In de 13de en begin 14de was de Temple het Europese hoofdkwartier van de Tempeliers. Het was een enorm domein van 6 hectaren omgeven door een 8 meter hoge dikke muur, lenclos du Temple (afb 1). Maar toen de Orde te machtig werd en te rijk, en de Franse koning, Filips de Schone, te arm, werd de Orde opgeheven en de laatste Grootmeester van de Tempeliers, Jacques de Molay, in 1314 op de brandstapel terechtgesteld, samen met 40 andere tempeliers. Het domein van de Temple werd toegewezen aan de Hospitaalridders, rivalen van de Tempeliers, later bekend als de Orde van Malta. Zij genoten van tal van privileges zoals belastingsvrijheid. Het domein van Le Temple was in de 18de eeuw eigenlijk een soort vrijhaven geworden waar de gewone Franse jurisdictie geen toegang had en waar dus volk verbleef van zeer divers pluimage: kunstenaars, ambachtslieden, sodemieters, filosofen en andere schuinsmarcheerders, aangetrokken door de taxvrijheid en het asielrecht. Op dit domein stond naast het paleis van de Prior ook de fameuze grosse tour waar tijdens de Revolutie de koninklijke familie werd opgesloten vooraleer te worden geguillotineerd. Napoleon zou in 1808 het volledige domein met de grond gelijk laten maken om te voorkomen dat royalisten de plaats als een soort bedevaartsoord zouden gebruiken. Het oorspronkelijk terrein besloeg de oppervlakte tussen de hedendaagse straten Temple, Béranger, Picardie en Bretagne (afb 2). Er bleef alleen een enorme marktplaats over : le Carreau du Temple. Deze historische site (afb 3) werd onlangs volledig vernieuwd en biedt sinds 2014 plaats aan allerlei sportieve en culturele activiteiten (afb 4).
Terug naar de 18de eeuw: De ambitieuze Louis François I, Prince de Conti, was een lid van de Franse koninklijke familie, de Bourbons en een volle neef van Louis XV. Louis XV had het echter niet zo begrepen op de ambitieuze Conti en was hem liever kwijt dan rijk in Versailles en daarom pleitte hij bij de paus voor de benoeming van Conti als Grootprior van de Orde van Malta. In 1749 was het zover en kon Conti zijn intrek nemen in het paleis van de Groot Prior in de enclos du Temple. Vanaf 1755 verloor Conti wat hem nog restte aan invloed in Versailles door de intriges van de maîtresse van de koning, Madame de Pompadour. Zijn relatie met koning Lodewijk verslechtte zienderogen en toen in 1756 de Zevenjarige Oorlog uitbrak begon hij zich min of meer openlijk tegen de koninklijke regering te verzetten en werd een soort chef de file van het prinselijk verzet tegen de koning, een frondeur in navolging van de Fronde van de vorige eeuw tegen Louis XIV. Deze frondeurs boden verzet tegen een absolute monarchie, niet zozeer ten gunste van het volk maar uit eigenbelang.
Als alternatief voor het Hof te Versailles, en om de koning te jennen, creëerde Conti zijn eigen koninkrijkje en hofhouding in de enclos du Temple, flirtte met schilders, schrijvers en filosofen van de Verlichting en legde een bijzonder grote kunstverzameling aan. Hij gedroeg zich wel als een verlichte prins maar was het toch eigenlijk niet. Zijn belangstelling voor de opera bijvoorbeeld gold voornamelijk de meisjes van de opera.
In het paleis van de Groot Prior hield hij elke maandag een Salon waarvan zijn maîtresse, de gravin van Boufflers, de grote bezieler was. Zij was bijvoorbeeld bevriend met Horace Walpole, dandy avant la lettre, en met David Hume met wie ze een bijzonder intieme band had, en met Gustaaf III van Zweden. Het Salon van Conti was aldus een soort Europees trefpunt waar de hoge Parijse aristocratie kon kennismaken met filosofen en schrijvers. Het orkest van Conti dat elke maandag optrad was het meest bekende orkest van Parijs. Hij had de beste instrumentalisten en zangers tot zijn beschikking, zoals de beroemde tenor Jelyotte.
