Duinkerke of Dunkerque was aanvankelijk een vissersdorp en strategisch gunstig gelegen voor de handel tussen Vlaanderen en Engeland. Reeds tijdens het bewind van Keizer Karel begonnen kapers de handel op de scheepvaart onveilig te maken. Kapers mochten wel niet doden, wel saboteren om uiteindelijk de buit binnen te halen. Duinkerke is bezet geweest door Spanjaarden, Fransen en Engelsen. In 1662 slaagde Frankrijk erin de havenstad van Engeland af te kopen. Vauban versterkte de haven en liet een citadel bouwen. In 1713 lieten de Engelsen in het Verdrag van Utrecht de vestingwerken afbreken en de haven afsluiten zodat de uitvalsbasis van de kapers onschadelijk werd gemaakt. De handel richtte zich dan op visserij en koloniale waren. Duinkerke is nu de derde grootste haven van Frankrijk na Marseille en Le Havre.
Jean Bart (1650-1702), geboren in Duinkerke, stamde uit een familie van zeelieden. Hij was één van de bekende kapers in het gebied van de Noordzee in opdracht van de koning van Frankrijk, Lodewijk XIV. In de slag van Texel in 1694 versloeg hij met 6 kleine fregatten 6 Hollandse oorlogsschepen. Als beloning werd hij door Lodewijk XIV tot ridder geslagen en benoemd tot commandant van de zeemacht van Duinkerke. Hij werd een echte held in Duinkerke. Hij stierf niet tijdens een zeeslag maar ten gevolge van een longontsteking. Zijn standbeeld (beeldhouwer David d'Anger) staat op het vroegere koningsplein sinds 1845. Hij werd begraven in de kerk Saint-Eloi (Sint-Eligius) en we vinden hem terug op de gevel van het stadhuis en in een glasraam binnenin. |
 |
|
|
Het stadhuis van Duinkerke dateert van 1901 en is opgetrokken in de Vlaamse renaissancestijl. In de nissen bevinden zich Ridders en andere historische figuren die iets betekenden voor Duinkerke. In de inkomhal staan vele Vlaamse namen van voormalige burgemeesters vermeld. Duinkerke is immers lange tijd Vlaams geweest. De toren van het stadhuis wordt het tweede belfort van Duinkerke genoemd, 75 m hoog. Hij werd in 1901 geïnaugureerd door de Franse president Emile Loubet en tsaar Nicolas II van Rusland en is opgenomen in de werelderfgoedlijst van Unesco. In het midden in een nis bevindt zich het bronzen beeld van koning Lodewijk XIV gezeten op een paard. Het paard staat afgebeeld met één voorpoot opgeheven: de ruiter is aldus op het slagveld verwond en elders overleden. (2 poten in de lucht betekent dat de ruiter op het slagveld is gestorven, 4 poten op de grond betekent dat de ruiter aan een natuurlijke dood is overleden)
|

Glasraam van Jean Bart boven de traphal in het stadhuis. De kaper staat er afgebeeld (rechts onder de man met de blonde krullen) bij zijn terugkeer na de zeeslag van 1694 die hij had gewonnen (slag om Texel). De vlag van Duinkerke staat hier verkeerd afgebeeld, bovenste streep moet wit zijn. Lodewijk XIV was ook niet aanwezig bij zijn aankomst na de zeeslag. |
Op dit werk lieten glazenier Gaudin en ontwerper Tardieu zich inspireren voor het glasraam. De prent hangt in het Musée de la Marine in Parijs. |
Kennismaking met de haven door een rondvaart met de TEXEL
Links het trainingschip la Duchesse Anne, een Duits schoolschip uit 1901. Het schip kwam in Franse handen na de Tweede Wereldoorlog als betaling voor oorlogsschade. In 1959 werd het uit de vaart genomen en lag te verkommeren. Duinkerke heeft het aangekocht in 1980 en laten restaureren. Het is nu een geklasseerd monument en is onderdeel van het Havenmuseum van Duinkerke over leefomstandigheden van cadetten. |
Rechts ligt het Franse lichtschip Sandettié en diende ter waarschuwing van zandbanken. In 1946 werd met de bouw gestart en in 1949 neergelegd bij de zandbank Dyck. In 1978 kreeg het een nieuwe bestemming en kwam te liggen bij de zandbank Sandettié voor de kust van Calais. Het deed daar dienst tot 1989. Het licht had een bereik van 25 zeemijl en flitste elke 5 seconden. De bemanning bestond uit 2 personen. Het schip maakt nu deel uit van de collectie van het Havenmuseum.
|
Het havenmuseum, vroegere tabaksloods biedt 500 geëxposeerde werken waaronder scheepsmodellen en havenwerktuigen waarvan hieronder enkele voorbeelden.

De Leughenaer, verdedigingstoren uit de 15de eeuw waarop men op de uitkijk stond. 'Leugheren' (loeren) betekende 'uitkijken'. Er doen allerlei verhalen de ronde over die uitkijkfunctie. Zo bestaat er één dat de toren zou gebruikt zijn om de schepen te misleiden en op het strand te doen stranden. Hij is 30m hoog en octogonaal. |

Dat Duinkerke ooit Vlaams is geweeest wordt meermaals duidelijk gemaakt door talrijke Vlaamse Leeuwen hier te merken op de Place charles Valentin voor het stadhuis. Op de achtergrond merk je een flatgebouw, 75 m hoog en niet hoger dan het nabijgelegen Belfort. Het gebouw bestaat uit slecht geïsoleerde appartementen. |
Duinkerke is ook bekend om zijn langdurig vieren van Carnaval. Twee en een halve maand lang komen de carnavalvierders op hun mooist uitgedost bij elkaar, om in een gemoedelijke sfeer te paraderen. Iedere zaterdag wordt er ergens in een wijk een volksbal georganiseerd. Op zondagmiddag geven "bendes" of orkesten meestal de toon aan. Het absolute hoogtepunt blijft de week van Dikke Dinsdag, met optochten van kleurrijke reuzen.
Tijdens het carnaval worden vanop het balkon van het stadhuis gerookte haringen (kippers) naar beneden gegooid.
|