leger van Jan zonder Vrees, uit het huis van Bourgondië, in de pan gehakt werd te Nicopolis - stad in Bulgarije - door de onoverwinnelijke Turken. Die nederlaag bleef aan het hof van Dijon nog lang nazinderen. Mijn conclusie ligt dan ook voor de hand na een boeiende reis door boeken en artikels met van Eyck als compagnon. 

    Het schilderij Man met de rode tulband zou eigenlijk Man met de rode chaperon moeten heten. De tulband, te zien op andere schilderijen, kan geen teken van verdraagzaamheid zijn, maar eerder van vrees voor de islam. Een belangrijk deel van de visie, die Teju Cole formuleert in de bewuste alinea, steunt niet op facts en is dus fictie. In het beste geval kunnen we zijn bewering beschouwen als een goedbedoelde hineininterpretierung. 
    Si non è vero, è ben trovato. 

    Met dank aan Marietje Broens die me hielp om de mail aan Teju Cole in ordentelijk Engels te vertalen). 

    Bibliografie 
    Cole Teju, Open stad, De Bezige Bij, 2012 

    Cambell Lorne, The fifteenth century Netherlandish paintings, Yale UP, 1998 In dit boeiende boek staat een degelijke bespreking van het portret Man met de rode tulband. Het behoort tot de collectie van de National Gallery. In het boek worden alle schilderijen uit de vijftiende eeuw, geproduceerd in de Lage Landen en te bekijken in het museum, becommentarieerd.

    Dhanens Elisabeth, Van Eyck, Mercatorfonds, 1980 Nog altijd hét overzichtswerk van de gebroeders van Eyck. 

    Huizinga Johan, Herfsttij der middeleeuwen, Uitgeverij Contact, 1997 Eigenzinnige synthese van het leven aan het einde van de middeleeuwen 

    Stabel Peter (red. André Vandewalle), Hanzekooplui en Medicibankiers, Stichting Kunstboek, 2002 Grondige, maar droge studie van Brugge als wisselmarkt van Europese culturen in de vijftiende eeuw.
     
    Stabel Peter, De gewenste vreemdeling: Italiaanse kooplieden en stedelijke maatschappij in het laat-middeleeuwse Brugge in het Jaarboek voor middeleeuwse geschiedenis, 4 (2001) pp. 189-221. Dit is een diep uitgewerkt artikel, waaruit blijkt dat er in Brugge, toen veel internationaler dan Gent, geen Arabieren werkten en leefden. 

    Elektronische correspondentie met Peter Schmidt (KU Leuven), Hilmi Kacar (UGent), Walter Prevenier em. (UGent), Peter Stabel (UAntwerpen), Frieda Sorber (conservator historische collectie Modemuseum Antwerpen) en Till-Holger Borchert (directeur musea Brugge). 

    Annex 
    E-mail gestuurd aan Teju Cole d.d. 24 januari 2015: 
    Dear Mister Cole, As a member of the literary reading group in Maaseik (Belgium) I’m reading your novel “Open City” at the moment- Dutch translation by Paul van der Lecq. Your novel is ever so relevant after the 7th of January, about which I read your impressive column “Mournable Bodies” in The New Yorker. However there is one passage in Open City, chapter 8 of part 1 that intrigues me as an inhabitant of Maaseik, the supposed native town of the “van Eyck brothers”. Your main character Julius is staying in Brussels where he meets Farouq, with whom he has a conversation about the other’s acceptance. You write – and I quote (p. 106 Faber paperback edition 2012): When Jan van Eyck depicted himself in a large red turban in the 1430s, he had testified to the multiculturalism of fifteenth-century Ghent, that the stranger was nothing unusual. Turks, Arabs, Russians: all had been part of the visual vocabulary of the time. I wondered whether this statement was correct, that’s why I have consulted several historians, both in Bruges and Ghent. From their answers I can infer that it’s highly improbable that “the man in the red turban” is a self-portrait. Meanwhile I know for sure that the red “turban” is not a turban but a “kaproen” (= Dutch/ Flemish), or “ chaperone”. Historians and authorities on van Eyck disagree about the historical correctness of the socio- cultural aspects you mention in the above quote. But all experts are strongly convinced that there were no Arabs walking the streets of Bruges and Ghent in the early fifteenth century. Some sent me a mail that you possibly phrased a well-meant hineininterpretierung, others described your statement as nonsense; still others are not sure or won’t even consider or answer my question. That’s why I’d like to ask you –as an historian- : is your statement about the multicultural city of Ghent fact or fiction? If it is a firm fact, I’d very much appreciate if you could inform me which texts your statement- that Ghent was a multicultural centre in those days- was based on. (Again, in Bruges and Ghent there were no inhabitants of Arab origin, but there were most certainly Portuguese, Italians, etc. ) I do realize my question is a specific question about a detail, but once again I’d be most grateful if you would be so kind as to send me an overseas answer. Thanking you in advance for your reply, I send you kindest regards from Maaseik, the native city of “Jan en Hubert van Eyck”. Marita Vande Broek There has been a statue of Jan and Hubert van Eyck in the centre of the Maaseik market square (a real square of 1 hectare) since 1864. Last year this event was commemorated and celebrated.

