Een merkwaardig portret van Louis XIV en zijn familie.
De Wallace Collection in Marylebone, Londen, is een klein maar fijn museum met vrije toegang bovendien - voor wie houdt van Franse 18de-eeuwse kunst, zij het schilderijen, sculpturen, meubels of Sèvre porselein (Afb 1). Een intrigerend doek in de collectie is Louis XIV and his family" (Afb 2). Het doek is noch gedateerd noch gesigneerd maar wordt toegeschreven aan Nicolas de Largillière (1656-1746). Deze schilder bracht zijn jeugd door in Antwerpen en Londen en kwam pas rond 1682 naar Parijs. Door zijn inbreng van Vlaamse barok kan hij beschouwd worden als een soort wegbereider van de Franse rococo.
Dat Louis XIV and his family" inderdaad van de hand is van Largillière daar is iedereen het mee eens, maar dat geldt niet voor de identificatie van de afgebeelde personen noch voor de datering. De dame in het zwart bijvoorbeeld, links op het doek, werd aanvankelijk door de curatoren van de Wallace Collection aanzien als Mme de Maintenon. En inderdaad, op een portret van Pierre Mignard uit 1694 (Afb 3) lijkt het om dezelfde dame te gaan.
Mme de Maintenon was aanvankelijk de gouvernante voor de zeven kinderen ontsproten uit de verhouding van de koning met zijn mâitresse Mme de Montespan. Toen de passie van Louis XIV voor de Montespan verkoelde werd de gouvernante zelf zijn mâitresse, de laatste in een lange reeks en, omdat ze zeer vroom katholiek was, uiteindelijk zijn geheime echtgenote na de dood van zijn wettelijke vrouw Maria Theresia van Spanje in 1683.
Nader onderzoek van het schilderij echter leerde dat het niet ging om deze Mme de Maintenon maar om Mme de Ventadour, en dat het schilderij mogelijk eerder bedoeld was als een hommage aan deze dame omdat zij de Bourbons gered had van de dynastieke ondergang. De mensen van Wallace dateren het doek circa 1715 en interpreteren het dan ook als een imaginair familieportret waarin het knaapje aan de leiband de toekomstige Louis XV voorstelt, de troonopvolger van Louis XIV die op het schilderij zo ostentatief naar hem wijst, en die door Ventadour van de dood werd gered. Was het knaapje gestorven dan was Louis XIV de laatste koning geweest van de Bourbon-dynastie.
Madame de Ventadour was sinds 1704 de gouvernante van de kinderen van de oudste kleinzoon van Louis XIV, de hertog van Bourgondië of le petit dauphin. De oudste zoon van Louis XIV, de natuurlijke opvolger of le grand dauphin was reeds in 1711 op 50-jarige leeftijd, een natuurlijke dood gestorven. Dus nu werd diens oudste zoon, de voormalige petit dauphinof hertog van Bourgondië, de troonopvolger. Het jaar daarop, in 1712, woedde er een mazelen epidemie aan het Franse hof. Dokter Fagon, volgens Mme de Maintenon de beste dokter van Frankrijk, behandelde de zieken met de beproefde methode van de aderlating. De gevolgen van zijn therapie waren dramatisch. Eerst stierf de vrouw van le petit dauphin en een week later de dauphin zelf. Hij had twee kinderen in leven : de oudste, geboren in 1704 en getiteld als de hertog van Bretagne, en een jonger broertje, geboren in 1710 en getiteld als hertog van Anjou. Deze twee achterkleinkinderen van Louis XIV bleven dus verweesd achter waarbij de oudste, de hertog van Bretagne de nieuwe troonopvolger of dauphinwerd. Voor alle duidelijkheid : Louis XIV was nog steeds in leven. Nu kregen ook beide broertjes de mazelen. Fagon spande zich in om middels heroïsche aderlatingen de troonopvolger te redden. De reeds danig verzwakte knaap overleefde dit natuurlijk niet en stierf op 8 maart 1712. De tweejarige hertog van Anjou werd nu de enige nog mogelijke troonopvolger, dus moest hij ten allen prijze overleven en Fagon maakte zich reeds klaar om hem te redden via een nog spectaculairder aderlating want die van het broertje was onvoldoende gebleken. Maar dat was buiten de Ventadour gerekend. Zij had de rampzalige gevolgen van Fagons therapie gezien en verschanste zich met de kleine dauphin en drie kindermeisjes en weigerde de dokters elke toegang tot de zieke knaap die vervolgens voorspoedig genas. Drie jaar later stierf uiteindelijk de Zonnekoning en de hertog van Anjou werd als Louis XV de nieuwe koning van Frankrijk.