Tussen 1762 en 1766 toerde Leopold Mozart met zijn zoontje Wolfgang Amadeus langs alle belangrijke hoven en salons van Europa, en natuurlijk ook bij de prins van Conti. Een van de hoogtepunten van diens maandagse Salon was het optreden in 1764 van het achtjarig muzikaal wonderkind uit Salzburg. Een gebeurtenis die grote ophef maakte in Parijs en vereeuwigd werd door de hofschilder van Conti, Michel Barthélemy Ollivier (1712-1784) op een doek met als titel : Thé à langlaise dans le salon des quatre glaces au Temple, avec toute la cour du prince de Conti, écoutant le le jeune Mozart (het doek werd begonnen in 1764 en beëindigd in 1766 en hangt nu in het Louvre, afb 5).
Thé à langlaise wil eigenlijk zeggen: thee drinken zonder opdienend personeel. Conti, anglofiel en gekant tegen de alliantie met Oostenrijk drinkt dus thee in plaats van koffie, net zoals in Engeland waar thee de koffie heeft verdrongen. De thee bij Conti is dus een statement. Het is ook een vorm van snobisme. Als Mme de Genlis, maîtresse van de hertog van Orléans en middenpunt van het rivaliserend Salon in het Palais-Royal het heeft over een kennis zegt ze gevat : Il prend le thé deux fois par jour et il se croit le mérite de Locke ou de Newton.
Le Salon des quatre glaces, het salon van de 4 spiegels, was een antichambre in de noordelijke vleugel van het paleis van de Groot Prior. Het interieur met zijn enorm hoog plafond oogt streng maar elegant. Terwijl de imposten boven de spiegels en de girandoles à deux bras nog min of meer meer Louis XV zijn, zijn de witte houten panelen met hun recht afgelijnde moulures reeds Louis XVI-stijl. Door de hoge vensters met de vele kleine carreautjes ziet men, of vermoedt men, de wazige omtrekken van een park.
Links onder zit het wonderkind aan de clavecimbel, hij was toen acht jaar. De man met de gitaar is de beroemde tenor Jelyotte. De personages lijken ofwel nogal star naar de schilder te kijken terwijl hij hen schetst, ofwel richten ze hun aandacht op het musicerend duo. Eudore Soulié (1817-1876), kunsthistoricus en destijds conservator van het museum van Versailles, heeft alle genodigden stuk voor stuk kunnen identificeren. Allereerst natuurlijk Conti zelf: het is de enige figuur met de rug naar de kijker, alsof het hem allemaal niet zo erg interesseert, toch is hij de opdrachtgever van het doek. Hij staat rechts van Jelyotte, de man met de gitaar, en is in gesprek met Trudaine, iemand in het zwart, dus van de noblesse de robe. Conti laat zich opmerken door zijn lange pruik à la Louis XIV- totaal gedemodeerd in 1764. Rechts van Conti en Trudaine zien we een dame die alleen zit aan een tafeltje, het is de beroemde zangeres Mademoiselle Bagarotti met een opvallend kleed in Engelse stijl. Merkwaardig is ook het kleine meubeltje aan haar voeten : het is een draagbaar oventje waarop een kookketeltje staat. De andere personages interesseren ons niet zo erg, ze behoren allen tot de hogere aristocratie. Er zijn geen schrijvers, schilders of filosofen van de Verlichting aanwezig op dit ultra-mondain gebeuren.
Een interessant detail op dit doek is de wijnfles die iemand (prinses de Beauvau) aan het tafeltje uiterst rechts uitschenkt (aan dOrtous de Mairan, een mathematicus). De wijn is ongetwijfeld een Romanée-Conti, de meest gereputeerde en ook duurste wijn ter wereld. In het dorpje Vosne Romanée waren er al ten tijde van de Tempeliers, in de 13de eeuw, ommuurde wijngaarden te vinden, des clos. Eén daarvan kwam in 1760 te koop te staan. Zowel de prins van Conti als Madame de Pompadour aasden op deze wijngaard. Na een bitse strijd vol intriges slaagde Conti erin de clos Romanée te kopen voor de neus van Pompadour. Hij gaf er zijn eigen naam aan, Romanée-Conti, en hield de volledige opbrengst voor persoonlijk gebruik en dat van de gasten die zijn beroemde Salon frequenteerden. De wijn kreeg een fabelachtige zo niet mythische reputatie die hij tot op heden wist te behouden.
afb 1  afb 2
 afb 3
 afb 4
afb 5
|