    Bijlagen:
    Campin.jpg (5.3 KB)   




    06-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Griet und so weiter
    Ik had beloofd een commentaar te schrijven bij het boek "Vele hemels boven de zevende".

    Na de ontmoeting met de schrijfster vind ik het niet meer de moeite waard hierover nog iets te noteren. 



    05-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vele hemels boven de zevende
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Beste bezoeker

    Tijdens de volgende samenkomst van onze leesclub zal de roman 'Zeven hemels boven de zevende' van Griet op De Beeck besproken worden.

    Het debuut werd door velen zeer lovend ontvangen en Op de Beeck won de publieksprijs van de Bronzen Uil 2013. 
    Op 4 december 2014 kwam de 25ste druk uit, goed voor 71 000 exemplaren.

    In een volgende bijdrage zal ik de commentaren van de leden van de leeskring en mezelf weergeven.

    Hier alvast mijn eerste conclusie:  Gebrek aan ontwikkeling

    Het verhaal ontwikkelt zich nauwelijks. Dat de personages niet weten om te gaan met de realiteit is al snel  duidelijk, maar dit punt wordt steeds opnieuw bevestigd. Ook is het jammer dat er pas aan het einde iets gebeurt waardoor ieders leven voorgoed verandert. Een dergelijk belangrijk moment had zich al eerder mogen voordoen. Het had spanning en relevantie toegevoegd aan een roman die nu maar wat voortkabbelt.

    Hoe verscheiden de commentaren op deze debuutroman zijn kan u o.a. lezen op de site van Griet Op de Beeck zelf en op de site van goodreads. Ik heb beide links hieronder genoteerd.




     




    Bijlagen:
    http://www.goodreads.com/book/show/17289061-vele-hemels-boven-de-zevende?from_search=true#other_reviews   
    http://www.grietopdebeeck.be   




    14-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.AKO voor Stefan Hertmans

    Beste bezoeker

    Dit stuk heb ik overgenomen uit De Morgen van vandaag:

    Na eerdere nominaties voor de Libris en Gouden Boekenuil, die hij net door de vingers zag glippen, mocht de 63-jarige Hertmans nu wél 50.000 euro en een sculptuur van Eugène Peters mee naar huis nemen. Hertmans kreeg gisteravond op Crossing Border Den Haag de prestigieuze onderscheiding uit handen van juryvoorzitter Job Cohen en is daarmee pas de vijfde Vlaming die de AKO op zijn naam schrijft, na Brigitte Raskin (1989, Het koekoeksjong), Erwin Mortier (2009, Godenslaap), David van Reybrouck (2010, Congo, een geschiedenis) en Peter Terrin (2012, Post mortem).

     

    Voor de roman ontving Hertmans in februari 2014 wel al de Vlaamse Cultuurprijs voor Letteren, goed voor 12.500 euro. "Oorlog en terpentijn is een oorlogsroman, een familiekroniek en een hartverscheurend liefdesverhaal", zo prees de jury de genrevermenging in het boek. "Maar Oorlog en terpentijn is ook een literair spiegelpaleis waar feit en fictie, realisme en surrealisme, beeld en verbeelding verstoppertje spelen met de lezer. Eindelijk heeft Vlaanderen zijn definitieve 'frontroman'."

     

    Bij het schrijven baseerde Hertmans zich op de memoires van zijn Gentse grootvader, soldaat en zondagsschilder Urbain Martien, zoals hij die in twee keurige schriften aantrof. Hertmans smeedde diens tragische geschiedenis - vijf keer ernstig gewond in de Eerste Wereldoorlog, grote liefde kwijt aan de Spaanse griep, daarna beland in een kil huwelijk - om tot een roman die evengoed een rootsverhaal is.

     

    Florissante verkoop

    'Oorlog en terpentijn' is een literair spiegelpaleis waar feit en fictie, realisme en surrealisme, beeld en verbeelding verstoppertje spelen met de lezer.

