Denis
Diderot, een van de meest interessante van de filosofen-schrijvers van de 18de
eeuw, de zogenaamde Lumières, werd bij zijn dood begraven in de kerk van Saint-Roch, in het gezelschap van onder
meer Pierre Corneille en André Le Nôtre. Tijdens de Revolutie werd de kerk
geprofaneerd en de graven geplunderd. Er zou niet veel meer overblijven van de
stoffelijke resten van Diderot.
Eindelijk daagt het de Fransen wat een bijzonder figuur deze man eigenlijk was.
Tot voor kort staarden ze zich blind op Voltaire ondanks de waarschuwingen van
abbé Desfontaines die reeds in 1738 in
een pamflet genaamd La Voltairomanie
Voltaire afschilderde overigens niet
onterecht - als een van zich zelf bezeten figuur, dronken van arrogantie en
trots, schuldig aan bedrog en fraude, een paranoïde en ijdele exhibitionist,
een gewetenloze geldwolf en opportunistische sjoemelaar.
Pas
nu, valt Diderot dus de eer te beurt die hij verdient en wordt hij omstreeks de
300ste verjaardag van zijn geboorte (october 1713) herbegraven, panthéonisé, in de vroegere Eglise Ste
Geneviève, nu mausoleum aux grands hommes la patrie
reconnaissante.
Hij zal er dus liggen in het gezelschap van
Voltaire en diens aartsvijand Rousseau. Benieuwd of hij zal terecht komen in de
crypte zelf of een of andere caveau .
|