Haven van Gent en rondleiding langs de Maisons de Plaisance en Kastelen in het Meetjesland
Haven van Gent en rondleiding langs de Maison de Plaisance en de Kastelen van het Meetjesland.
Onze gids is mevrouw Liesbeth Misseghers uit Zomergem. Haar levendige, enigszins humoristische manier om de geschiedenis van de Gentse havenstad en de evolutie van de Maisons de Plaisance en Kastelen van het Meetjesland te verhalen, zal ongetwijfeld beklijven. Na een koffiepauze in het MIAT - Museum over Industrie, Arbeid en Textiel, en voordien katoenspinnerij (1813-1975) - fabriek van het Manchestertype, vertrekt de autocar richting haven Gent. Manchestertype = stevig bakstenen gebouw met een gietijzeren constructie, grote raampartijen en sheddaken om zo veel mogelijk licht binnen te halen. De gewelven en vloeren zijn in steen om het risico op brand te beperken.
Foto MV Eigen werk
De geschiedenis van de Gentse textielindustrie start met het verhaal over Lieven Bauwens (1769-1822), zoon van een welstellend leerlooier. Deze toonde al vroeg belangstelling voor werktuigkunde en ging op spionagetocht naar Engeland. Hij slaagde er in een mechanische katoenspinnerij stukje bij beetje over te smokkelen en overhaalde ook Britse technici voor de montage ervan (Mule Jenny- pronkstuk in het museum Miat). Zo ontstond al vlug een bloeiende textielindustrie die spoedig leidde naar uitbuiting van de arbeiders en zelfs ook kinderarbeid. De ene katoenfabriek na de andere zag het levenslicht waarvan sommige overblijfselen nog getuigen van een bloeiende wijk met tientallen fabrieken die de Schelde gebruikten als een kloppende ader. De vele arbeiders werden gehuisvest in de beluiken (meer dan 200 voor meer dan 2000 gezinnen)afgeleid van het oude werkwoord 'luiken', wat afsluiten betekent. Hier leefden de arbeiders in erbarmelijke omstandigheden, ze leefden dicht op elkaar en deelden het sanitair. Je hoorde er Gents, West-Vlaams,Berbers en vooral Turks in één enkele straat.
Originele Mule Jenny gebouwd door Samuel Crompton. Museum van Bolton in Engeland (Wikipedia)
De autocar werd door Liesbeth langs de oude katoenloodsen in de voorhaven geleid. Daar werden tussen 1885 en 1900 vijf opslagplaatsen gebouwd. Het aantal binnenlopende schepen en hun tonnenmaat nam geleidelijk aan toe. Vanaf 1874 verdrong de stoomvaart definitief de zeilschepen. In 1886 werd in de Voorhaven al een schip gelost met een lading van 9416 balen ruwe Indische katoen. Vanuit de haven ging het vervoer eerst per kar en paard, nadien per vrachtwagen of via het spoor vanuit de loodsen naar de textielfabrieken. De vijf loodsen waren elk 100 meter lang, 40 meter breed en 20 meter diep, op 10 meter van de kademuur. Drie loodsen beschikten over een kelderverdieping.
Foto MV Eigen werk
Alle loodsen werden gefundeerd op beton, de bovenbouw was een volledig ijzeren skeletgebouw. Rond de loodsen kwam er een bestrating in kasseien, het fraaie gietijzeren afsluithekken dateert uit 1886. De overgebleven drie havenloodsen worden beschermd als monument. Eén ervan is reeds omgebouwd tot lofts.
Foto MV Eigen werk
Omdat een brand desastreuze gevolgen kon hebben, kwam er in 1902 Voor de Voorhaven een eigen brandweerkazerne in de Londenstraat. Deze kazerne werd permanent bewoond door 16 brandweermannen met hun familie.
Foto MV Eigen werk
Voor het vervolg van de
rondleiding rijden we verder over het
verbindingskanaal, in de 19de eeuw gegraven met de bedoeling om de Brugse Vaart
en de Voorhaven met elkaar te verbinden,
richting Vinderhoute en zijn kastelen.
Eerst nog de verklaring van 'Meetjesland' volgens wikipedia:
Er gaan verschillende legendes rond over waar de naam Meetjesland zou vandaan komen. Eén ervan spreekt over een doorreis van keizer Karel V. Uit angst voor de seksuele appetijt van de keizer verborgen de inwoners hun dochters. De keizer zag alleen oude vrouwen (meetjes) die zaten te spinnen voor hun deur. Dit zou de keizer de uitspraak ontlokt hebben dat dit het land was van de meetjes. Een andere verklaring is dat de naam wijst op de lange smalle reepjes grond (meetjes) die typisch voor de streek zijn. Ze werden systematisch afgegraven voor het winnen van turf.