    Jury AKO Literatuurprijs

    Hertmans haalde het van vijf andere genomineerden, waarbij de non-fictie dit jaar goed vertegenwoordigd was, met Guus Kuijer en het tweede deel van zijn Bijbel voor ongelovigen en Frank Westerman met Stikvallei (over een massale sterfte in een Kameroense vallei). Verder stonden de Nederlanders K. Schippers, met de essayistische verhalenbundel Voor jou en Wessel te Gussinklo met de roman Zeer helder licht op de shortlist.

    Ook Tom Lanoye, de enige andere Vlaamse genomineerde, viste met zijn roman Gelukkige slaven achter het net, nadat hij bij de Libris de eer aan Ilja Leonard Pfeijffer moest laten. Lanoye zag de jongste jaren al vaker een grote commerciële prijs door de neus geboord, na bijvoorbeeld een hele partij nominaties voor Sprakeloos.

    De AKO-bekroning zwengelt de al florissante verkoop van Oorlog en terpentijn ongetwijfeld nog feller aan. Dat terwijl Oorlog en terpentijn al een late publieksdoorbraak betekende voor de van oorsprong Gentse romancier en dichter. Zijn boek ging intussen dan ook ruim 125.000 keer over de toonbank en mag zich verheugen in internationale aandacht en een resem vertalingen, tot in de Verenigde Staten toe. Opmerkelijk: in Nederland prijkt dit boek ook nog altijd hoog in de top tien-lijsten, en dat al ruim een jaar na verschijning.

    Dat de schrijver zelf onvermoeibaar lezingen en interviews geeft, draagt bij aan het succes. Tot maart 2015 ben ik beschikbaar voor mijn publiek, heeft Hertmans gezegd. "Daarna gaat de deur op slot en ga ik weer schrijven." 

    Onlangs prees de Deense topauteur Jens Christian Grondahl Hertmans' roman nog de hemel in: "Tijdens het lezen en lang daarna ben je diep getroffen door het proza van Stefan Hertmans."

    Ik ben blij dat ik dit boek gelezen heb, u en S. Hertmans hierover heb ingelicht, en blij met het antwoord van hem op mijn mail, te lezen in een vorige bijdrage.





    08-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Elementaire deeltjes
    Beste bezoeker

    In onze leesclub bespraken we vorige maand ' Elementaire deeltjes' van M. Houllebecq. Hierover had ik u in september een bericht gestuurd in verband met transhumanisme.

    Nu stuur ik u mijn mening over voornamelijk de epiloog en proloog die ik aan de leden van de leeskring doorstuurde.
    Let wel, mijn bijdrage zie ik ook als een hyperbool.


    Prolegomena (voorlopige opmerkingen, korte inleiding) tot de proloog en de epiloog van Elementaire deeltjes

     In de proloog beschrijft H zeer gebald de Europese ideeëngeschiedenis van de laatste 20 eeuwen. Hij ziet twee grote metafysische omwentelingen: het ontstaan van de christelijke visie en de wetenschappelijke omwenteling. Nu staat er een derde ‘mutation metaphysique’ in de steigers, namelijk een totaal nieuwe mens. Dat beeld wordt geschetst in het gedicht waarmee de proloog wordt afgesloten.

     In de epiloog blijkt dat het boek een ode is aan de oude mens, want er is een nieuwe opgestaan die de individualiteit en het isolement achter zich heeft gelaten.

    Opmerkingen

    H smeedt waarschijnlijk het algemeen gebruikte en bekende begrip ‘Copernicaanse omwenteling’ (aarde niet langer in het centrum van het heelal) om tot metafysische omwenteling. Het begrip ‘turn’ in de omschrijving ‘linguistic turn’ is eveneens al jarenlang populair in het Engels. Het gebruik van de notie wijst erop dat H in een hedendaagse traditie staat en niet vernieuwend is.

     De ommekeer van de wereldbeelden, zoals H die weergeeft in zijn twee voorbeelden, heeft zich niet in enkele decennia, maar over een heel lange tijd voltrokken. De wisseling van het heidens paradigma naar de christelijke visie kreeg haar beslag over 4 à 5 eeuwen. Dat is geen omwenteling meer of een mutation, maar een geleidelijke verandering. Idem dito voor de mechanisering van het wereldbeeld (titel van een boek van Dijksterhuis uit 1950) in de 17de eeuw. Ook dat paradigma stelt H voor als een totale transformatie, maar de toepassing van wiskunde op de natuur heeft zich over verschillende eeuwen voltrokken en is eigenlijk nog altijd bezig. Het zijn dus geen omwentelingen, maar eerder trage verschuivingen. Bovendien verliest het katholieke paradigma intussen weer heel veel krediet, zodat er van een duurzame omwenteling geen sprake kan zijn. Het rationele wereldbeeld wordt trouwens ook heel sterk in vraag gesteld. In hoeverre kan er dan sprake zijn van een omwenteling?