Indien het doek dateert van 1715 of later dan is het inderdaad imaginair want 1711 was het laatste jaar waarop alle afgebeelde personages nog in leven waren. Franse deskundigen daarentegen (Pierre Cabanne in LArt du XVIIIe Siècle) dateren dit werk in 1708, toen waren alle afgebeelde personages nog in leven maar het knaapje aan de leiband kan dan onmogelijk de latere Louis XV zijn, vermits nog niet geboren, maar de vierjarige hertog van Bretagne. Louis XIV zou dit schilderij in 1708 besteld hebben om trots al zijn troonopvolgers voor te stellen : zijn zoon, kleinzoon en achterkleinzoon. Maar vervolgens stierven de drie afgebeelde troonopvolgers kort na elkaar en wel in protocollaire orde, eerst zijn oudste zoon, le grand dauphin, dan zijn kleinzoon en tenslotte ook de afgebeelde achterkleinzoon. De Zonnekoning moet vanaf 1712 wel met enige bitterheid in het hart naar dit doek hebben gekeken waarop zijn eigenlijke troonopvolger zelfs niet eens wordt afgebeeld.
Is de scène fictief of niet, het decor lijkt reëel. Bijvoorbeeld het paneel met de apollinische zonnewagen. Louis XIV geloofde blijkbaar zelf dat hij inderdaad le Roi Soleil was. De omlijsting van dit paneel illustreert trouwens treffend de laat Louis XIV stijl die de Régence onmiddelijk voorafgaat. Het doek is bovendien merkwaardig omdat het 6 generaties van de Bourbon familie afbeeldt, voorzover men de twee borstbeelden meetelt : links Louis XIII, de vader van de Zonnekoning en rechts Henri IV, zijn grootvader en stichter van de dynastie (Afb 4).
Afb 1. Het Wallace museum in Marylebone.
Afb 2 Het familieportret.
Afb 3. Mme de Maintenon.
Afb 4. Who is who ?
1. Mme de Ventadour
2. Indien 1715 : de toekomstige Louis XV - indien 1708 : de hertog van Bretagne
Een Vlaams-Duitse familie in Parijs of de Gentse roots van Eugène Delacroix.
Een getalenteerde meubelmaker uit Gent, Frans Vander
Cruysse, aldaar geboren rond 1690, verhuisde in de eerste helft van de 18de
Eeuw naar Parijs. Ook Johann Franziscus Oeben (of Öben) hield het voor bekeken in zijn geboorteplaats Einnsberg (bij Aachen) en trok rond 1740 eveneens naar Parijs met in zijn kielzog 3 broers en 2 zusters.
Voor bekwame meubelmakers-ebenisten was de aantrekkingskracht
van het 18de eeuws Parijs gemakkelijk te verklaren. Sinds Louis XIV was Parijs
zowat het artistieke en intellectuele centrum van de beschaafde wereld
geworden. Het potentieel kliënteel voor peperduur of avant-garde meubilair was
er veel groter dan in een of ander klein Duits vorstendommetje, laat staan in
Gent.
In de Faubourg St Antoine vonden de inwijkelingen een ganse
kolonie nederduits sprekende ambachtslui. De meesten van hen waren katholiek en
ze vulden als het ware het vacuüm op dat vertrekkende protestanten
achterlieten. Velen hadden bovendien vroeger op hun verplichte reizen als gezel
of compagnon al gewerkt bij een Franse meester. Nu kwamen ze terug als meester
of behaalden er alsnog het meesterschap.
Frans Vander Cruysse, algauw François Lacroix genoemd, werd mâitre menuisier-ébéniste, en verwierf
een atelier in de Faubourg St Antoine. Rond 1720 trouwde hij met Françoise
Dupuis. Het koppel kreeg vijf ravissante dochters en een zoon, Roger. Deze
Roger zou net als zijn vader een beroemde menuisier-ébéniste
worden. Hij stempelde zijn meubels als R.V.L.C
(Roger.Vandercruysse.La.Croix) maar ook soms simpelweg als R.LACROIX.
Johann Franziscus, of Jean-François, Oeben en zijn jongere
broer Simon-François werkten aanvankelijk in de werkplaats van Charles-Joseh
Boulle in de Louvre. Na diens dood kreeg Jean-François de titel van menuisier ébéniste du Roy en
installeerde zijn werkplaats in de Gobelins. In 1756 verhuisde hij naar de
Arsenal waar hij tot zijn dood zou verblijven. Simon bleef in de Gobelins.
Beide broeders Oeben trouwden elk met een dochter van François
Lacroix Vander Cruysse. Jean-François Oeben trouwde in 1749 met de oudste,
Françoise-Marguerite, en Simon-François met Marie-Marguerite. En een van de 2 zussen
Oeben, Marie-Catherine, trouwde in 1759 met Martin Carlin, een jonge Duitser
afkomstig uit Freiburg, die als gezel werkzaam was eerst bij François Vander
Cruysse en later bij Jean-François Oeben als die vanaf 1756 zijn eigen
werkplaats had. Carlin werd mâitre
menuisier ébéniste in 1766 en had dus voortaan ook zijn eigen atelier. De vier
schoonbroers werden wereldberoemde vaklui en hun werk wordt nog steeds bewaard
in diverse musea over de hele wereld. J-F Oeben werd de vaste leverancier van
Mme de Pompadour, zijn broer leverde meubilair aan de Duc de Choiseul, Carlin
leverde zijn meubels voornamelijk aan de vermaarde marchand-mercier Poirier voor Mme du Barry en LaCroix had een vast
clienteel bij Mesdames Tantes (de
dochters van Louis XV). Op openbare veilingen gaat hun werk tegenwoordig van de
hand voor miljoenen euros.