De meest plausibele verklaring houdt verband met de enorme lijnwaadproductie in het Meetjesland van de 17e en 18e eeuw. Gent was in die tijd immers één van de belangrijkste lijnwaadmarkten van Vlaanderen. In Waarschoot waren er bijvoorbeeld 821 wevers actief, in Lovendegem 800. Om één wever aan het werk te houden waren minstens vier spinsters nodig. Spinsters waren vaak vrouwen, moeders en meetjes. Bij goed weer spon men buiten voor de deur, waardoor die meetjes heel zichtbaar waren.
De verklaringen hiervoor zijn echter volksetymologie. De woordafleiding is simpelweg de benaming voor een stuk bouwland met sloten en in dit geval is het een toponiem geworden. Kleine slooten, die men meetgoten, meedgoten, metgoten, meyntgoten of groene goten of ook dwarsgruppels noemt, Misschien ook in den naam van het Meetjesland, eene streek in het noorden van Oost-Vlaanderen.
Liesbeth wijst ons op het onderscheid tussen
een maison de plaisance en een kasteel. Een maison de playsance of lusthof
doet eerder denken aan een klein kasteeltje dat vooral tijdens de zomermaanden
of het jachtseizoen werd bewoond. Een kasteel daarentegen was meestal veel
groter en imposanter. Een kasteel is een zelfstandig versterkt
bouwwerk , verdedigbaar en bewoonbaar door een beperkte groep mensen, variërend van
een adellijke familie tot een militair garnizoen.
In de 19 e eeuw was Vinderhoute een dorp met zoiets als 600 inwoners
waarvan de meesten kleine landbouwers waren. Door de opkomst van de fabrieken
in de stad Gent zochten nogal wat gezinnen het dagelijks brood in de textielindustrie. Daarnaast
kwamen rijke industriëlen uit de stad hier wonen op hun buitenverblijf, ver van
de stank en het lawaai. Vandaar de talrijke herenhuizen en kastelen.
Het Kasteel Van Heyghen.
Het kasteel is gelegen in een omgracht park met fraaie ijzeren toegangspoort tussen arduinen pijlers met vaasbekroning. Het was gelegen in een complex grachtensysteem verbonden met de Oude en de Nieuwe Kale; twee dreven leidden naar de weg Brugge-Gent, een eikendreef leidde naar de kerk (de huidige Kasteellaan) en één naar de Kale. Het is het oudste kasteel van Vinderhoute. Langs de weg zie je enkel de toegangspoort. De eigenaar van het kasteel, Philippe Van de Vyvere, behoort samen met zijn familie tot de vijftig rijkste Belgen. Hun waarde wordt geschat op zo'n 500 miljoen euro. Van de Vyvere vergaarde zijn kapitaal door te investeren in diverse sectoren binnen de havenwereld. Met SeaInvestis hij dan ook een van de grootste spelers in het wereldje. Hij heeft onlangs het bekende Franse wijndomein Phélan Ségur in Saint-Estephe, zo'n 60 kilometer boven Bordeaux, gekocht.
Het blijkt dat de inwoners van Vinderhoute bedacht zijn met de spotnaam 'Reigers'. Naar verluidt waren de bossen en weiden rond het kasteel een geliefkoosde plek voor deze grijze vogels.
Indrukwekkend en merkwaardig eclectisch kasteel opgetrokken uit bak- en hardsteen. Kasteel van twee bouwlagen boven een souterrain, afgedekt met van dakkapellen en spitse torentjes voorziene leien daken. Vierkante hoektoren die doet terugdenken aan een middeleeuws belfort: hoger opgetrokken, voorzien van uurwerk, gemarkeerd door weergang, borstwering, kantelen en spietorentjes en bekroond met klokkentoren. Het fraaie park is aan de kant van de Schouwbroekstraat afgesloten door een imponerend ijzeren hek over de walbrug met balustrade. Achter het hek staan drie monumentale oude kastanjebomen; één ervan is de dikste kastanjeboom in België.
Eén van de majestueuze kastanjebomen aan de ingang van het kasteel, zou de dikste zijn van het land. Zijn stamomtrek bedraag ongeveer 8,45 meter gemeten op een hoogte van 1,5 meter. De boom is aangeplant geweest omstreeks 1600 en is bijgevolg ongeveer 418 jaar oud.
Foto Wim Brinkerink
Het Kasteel Diepenbroeck.
Bepleisterd en beschilderd kasteel van twee onderkelderde bouwlagen in zijn huidige staat daterend uit begin 19de eeuw in empirestijl. Centrale deur met trap, bekroond met een kroonlijst op consoles, oorspronkelijk voorzien van het wapenschild van de familie de Vaernewyck.
Aan de merkwaardige ingang dankt het kasteel haar volkse benaming "het kasteel van de reus en de reuzin". IJzeren hek in de vorm van pijlen, gevat tussen pijlers en twee 3 meter hoge zandstenen hermen met vrouwen- en mannenbuste onderaan respectievelijk voorzien van saterpoten en voeten in hardsteen, vernieuwd in 1922 door beeldhouwer Van Belle.