    H stelt in zijn epiloog de derde omwenteling voor alsof ze reeds begonnen is. Ook dat idee is geweldig overtrokken, zelfs als science fiction. Hoe vaak horen of lezen we niet dat er een revolutionaire ontdekking wordt geclaimd die uiteindelijk ook weer verdwijnt in de vergeetput van de geschiedenis. Dat geldt ook voor het klonen van mensen. Het transhumanisme zal zich zeer geleidelijk ontvouwen: inplanten van chips, vervangen van delen van het menselijk lichaam door bionische elementen, kortom de cyborg staat er wel aan te komen, maar dat gebeurt nu heel voorzichtig. Veel ingrijpender en gevaarlijker is de wijziging van de menselijke cel en de productie van een nieuwe mens. Dat is niet alleen erg utopisch, maar ook gevaarlijk. Laten we met die mogelijkheden behoedzaam omspringen en veel prudentia in acht nemen.

     Maar een pessimistische H heeft grote verwachtingen van een ‘ideale’ mens die alleen maar solidariteit en liefde kent, maar geen verdriet en ontgoocheling. Het amor fati-gehalte van de nouvel homme zou tot nul moeten gereduceerd worden. Is die nieuwe ontwikkeling wel zinvol? Zal liefde niet samen verdwijnen met het verlies van verdriet? Wie zum Tode betrübt is, kan toch ook himmelhoch jauchzen!

    H stelt zijn nieuwe mens als perfect maakbaar voor en het lijkt alsof hij de gevolgen van de ingreep in het genetisch apparaat helemaal kan overzien. Maar dat is een ijdele hoop. Uit een zeer recente loot aan de wetenschappelijke boom, de epigenetica, blijkt dat er over enkele generaties fundamentele wijzigingen kunnen optreden in de genfunctie zonder dat de sequentie van de DNA structuur verandert. Het DNA heeft blijkbaar de mogelijkheid om een gen ‘aan of uit’ te zetten. Dat wil zeggen dat klonen en perfectioneren geen zekerheid geeft over het nieuwe type mens. Het zou kunnen dat H een doos van Pandora opent met zijn genetische omwenteling.

     Misschien speelt ‘hubris’ H wel parten. Al sedert het begin van het Europees denken proberen filosofen mens en natuur in een schema van woorden, een wereldbeeld, te vatten en te dwingen. En dus te sturen! Tot wat die hubris leidt kunnen we lezen in de tragedies. Met enige verbeelding kan men Elementaire deeltjes bekijken als de titel van het eerste deel van een trilogie waarvan de laatste luidt ‘niks elementairs meer’. De nieuwe mens is aan zijn hubris ten onder gegaan en strompelt blind en lam als een oude Oedipus naar zijn graf...

    H kent in zijn boek en in de epiloog een grote rol toe aan de kwantummechanica. Die wordt beheerst door het onzekerheidsprincipe van Heisenberg. Snelheid en plaats van een elementaire deeltje kunnen niet met zekerheid, zoals in de klassieke mechanica, bepaald worden. Er moet gerekend worden in waarschijnlijkheden. H hecht veel belang aan die wetenschappelijke theorie en laat die visie grondig  doorwerken in zijn boek. Terwijl Einstein altijd heeft gezegd ‘God dobbelt niet’ (er is geen toeval of onzekerheid), hebben Heisenberg en Bohr cum suis altijd volgehouden, ook H, dat een onderdeel van de natuur niet gedetermineerd is, namelijk het microniveau van een atoomkern. Maar in het oktobernummer 2014 van het wetenschappelijke tijdschrift La Récherche wordt op de cover de vraag gesteld ‘La fin du principe d’Heisenberg?’. Het bastion van de kwantummechanica wordt voor het eerst hard aangevallen. Indien die onzekerheid een fabeltje blijkt te zijn, stort ook het hele bouwwerk van H in elkaar.

    De roman van H is een Groote Hyperbool. Alles erin is té: teveel stijlen, te weinig nieuwe ideeën, teveel overwaardering en ophemeling van het vrouwelijke, té cultuurpessimistisch, teveel bewondering voor de wetenschap, teveel slechte gedichten, te karikaturaal, kortom het is een roman teveel in de literatuur.