Toen J-F Oeben stierf in 1763 dongen 2 gezellen van zijn
werkplaats, Jean-Henri Riesener en Leleu, naar de hand van
Françoise-Marguerite, de weduwe. Wie met de weduwe van een overleden
meesters-ebenist trouwde kreeg er als het ware het meesterschap van de
overleden echtgenoot bij en dus ook het recht onafhankelijk een atelier uit te
baten. Riesener haalde het van zijn rivaal en volgde dus J.F. Oeben op in de
Arsenal. Hij werkte het door Oeben
begonnen wereldberoemde bureau cylindrique van Louis XV verder af en werd net
als zijn nieuwe schoonbroers, S. Oeben, LaCroix en Carlin wereldvermaard door
zijn meubilair in een neoklassieke stijl die zeer geliefd was bij koningin Marie-Antoinette.
Riesener nam ook de zorg op zich van Victoire, het dochtertje van J.F Oeben dat
pas 5 jaar was toen haar vader stierf. Met Françoise-Marguerite kreeg hij een
zoontje Henri-François, geboren in 1767 die later een bekend portrettist zou
worden..
Victoire Oeben was dus de kleindochter van Frans Vander
Cruysse alias François Lacroix, Roger Lacroix was haar oom en Henri-François
Riesener haar halfbroer. Toen ze 20 werd, in 1778, trouwde ze met een zekere
Charles Delacroix, een diplomaat die carrière zou maken tijdens de Revolutie en
Minister van Buitenlandse Zaken werd onder het Directoire.
Charles en Victoire kregen kort opeenvolgend 3 kinderen, en 14
jaar later een nakomertje, Eugène, geboren op 26 april 1798.
Met die geboortedatum van Eugène, de latere exponent van het
Franse Romantisme (naast Géricault) is iets loos. Charles, de vader, leed al
enkele jaren aan wat toen werd genoemd een sarcocèle
(nu wordt dat een lipofobroom genoemd) uitgaand van zijn scrotum. Dit overigens
goedaardig gezwel ontwikkelde zich tot een volumineuze tumor. Die tumor was zò
groot dat zijn penis er in verdween en de urine geloosd werd als door een soort
navel in dat gezwel. In die situatie was geslachtsgemeenschap met penetratie
onmogelijk.
Niemand durfde hem te opereren,
uiteindelijk werd een militair chirurg, Imbert-Delonnes, bereid gevonden de
risicovolle ingreep uit te voeren. Dit gebeurde op 27 Fructidor van het jaar V
(13 september 1797). Een gezwel van 15 kilo werd verwijderd, Charles doorstond
de ingreep heldhaftig er was toen nog geen sprake van anesthesie. De
verwijdering van dat gezwel was een medische primeur en de chirurg publiceerde
een omstandig verslag van de ingreep. Dit verslag werd zelfs in het Nederlands
vertaald : Kunstbewerking van een vleeschbreuk gedaan aan Ch. Delacroix. In die prae-antibiotische tijd veretterde een chirurgische wonde
altijd maar genas meestal na een maand of zo. Dus Charles zou Victoire pas
hebben kunnen bevruchten vanaf medio october. Derhalve zou Eugène een prematuur
geweest zijn van ongeveer 6 à 7 maand. In die tijd waren de overlevingskansen
van een dergelijke prematuur nihil.
Vandaar het
geroddel in Parijs : Charles Delacroix werd als minister vervangen in juli 1797
door Talleyrand en werd aangeduid als gevolmachtigde voor de Bataafse Republiek
(Holland). Kwatongen verspreidden het gerucht dat Talleyrand niet alleen de
ministerstoel van Delacroix bezette maar ook diens plaats innam in het bed van
de mooie Victoire, des te meer daar Talleyrand een intieme vriend was van het
gezin Delacroix-Oeben. Hij zou de biologische vader geweest zijn van Eugène.
Hoe dan ook, we gaan hier niet verder
op in, maar gezienmater semper certa est : of de biologische vader van Eugène nu
Charles Delacroix was of prins Talleyrand, dat maakt voor ons betoog niets uit
: Eugène Delacroix, de schilder van de Franse Romantiek en icoon van de
revolutie in het algemeen (in casu tegen koning Charles X) was langs
moederszijde een achterkleinkind van de Gentse meubelmaker Frans Vander
Cruysse. Quod demonstrare volui.
Het beroemde Bureau cylindrique du Roi, door Oeben begonnen en door Riesener afgewerkt
Een commode met plakken Sèvre porselein voor Mme du Barry door Martin Carlin, 1772.
Een schrijftafel voor Marie-Antoinette door Riesener, 1783.
De merkwaardige publicatie van Imbert Delonnes.
Gravure van de trotse Imbert Delonnes wijzend naar zijn pronkstuk: de tumor van CH. Delacroix in een glazen stolp.
(made by Pierre Chasselat in 1799, Wellcome Collection London.)
Eugène Delacroix.
La Liberté guidant le Peuple. Iconisch schilderij door Eugène Delacroix.