Fraai herenhuis in neoclassicistische stijl, met omringende tuin afgesloten door middel van ijzeren hek tussen dito pijlers, daterend van circa 1870. Bepleisterd dubbelhuis van vijf traveeën en tweeënhalve bouwlaag onder schilddak (leien). Dubbelhuisopstand met geaccentueerde middentravee uitlopend in een gebogen van oculus voorzien fronton.
Huidig uitzicht daterend van circa 1858 en 1888. Een dubbele eikendreef leidt van de Brugse Vaart naar het omwalde kasteel in een rechthoekige omgracht park voorzien van een neogotische kapel (ten noorden) en een ijskelder en toegankelijk via een ijzeren hek aan bakstenen pijlers.
Imposant geheel binnen een brede omwalling toegankelijk via een stenen walbrug met vijf gedrukte spitsbogen en een overbouwde toegangspoort geflankeerd door twee vierkante torens, rechts met aangebouwd rond traptorentje onder spits leien dak, naar ontwerp van P. Van Kerkhove daterend van 1888.
Ten oosten, fraai kasteel in eclectische stijl opgetrokken in verschillende soorten baksteen naargelang de bouwperiode en zandsteen, met behoud van oude kern uit de 17de of de 18de eeuw.
Ten noordwesten, op het einde van een dreef buiten de omgrachting, staat op de plaats waar baron I. Dons de Lovendeghem in 1918 vermoord werd een bakstenen kapelletje met een overluifelde calvarie ter nagedachtenis van het slachtoffer.
In Zomergem rijden we voorbij aan het gemeentehuis van de hand van architect ValentinVaerwyck in 1923 .
Foto MV Eigen werk
Het Kasteel van Bellem
De oorsprong van het domein gaat terug tot het midden van de 16e eeuw. Het domein kwam in het bezit van Lodewijk-Frans, prins de Montmorency (+1736). In 1808 verkocht prinses Louisa de Montmorency het kasteeldomein van Bellem aan de Gentse textielbaronJacob Lieven van Caneghem (1764-1847). Dochter Jeanne van Caeneghem (1789-1867) was gehuwd met Eugène Joseph de Naeyer (1786-1843), hun dochter Elise de Naeyer was de moeder van Alice Marie de Kerchove. Zij was de betovergrootmoeder van prinses Mathilde van België.
De laatste adellijke eigenaar was graaf de Kerchove d'Exaerde. Sinds 1963 is het eigendom van de vzw 'Federatie van de zustercongregaties van het bisdom Gent'. In 1965 werd het een retraitehuis voor religieuzen, zogenaamd 'Mariahove'.
In 2017 werd het domein verkocht aan een kleinzoon van Guy de Crombrugghe de Picqendaele (Amaury de Crombrugghe de Picqendaele).
Het bepleisterd laatclassicistisch kasteel werd opgetrokken omstreeks 1815, met neoclassicistische aanpassingen van 1855-1860 naar ontwerp van de Doornikse architect Bruno Renard. Het opvallend middenrisaliet omvat drie rondbogen, op de bovenbouw een colonnade van Korinthische zuilen, een half verheven reliëf met wapenschild bekroont het middelste venster.
Twee parallelle gewitte dienstgebouwenvan twee bouwlagen onder een leien zadeldak, gelegen aan weerszijden voor het kasteel, dateren vermoedelijk uit de 18de eeuw. De oostelijke vleugel vormde vroeger het zogenaamde weduwehuis. De westelijke vleugel deed voorheen dienst als koetshuis en paardenstallen. De linkergevel loopt uit in een gebogen fronton met gekleurd wapenschild.
Ten oosten bevinden zich nog dienstgebouwen, onder meer een oranjerie in empirestijl met gecementeerde gevels met rondboogvormige deuren en vensters met een bewaarde ijzeren roedeverdeling. Het dienstgebouw op H-vormige plattegrond dateert van het midden van de 19de eeuw. De geschilderde bakstenen gevels zijn afgedekt met pannen zadeldaken en zijn voorzien van een ritmerende rondboogarcade waarin de noodzakelijke muuropeningen aangebracht zijn.
Het kasteel van Poeke, een waterkasteel in rococostijl dateert van 1750, het werd aangepast in 1872. Het uitgestrekte kasteeldomein blijft herkenbaar als een laat-19de-eeuws adellijk landgoed met hier en daar een accent uit de 20ste eeuw. Bij het overlijden van de laatste barones Ines Pycke de Peteghem in 1955 werd het goed overgemaakt aan de zusters apostolinen van Wetteren, die er de (Brusselse) schoolkolonie Duinen en Heide inrichtten; in 1977 tenslotte werd het aangekocht door de gemeente Aalter; het park is voor het publiek toegankelijk.