     

     




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Beste bezoeker

    Hier kunt u het antwoord van Stefan Hertmans lezen.

    Geachte Marita Vande Broek,

     

    Mijn grote dank voor uw prachtige lezersreactie op mijn boek.

    ‘Nur der Unglückliche schreibt’ – maar dit keer ook gewoon de dankbare.

    Het is een feit dat het boek de grote Wiedergutmachung moest zijn voor het laten vallen van het uurwerk - symbool voor mijn grootvaders tijd.

    Een gebroken tijd die ik dan, als een goede uurwerkmaker, moest herstellen, met alle radertjes op de juiste plaats, door het schrijven van het boek..

    Ik ben erg verheugd dat u het boek zo graag hebt gelezen.

    Hartelijke groet,

    Stefan Hertmans




    07-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorlog en terpentijn
    Beste bezoeker,

    Hieronder vindt u de brief die ik aan Stefan Hertmans in maart 2013 schreef. In een volgend bericht laat ik u zijn antwoord zien. 


    Geachte heer Hertmans,

    In het inleidend deel I van ‘Oorlog en terpentijn’ schrijft u - ik parafraseer en citeer - dat u de schriften van uw grootvader lang hebt bewaard en gesloten hebt gehouden. U besefte echter dat naar aanleiding van de honderdjarige herdenking van WO I er vele boeken zouden verschijnen en dat u het verhaal moest laten verschijnen vóór lezers zich geeuwend zouden afkeren van alweer een boek over de Groote Oorlog.

    Ik heb uw boek in augustus 2013 gekocht en het met veel empathie en bewondering gelezen.
    U hebt het ruwe materiaal, de schriftjes van uw grootvader, grondig bewerkt en er veel vooruitwijzingen, bijzondere verbanden en diepere betekenissen in aangebracht.
    De roman is een aangrijpende zoektocht geworden naar een particulier leven dat samenvalt met een verschrikkelijke tragiek, die de Groote Oorlog heeft veroorzaakt.

    In het tweede deel - het enige deel dat een titel draagt - baseert u zich zeer sterk op de nagelaten schriftjes. Als lezer ervaar je bijna zelf het schokkend relaas van het frontleven. Chapeau voor u maar ook chapeau voor Urbain Martien!

    Voor mij hebt u op een meeslepende en ontroerende wijze de roman naar een mooi hoogtepunt gebracht. Daar waar het verhaal in de cahiers ophoudt, begint u te putten uit familieverhalen, gesprekken, eigen zoektochten, soms letterlijk ‘te velde’. Vaak deed u die queeste in het gezelschap van uw zoon. Ik heb dit geïnterpreteerd als een soort intergeneratief vervolg van een bijna mythisch verhaal. Maar die evolutie krijgt ook een slot, waardoor de cyclus opnieuw kan beginnen.

    Ik zie in de roman ook een soort Wiedergutmachung van u aan uw grootvader. U kreeg ooit het zakhorloge van hem cadeau en u liet het heel stuntelig kapotvallen - net dàt horloge dat de ganse oorlog had doorstaan. Het uiteenvallen van het zakhorloge heeft u m.i. met een bijna levenslang schuldgevoel opgezadeld dat u nu hebt afgelost door deze roman te schrijven. Nur der Unglückige schreibt. Of klopt dat niet?

    Tot slot: u hebt op het moment dat de Groote Oorlog volop in de belangstelling kwam te staan van de gelegenheid gebruik gemaakt om er een schitterend boek van te smeden. U hebt het ijzer op het juiste moment in het vuur gelegd, waarvoor mijn dank en appreciatie!



    28-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Transhumanisme en identiteit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Tijdens de tentoonstelling FanTasMa08 toonde ik bij mijn project imagooh! de eerste transhumane Maaslander, en bij uitbreiding de eerste transhumane mens voor. 
    Het beeld werd gecreëerd door Eddie Symkens. ( Voor verdere info over mijn totaalproject imagooh!, zie beneden) 

    De idee van de mens die zichzelf veredelt via implantaten van nanomonitoren schrikt nogal wat mensen af. 
    Tijdens gesprekken hierover doemen dan wel eens Frankenstein-achtige doemscenario’s op. 

    In een doortimmerd stuk in NRC Handelsblad van 1 augustus 2008 schrijft de filosoof Marcel Zuijderland hierover. 
    Ik probeer het stuk samen te vatten. 

