De beeldhouwersfamilie Salu maakte gedurende 3
generaties grafmonumenten en -zerken en wel zodanig dat het kerkhof de bijnaam kreeg van "Père
Lachaise van Laken".
Met een korte geschiedkundige inleiding door een uitstekende gids werden we langs de voornaamste grafmonumenten geleid. Er werd ons ook gewezen op enkele symbolen hierop aangebracht .Veel van deze symbolen staan voor rouw, gedenken, herdenken, hoop, troost, liefde en trouw.
Volgende opnamen (van Annemie Pas) zijn ontegensprekelijk het bewijs van de grandeur van deze bewaarplaats:
De begraafplaats van Laken is het laatste "parochiale" kerkhof (gelegen rond een kerk) in het Brusselse gewest. Jozef II verbood in 1784 met een keizerlijk besluit de doden te begraven rond de kerken om redenen van openbare gezondheid.
De huidige kerk werd gebouwd van 1854 tot 1872 in opdracht van Leopold I, aanvankelijk door architect Poelaert gevolgd door Antoine Tappeniers, Louis De Curte, Heinrich Von Schmidt en tenslotte door Alphonse Groothaers. Ze werd pas afgewerkt in 1907.
Marie Félicité Denise Pleyel (1811-1875)
Grafmonument in neoklassieke stijl opgebouwd door Henry Pickery op initiatief van vrienden, bewonderaars en collega's van het Muziekconservatorium van Brussel, waar ze les gaf als enige vrouwelijke pianiste van de XIXe eeuw. Het is samengesteld uit een sarcofaag, rustend op een sokkel waarop een citer en een partituur liggen, vergezeld van een lauwerkrans. Een jonge droevige vrouw rust met één arm op de sarcofaag, terwijl de andere arm een toorts draagt, symbool van de geest die overleeft. Een medaillon stelt de artieste in profiel voor.
Graaf Jacques André Coghen (1791-1858)
Diplomaat, afgevaardigde, senator, eerste Minister van Financiën van het onafhankelijke België en, door zijn huwelijk met Caroline Rittweger, overgrootvader van koningin Paola.
Liggende figuur in Carreramarmer, gekleed in uniform en versierd met vier onderscheidingen, in een neoromaanse kapel, gesigneerd door Guillaume Geefs.
Vrijwel een eeuw lang, tussen ca. 1870 en 1960, legden de beeldhouwers Ernest Salu I, II en III zich toe op funeraire beeldhouwkunst en de creatie van grafmonumenten.
Nog een creatie van het atelier Salu.
Bronzen Denker van Auguste Rodin op het familiegraf van kunsthandelaar Joseph Dillen
Eén van de 22 originelen in brons dat in 1927 toebehoorde aan het Rodinmuseum.
Het is een vergrootte versie van het origineel, oorspronkelijk bedoeld om de bronzen poort van het Museum voor Decoratieve Kunsten in Parijs te bekronen.
Maria Felicia Garcia genaamd "La Malibran" (1808-1836)
Operazangeres, dochter van de Spaanse tenor en componist Manuel Garcia. Getrouwd met Eugène Malibran en hertrouwd met violist Charles de Bériot. Overleden door een val van haar paard in Londen. De monumentale neoklassieke grafkapel is versierd met een wit Carreramarmeren beeld van de mezzosopraan in de rol van Norma (Bellini). Ze is gerealiseerd door de Hofbeeldhouwer Guillaume Geefs. De tempel is voorzien van een koepel, men komt er binnen via een dubbele bronzen poort, voorzien van engeltjes en groen. De vloer is versierd met mozaïek met een fakkeltekening.
Sint-Barbarakapel
Leopold I overleed in 1865. De geestelijken weigerden hem de toegang tot de kerk omdat hij protestants was en banden had met de vrijmetselarij. De begrafenisdienst nam plaats onder een tent aan de ingang van het kerkhof. Omdat de nieuwe koninklijke crypte nog niet klaar was werd een muur doorbroken in deze kapel, zodat Leopold I zou kunnen begraven worden naast zijn echtgenote Louise-Marie d'Orléans. Om deze situatie in de toekomst te voorkomen werd de kapel door De Curte voorzien van een onafhankelijke ingang . In 1876 werden de stoffelijke overschotten van het koningspaar verplaatst van deze kapel naar de crypte van de Onze-Lieve-Vrouw van Laken.
Nog een creatie van het atelier Salu Lofzangeres op het graf van Jules Strauwen (1943)
Ferdinand Nicolaÿ (1772-1854)
Zoon van huidevetters van Stavelot, rijke zakenman, maar vooral filantroop. Geeft zelf de opdracht aan Charles Fraikin van Herentals voor zijn beeld op het graf zittend als Romeins keizer en gebeeldhouwd in wit marmer. (eigen foto)
Emile Eloi Bockstael (1838-1920)
Burgemeester van Laken van 1877 tot 1920. Hij was de initiatiefnemer van de grafgalerijen onder het kerkhof. Gedenksteen is van Ernest Salu en geplaatst in een voormalig toegangspaviljoen tot de ondergrondse galarijen . Het gewelf is uit één brok graniet gehouwen en versierd met de blazoenen van Laken met bovenop twee urnen. het glas-in-lood raam is van Louis de Contini, de buste in Carreramarmer is van Pierre Theunis.
Ernest Salu III (1909-1987)
Beeldhouwer en filmregisseur. Hij is de laatste uitbater van de onderneming van grafmonumenten gelegen naast het kerkhof. Grafmonument in Carreramarmer, eveneens cenotaaf van zijn vader Ernest Salu II en van zijn grootvader Ernest Joseph Salu I. Op dit monument staat een buste van Salu I, die van zijn kleindochter bloemen krijgt.
Eencenotaaf (uit het Grieks: kenos = leeg, taphos = graf) is een grafteken dat wordt opgericht ter nagedachtenis aan overledenen van wie het stoffelijk overschot elders verkeert of onvindbaar is.
Joseph Poelaert (1817-1879) Brussels architect, gevormd door
Tilman-François Suys en Auguste Payen.
Maker van de Congreszuil, de Onze-LieveVrouw van Laken en de Sint-Katelijnekerk, van het Munttheater, evenals van
het Justitiepaleis, waarvoor hij de bijnaam
kreeg "schieven architek" "scheve architect".
Zijn klassiek geïnspireerde grafmonument,
opgericht door architect Joachim Benoit, in
de vorm van een open tempel, is een verkleining van het portaal van het door hem
ontworpen Justitiepaleis. Binnenin is een
borstbeeld van de architect geplaatst op een
sokkel met het embleem van de architecten.
Het zou toegeschreven zijn aan Jean Cuypers.
In de schaduw van de OLV-van-Lakenkerk ligt een klein parkje. In 2018 kreeg dit parkje de naam van de Brusselse zangeres en actrice Annie Cordy. Voor deze gelegenheid kwam de bekende Lakense zelfs poseren voor een muurschildering. Dit parkje maakt deel uit van de herinrichting van de voormalige stationsbuurt en zal een volledige transformatie ondergaan, met onder andere een nieuw speelplein, gemeenschappelijke moestuinen en een serre voor stadslandbouw.
Door de sterke bevolkingsgroei van Brussel en Laken kampte de begraafplaats halfweg 19e eeuw met plaatsgebrek. Toenmalig Brussels schepen van Openbare Werken Emile Bockstael bedacht een inventieve oplossing voor dit probleem. Geïnspireerd door Zuid-Europese begraafplaatsen ontwierp hij een grafgalerij, zodat er meer mensen op beperkte ruimte begraven konden worden. Maar in tegenstelling tot in bijvoorbeeld Madrid en Genua, waar de galerijen bovengronds zijn, stelde Bockstael voor ze in Laken ondergronds te bouwen.
Het spreekt vanzelf dat onze gids niet alle grafmonumenten kon bespreken bij gebrek aan tijd. Ook door de ongunstige weersomstandigheden deze dag ontbrak ons de moed meerdere beeldopnamen te maken.
Wil je echter meer te weten komen over de geschiedenis van het kerkhof, de beschrijving van enkele opmerkelijke monumenten en ook over de grafsteen van enkele prominenten ga dan naar de bijlage met de nederlandstalige brochure over het Kerkhof van Laken. Je vindt ook een bijlage met lijst over de symbolen op de grafmonumenten.
We maakten kennis met Constantin Brancusi (1876-1957), Roemeens beeldhouwer, één van de pioniers van de moderne beeldhouwkunst. De tentoongestelde topwerken, van over de hele wereld naar Brussel gereisd, tonen zijn zoektocht naar de essentie van de dingen. Hij verliet de traditionele paden van de beeldhouwkunst en ging radicaal zijn eigen weg. Ondanks de weerstand die zijn werk soms opriep, groeide hij uit tot één van de meest invloedrijke beeldhouwers van de 20ste eeuw.
Verschillende stukken worden voor de eerste keer getoond, samen met werk van tijdgenoten (Duchamp, Modigliani, Man Ray, e.a.) en sculpturen van Rodin, bij wie Brancusi kort in de leer ging.
Wat onze gids ons vertelde kan je ook vinden via deze link
De kus
De vraag is niet of ze kunnen ademhalen-dat kunnen ze niet.
Mond en neus zijn platgedrukt tegen die van een ander: geen speld past er tussen.
De vraag is ook niet wat ze van elkaar kunnen zien - dat is namelijk niets, zoals
dat gaat wanneer netvlies op netvies drukt, wenkbrauw op wenkbrauw, voorhoofd
aan voorhoofd kleeft. De vraag is wel wat de kunstenaar dacht toen hij het
geabstraheerde beeld uit één blok steen hakte, zaagde en schuurde.
Slapende Muze
Beeld en sokkel vormen één geheel
Een vaak terugkerend thema in het werk van Brancusi is het liggende eivormige hoofd. In 1908 stemt hij per uitzondering toe een portret te maken van barones Renée Irina Franchon.
Hij probeert eerst min of meer nog een gelijkend portret te maken maar hij is niet tevreden.
Dan komt hij op het idee om het hoofd neer te leggen, de hals weg te laten en maar een paar gelaatstrekken over te houden. "de Slapende Muze is geboren".
Naast mensen vormen ook vissen en vogels een belangrijke inspiratiebron voor Brancusi.
Ze staan centraal in zijn zoektocht naar het vatten van beweging. Over zijn afbeeldingen van een vis zei Brancusi:"Als ik zijn vinnen, zijn ogen en zijn schubben had weergegeven, zou ik hem laten stoppen met bewegen, zodat ik maar een fractie van de werkelijkheid zou weergeven. Ik heb een glimp willen laten zien van zijn ziel."De vissen die Brancusi maakt in steen en brons kunnen ook letterlijk bewegen, want ze zijn verbonden met hun sokkel door een staafje dat kan ronddraaien.
Hier zoekt hij naar nieuwe methodes om de beweging door te geven.
Bij voorbeeld, de spiegeling op het gladde brons
Van deze vogel maakt hij een lang uitgerekt exemplaar, zonder details want die zie je niet als hij vliegt. Hij plaatst de vogel op een heel klein puntje op zijn sokkel verbonden net alsof hij op het punt staat om weg te vliegen.
Op het programma van deze activiteit staat in de voormiddag een bezoek aan de Hallepoort voor de tijdelijke tentoonstelling 'Back to Bruegel' en in de namiddag een begeleide rondleiding in het Broodhuis op de Grote Markt van Brussel.
De Hallepoort bestaat uit 3 verdiepingen. Op de eerste verdieping bevindt zich een permanente tentoonstelling die kunstvoorwerpen bevat afkomstig uit de Koninklijk Musea van Kunst en Geschiedenis van Brussel. Op de 2de en 3de verdieping treffen we de tijdelijke tentoonstelling 'Back to Bruegel' aan. Een bezoek aan de permanente tentoonstelling is wel meegenomen.
De tentoonstelling 'Terug naar Bruegel' doet ons de geschiedenis van de 16e eeuw ontdekken aan de hand van een combinatie van geavanceerde technologie en bijzondere kunstvoorwerpen uit de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis van Brussel. De mythische Hallepoort rees op in 1381 als schakel in de tweede reeks verdedigingswallen die Brussel omsloten. De 16e eeuw werd niet alleen gekenmerkt door religieuze oorlogen en gevechten, maar ook door de ontdekking van de nieuwe wereld, de bouw van steden en de bloei van het humanisme. Dit is allemaal te vinden in het uniek gebouw dat Bruegel dagelijks zag, waar hij langs liep toen hij in Brussel woonde en werkte. Voor de geschiedenis van de Hallepoort kan je best naar de volgende link.
Op de eerste verdieping komt men in de gotische zaal. Deze zaal is sinds de 14e eeuw zo goed als onveranderd gebleven. Van hieruit werden de mechanismen van de ophaalbrug en het valhek bediend. Deze mechanismen alsmede ophaalbrug en valhek zijn niet meer bewaard gebleven. In de 19e eeuw, toen het gebouw werd omgevormd tot museum, werden de grote ramen toegevoegd. Vroeger werd alleen licht binnengelaten via de smalle schietgaten. In de 19de eeuw werd de stadsomwalling afgebroken. Alleen de Hallepoort bleef behouden en werd omgeven door nieuwe boulevards. Ze werd één van de eerste musea in Brussel. De restauratie van het gebouw werd toevertrouwd aan architect Hendrik Beyaert. Aan hem danken we de brede wenteltrap en het nieuwe dak alles in een neogotische stijl.
De paarden van Albrecht en Isabella.
Deze twee paarden zijn afkomstig uit het hertogelijk paleis op de Coudenberg. Ze behoorden toe aan aartshertog Albrecht en zijn gemalin Isabella, die aan het begin van de 17e eeuw over de Nederlanden heersten. De huid van de overleden paarden is opgespannen op een structuur van hout, metaal en gips. Het zijn de oudst opgezette paarden.
Het paard van Albrecht draagt een harnas dat paste bij het harnas van zijn meester. Het paard van Isabella had geen harnas, maar er wordt verteld dat dit paard was uitgerust met een zadel met inlegwerk van robijnen en diamanten. Aan de basis van de hals van het paard van Albrecht is een gaatje te zien van de kogel die het paard doodde tijdens een veldslag.
Wieg van Keizer Karel
Deze rijkelijk versierde wieg is één van de eerste voorwerpen die in het 19de-eeuwse Hallepoort-museum werd tentoongesteld. Ze is afkomstig uit het oude Brusselse paleis op de Coudenberg. Vanaf 1406 verzamelden de prestigieuze bewoners, waaronder Keizer Karel en Isabella er allerlei trofeeën, diplomatieke geschenken en souvenirs, die ze tentoonstelden in de oude stallen van het kasteel.
De wieg werd opgehangen aan de metalen staven die zich aan weerszijden van de wieg bevinden. In tegenstelling tot wat vaak werd verondersteld, is deze wieg waarschijnlijk niet gemaakt voor de toekomstige Keizer Karel, maar voor zijn vader, Filips de Schone.
Deze hypothese is gebaseerd op de rijke, gepolychromeerde versiering die bestaat uit de wapens van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk, de ouders van Filips de Schone. Het gaat daarbij om twee verstrengelde letters 'M', hun initialen. De letters zijn met elkaar verbonden door een strik en zijn versierd met bloeiende distels.
Ommegang van 1615, origineel is van Denijs van Alsloot in Prado museum Madrid. Het is één van een reeks van 6 schilderijen
Deze kopie van een schilderij bewaard in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België toont de optocht van de Ambachten tijdens het feest van de Ommegang op de Grote Markt te Brussel. De Brusselse Ommegang ontstond in de 14de eeuw als devotie rond het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van de Zavel. Tijdens deze jaarlijkse optocht defileerde de stedelijke elite waaronder ook de ambachtsgilden. De ambachtsgilden hebben een hele strijd geleverd om tot deze elite te behoren! Ze waren een grote hulp geweest bij de herovering van de stad toen deze in 1356 door Lodewijk van Male werd ingenomen. Vooral de koks en de slagers, die nabij de Grote Markt gevestigd waren, leverden verbeten slag, gewapend met messen en braadspiesen. Toch kregen ze pas na decennia van eisen en opstand in 1421 medezeggenschap in het stadsbestuur en het beheer van haar omwallingen.
De tentoonstelling 'Back to Bruegel' bevindt zich op de 2de verdieping. Hier staat niet Bruegel zelf centraal maar wel de tijd waarin Bruegel leefde en wel op een bijzonder originele manier. Met een VR-bril neem je, vertrekkend uit een viertal schilderijen van Bruegel, een tijdreis door de 16de eeuw.
Karel V, keizer van het Heilig Roomse Rijk, keizer van Europa, koning van Spanje, heerser in de nieuwe wereld, Amerika.
Karel is geboren in Gent in 1500 op 24 februari. Hij verblijft dikwijls in Brussel. Hij voert oorlogen, schittert op het slagveld, in tornooien en tijdens de jacht.
In 1555 doet hij troonsafstand in zijn residentie op de Coudenberg. Zijn enige zoon, prins Filips, wordt hertog en koning van Spanje. In 1559 verhuist hij naar Spanje.
Het paleis op de Coudenberg (17de eeuw)
Het gebouw vindt zijn oorsprong in de 12de eeuw. In de 13de eeuw wordt het verbouwd tot een prachtig paleis.
Onder het bewind van Filips de Goede bekostigt de stad de bouw van een prestigieuze pronkzaal, de Aula Magna. De constructie ervan loopt van 1452 tot 1460.
Gedurende de eerste helft van de 16de eeuw zal Keizer Karel persoonlijk toezien op de verdere uitbouw van het paleis. Een indrukwekkende Gotische kapel wordt opgetrokken.
Het complex wordt in de loop van de eeuwen regelmatig verbouwd en elke heerser hoopt er zijn stempel op te drukken: opeenvolgend de Brabanders, de Bourgondiërs, de Spanjaarden en de Oostenrijkers.
Op 3 februari 1731 wordt de helft van het paleis door een brand verwoest. Pas in 1770 wordt het paleis opnieuw opgetrokken, het Koninklijk Plein komt tot stand. het wordt omring door neoclassistische gebouwen en de tuinen worden vervangen door een neoclassistisch park.
Virginaal met kermisscène
In 1566 bestormen de beeldenstormers in Vlaanderen en Brabant alle kerken en slaan alle kunstwerken kort en klein. Beelden zijn afgoderij volgen Johannes Calvijn, hervormer. Brussel werd beschermd door de omliggende wallen en de legertroepen van landvoogdes Margaretha.
Dit oude beeld uit Anderlecht is onthoofd door een beeldenstormer.
Op 5 juni 1568 wordt graaf van Egmont onthoofd op de Grote Markt van Brussel wegens landverraad.
Op de bovenste verdieping, op de weergang, kan je door een magische verrekijker ontdekken hoe Brussel er rond 1550 uitzag.
Wandtapijt van Bernard van Orley
Bernard van Orley was de leermeester van Pieter Coecke, deze was de
leermeester van Pieter Bruegel de Oudere.
Dit tapijt was betaald door Frans van Tassis, postmeester van Europa.
Het was besteld voor de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavel.
Op het tapijt wordt een miraculeus beeldje van Onze-Lieve-Vrouw
afgebeeld dat gebracht werd door een Brusselse dame, genaamd
Beatrijs Soetken. Ze had het weggehaald uit de kathedraal van Antwerpen.
De wijn van Sint-Maarten, Bruegel
replica waarvan het originele zich bevindt in het Prado Museum van Madrid.
Dit schilderij van Bruegel beeldt een landelijk tafereel uit in de omgeving van de
Schaarbeekse poort (afgebroken op het einde van de 18de eeuw).
Links boven zien we deze poort afgebeeld en rechts een kapel met driezijdig koor,
achteraan de vallei van de Zenne. Elementen die terug te vinden zijn op de
topografische kaarten en andere documenten.
Dat er op die plaats ook wijn werd geproduceerd kan afgeleid worden uit
bepaalde straatnamen uit deze omgeving.
Het Broodhuis is een museum op de Grote Markt, het historische hart van Brussel. Het is gehuisvest in een neogotisch gebouw, in het Nederlands Broodhuis en in het Frans Maison du Roi genaamd. Deze dubbele benaming vindt haar oorsprong in de geschiedenis van het gebouw: Broodhuis verwijst naar zijn eerste bestemming, een broodhal in de 13de eeuw, terwijl Maison du Roi verwijst naar de titel van de eigenaar van het bouwwerk, de hertog van Brabant; Keizer Karel, "koning van Spanje".
Het gebouw werd volledig beschermd in 1936 en staat sinds 2000 samen met de Grote Markt op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Volgend jaar viert de Grote Markt deze inschrijving 20 jaar geleden. In het Broodhuis werd naar aanleiding hiervan een tentoonstelling opgezet.
Kunstvoorwerpen, schilderijen, etsen en foto's illustreren de woelige geschiedenis, de verschillende functies en gebruiken en gedaanteverwisselingen die de Grote Markt tussen de 12de eeuw en vandaag doormaakte.
Dit originele bronzen beeld van patroonheilige Sint-Michiel waakte van boven op de toren van het stadhuis over de stad sinds 1455. Het bestaat uit
messingplaten en gehamerd koper, is 5,7 meter hoog en weegt 400 kg.
Het beeld heeft de grote brand van Brussel, de verschillende invasies van
Spanje en Nederland aanschouwd. Maar na 600 jaar in de buitenlucht raakte
het beeld te veel beschadigd. 22 jaar geleden besloot de stad daarom het beeld te vervangen door een kopie, het origineel kreeg een plaats binnen de toren echter verborgen voor de vele toeristen.
Ter gelegenheid van de tentoonstelling werd het verhuisd naar het Broodhuis
waar het verder zal verblijven.
Ook hier enkele replica van de Ommegang in 1615. Ze tonen de optocht van de Ambachten.
Oliedoek eind 17de eeuw, schilder onbekend. De grote brand vernielt de gebouwen op de Grote Markt
Lodewijk XIV, die zijn rijk aanzienlijk wil uitbreiden, is in oorlog met een alliantie van Europese staten, gekend onder de naam de Liga van Augsburg. Een van die staten is Spanje, waaarvan koning Karel II ook over onze contreien heerst-de zogeheten Spaanse Nederlanden. Brussel vormt bij uitstek een doelwit voor de Franse koning. Door de stad te bombarderen, wil hij zijn macht op spectaculaire wijze laten gelden en zijn tegenstanders de stuipen op het lijf jagen.
Enkele kogels gebruikt bij de bombardementen op Brussel op 13, 14 en 15 augustus 1695 door de troepen van Lodewijk VIX van Frankrijk. Hierdoor stond het centrum in brand. Niet alleen vele gebouwen maar ook kunstwerken en archieven kwamen in de brand om.
Toneelvoorstelling op de Grote Markt te Brussel begin 18de eeuw.
Abdij van Herkenrode is het voormalige cisterciënzerinnenklooster met abdijhoeve en bedrijfsgebouwen, is gelegen op de zuidelijke Demeroever in Kuringen, deelgemeente van Hasselt.
In 1179 verliest Gerard, graaf Van Loonde strijd met het prinsbisdom Luik. Noodgedwongen verhuist hij het machtscentrum van Borgloon naar Kuringen. Hij verkoopt een stuk grond aan een broeder uit de Cistersiënzerorde van Aulne met als opdracht een nieuwe abdij als begraafplaats voor hem en zijn nazaten op te richten. Met de opbrengst van de verkoop financierde hij de 3e kruistocht. Zijn zoon Lodewijk II van Loon huwt met Ada, gravin van Holland. De rijke Ada heeft een enorme invloed gehad op de ontwikkeling van de abdij, waarschijnlijk is zij diegene die besliste er een Cistersiënzerorde voor vrouwen te maken. De oorkonde van de abdij dateert van 1217. De abdij van Herkenrode ontwikkelde zich tot de eerste en rijkste vrouwenabdij van de Nederlanden.
Abdissenresidentie
Poortgebouw
Permanente Sculpturale installatie van Hans Op de Beeck
Het stille uitzicht / The Quiet View 2015 (interieur)
Toegang tot de permanente sculpturale installatie
Sacramentskapel 1661
Het gebouw was een sacristie met de benodigdheden voor de eucharistie of een devotiekapel voor het Heilig Sacrament van Mirakel
In de indrukwekkende kruiden-inspiratietuin bevinden zich vele kruiden elk met hun eigen verhaal.
Duinkerke of Dunkerque was aanvankelijk een vissersdorp en strategisch gunstig gelegen voor de handel tussen Vlaanderen en Engeland. Reeds tijdens het bewind van Keizer Karel begonnen kapers de handel op de scheepvaart onveilig te maken. Kapers mochten wel niet doden, wel saboteren om uiteindelijk de buit binnen te halen. Duinkerke is bezet geweest door Spanjaarden, Fransen en Engelsen. In 1662 slaagde Frankrijk erin de havenstad van Engeland af te kopen. Vauban versterkte de haven en liet een citadel bouwen. In 1713 lieten de Engelsen in het Verdrag van Utrecht de vestingwerken afbreken en de haven afsluiten zodat de uitvalsbasis van de kapers onschadelijk werd gemaakt. De handel richtte zich dan op visserij en koloniale waren. Duinkerke is nu de derde grootste haven van Frankrijk na Marseille en Le Havre.
Jean Bart (1650-1702), geboren in Duinkerke, stamde uit een familie van zeelieden. Hij was één van de bekende kapers in het gebied van de Noordzee in opdracht van de koning van Frankrijk, Lodewijk XIV. In de slag van Texel in 1694 versloeg hij met 6 kleine fregatten 6 Hollandse oorlogsschepen. Als beloning werd hij door Lodewijk XIV tot ridder geslagen en benoemd tot commandant van de zeemacht van Duinkerke. Hij werd een echte held in Duinkerke. Hij stierf niet tijdens een zeeslag maar ten gevolge van een longontsteking. Zijn standbeeld (beeldhouwer David d'Anger) staat op het vroegere koningsplein sinds 1845. Hij werd begraven in de kerk Saint-Eloi (Sint-Eligius) en we vinden hem terug op de gevel van het stadhuis en in een glasraam binnenin.
Deze 57 meter hoge toren uit de 15de eeuw was tot 1558 een klokke- toren, met carillon en verbonden met de St-Eloikerk. Sinds de Franse aanval het enige wat overeind bleef en nu functioneert als Belfort. Hier is ook de toeristische dienst gehuisvest. De beiaard met 48 klokken speelt om het kwartier. Sinds 2005 vermeld op UNESCO-Werelderfgoedlijst
Na de vernieling in 1558 besloot het gemeentebestuur in 1559 een nieuwe kerk te bouwen onder leiding van architect Jean de Renneville. De middelste beuk werd verhoogd en de kerk werd vergroot door een aantal aangebouwde kapellen. Wegens geldgebrek werd de toren (nu Belfort) niet meer verbonden met de kerk. De onafgewerkte kerk werd afgesloten door een 40m lange blinde muur. In 1591 was de kerk nog verbonden met de toren door een gaanderij. Tussen 1783 en 1787 werd de kerk grondig verbouwd en raakte de toren definitief gescheiden van de kerk. De voorgevel van de kerk werd herhaaldelijk vervangen en uiteindelijk tussen 1887 en 1889 vervangen door een kerkportaal in neo-gotische stijl. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze nogmaals vernield en na de oorlog in neo-gotische stijl gerestaureerd. De voorgevel vertoont nog steeds honderden inslagen van kogels en granaten uit de 2 wereldoorlogen.
Gedenkteken voor de vele gesneuvelden op het land, de zee en in de lucht onderaan het Belfort
Binnenzicht van de Sint-Eligiuskerk
Grafsteen van Jean Bart in de Sint-Eligiuskerk
Grafsteen van een pagador: pagador is een betaalmeester van de soldij voor de Spanjaarden die te klein van stuk waren om deel te nemen aan de gevechten. Hiervan afgeleid is 'pagadder' bijnaam voor kleine kinderen.
Werk van Pieter Pourbus, hangt wat ongelukkig achteraan Sint-Eligiuskerk
Offerblok ten gunste van de kapers, staat achteraan in de Sint-Eligiuskerk
Het stadhuis van Duinkerke dateert van 1901 en is opgetrokken in de Vlaamse renaissancestijl. In de nissen bevinden zich Ridders en andere historische figuren die iets betekenden voor Duinkerke. In de inkomhal staan vele Vlaamse namen van voormalige burgemeesters vermeld. Duinkerke is immers lange tijd Vlaams geweest. De toren van het stadhuis wordt het tweede belfort van Duinkerke genoemd, 75 m hoog. Hij werd in 1901 geïnaugureerd door de Franse president Emile Loubet en tsaar Nicolas II van Rusland en is opgenomen in de werelderfgoedlijst van Unesco. In het midden in een nis bevindt zich het bronzen beeld van koning Lodewijk XIV gezeten op een paard. Het paard staat afgebeeld met één voorpoot opgeheven: de ruiter is aldus op het slagveld verwond en elders overleden. (2 poten in de lucht betekent dat de ruiter op het slagveld is gestorven, 4 poten op de grond betekent dat de ruiter aan een natuurlijke dood is overleden)
Glasraam van Jean Bart boven de traphal in het stadhuis. De kaper staat er afgebeeld (rechts onder de man met de blonde krullen) bij zijn terugkeer na de zeeslag van 1694 die hij had gewonnen (slag om Texel). De vlag van Duinkerke staat hier verkeerd afgebeeld, bovenste streep moet wit zijn. Lodewijk XIV was ook niet aanwezig bij zijn aankomst na de zeeslag.
Op dit werk lieten glazenier Gaudin en ontwerper Tardieu zich inspireren voor het glasraam. De prent hangt in het Musée de la Marine in Parijs.
Kennismaking met de haven door een rondvaart met de TEXEL
Links het trainingschip la Duchesse Anne, een Duits schoolschip uit 1901. Het schip kwam in Franse handen na de Tweede Wereldoorlog als betaling voor oorlogsschade. In 1959 werd het uit de vaart genomen en lag te verkommeren. Duinkerke heeft het aangekocht in 1980 en laten restaureren. Het is nu een geklasseerd monument en is onderdeel van het Havenmuseum van Duinkerke over leefomstandigheden van cadetten.
Rechts ligt het Franse lichtschip Sandettié en diende ter waarschuwing van zandbanken. In1946 werd met de bouw gestart en in 1949 neergelegd bij de zandbank Dyck. In 1978 kreeg het een nieuwe bestemming en kwam te liggen bij de zandbank Sandettié voor de kust van Calais. Het deed daar dienst tot 1989. Het licht had een bereik van 25 zeemijl en flitste elke 5 seconden. De bemanning bestond uit 2 personen. Het schip maakt nu deel uit van de collectie van het Havenmuseum.
Het havenmuseum, vroegere tabaksloods biedt 500 geëxposeerde werken waaronder scheepsmodellen en havenwerktuigen waarvan hieronder enkele voorbeelden.
De Leughenaer, verdedigingstoren uit de 15de eeuw waarop men op de uitkijk stond. 'Leugheren' (loeren) betekende 'uitkijken'. Er doen allerlei verhalen de ronde over die uitkijkfunctie. Zo bestaat er één dat de toren zou gebruikt zijn om de schepen te misleiden en op het strand te doen stranden. Hij is 30m hoog en octogonaal.
Dat Duinkerke ooit Vlaams is geweeest wordt meermaals duidelijk gemaakt door talrijke Vlaamse Leeuwen hier te merken op de Place charles Valentin voor het stadhuis. Op de achtergrond merk je een flatgebouw, 75 m hoog en niet hoger dan het nabijgelegen Belfort. Het gebouw bestaat uit slecht geïsoleerde appartementen.
Duinkerke is ook bekend om zijn langdurig vieren van Carnaval. Twee en een halve maand lang komen de carnavalvierders op hun mooist uitgedost bij elkaar, om in een gemoedelijke sfeer te paraderen. Iedere zaterdag wordt er ergens in een wijk een volksbal georganiseerd. Op zondagmiddag geven "bendes" of orkesten meestal de toon aan. Het absolute hoogtepunt blijft de week van Dikke Dinsdag, met optochten van kleurrijke reuzen.
Tijdens het carnaval worden vanop het balkon van het stadhuis gerookte haringen (kippers) naar beneden gegooid.
Kreken en Polders in het Meetjesland, februari 2019
'Meetjesland of grootmoedersland. Keizer Karel kwam hier in het verleden jagen op jonge vrouwen, maar keerde nadien meermaals ontgoocheld terug naar Gent.
Afspraak met de gids aan het station van Eeklo. Nadien met de bus richting Middelburg (Maldegem) een piepklein Middeleeuws dorpje met een grote geschiedenis van Pieter Bladelin.
Bladelin had door zijn functies binnen het Bourgondische hertogdom een belangrijke politieke en artistieke invloed.
In 1460 liet hij een triptiek schilderen door Rogier Van der Weyden, waarop hij zelf staat afgebeeld, met op de achtergrond zijn pas voltooide burcht te Middelburg. Zie info.
Middelburg was 500 jaar geleden een welvarend stadje dat gesticht werd door Pieter Bladelin, een rijke Brugse poorter. Rond 1450 bouwde hij er zijn eigen luxueuze kasteel.
We drinken koffie in het Convent van Santa-Clara waarna we via een korte wandeling een bezoek brengen aan de kerk en het kasteel. Foto's zie website.
Ooit woonden, werkten en mediteerden er vierentwintig Arme Klaren in het oude kloostergebouw van Middelburg. Nu heeft Paul Verstraete er zijn middeleeuwse praat- en peuzelkroeg Convent Santa-Clara, met trappistenbier. Grote eiken kloostertafels, een middeleeuwse vloer en een prachtig gerestaureerde schouw zijn een belangrijk deel van het uiterlijk. Het terras aan de tuinzijde sluit daar bij aan. In de tuin zijn nog de fundamenten van een kapel en een stukje oude kademuur gevonden.
Uitbater Verstraete is als het ware vergroeid met Middelburg. De geschiedenis van het grensdorpje heeft hem altijd mateloos geboeid en hij was tot voor enkele jaren ook de eigenaar van de gronden waar het kasteel van Pieter Bladelin stond. Het oudste deel van het gebouw dateert van 1515. Het was één van de eerste slotkloosters van de Clarissen in de streek. Het klooster werd grotendeels verwoest in 1604. Dat was het einde van de zogenaamde Arme Klaren in Middelburg.
Het dorpje heeft veel meer te bieden dan enkel rust en groen: de schandpaal midden het dorp, de archeologische kasteelsite, de Sint Pieter en Pauluskerk, de Molenkreek, het bezoekerscentrum, het bijenhuis Lekens ...
Middaglunch in Aardenburg restaurant den Wijngaard. Namiddag tocht door polders en kreken. In St Jan in Eremo bezoek aan een eeuwen oude Zeeuwse schuur, met een verzameling oude rijkoetsen in bezit van adellijke familie. Kerk van St Jan De Doper (1682), het 19e eeuwse Godshuis in St Laureins:
Het Godshuis in de Meetjeslandse gemeente Sint-Laureins is een monumentaal negentiende-eeuws gebouw.
Het Godshuis, 75 meter lang en 56 meter breed, werd tussen 1843 en 1849 gebouwd in een neoclassicistische stijl met neobarokke en neorenaissancistische elementen. Het fraaie gebouw bevindt zich pal in het centrum van Sint-Laureins. In de jaren 90 van de 20e eeuw stond het hele gebouw te verkommeren, maar vandaag is het prachtig gerestaureerd. Het is nu een hotel, restaurant en feestzaal.
Tussen 1843 en 1849 werd het Godshuis gebouwd met financiële ondersteuning van juffrouw Antonia Van Damme (1797-1879). De bedoeling was dat het grote gebouw een soort ziekenhuis zou worden voor mensen met moeraskoorts, een ziekte die toen nog frequent voorkwam in het waterrijke Meetjeslandse krekengebied. De bestemming van het gebouw werd een aantal keer gewijzigd doorheen zijn geschiedenis: van tehuis voor bejaarden en gewone zieken, tot een weeshuis en een onderwijsinstelling.
In 1940 en ook tijdens de bevrijding in 1944 verwierf het Godshuis grote populariteit, omdat de grote kelders een veilig toevluchtsoord waren voor de bevolking tijdens de gevechten.
In 1999 werd het vervallen gebouw zeer grondig gerestaureerd en in 2004 ging het Godshuis weer open als hotel en restaurant.
Koffie & versnapering in Krekenpoort en terug via Kaprijke, Lembeke naar Eeklo.
De tentoonstelling werd opgezet in samenwerking met het Belvederemuseum in Wenen. Ze toont kunststromingen na Klimt in Centraal-Europa. Ze onderzoekt de relatie tussen kunst en politiek in de periode tussen de twee wereldoorlogen. Ze gaat over het uiteenvallen van landen, over kunstenaars die moeten migreren, over de kwellingen van de Eerste wereldoorlog.
Een 80-tal werken van o.a. Gustav Klimt, Egon Schiele, Capek, Oskar Kokoschka, László Moholy-Nagy worden tentoongesteld.
Wie vooral voor Klimt de bus opstapte kwam wat bedrogen uit alhoewel we al spoedig door enkelen gewaarschuwd werden.
De publiekstrekker van de expositie is het kunstwerk van Gustav Klimt, Johanna Staude.
Johanna Staude 1917-1918 Gustav Klimt
Moeder van Oskar Kokoschka 1917
Romana
Johanna Staude poseerde verschillende keren voor Klimt. Iets wat
ze ook deed voor zijn jongere collega Egon Schiele.
Ze is geboren in Wenen op 16 februari 1883 en stierf aldaar op 2 juli 1967.
Ze gaf als beroep achtereenvolgens op taallerares en schilder.
Het portret is onafgewerkt, vooral de mond. Klimt wou dat ze terugkwam
naar zijn atelier.
4 jaar vóór haar dood verkocht ze haar portret aan het Belvederemuseum.
Oskar Kokoschka was een jonge kunstschilder toen hij in 1911 Alma Schindler, weduwe van de 19 jaar oudere componist Gustav Mahler, ontmoette. Er ontstond een heftige liefdesrelatie. Twee jaar lang hadden ze een intense relatie. Hij adoreerde de knappe Alma en schilderde meerdere portretten van haar. Ze werd zwanger van Kokoschka, maar besloot het kind te aborteren. Kokoschka's moeder dreigde Alma te vermoorden als ze de relatie niet beëindigden en patrouilleerde met een vuurwapen door haar straat om het dreigement kracht bij te zetten. Uiteindelijk brak Alma rond 1914 de relatie om terug te keren bij een oudere liefde. Kokoschka was geobsedeerd door Alma, zelfs nadat de relatie voorbij was. Hij liet daarom een levensgrote pop van haar maken. Hij kon de afwijzing niet verdragen en vluchtte het leger in. Hij overleefde nauwelijks de Eerste Wereldoorlog, na een schotwonde in zijn borst. Gedurende deze tijd bleef hij van Alma houden.
Place de l'Observatoire - Boedapest 1914 József Rippl
József Rippl is een Hongaars kunstschilder (1861-1927) Hij wordt gerekend tot het symbolisme, synthetisme en postimpressionisme.
De Laatste Mens (1917-1924) Anton Hanak bronzen reuzengroot beeld, 200 kg, gerealiseerd van 1917 tot 1924
Als op 11 november 1918 de Grote Oorlog eindigt werkt Anton Hanak aan zijn meesterwerk: Zie de mens: in wankel evenwicht aan de rand van de afgrond
Anton Hanak, Oostenrijks beeldhouwer 1875-1934
Meisje met kam - zelfportret (1926) Marie-Louise von Motesiczky
Von Motesiczky (1906-1996), opgegroeid in een welgestelde Joodse familie in Wenen, studeert vanaf 1928 enige tijd aan de academie in Frankfurt. Haar vroege werk vertoont duidelijke invloed van Duitse expressionist Max Beckman.
Later wordt haar schilderwijze losser en staat het dichter bij de stijl van Oskar Kokoschka. Vanaf 1938 verblijft ze in Londen, waarheen zij met haar moeder is gevlucht.
Von Motesiczkys werk is net als dat van haar twee grote voorbeelden gedeeltelijk naar de werkelijkheid geschilderd (stillevens, landschappen, portretten, waaronder vele van haar moeder), gedeeltelijk op de fantasie gebaseerd en symbolisch geladen.
De macht van muziek 1918-1919 Oskar Kokoschka
In de macht van muziek brengt Oskar Kokoschka, student van Klimt, zijn gevoelsleven op expressionistische manier tot uiting. Een combinatie van enerzijds warme kleuren voor de mansfiguur en anderzijds koelere tinten voor de vrouw met trompet. Een uitbeelding van Kokoschkas emoties naar aanleiding van een onbeantwoorde liefde. Strijd tussen de seksen waarbij de vrouw de man betovert en tot wanhoop drijft.
Study for around a point (1911-1930) Frantisek Kupka
Frantisek Kupka is een Tsjechisch abstract schilder 1871-1957
Squatting Man - dubbel zelfportret 1918 Egon Schiele
Egon Schiele (1890-1918), Oostenrijks kunstenaar, jugendstil en expressionisme .
Deze activiteit werd een stadswandeling die ons liet kennismaken met de wonderlijke religieuze kunst uit de 17e eeuw, verwezenlijkt in de twee mooiste barokkerken van Antwerpen: Sint-Carolus Borromeus aan het Hendrik Conscienceplein en Sint-Augustinus in de Kammenstraat. Onze gidsen leidden ons langs de hoogtepunten van de Antwerpse barok en de resterende sporen in de straten, de harten en geesten van de Antwerpenaar. Talrijke gevels in de stijlen van weelderige rococo, pralende neobarok en imponerende beaux-arts. Barok weet ook in 2018 nog hedendaagse kunstenaars te prikkelen en te inspireren.
We eindigden deze wandeling met een bezoek aan de voormalige Sint-Augustinuskerk, parel van vroegbarokke architectuur, nu het internationale muziekcentrum AMUZ.
Voorgevel van de Sint-Carolus Borromeuskerk, ontworpen door leden van de jezuïetenorde tussen 1615 en 1621, gebouwd bovenop de toenmalige Ankerrui.
De kerk is een typisch product van de contrareformatie, waarin de katholieke Kerk probeerde het volk weer aan zich te binden door pracht en praal. De jezuïeten speelden hierbij een leidende rol. De voorgevel is geïnspireerd op o.a. die van de Gesù-kerk in Rome, moederkerk van de jezuïeten. Zij is 8 meter hoger dan de kerk zelf.
IHS met een kruis boven de H en 3 strepen eronder is het embleem van de jezuïeten, de strepen staan voor de nagels waarmee Jezus werd gekruisigd.
Rubens had als schilder-decorateur-architect een hand in de toren, de voorgevel, het hoogaltaar, het plafondstucwerk en de Houtappel of Mariakapel. De brand van 1718 vernielde 39 plafondschilderingen van Rubens waarvan de schetsen nog bewaard gebleven zijn in het Plantijn Moretusmuseum.
Het hoogaltaar bestaat geheel uit hoogwaardig marmer en is gespaard gebleven uit de brand in 1718. De wijde vensters op de bovengalerij laten overvloedig licht binnen.
Het hoogaltaar wordt hier bekroond door het schilderij van Cornelus Schut - De Kroning van Maria- (1597-1655) uit de Antwerpse School. Dit schilderij wordt afwisselend gewisseld met de - Kruisoprichting- van Gerard Seghers (1591-1651) d.m.v. een vernuftig katrolsysteem. Drie maal per jaar gebeurt deze wissel - op Aswoensdag, Paasmaandag en 14 augustus onder grote belangstelling. Een derde kunstwerk Onze-Lieve-Vrouw van de Karmel van Gustaaf Wappers functioneert mee in deze wisseling.
Vroeger maakten de twee retabels - De mirakelen van de H. Ignatius van Loyola (stichter van de jezuïeten) - en - De mirakelen van de H. Fransiscus Xaverius - van Rubens deel uit vande te vervangen schilderijen. Deze bevinden zich thans in het Kunsthistorisch museum van Wenen.
De houten communiebank op de voorgrond dateert uit de 18de eeuw.
Bij het betreden van één van de twee zijkapellen 'Mariakapel' werden we in vervoering gebracht door de speelse barokkunst. Een juweel dat gelukkig gespaard bleef van de brand van 1718. Deze realisatie werd mogelijk gemaakt door het mecenaat van de drie gezusters Houtappel van Ranst en hun vader Godefridus Houtappel. De grafsteen van Godefridus H. bevindt zich vóór het altaar waaronder de grafkelder van de familie ligt.
De amper vijf à tien minuten durende uitleg van onze gids was te kort om al dit moois te kunnen bewonderen, laat staan alles te fotograferen. De enkele beelden hieronder volstaan zeker niet om al het prachtige wat de kapel te bieden heeft te kunnen opnemen. Daarom, en zeker niet te versmaden, ga je best naar de uitvoerige beschrijving over de Houtappel of Mariakapel.
Kopij (1925) van het altaarstuk 'De tenhemelopneming van Maria' van P.P.Rubens. Het originele werk was oorspronkelijk bedoeld voor de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, aangekocht in 1776 door keizerin Maria Theresia en bevindt zich nu in het Kunsthistorisch Museum in Wenen.
Marmeren beelden als patroonheiligen van de opdrachtgevers, de gezusters Houtappel en hun nicht Anna 's Grevens: H.H.Anna, Cristina, Catharina van Alexandrië en Suzanna.
Het leven van Maria kun je volgen op de tien taferelen geschilderd door Hendrik I van Balen (1560-1632) op de marmeren wanden, opzij en als predella (voetstuk) van het altaar. Bijzonder speels hierbij is dat de nerven van de okerbruine marmeren ondergrond in sommige taferelen aangewend werden voor de rotspartijen terwijl voor de weergave van grote tempelarchitectuur geopteerd werd voor een ondergrond van wit marmer.
Hier de presentatie van Maria in de tempel.
De marmeren communiebank vervangt een houten exemplaar. De schenkster, Anna Houtappel, laatste overlevende van de familie, betaalde de som van 1800 florijnen.
Centraal staat de gekroonde naam van Maria (links in dit beeld). Bloemsymbolen: de roos van uitverkiezing en lelie van zuiverheid. Plantaardige symbolen voor de aanwezigheid van Jezus in de eucharistie: maïskolven voor het brood van de hostie (het lichaam van Christus) en druiven voor de wijn (bloed van Christus).
Lieve-Vrouwebeeld op het altaar gemaakt uit het hout van de miraculeuze boom van Scherpenheuvel, geschonken door aartshertogen Albrecht en Isabella.
Het schilderij "De Terugkeer van de Heilige Familie uit Jeruzalem" werd in 1620 gedoneerd door de Antwerpse burgemeester Nicolas Rockox en aangebracht in de St.-Carolus Borromeus boven het Sint-Jozef altaar.
Na de opheffing van de Jezuïetenorde werd het werk op 20 mei 1777 in Antwerpen, in 1829 te Brussel, in 1830 te Londen geveild en vervolgens in 1871 aangekocht door het Metropolitan Museum in New York. Een veiling in 1980 bij Christie's in New York was de voorlaatste stap vooraleer de 'Terugkeer...' terugkwam naar de St-Carolus Borromeuskerk. In 2011 heeft de kerkfabriek van Sint-Carolus Borromeuskerk het werk terug kunnen kopen op een veiling. Daags na de verkoop is het schilderij voor 5 jaar naar KIKIRPA vertrokken voor een grondige restauratie. Sinds 23 juni 2017 hangt het schilderij van Rubens terug op zijn oorspronkelijke plaats in Sint-Carolus Borromeuskerk.
Verstopt in een inham van de Minderbroedersrui staat dit standbeeld van Paul Van Ostaijen (1896-1928). Dichter van o.a. 'Marc groet 's morgens de dingen...'.
Wilfried Pas (uit Londerzeel en familielid van Annemie Pas) maakte in 1966 het beeld op het intieme pleintje. Het beeld bruist van de vitaliteit die de dichter en prozaschrijver niet enkel in zijn werk staande hield maar ook in zijn leven.
Enkele barokgevels tijdens de wandeling:
Herenhuis in barokstijl in de Mutsaardstraat, oorspronkelijk gebouwd door de familie Van Den Kerckhoven in het einde van de 17e eeuw. Vanaf 1920 gebruikt door de Katholieke Normaalschool en in 1944 zwaar beschadigd door een V-bom in de Minderbroedersstraat. In 2005 gerenoveerd tot wooncomplex met winkels.
Koninklijke Academie voor Schone kunsten gevestigd in een pand van het minderbroedersklooster sinds 1811. Resten van de kloosterkerk zijn nog te zien.
Hotel Delbeke oorspronkelijk gebouwd in 1516 door stadspensionaris A. Herbouts.
Het Snijders&Rockocxhuis in de Keizerstraat. Meer weten over dit gebouw, eigendom van KBC.
Keizerkapel in de Keizerstraat
Toren van de Sint-Carolus Borromeuskerk in de Sint-Katelijnevest.
Calvarie in de Korte Nieuwstraat.
Gebouw op de hoek van de Sint-Katelijnevest en de Beggaardenstraat, gebouwd in opdracht van drukker D. De Vettere. Op het massieve topstuk rust een buste van Johannes Gutenberg, uitvinder van de Europese boekdrukkunst (loden letters).
De barokke kunst van weleer inspireert nog steeds de huidige kunstenaars, ook in de streetart.
Gevel van de voormalige Sint-Augustinuskerk, thans locatie van AMUZ
Als sluitstuk van onze rondleiding bezochten we het AMUZ gelegen in de voormalige barokke kerkruimte Sint-Augustinus getransformeerd naar een modern concerthuis.
Speciaal voor 'Antwerpen Barok 2018' ontwierp de Antwerpse totaalkunstenaar Jan Fabre drie nieuwe werken die samen met het verhaal van de gerenoveerde kerk, de realisatie van de nieuwe infrastructuur, de basis vormden van deze rondleiding.
De nieuwe kunstwerken vervangen de altaarstukken die Pieter Paul Rubens, Antoon Van Dyck en Jacob Jordaens in1628 schilderden. De originele schilderijen behoren thans tot de collectie van KMSKA. De kopieën (20ste eeuw) die lang in de Sint-Augustinuskerk hingen, zijn van de hand van Leon Van Ryssegem en kregen een nieuwe bestemming.
Bij deze drie kunstwerken maakt Fabre gebruik van de dekschildjes van de Juweelkever, zoals bij de permanente plafondsculptuur 'Heaven of Delight' in de Spiegelzaal van het koninklijk paleis in Brussel. Elk apart schildje, restproduct zoals een mosselschelp, heeft een groen-blauwe glans, absorbeert het licht en laat dat tegelijk reflecteren met een iriserend effect zoals parelmoer.
Fabre werd hiervoor bijgestaan door 10 jonge internationale kunstenaars om de 450.000 keverschildjes op de panelen aan te brengen. Ze werkten er ongeveer 2,5 jaar aan.
Op het hoofdaltaar : 'Het mystieke contract' vervangt 'H.Familie en de veertien heiligen' van P.P.Rubens
Linkerzijaltaar: 'Het monastieke optreden' vervangt 'Extase van de Heilige Augustinus' van Van Dijck
Rechterzijaltaar: 'De extatische opname' vervangt ' De marteldood van de H.Apolonia' van Jacob Jordaens
Blik op de restauratie van het stadhuis op weg naar het restaurant
Deze gegoogelde 'dronefoto' geeft ons een verrassend beeld van de Sint-Carolus Borromeuskerk met de 8 meter hoge voorgevel op het Hendrik Conscienceplein en de toren aan de Sint-Katelijnevest.
De rondleiding vangt aan in het Gemeenschapscentrum Felix Sohie van Hoeilaart dat geopend werd in juni 2012. Het werd genoemd naar de grondlegger van de Belgische druiventeelt onder glas Zijn borstbeeld bevindt zich in de grote serre, een overdekt cultuurplein dat 'binnen' en 'buiten' zuid- en noordvleugel met elkaar verbindt. De serre verwijst naar de grootschalige druiventeelt van weleer. Hoeilaart wordt dan ook wel eens het 'glazen dorp' genoemd. De druiventeelt werd tot in de tweede helft van de twintigste eeuw in verwarmde serres gedaan.
Onze rondleiding gaat verder langs het Jan Van Ruusbroecpark waar we verscheidene kunstwerken aantreffen:
'Lichtvolume' van de kunstenaar Vincent Strebelle (1946°) uit Hoeilaart
Dit kunstwerk is een spel van lijnen, plooien, rondingen en schaduwen. Strebell vertrekt hierbij steeds van een A-4papier, dat hij door plooien vorm geeft en vervolgens in staal laat uitvoeren en vergroten.
'Druiventros' van Thierry Verhelle, (1955°) beeldhouwer uit Tervuren n.a.v. 125 jaar druiventeelt
Onze gids toont hier het beeld van Jan van Ruusbroec gemaakt door Rik Van Schil, fransiscaner beeldhouwer uit Vaalbeek n.a.v. de viering 125 jaar Sint-Clemenskerk, met als thema 'Hoop op gerechtigheid'- 1999
Het beeld is een kunststoffen replica van het bronzen beeld dat uit veiligheidsoverwegingen in het gemeentehuis blijft staan.
Het is een afbeelding van Jan van Ruusbroec (1293-1381), de eerste prior van de priorij van Groenendaal en een van de grote mystici van het Europese christendom. In 1343 ontvluchtte Ruusbroec met twee andere vrome mannen de wereldse drukte van de stad Brussel en vestigde zich in Groenendaal. In 1350 werd deze 'kluis' een augustijnerklooster. Het klooster overleefde de Franse Revolutie niet.
Romeinse Votiefsteen ontworpen door Luc Cauwenberghs, beeldhouwer uit Tervuren (°1953)
Dit beeld verwijst naar de Romeinse aanwezigheid in Hoeilaart. Het bevat een kopie van de votiefsteen ( votief: gebeeldhouwde of geschilderde afbeelding in kerk als dankbetoon voor verkregen gunsten) uit de Romeins-Keltische periode, die in 1870 bij de afbraak van de oude Sint-Clemenskerk gevonden werd. De originele votiefsteen bevindt zich nu in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (Jubelpark) in Brussel.
Uit de tekst op de steen kan afgeleid worden dat hij opgericht werd door een zekere Caius Appianius Paternus, waarschijnlijk een Germaan die diende in het Romeinse leger en na zijn krijgsdienst mocht beschikken over een 'domein', hier in het Zoniënwoud.
Kasteel-gemeentehuis.
Waar nu het gemeentehuis staat, stond vroeger het uit de 15de eeuw daterende kasteel van de heerlijkheid Terheide. Dit landgoed werd door de baron Jozef de Man d'Hobruge (burgemeester van Hoeilaart van 1823 tot 1846 en van 1848 tot 1854) aangekocht in 1820.
Zijn zoon, baron Jean de Man d'Attenrode (burgemeester van Hoeilaart van 1854 tot 1878) liet in het begin van de jaren 1850 het kasteel van de heerlijkheid Terheide afbreken en vervangen door het huidige kasteel, een typisch gebouw uit de periode van de romantiek, waarin natuurelementen en neo-stijlen vermengd zitten. Het werd ontworpen door architect Jozef Claes uit Antwerpen.
Na de oorlog van 1914-1918, namelijk op 1 december 1919, werd het kasteel door Maxime de Laage de la Rocheterie aan het gemeentebestuur verkocht. De onderhoudskosten werden immers te zwaar. Het kasteel werd hervormd tot gemeentehuis.
Bij het kasteel horen ook de kasteelhoeve en de Onze-Lieve-Vrouwkapel. De kasteelhoeve is een overblijfsel van het domein van de heerlijkheid Terheide. In haar huidige vorm gaat ze terug tot de 17de eeuw. Hier zijn nu de sociale dienst van het OCMW en de dienst Omgeving gevestigd.
Enkele beelden van het interieur van het gemeentehuis. De renovatiewerken (afgerond in 1995) werden grotendeels uitgevoerd door het gemeentepersoneel. Hierbij werd getracht de eisen van een moderne administratie te verzoenen met de eigen sfeer en het historisch kader van dit oude kasteel.
De imposante neoromaanse Sint-Clemenskerk werd ontworpen door de Limburgse architect Herman Jaminé. Ze dateert uit 1874. Het kerkhof rond de kerk verdween voor de aanleg van een plein en werd overgeplaatst naar de Molenberg. Deze bakstenen kerk met speklagen en koorafsluiting in witte zandsteen heeft geen toren. Opmerkelijk zijn ook de luchtbogen aan de buitenzijden.
Het tramstation maakte deel uit van de lijn Groenendaal- Overijse, die bestond uit 2 sporen: een gewoon tramspoor voor het reizigersvervoer en een breder spoor voor het goederenvervoer dat gebruikt werd voor het ransport van druiven, mest en steenkool. In Groenendaal sloot het aan op de spoorweg Brussel-Namen. door de opkomst van het goederentransport per vrachtwagen en van de auto, en door de uitbouw van het busvervoer kwijnde de tramlijn langzaammaar zeker weg. In juni 1958 reed de goederentrein voor het laatst. Het tramstation is sinds 1997 beschermd erfgoed. het werd in 2000 door brasserie Nerocafé in gebruik genomen.
Marcel Neels alias Marc Sleen liet Nero zijn intrek nemen in het tramstation in het album 'De verschrikkelijke tweeling' (1990). Ridder Marc Sleen woonde in Hoeilaart sinds 1955 en overleed op 93-jarige leeftijd in november 2016.
In deze brasserie genoten we van ons middagmaal.
Ook een gewezen inwoner van Hoeilaart was weerman Armand Pien (1953-1990). Een klein museum met zijn naam werd in het gemeentehuis opgericht in 2005.
De IJse is een riviertje dat een paar kilometer verder westwaarts in het bos van Groenendaal ontspringt en in de Dijle uitmondt in Neerijse (Huldenberg).De talrijke vijvers ontstonden door het werk van de kloosterlingen van de priorij van Groenendaal en later in opdracht van koning Leopold II nog verder uitgegraven in het kader van de verfraaiing van het Zoniënwoud.
Vooraleer te gaan lunchen begaven we ons naar Sylvies Schoonheidsinstituut dat gevestigd is in een typische serristenvilla.
Wil je alles weten over Sylvies therapie en haar schoonheidsproducten op basis van geperste druivenpitten ga dan naar www.sylviestherapy.be
Voor de namiddagactiviteit bezochten we nog één van de overgebleven serristen waar we een rondleiding kregen. Als afsluiting kregen we een glaasje puur druivensap.
Adriaan werd rond 1606 in Oudenaarde geboren als zoon van een tapijtwever. Op jonge leeftijd trekt hij naar de Noordelijke Nederlanden, waar hij roem vergaart in Haarlem en Amsterdam. Nadien trekt hij naar Antwerpen waar hij in 1638 op jonge leeftijd sterft. In deze korte tijdspanne schildert hij een indrukwekkend oeuvre bij elkaar van uitzonderlijk kunsthistorisch belang.
Adriaan Brouwer drijft in zijn werk wel eens de spot met mensen en hun gedragingen. Het tentoonstellingsproject Charivaribrengt een 20-tal hedendaagse kunstenaars samen die in hun werk een gezond gevoel voor ironie, kritiek en spot aan de dag leggen, maar ook gedreven zijn door een zoektocht naar schoonheid, poëzie, een gevoel van verheffing en verlichting.
Een schilder van wereldformaat, van wie het werk in de allergrootste musea hangt: dat is Adriaen Brouwer. Nooit eerder werden er van zijn zeventigtal werken een kleine helft samengebracht.
Reeds tijdens zijn leven was Brouwer befaamd, zijn werken gegeerd. Ook de allergrootsten, zoals Rubens en Rembrandt, bezaten stukken van hem. Zijn schilderijen zijn bovendien een feest om naar te kijken. Een lust voor het oog. Brouwers werk wordt ook vergeleken met dat van tijdgenoten en navolgers zoals Frans Hals, David Teniers en Joos van Craesbeeck.
Voor de afwezigen tijdens deze uitstap, geen nood, je kan een uitgebreide reportage over de tentoonstelling opvragen via vrt.be
Haven van Gent en rondleiding langs de Maisons de Plaisance en Kastelen in het Meetjesland
Haven van Gent en rondleiding langs de Maison de Plaisance en de Kastelen van het Meetjesland.
Onze gids is mevrouw Liesbeth Misseghers uit Zomergem. Haar levendige, enigszins humoristische manier om de geschiedenis van de Gentse havenstad en de evolutie van de Maisons de Plaisance en Kastelen van het Meetjesland te verhalen, zal ongetwijfeld beklijven. Na een koffiepauze in het MIAT - Museum over Industrie, Arbeid en Textiel, en voordien katoenspinnerij (1813-1975) - fabriek van het Manchestertype, vertrekt de autocar richting haven Gent. Manchestertype = stevig bakstenen gebouw met een gietijzeren constructie, grote raampartijen en sheddaken om zo veel mogelijk licht binnen te halen. De gewelven en vloeren zijn in steen om het risico op brand te beperken.
Foto MV Eigen werk
De geschiedenis van de Gentse textielindustrie start met het verhaal over Lieven Bauwens (1769-1822), zoon van een welstellend leerlooier. Deze toonde al vroeg belangstelling voor werktuigkunde en ging op spionagetocht naar Engeland. Hij slaagde er in een mechanische katoenspinnerij stukje bij beetje over te smokkelen en overhaalde ook Britse technici voor de montage ervan (Mule Jenny- pronkstuk in het museum Miat). Zo ontstond al vlug een bloeiende textielindustrie die spoedig leidde naar uitbuiting van de arbeiders en zelfs ook kinderarbeid. De ene katoenfabriek na de andere zag het levenslicht waarvan sommige overblijfselen nog getuigen van een bloeiende wijk met tientallen fabrieken die de Schelde gebruikten als een kloppende ader. De vele arbeiders werden gehuisvest in de beluiken (meer dan 200 voor meer dan 2000 gezinnen)afgeleid van het oude werkwoord 'luiken', wat afsluiten betekent. Hier leefden de arbeiders in erbarmelijke omstandigheden, ze leefden dicht op elkaar en deelden het sanitair. Je hoorde er Gents, West-Vlaams,Berbers en vooral Turks in één enkele straat.
Originele Mule Jenny gebouwd door Samuel Crompton. Museum van Bolton in Engeland (Wikipedia)
De autocar werd door Liesbeth langs de oude katoenloodsen in de voorhaven geleid. Daar werden tussen 1885 en 1900 vijf opslagplaatsen gebouwd. Het aantal binnenlopende schepen en hun tonnenmaat nam geleidelijk aan toe. Vanaf 1874 verdrong de stoomvaart definitief de zeilschepen. In 1886 werd in de Voorhaven al een schip gelost met een lading van 9416 balen ruwe Indische katoen. Vanuit de haven ging het vervoer eerst per kar en paard, nadien per vrachtwagen of via het spoor vanuit de loodsen naar de textielfabrieken. De vijf loodsen waren elk 100 meter lang, 40 meter breed en 20 meter diep, op 10 meter van de kademuur. Drie loodsen beschikten over een kelderverdieping.
Foto MV Eigen werk
Alle loodsen werden gefundeerd op beton, de bovenbouw was een volledig ijzeren skeletgebouw. Rond de loodsen kwam er een bestrating in kasseien, het fraaie gietijzeren afsluithekken dateert uit 1886. De overgebleven drie havenloodsen worden beschermd als monument. Eén ervan is reeds omgebouwd tot lofts.
Foto MV Eigen werk
Omdat een brand desastreuze gevolgen kon hebben, kwam er in 1902 Voor de Voorhaven een eigen brandweerkazerne in de Londenstraat. Deze kazerne werd permanent bewoond door 16 brandweermannen met hun familie.
Foto MV Eigen werk
Voor het vervolg van de
rondleiding rijden we verder over het
verbindingskanaal, in de 19de eeuw gegraven met de bedoeling om de Brugse Vaart
en de Voorhaven met elkaar te verbinden,
richting Vinderhoute en zijn kastelen.
Eerst nog de verklaring van 'Meetjesland' volgens wikipedia:
Er gaan verschillende legendes rond over waar de naam Meetjesland zou vandaan komen. Eén ervan spreekt over een doorreis van keizer Karel V. Uit angst voor de seksuele appetijt van de keizer verborgen de inwoners hun dochters. De keizer zag alleen oude vrouwen (meetjes) die zaten te spinnen voor hun deur. Dit zou de keizer de uitspraak ontlokt hebben dat dit het land was van de meetjes. Een andere verklaring is dat de naam wijst op de lange smalle reepjes grond (meetjes) die typisch voor de streek zijn. Ze werden systematisch afgegraven voor het winnen van turf.
De meest plausibele verklaring houdt verband met de enorme lijnwaadproductie in het Meetjesland van de 17e en 18e eeuw. Gent was in die tijd immers één van de belangrijkste lijnwaadmarkten van Vlaanderen. In Waarschoot waren er bijvoorbeeld 821 wevers actief, in Lovendegem 800. Om één wever aan het werk te houden waren minstens vier spinsters nodig. Spinsters waren vaak vrouwen, moeders en meetjes. Bij goed weer spon men buiten voor de deur, waardoor die meetjes heel zichtbaar waren.
De verklaringen hiervoor zijn echter volksetymologie. De woordafleiding is simpelweg de benaming voor een stuk bouwland met sloten en in dit geval is het een toponiem geworden. Kleine slooten, die men meetgoten, meedgoten, metgoten, meyntgoten of groene goten of ook dwarsgruppels noemt, Misschien ook in den naam van het Meetjesland, eene streek in het noorden van Oost-Vlaanderen.
Liesbeth wijst ons op het onderscheid tussen
een maison de plaisance en een kasteel. Een maison de playsance of lusthof
doet eerder denken aan een klein kasteeltje dat vooral tijdens de zomermaanden
of het jachtseizoen werd bewoond. Een kasteel daarentegen was meestal veel
groter en imposanter. Een kasteel is een zelfstandig versterkt
bouwwerk , verdedigbaar en bewoonbaar door een beperkte groep mensen, variërend van
een adellijke familie tot een militair garnizoen.
In de 19 e eeuw was Vinderhoute een dorp met zoiets als 600 inwoners
waarvan de meesten kleine landbouwers waren. Door de opkomst van de fabrieken
in de stad Gent zochten nogal wat gezinnen het dagelijks brood in de textielindustrie. Daarnaast
kwamen rijke industriëlen uit de stad hier wonen op hun buitenverblijf, ver van
de stank en het lawaai. Vandaar de talrijke herenhuizen en kastelen.
Het Kasteel Van Heyghen.
Het kasteel is gelegen in een omgracht park met fraaie ijzeren toegangspoort tussen arduinen pijlers met vaasbekroning. Het was gelegen in een complex grachtensysteem verbonden met de Oude en de Nieuwe Kale; twee dreven leidden naar de weg Brugge-Gent, een eikendreef leidde naar de kerk (de huidige Kasteellaan) en één naar de Kale. Het is het oudste kasteel van Vinderhoute. Langs de weg zie je enkel de toegangspoort. De eigenaar van het kasteel, Philippe Van de Vyvere, behoort samen met zijn familie tot de vijftig rijkste Belgen. Hun waarde wordt geschat op zo'n 500 miljoen euro. Van de Vyvere vergaarde zijn kapitaal door te investeren in diverse sectoren binnen de havenwereld. Met SeaInvestis hij dan ook een van de grootste spelers in het wereldje. Hij heeft onlangs het bekende Franse wijndomein Phélan Ségur in Saint-Estephe, zo'n 60 kilometer boven Bordeaux, gekocht.
Het blijkt dat de inwoners van Vinderhoute bedacht zijn met de spotnaam 'Reigers'. Naar verluidt waren de bossen en weiden rond het kasteel een geliefkoosde plek voor deze grijze vogels.
Indrukwekkend en merkwaardig eclectisch kasteel opgetrokken uit bak- en hardsteen. Kasteel van twee bouwlagen boven een souterrain, afgedekt met van dakkapellen en spitse torentjes voorziene leien daken. Vierkante hoektoren die doet terugdenken aan een middeleeuws belfort: hoger opgetrokken, voorzien van uurwerk, gemarkeerd door weergang, borstwering, kantelen en spietorentjes en bekroond met klokkentoren. Het fraaie park is aan de kant van de Schouwbroekstraat afgesloten door een imponerend ijzeren hek over de walbrug met balustrade. Achter het hek staan drie monumentale oude kastanjebomen; één ervan is de dikste kastanjeboom in België.
Eén van de majestueuze kastanjebomen aan de ingang van het kasteel, zou de dikste zijn van het land. Zijn stamomtrek bedraag ongeveer 8,45 meter gemeten op een hoogte van 1,5 meter. De boom is aangeplant geweest omstreeks 1600 en is bijgevolg ongeveer 418 jaar oud.
Foto Wim Brinkerink
Het Kasteel Diepenbroeck.
Bepleisterd en beschilderd kasteel van twee onderkelderde bouwlagen in zijn huidige staat daterend uit begin 19de eeuw in empirestijl. Centrale deur met trap, bekroond met een kroonlijst op consoles, oorspronkelijk voorzien van het wapenschild van de familie de Vaernewyck.
Aan de merkwaardige ingang dankt het kasteel haar volkse benaming "het kasteel van de reus en de reuzin". IJzeren hek in de vorm van pijlen, gevat tussen pijlers en twee 3 meter hoge zandstenen hermen met vrouwen- en mannenbuste onderaan respectievelijk voorzien van saterpoten en voeten in hardsteen, vernieuwd in 1922 door beeldhouwer Van Belle.
Fraai herenhuis in neoclassicistische stijl, met omringende tuin afgesloten door middel van ijzeren hek tussen dito pijlers, daterend van circa 1870. Bepleisterd dubbelhuis van vijf traveeën en tweeënhalve bouwlaag onder schilddak (leien). Dubbelhuisopstand met geaccentueerde middentravee uitlopend in een gebogen van oculus voorzien fronton.
Huidig uitzicht daterend van circa 1858 en 1888. Een dubbele eikendreef leidt van de Brugse Vaart naar het omwalde kasteel in een rechthoekige omgracht park voorzien van een neogotische kapel (ten noorden) en een ijskelder en toegankelijk via een ijzeren hek aan bakstenen pijlers.
Imposant geheel binnen een brede omwalling toegankelijk via een stenen walbrug met vijf gedrukte spitsbogen en een overbouwde toegangspoort geflankeerd door twee vierkante torens, rechts met aangebouwd rond traptorentje onder spits leien dak, naar ontwerp van P. Van Kerkhove daterend van 1888.
Ten oosten, fraai kasteel in eclectische stijl opgetrokken in verschillende soorten baksteen naargelang de bouwperiode en zandsteen, met behoud van oude kern uit de 17de of de 18de eeuw.
Ten noordwesten, op het einde van een dreef buiten de omgrachting, staat op de plaats waar baron I. Dons de Lovendeghem in 1918 vermoord werd een bakstenen kapelletje met een overluifelde calvarie ter nagedachtenis van het slachtoffer.
In Zomergem rijden we voorbij aan het gemeentehuis van de hand van architect ValentinVaerwyck in 1923 .
Foto MV Eigen werk
Het Kasteel van Bellem
De oorsprong van het domein gaat terug tot het midden van de 16e eeuw. Het domein kwam in het bezit van Lodewijk-Frans, prins de Montmorency (+1736). In 1808 verkocht prinses Louisa de Montmorency het kasteeldomein van Bellem aan de Gentse textielbaronJacob Lieven van Caneghem (1764-1847). Dochter Jeanne van Caeneghem (1789-1867) was gehuwd met Eugène Joseph de Naeyer (1786-1843), hun dochter Elise de Naeyer was de moeder van Alice Marie de Kerchove. Zij was de betovergrootmoeder van prinses Mathilde van België.
De laatste adellijke eigenaar was graaf de Kerchove d'Exaerde. Sinds 1963 is het eigendom van de vzw 'Federatie van de zustercongregaties van het bisdom Gent'. In 1965 werd het een retraitehuis voor religieuzen, zogenaamd 'Mariahove'.
In 2017 werd het domein verkocht aan een kleinzoon van Guy de Crombrugghe de Picqendaele (Amaury de Crombrugghe de Picqendaele).
Het bepleisterd laatclassicistisch kasteel werd opgetrokken omstreeks 1815, met neoclassicistische aanpassingen van 1855-1860 naar ontwerp van de Doornikse architect Bruno Renard. Het opvallend middenrisaliet omvat drie rondbogen, op de bovenbouw een colonnade van Korinthische zuilen, een half verheven reliëf met wapenschild bekroont het middelste venster.
Twee parallelle gewitte dienstgebouwenvan twee bouwlagen onder een leien zadeldak, gelegen aan weerszijden voor het kasteel, dateren vermoedelijk uit de 18de eeuw. De oostelijke vleugel vormde vroeger het zogenaamde weduwehuis. De westelijke vleugel deed voorheen dienst als koetshuis en paardenstallen. De linkergevel loopt uit in een gebogen fronton met gekleurd wapenschild.
Ten oosten bevinden zich nog dienstgebouwen, onder meer een oranjerie in empirestijl met gecementeerde gevels met rondboogvormige deuren en vensters met een bewaarde ijzeren roedeverdeling. Het dienstgebouw op H-vormige plattegrond dateert van het midden van de 19de eeuw. De geschilderde bakstenen gevels zijn afgedekt met pannen zadeldaken en zijn voorzien van een ritmerende rondboogarcade waarin de noodzakelijke muuropeningen aangebracht zijn.
Het kasteel van Poeke, een waterkasteel in rococostijl dateert van 1750, het werd aangepast in 1872. Het uitgestrekte kasteeldomein blijft herkenbaar als een laat-19de-eeuws adellijk landgoed met hier en daar een accent uit de 20ste eeuw. Bij het overlijden van de laatste barones Ines Pycke de Peteghem in 1955 werd het goed overgemaakt aan de zusters apostolinen van Wetteren, die er de (Brusselse) schoolkolonie Duinen en Heide inrichtten; in 1977 tenslotte werd het aangekocht door de gemeente Aalter; het park is voor het publiek toegankelijk.
Bezoek aan Eperon d'Or in Izegem en Belle Epoquewandeling.
Bezoek aan Eperon d'Or in Izegem en Belle Epoquewandeling.
Het prachtig gerestaureerde art deco gebouw van Eperon d'Or, een voormalige schoenfabriek, is een tastbare getuigenis van het succes van de Izegemse schoennijverheid in de jaren 1930.
De vele fabrikanten en werknemers zorgden voor een grote welvaart en een bruisend sociaal leven in de stad.
De schoenmakerij balanceert op de grens tussen ambacht en verfijnde kunst.
De borstelnijverheid scheerde hier eveneens internationale hoge toppen en blijft tot op vandaag belangrijk in de regio.
Zeg nooit zomaar 'borstel' tegen een borstel. Er zijn meer soorten borstels dat je je kunt voorstellen.
Wandeling met een gids in de stad met de mooie Belle Epoque en Interbellumarchitectuur.
La Manufacture is een museum en atelier waar de herinnering aan de textielindustrie van Roubaix en omstreken levendig wordt gehouden.
Het geluid van de machines, die in uw bijzijn door een gewezen wever worden bediend, dompelt u onder in de wereld van de textielfabrieken. Tijdens het bezoek aan dit textielmuseum schetst de gids hoe Roubaix (en de volledige agglomeratie) één van de eerste textielcentra ter wereld werd. Welke families van industriëlen dit imperium bouwden, hoe de levensomstandigheden van de arbeiders in de loop der jaren evolueerden, welke rol de geïmmigreerde bevolkingsgroepen in dit avontuur speelden, hoe de architectuur van een hele stad eraan aangepast werd. Alle grote vernieuwingen die een revolutie betekenden voor de weeftechnieken, worden uit de doeken gedaan. In één uur tijd krijgt men niet alleen een demonstratie, maar men verneemt ook hoe uit wol en andere vezels draad en vervolgens stof wordt gemaakt. Verder verneemt men hoe deze geschiedenis, die door een hele stad wordt gedeeld, nog steeds verdergaat en in het teken blijft staan van vernieuwing en textielcreatie.
Kapel Sainte Thérèse (1956-1958), Hem
De kapel is ontworpen door de Zwitserse architect Herman Baur en gerealiseerd in 1956-58 op kosten van de textielbaron Leclercq uit Roubaix.
De glas-in-betonramen zijn van Alfred Manessier. het beeldhouwwerk is van de hedendaagse kunstenaar Eugène Dodeigne.
Villa Cavrois.
In het begin van de twintigste eeuw is het Noorden één van de meest geïndustrialiseerde regio's van Frankrijk. Roubaix en Tourcoing zijn belangrijke centra voor de textielproductie. Roubaix kreeg trouwens de bijnaam "stad met de duizend schoorstenen". De vennootschap Cavrois-Mahieu, die opgericht werd in 1865, vervaardigt luxestoffen voor Parijse woningen. In 1923 stelt het bedrijf, dat vijf fabrieken telt, zo'n 700 mensen tewerk.
Wanneer Paul Cavrois, de eigenaar van deze vennootschap, beslist om een woning te laten bouwen voor zijn gezin, koopt hij een terrein aan in een plaatsje dat Beaumont heet, op enkele kilometers van Roubaix. Sinds 1870 ging de industriële bourgeoisie verder van de fabrieken af wonen, in een gezonder milieu en een beter leefkader. In de gemeente Croix, in de rand rond Roubaix, rijzen imposante burgerwoningen uit de grond, als echte kasteeltjes, die gekenmerkt worden door hun neo-regionalistische stijl. Het moderne silhouet van de villa die ontworpen werd door Robert Mallet-Stevens breekt radicaal met dit landschap.
Wil je meer weten over de geschiedenis van Villa Cavrois en de beelden bekijken van de renovatie klik dan hier.
Vooraleer over te gaan naar de tentoonstelling "Herinnering aan een geliefd venster" van Edgard Tytgat, werden we geconfronteerd met het passionele werk ' De 7 sacramenten' van Rogier van der Weyden, Vlaams Primitief, schilder van de vijftiende eeuw.
Onze gids wijst ons in dit werk op de vele details zoals tranen, stofnetten tussen de schalken van de bundelpijlers, haarspeldjes ... getuigenissen van het natuurgetrouw weergeven van figuren, interieurs, gebouwen, ... in schril contrast met wat in het oeuvre van Tytgat te vinden is, daarentegen vinden we wel gelijkenis met de wijze waarop hij een verhaal weergeeft.
Wil je nog even stilstaan bij dit prachtwerk lees dan een artikel uit Openbaar kunstbezit in Vlaanderen
Om de tentoongestelde werken van Edgard Tytgat te begrijpen vangt de rondleiding aan met een foto van het huis van de schilder zoals te zien is op de video in de website van het museum M. Klik hiervoor op deze link. Hierbij krijg je dan ook de gelegenheid om de tentoonstelling nog eens visueel te bezoeken.
Op de volgende schermafbeelding, foto van een werk van Tytgat: 'Enkele beelden van het leven van een kunstenaar' zien we het levensverhaal van de schilder:
Na een ongelukkige val bleef de toen jonge Edgard vele jaren gekluisterd aan zijn bed en zijn kamer waar hij door het venster het leven zag voorbij gaan. In vele van zijn werken is dan ook een venster afgebeeld.
De volgende tekst vind je terug op één van de muren bij het begin van de tentoonstelling.
Als bijkomende illustratie lees je misschien ook nog debloemlezing van ene Margot Blomme waarin deze de volgende werken becommentarieert:
Ontbijt van Maria, Offer van Iphigenia, Euphrasie poseert voor de eerste maal, De acht dames, Voorspel van een gebroken liefde. Hierbij staan telkens ook de vermelde werken afgebeeld.
Edgard Tytgat werd geboren in Brussel en bezocht daar de kunstakademie. Als schilder van mythologische composities, genre stukken, interieurs, aquarellist, graveur en illustrator werd hij beïnvloed door het fauvisme en het post-impressionisme. Hij sloot zich aan bij de Brabantse fauvisten die zich verenigd hadden rond Rik Wouters. Zijn favoriete onderwerpen waren het circus, kermissen (vooral de carrousels), naakten en interieurs. Vanaf 1920 hoorde Tytgat tot de groep Vlaamse Expressionisten rond het tijdschrift Selection. Zijn werk uit die periode toont de invloed van Gustaaf de Smet.
Gerhard Richter (1932, Dresden)
wordt beschouwd als een van de belangrijkste actuele kunstenaars en als een van
de naoorlogse hernieuwers van de schilderkunst. Zijn door experiment, twijfel
en toeval gedreven werk levert telkens opnieuw het bewijs dat een schilderij
niet in staat is om de realiteit weer te geven of te vervangen.De
tentoonstelling vertrekt van Richters beginwerken zoals de schilderijen van
gordijnen en ramen uit de jaren 60 en 70 die gegroepeerd zijn rond zijn
eerste werk in glas, 4 Ruiten (1967) dat tussen de vloer en het plafond zit
geklemd. Deze opstelling vindt haar echo en voortzetting in de presentatie van
de kunstenaars werken van de laatste 14 jaar en acht nooit getoonde werken uit
2017 die hun weerspiegeling vinden in het glazen werk 7 Ruiten (Kaartenhuis) uit
2013. Op deze manier worden fundamentele aspecten van Richters vroege werken
verbonden met zijn huidige artistieke praktijk.
Wil je meer weten over zijn levensloop en verschillende stijlen in zijn oeuvre ga dan naar deze link.
Volgende opnamen van tijdens de tentoonstelling ter illustratie:
Onze groep bestaat 25 jaar en dat hebben we gevierd.
Het bestuur nodigde ons uit voor een Nieuwjaarslunch in de prachtige locatie 'De Mooie Molen' in Meldert.
Alvorens te aperitieven was er het optreden van de Gentse harpiste Matthieu Lakshmi.
Matthieu Lakshmi bracht ons een schitterende uitvoering uit haar veelzijdige repertorium. Dat repertorium bestaat uit Ierse en Bretoense volksmelodieën en liederen, waaronder ook een lied van Vlaamse bodem, waarbij ze zichzelf begeleidt op een Keltische harp.
Lakshmi Matthieu werd geboren te Gent (1981) en volgde er harples bij Martha Szabo aan de Muziekacademie in Gent, waar ze in 2000 afstudeerde met de Grootste Onderscheiding.
Ze zette haar harpstudie verder aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van de wereldvermaarde Suzanna Mildonian. Ze behaalde het diploma Meester in de muziek met Grote Onderscheiding en vervolmaakte zich bij de gerenommeerde harpdocente Erika Waardenburg aan het Conservatorium te Utrecht.
Klik je hier dan kan je ook een fragment beluisteren uit haar repertorium.
Op het menu van onze nieuwjaarslunch:
Wil je ook nog enkele foto's bekijken van tijdens de feestelijkheid klik dan op deze link
In het kader van Europalia was Indonesië aan de beurt om in de kijker te staan. De tentoonstelling kwam tot stand aan de hand van archeologische en ethnografische schatten, hedendaagse creaties en archiefbeelden uit alle hoeken van de archipel samen met het Nationaal Museum in Jakarta.
Onze gidsen belichtten tijdens de rondleiding de rijke diversiteit, kracht en poëzie in de verering van voorouders en wezen ons op het belang van tradities en rituelen in de hedendaagse samenleving.
Indonesië, officieel de Republiek Indonesië, is een land gelegen in Zuidoost-Azië en Oceanië. Het land bestaat uit een archipel van 14.572 eilanden en is daarmee 's werelds grootste eilandenstaat. (op de kaart in lichtgeel aangeduid)
Deze eilanden strekken zich uit over maar liefst 5 000 kilometer van oost naar west.
Er zijn ongeveer 255 miljoen inwoners, 300 etnische groepen en meer dan 700 talen. Dat zegt al iets over de diversiteit van het land en de culturen waaruit het bestaat.
Al deze culturen hebben een gemene deler, namelijk het belang dat ze hechten aan de voorouders.
Van Sumatra tot Papoea, over Java, Borneo, Sulawesi, de Kleine Soenda-eilanden en de Molukken: voorouders speelden en spelen vaak nog een vooraanstaande rol in Indonesië.
De voorouders, die biologisch of mythisch kunnen zijn, zijn nauw verbonden met het verleden, het heden en de toekomst.
Ze vervullen daarbij drie cruciale functies:
1) een directe link tussen de Indonesiërs en hun verleden waardoor de levenden hun plaats in de stamboom kunnen krijgen en hun status en sociale positie bepalen.
2) de voorouders garanderen het evenwicht in de samenleving en verzekeren door hun steun en bescherming een harmonieus heden
3) ze zijn een bron van vruchtbaarheid en zorgen voor de toekomst en het voortbestaan van de volkeren en hun culturen.
De uitwisselingen met andere culturen en religies hebben in de loop van de millennia grote invloed uitgeoefend op de kunsten, op de identiteitsbeleving en op de manier waarop de Indonesiërs naar eigen land kijken.
De meeste culturen van de archipel hebben hun roots in de Austronesische cultuur, die nomadenvolkeren meer dan 5 000 jaar geleden uit Taiwan meebrachten. Verder zien we ook de invloed van de schitterende Dong Son-cultuur van het noorden van Vietnam, bekend om hun meesterlijke bronzen artefacten.
Vaak ligt de handel aan de basis van deze uitwisselingen. In de 5 de eeuw introduceerden Indiase kooplui, monniken en heen en weer reizende studenten het boeddhisme en hindoeïsme op Sumatra en Java.
Het is ook de handel die de eerste bezoekers uit China en het Midden-Oosten (vanaf de 7 de eeuw) meebracht. Via het Midden-Oosten kwam de islam naar Indonesië, die vanaf de 13 de eeuw op Java en Sumatra een enorme bloei kende. Nog later kwamen de Portugese kolonisten, gevolgd door de Nederlanders, op zoek naar kostbare specerijen. Zij legden respectievelijk het katholicisme en het protestantisme op.
Al deze culturen gaven vorm aan de relatie van de Indonesiërs met hun voorouders.
In de tentoonstelling wordt een uitgebreid luik aan de verbazingwekkende dodenrituelen gewijd. Ze bestaan vaak uit verschillende fasen en meerjarige cycli die een overledene toelaten om voorouder te worden.
De achtergeblevenen sparen kosten noch moeite om hem of haar naar de bovenwereld te begeleiden en zo ook het evenwicht en de harmonie in de gemeenschap te bewaren.
Een ladder is het communicatiemiddel tussen de wereld der levenden en die van de doden, voorouders en goddelijkheden. Levenden klimmen naar boven om gebeden te offeren en omgekeerd laat deze ladder de doden toe om neer te dalen en in contact te komen met de levenden
Graftombe
adu höro uit Zuid-Nias op Sumatra,
beeld opgesteld in het huis van een opperhoofd, soms ook op de akkers geplaatst ter promoting van de vruchtbaarheid
Kris en schede (pedok) heeft een gegolfde kling (lemmet) waar mystieke krachten aan worden toegeschreven. De kris wordt dikwijls gedragen als teken van gezag of waardigheid.
Kris op de rug: vredelievende houding, in de zij: strijdlustige houding
'bisj'-paalvan de Asmat-stam op Papoea De Asmat waren tot in de 19de eeuw koppensnellers. Op hun beelden werden de gesnelde schedels afgebeeld, vaak in de buurt van de gigantisch grote geslachtsdelen van de sculptuur. De Asmat zagen er geen graten in. Ze wilden gewoon de vruchtbaarheid promoten.
Deze zwartselbak heeft de vorm van een buffel. In Zuid-Sumatra is het vijlen en zwartmaken van tanden een zeer belangrijke sociaal ritueel. Het geeft aan dat de persoon de huwbare leeftijd heeft bereikt. Het zwartsel wordt gemaakt van verbrande takken. Het zwartsel wordt verzameld in een metalen bak. Aan het begin van de 20ste eeuw is er een einde gekomen aan het vijlen van tanden.
De serene schoonheid van dit Prajnaparamita beeld stelt volgens sommigen Ken Dedes, de moeder van Anoesapati voor.
Anoesapati (regeerde van 1227 tot 1248) was de tweede koning van Singhasari, een koninkrijk op Java.
'tau-tau'-gedenkbeelden uit Zuid-Sulawesi.
De rituelen bij de dood waren bij de Indonesische volkeren erg belangrijk. De ziel van een overledene kon enkel de wereld van de voorouders bereiken als de rituelen op de gepaste manier werden uitgevoerd. De tau-tau werden geplaatst voor een graf in een rotswand. Ze traden op als tussenpersonen tussen de nabestaanden en het gestorven familielid.De rituelen bij de dood waren bij de Indonesische volkeren erg belangrijk. De ziel van een overledene kon enkel de wereld van de voorouders bereiken als de rituelen op de gepaste manier werden uitgevoerd. Op de expo zijn daarvan heel mooie en poëtische voorbeelden te zien zoals de 'tau-tau'-gedenkbeelden uit Zuid-Sulawesi. Ze lijken net echt. De tau-tau werden geplaatst voor een graf in een rotswand. Ze traden op als tussenpersonen tussen de nabestaanden en het gestorven familielid.
ikat
Ikat: Een techniek waarmee men textiel van motieven voorziet door, voorafgaand aan het weven de garens te verven waarbij delen van de garens samen worden gebonden of bedekt worden met een waterafstotende stof (zoals was) zodat kleurstof zich op die plaatsen niet kan hechten. De techniek is mogelijk duizenden jaren geleden in China ontstaan. In Nederland is het procedé bekend onder de naam Ikat die in het Javaans "binden" betekent.
Men snijdt de garens op lengte en bindt ze in strengen samen. Precies afgemeten delen van een streng bindt men af en bedekt men met een vloeistofafstotend materiaal dat de verf en/of de beits (een mengsel waardoor kleurstof zich aan een vezel kan hechten) niet doorlaat. Men gebruikt daarbij een washoudende of vettige substantie. Als na het verfbad de garens droog zijn en het vloeistofafstotende materiaal is verwijderd, bindt men de strengen op andere plaatsen af en dompelt men ze in een verfbad met een andere kleur. Als dit proces meerdere keren is herhaald en de kleuren met grote nauwkeurigheid op de juiste plaatsen zijn aangebracht tekent zich bij het weven het beoogde dessin af.
Indonesisch filmfestival vanaf 9-01 (opening in Bozar) tot 23-01-2018 in Vendôme (Brussel)
Een retrospectief festival van de Indonesische film van de voorbije twintig jaar, met niet minder dan 51 films en 10 genodigden.
De films die in dit Indonesische hedendaagse filmfestival getoond worden, gaan over verschillende
politieke, economische en sociale mijlpalen nadat de reformistische beweging president Suharto in
1998 ten val bracht. Ongeveer een decennium vóór deze belangrijke periode bevond de Indonesische
film zich in een vacuüm waarin slechts een handvol films geproduceerd werd. Met andere woorden,
de Indonesiërs zagen tien jaar lang geen geprojecteerde beelden van zichzelf op groot scherm.
Naar aanleiding van het 200-jarig bestaan van de Gentse Universiteit deed onze groep een begeleide wandeling in de stad.
Deze wandeling had als thema het ontstaan en de groei van de universiteit van 1817 tot 2017. Aan de hand van allerlei nog bestaande sporen binnen de stad, volgden we de universiteit van bij haar ontstaan in 1817 tot vandaag 2017.
Autocars mogen niet meer binnen de stad rijden en kunnen slechts op 3 plaatsen de reizigers laten afstappen. We begonnen onze wandeling aldus vanaf het Jules de Vigneplein, zo'n 10 minuten verwijderd van de afspraakplaats met de gidsen op de Vlasmarkt.
De foto's, chronologisch genomen tijdens onze wandeling, ondersteunen het verhaal van de gids en laten zien hoe de huidige toestand van de oude en ook nieuwe gebouwen het leven nu in de universiteit uitstralen.
Wat de gidsen ons vertelden is moeilijk volledig weer te geven. De exacte geschiedenis achterhalen in verband met het ontstaan van de universiteit kan je best vernemen via de site www.ugentmemorie.be zoals je zal merken in de volgende reportage.
Klik je op de onderstreepte naam bij de foto of in de tekst, dan krijg je eventueel de aangepaste historiek, soms aangevuld met details aangebracht door de gids ( vul maar aan of corrigeer indien ik niet voldoende heb opgelet ... )
Aan het begin van onze wandeling richting Vlasmarkt lopen we voorbij de Scaldissluis
De gedetailleerde, rijk versierde gotische stijl, waarin het stadhuis oorspronkelijk is gebouwd, staat in schril contrast met de strakkere lijnen van de eenvoudiger renaissancestijl waar het gebouw in werd voltooid.
Op 25 september 1816 vaardigt Willem I, sinds 1815 koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, een organiek reglement uit waarin tot oprichting van drie universiteiten in de zuidelijke Nederlanden wordt besloten: in Gent, Leuven en Luik.
De feestelijke openingsplechtigheid van de universiteit in Gent vindt plaats op 9 oktober 1817 in de troonzaal van het Gentse stadhuis. In het bijzijn van kroonprins Willem van de Verenigde Nederlanden installeert Ocker Repelaer van Driel, commissaris-generaal van onderwijs, kunsten en wetenschappen, de nieuwe rijksuniversiteit. Koning Willem I zelf is niet aanwezig; zijn troon blijft leeg. Samen met het kersverse professorenkorps en de curatoren van de universiteit, luistert de verzamelde Gentse elite naar de toespraak van burgemeester de Lens en de Latijnse oratio van rector Jean-Charles van Rotterdam. s Avonds wordt aan de plechtigheid een vervolg gebreid met een banket voor 78 personen waarbij 189 flessen wijn worden ontkurkt. Een maand later, op 3 november 1817, starten de eerste colleges. De Hollandse periode zal duren tot de Belgische Revolutie in 1830.
In het eerste jaar telde de universiteit 190 studenten, dertien personeelsleden en zestien professoren, waarvan er negen uit het buitenland kwamen, voornamelijk uit Noord-Nederland en Duitsland. Zij waren verdeeld over vier faculteiten: Letteren, Rechten, Geneeskunde en Wetenschappen. De voertaal was het Latijn.
Uit "1817. Opening universiteit Gent." UGentMemorie.
Schilderij van Mattheus Van Bree van de plechtige installatie van de Universiteit van Gent door de prins van Oranje in de troonzaal van het stadhuis op 9 oktober 1817 (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam).
Ingang van het stadhuis
Ontmoetingspleinmet gebouw ontworpen door architecten Robbrecht en Daem en Marie-José van Hee
Bij haar ontstaan kreeg de Universiteit Gent een aantal gebouwen ter beschikking van de stad Gent. Het Jezuïetenklooster tussen de Universiteitstraat en de Volderstraat ging naar Letteren en Wijsbegeerte.
Als je niet met je kop naar de grond hebt gelopen in de Lindelei heb je het beeldhouwwerk van een duiker gemerkt op het dak van een hoog gebouw (vermoedelijk het huis van een architecte).
Een corresponderend beeld van een vrouwelijke duikster bevindt zich aan de overkant, veel lager op het balkon van een appartement in de Ketelpoort, aan de oever van de Leie. Het beeld heet Diving Lady. (van de Londense kunstenaar Ronald Cameron.
Rijkshogere Technische en Handelsschool, voormalig St-Agneteklooster en momenteel gebruikt door NUCLEO voor 'dakloze' kunstenaars.
Geïnteresseerd in een uitgebreid historisch overzicht over dit complex klik dan hier.
Vier allegorische beeldhouwwerken boven de ingang verbeelden de oorspronkelijke studierichtingen van de ingenieursopleiding: Bruggen en Wegen, Burgerlijke Bouwkunde, Kunsten en Fabriekswezen en Architectuur.
Linker- en rechtervleugel van het Plateau
Omwille van restauratiewerken aan de Boekentoren kregen we een volledig ingepakt gebouw te zien. Wil je meer weten over de historiek en de restauratie ervan ga dan naar www.boekentoren.be
Architect en kunstverzamelaar Charles Vandenhove (°1928) wilde aan zijn rijke kunstcollectie een publieke betekenis geven en een inhoudelijk project koppelen. Dit doet hij door een partnership aan te gaan met de Universiteit Gent, door zijn waardevolle kunstcollectie aan de universiteit te schenken, en financiële ondersteuning te bieden voor de verwezenlijking van een studiecentrum.
Het studentenhuis is ondergebracht in de oude stookplaats van de universiteit. Aan de kade werden de kolen gelost die in de thermische centrale werden verwerkt tot stoom. Via een buizensysteem verwarmde de stoom de aanpalende universiteitsgebouwen. Na een prestigieuze renovatie van het oude 'kolenkot', opende men het studentenhuis in 2006 onder de naam Therminal. De bakstenen schouw verraadt de oude functie van het gebouw.
Oud arbeidshuis omgetoverd tot luxueus studentenkot in de Hoveniersberg, straatje dat op het einde met een trap leidt naar de Therminal
Einde van de wandeling brengt ons bij het Universiteitsforum. Het UFO is een ontwerp van Stéphane Beel en Xavier De Geyter.
c
Gevel van Dagblad Vooruit in Art Decostijl, thans jeugdherberg
We sloten deze wandeling af met een welverdiende lunch in 'De Acht Zaligheden', in hartje Gent aan de Leie en op de rand van de oude stadskern Patershol, in Oudburg nr.4
Nog een weetje: De eerste vrouwelijke studente aan de universiteit Gent was Sidonie Verhelst
Op 6 december 1882 schrijft Sidonie Verhelst zich als eerste vrouwelijke student in aan de Gentse Universiteit. De Gentse kruideniersdochter en onderwijzeres schrijft zich in voor studies in de Natuurwetenschappen. Hoewel ze de tweede kandidatuur met onderscheiding beëindigt, verlaat ze de universiteit zodat de Brusselse onderwijzeres Emma Leclercq in 1885 als eerste vrouw in Gent afstudeert.
Tenslotte nog een overzicht van het parcours van onze wandeling:
Beginnend rechts aan het De Vigneplein zijn we na ongeveer 5 km wandelen geëindigd in het restaurant 'de Acht Zaligheden' bovenaan. Kun je de afgelopen weg nog terugvinden?
Plantijn en Moretus Antwerpen- Luthers Lente in Sint Andrieskerk
Museum Plantin-Moretus
De Club Zilveren Passer Affligem-Hopland bestaat nu 25 jaar en wil in dit jubileumjaar een tweede bezoek aan het museum Plantijn Moretus in Antwerpen tot één van de activiteiten laten behoren.
Waarom een bezoek aan dit museum?
In de 'Richtlijnen voor de Dagelijkse Werking van de Clubs' staat vermeld in rubriek 2:
De Zilveren Passer is genoemd naar een van de huisjes van het Plantin-Moretusmuseum, waar de Gulden Passer (overkoepelende organisatie van Zilveren Passer en Koperen Passer) ontstond. Het eerste bezoek van een nieuwe club wordt dan ook traditiegetrouw gebracht aan het Plantin-Moretusmuseum. Voor niet-Antwerpse Clubs is dit meteen een uitnodiging om van dit bezoek een eerste activiteit extra muros te maken.
Wat is er te zien in dit museum?
De leden die het eerste bezoek gemist hebben kunnen het antwoord vinden door hier te klikken.
Tentoonstelling: Luthers Lente in de Sint-Andrieskerk
Klik je hier dan kom je alles te weten waarom na 500 jaar Luther wordt gevierd.