    De nieuwe biotechnologische middelen zouden kanker, AIDS en Alzheimer kunnen voorkomen, en wie zou daar tegen kunnen zijn? Van alles wat zelfbehoud en welzijn verhoogt, is er immers nooit te veel. Als de mogelijkheden van de gentechnologie eindeloos zouden zijn, komen we dan niet tegen een natuurlijke grens aan die aangeeft dat we moeten ophouden? 

    Waarschijnlijk niet. 

    We staan vrij om de regie van ons zelfbehoud en welzijn zèlf te voeren en te vergemakkelijken, omdat de menselijke genenkaart fundamenteel toevallig is. 
    De genenkaart is het resultaat van toevallige mutaties en op die manier zijn we aan geen enkel voorschrift gebonden om de kaart in zijn huidige vorm te bewaren. 
    En al helemaal niet waar het onze biologische beperkingen - ziekte, veroudering en dood - betreft. We zijn ook aan geen enkel voorschrift gebonden wat betreft om ons ‘menselijk’ niveau van mentaal en fysiek presteren betreft. 
    Evolutionair gezien hebben we carte blanche om het ontwerp van onze genenkaart zelf ter hand te nemen. De technologie moet het natuurlijk wel mogelijk kunnen maken . 
    Er is het degelijk gefundeerd rapport Converging Technologies for Improving Human Performance uit 2003 dat door de Amerikaanse NSF(National Science foundation) en het DOC (Department of Commerce) is samengesteld en volgens dit rapport lukt dit steeds beter. 
    Het rapport doet voorspellingen over resultaten die de integratie van bio-, nano-en informatietechnologie de komende twintig jaar kunnen geven. Ze hebben het in hun rapport over implantatie van bv. naomonitoren die ziektes in een vroeg stadium detecteren en behandelen. 
    Over moleculaire protheses voor cellen , maar ook over ‘brain-to-brain’ communicatie.
     
    Het is een kleine greep uit een breed scala aan revolutionaire toepassingen. NSf en DOC zijn gerespecteerde instellingen en van hen hoef je geen loze en wilde speculaties te verwachten. 
    De ontwikkelingen die zij schetsen zijn reële mogelijkheden waarvan de economische, medische voordelen zo groot zijn dat ze niet meer kunnen afgeremd worden. 
    Nu al bestaan er privéklinieken voor cel-en gentherapie. 
    Er zullen er nog volgen! Eerst alleen betaalbaar voor miljonairs. Later ook voor de gewone man. 
    De zich veredelende mens is de toekomst, maar tegen welke prijs? 
    Moeten ingrepen die veroudering tegengaan, die mensen met insomnia helpen te slapen dan ook moeten worden aangemoedigd ? 
    Of ingrepen waarvan je slimmer en sterker wordt, waar je scherper zintuigen van zou krijgen? 

    Waarschijnlijk wel. 

    Toen de mens voor het eerst een werktuig ter hand nam om zijn vermogens te verbeteren en gebreken te compenseren ( denk eens aan de bril), zette hij al een eerste stap naar symbiose met techniek. Door het toeval uit te schakelen, verbond hij zich aan de techniek.Nu zitten we in een fase waarin mens en techniek zo sterk met elkaar zijn verweven dat we ze als een co-existente levensvorm kunnen gaan beschouwen. Mensen die de Frankenstein-achtige scenario’s zien, lijden aan de angstvisioenen van vooruitgangspessimisten.
     
    Zuijderland ziet vooral de toegenomen vrijheid. Hij besluit : Met ons streven naar zelfverbetering en zelfbeschikking zullen we met zijn allen langer, gezonder en beschaafder worden. 
    We zitten hierdoor in een avontuur dat nooit zal eindigen. 
    Wie gelooft in het oplossend en aanpassend vermogen van de mens, ziet zijn versmelting met de techniek in goed vertrouwen tegemoet. 

    Mijn besluit : Als ik met behulp van de nanotechnologie eindelijk beter zou slapen, sta ik op de eerst rij voor een ingreep! 

    En dan dit nog:

    'De eerste half mens, half robot ter wereld': zo noemt de Britse professor Kevin Warwick zich. 
    Hij liet al twee keer een chip implanteren, zodat hij zijn gedachten en gevoelens kan overbrengen op een computer. 
    'Ik wil het licht kunnen aandoen of mijn auto kunnen starten, gewoon door eraan te denken', zegt de eerste menselijke cyborg. 
    Wie denkt dat professor Warwick een knotsgekke fantast is, vergist zich. 
    Kevin Warwick is professor in de Cybernetics aan de Universiteit van Reading in Engeland en geniet internationaal aanzien. 
    Hij doet onderzoek naar artificial intelligence, robotica en biomedical engineering. 
    Hij startte zijn academische loopbaan aan Aston University en heeft sindsdien baanbrekend werk verricht in onder andere London en Oxford. 
    Hij ontving diverse eredoctoraten en academische prijzen. Hij liet tien jaar geleden voor het eerst een chip inplanten. 

    Hoe kwam hij op dat idee? 

    Hij wou een zesde zintuig, zoals dolfijnen en vleermuizen dat hebben. Zij kunnen ultrasonische signalen opvangen. Warwick liet een chip met sensor aanbrengen en hij kon zich via een draadje - dat uit zijn arm kwam - in de computer inpluggen. 
    Als een voorwerp dicht bij hem kwam, ontving zijn brein een impuls. 
    Hij voelde het kriebelen en kon het voorwerp detecteren. Dit kan handig zijn om in het donker je weg te vinden. Zijn zenuwstelsel werd dus op een computer aangesloten. 
    Hij kon ook zijn gedachten overbrengen op de computer. 
    Als hij zijn hand wou openen, dan opende de robothand die op de computer was aangesloten zich ook -zelfs aan de andere kant van de wereld. 

    Standaardbewegingen, maar wel spectaculair. 

    Voor iemand die een hand verloren heeft, is het systeem heel handig. Die persoon kan een artificiële hand hebben die hij direct kan bewegen via zijn brein. En als iemand die artificiële hand aanraakt, dan kan hij dat ook voelen. 
    Irena, de vrouw van Warwick, liet ook een chip inplanten. 
    Zij was wel bang dat het zou infecteren of dat de computer foute informatie naar haar hersenen zou sturen en dat ze gek zou worden. Dat is niet gebeurd. 
    Het was namelijk mogelijk dat een halve gare via de computer hun breinen zou beschadigen. 
    Warwick wou dat Irena zijn gedachten kon lezen. 
    Dat lukte niet helemaal. 
    Maar wanneer zij dacht: ik knijp drie keer mijn hand dicht, dan voelde Warwick drie trillingen. Je kan het vergelijken met elektrische schokken. 

    Een persoonlijk voordeel: mijn geliefde en ik zouden niet meer naar elkaar moeten bellen om iets te vertellen. En apparaten besturen: als ik hier in Maaseik wil dat het licht uitgaat in Aldeneik, dat ik dat dan kan door eraan te denken… 


     Toelichting bij de start van mijn project imagooh! anno 2008: 

    Het is me de afgelopen jaren steeds vaker opgevallen dat steden en regio’s in Europa zich bij het publiek promoten door een logo tot vervelens toe te herhalen. 
    Jongens en meisjes uit de afdeling marketing noemen het branding. 
    Een eenvoudig beeld of een slogan moet bij de kijker onmiddellijk het product oproepen.
     
    Die visie wordt echter niet alleen toegepast op bier en zeep, maar ook op geografisch afgebakende streken en hun bewoners. 
    De reductie van het Hageland of de Kempen tot een product – en tot een steriel logo - is me een huiver. Een regio heeft veel verborgen facetten die in zo’n benadering niet alleen vergeten worden, maar zelfs definitief in de vergeetput verdwijnen. 

    Daar hoop ik de Maaskant met ‘imagooh!’ voor te behoeden. 
     
    Ter gelegenheid van FantasMa 08 wil ik daarom het Zeer Hoog Instituut voor Maaslandse Identiteit oprichten, verder ZHIMI genoemd. Dat instituut heeft de opdracht om de culturele identiteit van het Maasland en haar bewoners eigenzinnig te onderzoeken. Op basis van die kennis kan het imago van de streek tussen Lanaken en Kessenich dan verrijkt en verdiept worden. Het ZHIMI is gevestigd in de kaduke schuur aan de Leugenbrugweg 20 te Aldeneik. 

    Het organigram heeft een simpele structuur: ik ben directrice, secretaresse, poetsvrouw, en doe het economaat. 
    Kortom, ik, M.H.I. Clemens, bén het instituut.
     
    Ook de basis voor het onderzoek is simpel en kan terug gebracht worden tot drie vragen, waarin de kern van het Maasland en haar bewoners vervat zit : 
    Ÿ Woeë kómme wieë van aaf? 
    Ÿ Waem zeen wieë? 
    Ÿ Woeë goeën wieë noa tów? 

    Zoals vaker blijkt, kunnen de vragen eenvoudig worden geformuleerd, maar zijn de antwoorden verre van voor de hand liggend. Terugvallend op de oude vorm van de triptiek, ach wat waren die duistere Middeleeuwen toch helder en inzichtelijk, probeer ik een voorlopig antwoord te formuleren.
     
    De installatie ‘imagooh!’ is samengesteld uit drie kamers die zich naast elkaar bevinden in de binnenlocatie van Fantasma 08. 

    In de eerste ruimte zullen vele parafernalia te bekijken zijn die verwijzen naar het verleden van het Maasland. Het moet een lieu de mémoire worden van de regio. 
    In al de attributen en kleinodiën die daar kriskras gestapeld liggen, een herinnering aan eeuwen Mosaanse geschiedenis, zit het cultureel geheugen van de streek verweven en gegoten. 
    Misschien zou men in deze kamer een voorzichtige aanzet kunnen zien van de Maaslandse canon, een kabinet met onderdelen waar de regionale identiteit uit geconstrueerd is. 

    Dat onderdeel vormt ook het eerste luik van de Maaslandse eigenheid. 

    In de tweede ruimte heeft het ZHIMI, eigenlijk een kenniscentrum, onderdak gevonden. 
    Vanuit het instituut zullen diverse initiatieven genomen worden om de hedendaagse identiteit van de regio te onderzoeken. 
    Daarin kunnen de bewoners een belangrijke en ondersteunende rol spelen. 
    Aan de hand van affiches, waarop de drie vragen in het dialect als karbonkels oplichten, wordt de thematiek in het hele Maasland onder hun aandacht gebracht.
     
    De affiche effent het pad naar een bijzondere vragenlijst ‘waem zeen wieë?’ die iedereen kan, mag, zou moeten invullen. 
    De antwoorden van die lijst worden in het ZHIMI verwerkt tot een overzichtelijk eindresultaat waarin culturele en psycho-logische eigenschappen van de Maaslander tot uiting komen. 
    Ik omschrijf dit onderdeel van ‘imagooh!’ als een sociale sculptuur. 
    Andere initiatieven van het ZHIMI worden later op een weblog en op de site van Elementum vzw meegedeeld. 

    De derde kamer tenslotte zal volledig gewijd zijn aan de toekomst van het Maasland en haar bewoners. 
    Waarschijnlijk zal hier de eerste transhumane inwoner van de regio worden voorgesteld. 
    Met dat beeld én het ZHIMI én de canon geeft dit seculiere drieluik een volledig overzicht van de Maaslandse identiteit. 

    Verder hoop ik met ‘imagooh!’ een tipje van de sluier op te heffen die over de trits ik, wij en zij hangt. 
    Rond die drie persoonlijke voornaamwoorden, en de Tijd zweeft de identiteit als een vage nevel boven de Maasvallei. 

    Maar misschien is alles slechts een fantasma? 
    Of staan we toch aan het begin van een tweede Renaissance in het Maasland? 
    M.H.I.Clemens
    Maaseik, 18 maart 20008 


    Korte biografie 

    Clemens is een pseudoniem, maar ook de familienaam van mijn moeder. 
    Als Latijns begrip betekent clemens zacht, mild, toegeeflijk... 
    De voorletters M., H. en I. worden niet ingevuld.
     
    Imagooh! is mijn eerste installatie in de wereld der kunsten. Noem me dus gerust een outsider. 
    In de gewone wereld probeer ik op werkdagen tussen 8 en 16 uur kinderen voor dislectio te behoeden. 

    Oh ja, ik ben een inwijkeling, geine echte Maeslènjer...



    27-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Elementaire deeltjes
    Beste bezoeker,

    Binnenkort bespreken we in de leesclub het controversiële boek "Elementaire deeltjes" van Michel Houllebecq. Het boek is moeilijk samen te vatten.

    Alleszins is de term 'transhumanisme'  hier van toepassing.

    Hierover heb ik in het verleden reeds enkele berichten op mijn blog gezet. Als u die nog eens wenst na te lezen, gebruik dan de zoekfunctie, tik bv transhumane mens in en u komt er meteen bij uit!

    Was ik in 2008 ook een ziener, zoals...? 








    13-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antigone
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Beste bezoeker

    Sinds enkele jaren ben ik lid van een leesclub.
    Het laatste werk dat we lazen en bespraken was de tragedie ' Antigone' van Sophocles, nog steeds brandend actueel.

    Hierover wil ik meer gaan berichten.
    U ziet een tekening van Jean Anouilh die Antigone en Kreoon voorstelt en meteen een schitterende samenvatting is van de tragedie.



    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs