Jacobus Diels zag op 28 april 1792 in het 'Spetsersdorp' Merksplas het
levenslicht in het gezin van Joannes Baptist Diels en Catharina Puls. In de
zomer van 1812 werd hij als fuselier ingedeeld bij de Garde Départementale en
kwam hij terecht in de Antwerpse Falconkazerne, een als nationaal goed in
beslag genomen klooster vlakbij de haven.Na de desastreus afgelopen Ruslandcampagne moesten de Franse troepen zo
snel mogelijk opnieuw op sterkte worden gebracht. Eén van de maatregelen die
hiervoor werden genomen was de oprichting, op 7 februari 1813, van het 37e
Régiment dInfanterie Légère dat uitsluitend werd gevormd door gemobiliseerde
manschappen van de Gardes Départementales. Een eenheid, die al in de laatste
week van die februarimaand werd vervoegd door Jacobus Diels. Het 37e
R.I.L. kreeg Kolonel Louis Marion Jacquet als bevelhebber en werd organiek
opgenomen in het VIe Legerkorps. Dit Korps raakte al van in het
begin betrokken bij de Pruisische nationale opstand van 1813. Op 2 mei stond
het 37e R.I.L. bij Lûtzen op het slagveld. Nog geen drie weken later,
op 20 mei kreeg het, ondanks het feit dat de Fransen er wonnen, bij Bautzen een
flink pak rammel. Op 23 augustus vocht Diels bij Dresden en de volgende dag bij
Pirna. Ook bij de drie dagen aanslepende Volkerenslag in Leipzig was hij van de
partij en ook bij Hannau wist hij op 30 oktober 1813 zonder kleerscheuren de
dodendans de ontspringen, maar zijn geluk was bijna opgebruikt. In de kille voorlaatste
week van november werd Diels immers
tussen Koblenz en Bonn gevangen genomen door Pruisische huzaren toen hij met
een paar metgezellen probeerde de Rijn over te steken. Hij werd eerst opgesloten
in Frankfurt am Main maar .belandde uiteindelijk in februari 1814 in de
Saksische hoofdstad Dresden. Hier werd hij eind mei van datzelfde jaar in vrijheid
werd gesteld. Deze drager van de Medaille de St. Hélène overleed op 11 februari
1879 in de Binkenstad Turnhout, waar hij zich kort na zijn terugkomst uit krijgsgevangenschap gevestigd had....
ADRIAAN CALUWAERTS - OFFICIER IN DE KEIZERLIJKE DOUANE
Adriaan Caluwaerts werd op10
november 1786 in Turnhout geboren in het gezin van Anselmus Caluwaerts en
Theresia Sels. Amper 17 jaar oud trad hij vrijwillig in dienst van de Franse
keizerlijke Douane. Buonaparte had al in 1801 toen hij nog Eerste Consul was,
de Franse douanediensten volledig gereorganiseerd en op militaire leest
geschoeid. De Douanes Impériales gedroegen zich daarbij als een volwaardige
legereenheid die het Grande Armée op de voet volgde en de steeds opnieuw veranderende
grenzen beveiligde.
In september 1803 werd Caluwaerts als préposé des Douanes naar het Duitse Kleve
gestuurd.waar hij de trafiek tussen het
Rijnland en het onder bestuur van Napoléons broer staande Nederland moest
controleren. Hij deed dit blijkbaar met verve want drie jaar later belandde de
intussen tot onderofficier benoemde Caluwaerts in Amsterdam waar de douaniers zich
vooral bezighielden met het opsporen van de Nederlanders die zich niet aan de
door de Franse keizer opgelegde zgn. Continentale Blokkade, het handelsembargo
met de Engelsen hielden. In 1808 verkaste onze Turnhoutse douanier naar het
Friese Dokkum waar hij het bevel kreeg over de lokale douanebrigade. Het
daaropvolgende jaar werd hij bevorderd tot Sous-Lieutenant en kreeg hij een
aanstelling in Groningen. Wanneer in de herfst van 1813 het IIIe Pruisische
Legerkorps van Bülow de Noordelijke Nederlanden binnenvalt, kreeg Caluwaerts
het bevel zich met zijn douaniers ter beschikking te stellen van generaal
Bourrier die in het voorjaar van 1814 de stad Straasburg verdedigde tegen een
geallieerde belegeringsmacht. Bourrier wist stand tot houden tot aan het
aftreden van Napoleon. In mei 1814 kreeg Caluwaerts zijn ontslagbrief in de
garnizoensstad Metz. Twee maanden later dook hij na elf jaar afwezigheid terug
op zijn geboortestad. Hij overleed er op 23 april 1873.
In de herfst van 2001 werden bij constructiewerken
in de wijk Siaures Miestelis van de Litouwse hoofdstad Vilnius de stoffelijke
resten van naar schatting ruim 2.000 soldaten van het Franse keizerlijke leger
gevonden. Aanvankelijk dacht men aan slachtoffers van de bloederige Stalinistische
terreur maar toen er meer en meer uniformknopen, munten en uitrustingstukken
begonnen op te duiken werd al snel duidelijk dat dit een massagraf was dat als
uit 1812 te dateren was In de nasleep van de desastreuze veldtocht van 1812
stierven er naar schatting tussen de 15 à 20.000 Fransen en hun bondgenoten in
Vilnius. Aanvankelijk werden de lijken op straat gecremeerd maar de rook en
stank van verbrand vlees waren zo overwelmend dat men uiteindelijk besloot tot
massabegravingen. De B.B.C. maakte een beklijvende documentaire over deze
ontdekking en het lot van de verloren soldaten van Napoléon
Alexander Colinet werd
op 17 januari 1784 in Brussel geboren. Op 4 juni 1805 vervoegde hij als
conscrit de rangen van het 12e Regiment Kurassiers. Een eenheid,
waarin hij snel carrière wist te maken. In 1806 kreeg hij zijn vuurdoop op 14
oktober bij Jena .waar de Fransen de Pruisen een verpletterende nederlaag
bezorgden. In december van datzelfde jaar was onze Brusselaar al tot fourier
benoemd. Op 10 juni 1807 was hij aanwezig op het slagveld van Heilsberg, nu
Lidzbark Warminski en vier dagen later bij Friedland, nu Pravdinsk, waar
Buonaparte de Russen onder het bevel van Benningsen overtuigend versloeg. Het
12e Regiment Kurassiers speelde een sleutelrol bij deze laatste
overwinning. Op 1 maart 1809 werd Colinet bevorderd tot Maréchal de Logis-Chef,
maar hij zou zich dat jaar wellicht om héél andere redenen blijven heugen want
hij ontsnapte in 1809 niet minder dan tweemaal aan de dood. Op 22 april kreeg
hij in een lijf - aan - lijfgevechttijdens de slag bij Eckmühl een sabelhouw in de dij van een Oostenrijkse
dragonder. Amper hersteld werd hij op 6 juli in de schouder geschoten bij
Wagram. Het duurde bijna een half jaar voor hij van deze verwonding hersteld
was. De bittere pil werd wellicht verguld door zijn aanstelling als
onderluitenant op 9 augustus 1809. Een bevordering die wellicht een beloning
was geweest voor zijn moedige gedrag op het slagveld. Bovendien mocht hij
midden oktober voor drie maanden op verlof naar Brussel.
In 1812 nam hij met het
12e Kurassiers deel aan de noodlottige Ruslandveldtocht en zag hij
actie bij Mohilev (23.07.1812) en Borodino (07.09.1812), waar het regiment
gevoelige verliezen leed. Tijdens de terugtocht was zijn geluk echter op. We
weten dat onze Brusselse officier op 21 december 1812 ernstig gewond raakte bij
Kowno en gevangen werd genomen door Kozakken. Vanaf die datum verdween hij echter
volledig van de radar en staat hij officieel als vermist geregistreerd in het
stamboek van het regiment. Hij was een van de duizenden jongemannen uit de
Zuidelijke Nederlanden die in de ijzige winterkoude in de oneindige Russische
vlakte de hoogste prijs betaalden voor de machtshonger van de Franse keizer
OOK EEN MECHELSE BURGEMEESTER DIENDE ONDER DE FRANSE VAANDELS
Aansluitend op mijn
vorige blog nog dit: Ook een burgemeester van Mechelen was een veteraan die
onder de Franse vaandels had gediend: Jean François Alexandre de Steenhault de
Waerbeek werd op 19 oktober 1789 In Vollezele geboren. Hij behoorde tot de
kleine - en na de Franse bezetting afgeschafte - landadel in de Zuidelijke Nederlanden en kon daarom aan de
conscriptiewetten ontkomen door in 1808 dienst te nemen als brigadier in de
compagnie des Gardes dHonneur van het Dijle-Departement. In juni 1813, toen de
regimenten Gardes d Honneur hun louter ceremoniële rol verloren en opgenomen werden
in de keizerlijke Garde, vroeg hij een overplaatsing naar de artillerie, maar
daar werd niet op ingegaan. Hij vocht in de herfst van 1813 in de rangen van het 1e
Regiment Gardes d Honneur bij Leipzig en Hanau. Tijdens de campagne van 1814
in Noord - Frankrijk onderscheidde hij zich bij de verdediging van Reims en
werd hij hiervoor op 2 april 1814 onderscheiden met het Légion dHonneur. Begin
juni 1814 kreeg hij eervol ontslag uit de Franse militaire dienst en keerde hij
terug naar onze gewesten.
In 1815 trad hij in
Mechelen in het huwelijk met Caroline de Riterich, een dochter van
Jean-Théodore de Riterich, die de Oostenrijkse Habsburgers gediend had als
griffier en secretaris van de Grote Raad. Het daaropvolgende jaar werd de
Steenhault door Willem I terug in de adel opgenomen met de erfelijke en
overdraagbare titel van baron. Hij was intussen blijkbaar ook gebeten door de politieke microbe want hij werd in datzelfde jaar ook lid van de pas opgerichte Provinciale Staten van
Antwerpen. Van 1842 tot aan zijnoverlijden op 23 februari1845 was deze veteraan van Napoléon Buonaparte bovendien de katholieke, unionistische
burgemeester van Mechelen. Enkel een stoffige buste in de stedelijke archieven herinnert aan deze veteraan van de keizer....
Ook op de stedelijke begraafplaats van Mechelen is
er nog een grafmonument voor een Napoleontische veteraan terug te vinden. Ietwat
scheefgezakt staat er op het oudste gedeelte het hardstenen en van een
portretfoto voorziene grafkruis voor Simon Charmet. Hij was op 16 juli 1778 in
het Franse Besançon geboren in het gezin van handelaar Jean Felix Charmet en
Bénigne Lefebure. Als 16-jarige werd hij toegelaten tot de Ecole de Marsom er een miltaire en burgerlijke opleiding te krijgen. Na zijn
opleiding kreeg Simon een aanstelling tot Maréchal de Logis bij het 4e Regiment Huzaren. Het begin van een flink gevulde
militaire carrière. Op 4 augustus 1803 is hij reeds onderluitenant.Op 26 maart 1804
kreeg hij een aanstelling tot luitenant en op 18 oktober 1807 werd hij
kapitein. Een paar weken voordien was hij met het Légion d Honneur onderscheidden.
Simon Charmet nam zonder kleerscheuren deel aan 17 campagnes of veldtochten en vocht onder meer in
Oostenrijk, het huidige Polen en Balticum, Spanje, de Duitse landen en in
Noord-Frankrijk. In 1810 was hij een tijdlang in Brussel en Mechelen
gedetacheerd en in 1811 huwde hij in de Dijlestad
met de twintig jaar jongere kantverkoopster Clara Bruggeman
uit de Varkensstraat.
Na het aftreden van de Franse keizer
In 1814, werd hij ontslagen uit de dienst en keerde hij terug nar Mechelen en
zijn echtgenote. Bij de terugkeer van Buonaparte poogde hij de keizer opnieuw
zijn diensten aan te bieden, maar werd op de weg naar Parijs gearresteerd en
een tijdlang gevangengezet. Op 17 januari 1815 werd de intussen weer vrijgelaten
Charmet bevorderd tot Officier in de orde van het Légion d Honneur. Maar het
duurde twee jaar voor hij in januari 1817 in Rijsel zijn eed van trouw aflegde
aan de herstelde Franse monarchie. Tijdens de julirevolte in 1830 trad hij in
dienst van de Franse koning Louis - Philippe maar na de Belgische revolte duikt
hij plots terug op in België als kapitein in het 2e Regiment
Lanciers. En ook hier kan hij nog bogen op een mooie carrière. Een jaar later
is hij reeds majoor. Op 16 juli 1834 werd hij aangesteld tot 'Major - commandant de place de
3de classe à Lierre' en drie jaar later, in 1834, wordt hij 'commandant de
place à Malines'. Op zijn 63e gaat hij met pensioen als
luitenant-kolonel. Ondanks zijn niet onaardige pensioen kloeg hij bij de Belgische staat dat dit pensioen niet volstonden na enig aandringen mag Simon
Charmet zich nog enkele jaren gevangenisdirecteur van de correctionele
instelling in Vilvoorde noemen.. Pas in 1844 zal Simon Charmet Belgisch
staatsburger worden. Hij was dan al 66 jaar oud. Twee jaar later
overleed zijn vrouw Clara.. .Hij overleed zelf op 9 januari 1865 in zijn
woning, nr. 21 op de Grote Markt van Mechelen.
LUISTERTIP - LA MARCHE DES CUIRASSIERS / LA VICTOIRE EST A NOUS
Ik zal op deze
blog geregeld aan het Napoleontisch tijdperk gerelateerde muziekfragmenten
posten. Vandaag La marche des
Cuirassiers en La Victoire est à
nous. Deze laatste, erg populaire mars was geïnspireerd op een fragment
uit de opera La caravane de Caire van
de Luikse componist André-Ernest-Modeste Grétry (1741-1813). Hij was een van de
protégés van Buonaparte die hem in 1802 benoemde tot Chevalier de la Légion dhonneur.
Wat weinigen
weten is dat er zich op de Antwerpse stedelijke begraafplaats Schoonselhof nog
een graf bevindt van een veteraan van Napoléon Buonaparte. Laurent Mathieu Brialmont werd op 17 februari
1789 in het Waalse Seraing geboren. Op 14 september 1808 engageerde hij zich
als oorlogsvrijwilliger in het 86e Régiment dInfanterie de Ligne.
Tijdens de campagne op het Iberisch schiereiland nam hij vanaf eind maart 1810
deel aan het beleg van de Spaanse stad Astorga. Nog geen maand later, op 21
april om precies te zijn, werd hij gewond bij de bestorming van deze
vestingstad. In maart 1810 vinden we de intussen tot sergeant bevorderde
Brialmont terug in de rangen van het 36e Régiment dInfanterie de
Ligne. Het was met deze eenheid dat hij deelnam aan de Ruslandcampagne in 1812.
Bij Smolensk onderscheidde hij zich dermate dat hij te velde tot onderluitenant
werd aangesteld en voorgedragen werd voor het Légion d Honneur. Op 1 januari
1813 werd hij bevorderd tot luitenant. Bij Bautzen werd hij op 21 mei voor een
tweede maal gewond. Na de van Napoléon Buonaparte bleef hij in Frankrijk waar
hij op demi-solde werd geplaatst. Bij de terugkeer van de keizer tijdens de
zgn. 100 Dagen nam hij meteen terug dienst en werd hij als kapitein
toegevoegd aan het hoofdkwartier van Buonaparte. Brialmont nam deel aan de
campagne in het noorden en was op 18 juni aanwezig op het slagveld bij Waterloo.
In 1816 trad hij zoals veel Napoleontische veteranen in dienst van het
koninkrijk der Verenigde Nederlanden.
Tijdens de
Belgische revolte van 1830 speelde hij een dubieuze rol bij de verdediging van
Venlo, waarvoor hij door de Belgische regering bevorderd werd tot luitenant-kolonel van het leger van het kersverse
koninkrijk België. In 1836 werd hij plaatscommandant van Antwerpen waar hij de
rest van zijn leven doorbracht. In 1849 werd deze veteraan van Napoléon door
Leopold I tot luitenant-generaal bevorderd en in 1850 beëindigde hij zijn rijkgevulde
militaire carrière als minister van Oorlog. Hij overleed op 15 april 1885 in
Antwerpen.
Zijn zoon
Alexis was in zijn militaire voetstappen getreden en zou vooral bekendheid
verwerven als vestingbouwkundige en ontwerper van de naar hem vernoemde fortengordel
rond het Nationale Bolwerk Antwerpen.
Laurent Mathieu
Brialmont werd onderscheidden met de Medaille de St. Hélène, was Commandeur van
het Légion d Honneur en drager van het Grootlint in de Orde van Leopold I.
Gerardus
Janssens werd op 5 februari 1787 in Wortel geboren als voorlaatste kind in een
gezin van zeven kinderen. Zijn ouders, Antonius Janssens en Maria Wouters
baatten een bescheiden boerderij uit op de Plaats. Er is niets bekend over
Gerards jeugd, behalve dat hij wellicht kon lezen en schrijven, want hij werd
in het Franse leger bevorderd tot onderofficier en dat kon in theorie alleen
wanneer men aan deze voorwaarden voldeed. Gerard Janssens werd als loteling uit
het kanton Hoogstraten op 9 maart 1807 ingelijfd bij het 10e
regiment kurassiers, dat op dat ogenblik onder het bevel stond van kolonel
Samuel François lHeritier.
Tijdens het Ancien Régime telde het
Franse leger slechts één kurassierregiment. In 1803 richtte Napoleon, die als
geen ander het nut inzag van de zware cavalerie, maar liefst 12 regimenten
kurassiers tegelijk op. Nochtans lagen de roots van het 10e
kurassiers ver in het verleden. De eenheid was immers ontstaan uit het
cavalerieregiment van de royal cravates dat in 1643 was opgericht door
graaf de Balthazard. De merkwaardige naam van deze ruitertroep verwijst naar de
etnische origine van de meeste soldeniers uit dit regiment. Het waren Kroaten
in Franse dienst die vestimentair opvielen doordat ze felgekleurde halsdoeken
droegen. Deze halsdoeken werden daarom door de Fransen cravates genoemd
en zo weet u meteen hoe de stropdas aan zijn franse benaming is geraakt .In 1791 veranderde Lodewijk XVI de naam van
deze eenheid in het 10e cavalerieregiment om uiteindelijk in 1803
omgevormd te worden tot het 10e kurassiersregiment.
De kurassiers waren hét symbool bij
uitstek van de zware Franse cavalerie. Vriend en vijand beschouwden ze terecht
als dé elite, de stalen vuist van het Napoleontische leger. Meer dan eens
beslisten de magnifieke, geharnaste ruiters van de kurassierregimenten over de
uitslag van een veldslag. Vaak werden de grootste en stevigste boerenzonen uit
onze gewesten bij dit legeronderdeel ingedeeld omdat zij heel hun leven gewend
waren om met paarden om te gaan.
Het was zeker geen pretje om bij de
kurassiers te dienen. Alleen al het 25 mm. dikke ijzeren borstkuras woog bijna 7 kg. Voeg daar nog een
topzware helm en onhandige lange lederen kaplaarzen bij en dan moet het
duidelijk zijn dat een kurassier zonder paard niet bepaald één van de meest
beweeglijke strijders was Nochtans bood het kuras bescherming tegen
sabelhouwen, bajonetsteken en zelfs granaatscherven. Zelfs een musketkogel die
van verder dan 4 meter
op een kuras werd afgevuurd had omzeggens geen effect.
Hun bewapening was simpel maar
uiterst efficiënt. Bij de charges gebruikten ze met verve de rechte, 98 centimeter lange
sabel van de zware cavalerie die in eigen rangen ietwat oneerbiedig de lat
werd genoemd Extra vuursteun boden twee pistolen van kaliber 17 mm.De kurassiers hadden in feite slechts
twee taken op het slagveld. Ze dienden in de eerste plaats als arme de chocq,
om de infanterielinies te doorbreken of om in tegenaanvallen de vijandelijke
cavalerie te lijf te gaan. Een stormaanval van de kurassiers was sowieso één
van de meest imponerende scénes uit de Napoleontische oorlogen. Nochtans moeten
de kurassiers over stalen zenuwen hebben beschikt. In trage draf reden de dicht
aaneengesloten escadrons, die elk uit een 200 tal ruiters bestonden op de
vijandelijke infanterie af. Op ongeveer 800 meter van de
infanterie trotseerden ze zonder verpinken in gesloten gelederen de
kanonskogels van de artillerie. Artillerie, die vanaf 4OO meter met kartets- en
schrootgranaten probeerde de kurassiers te stoppen Vanaf 150 à 100 meter kwam er het
musketvuur van de infanterie bij, waarop ze de laatste tientallen meters in
galop aflegden om uiteindelijk op een muur van bajonetten te stuitten Het was
geen uitzondering dat de kurassiers tijdens de gevechtshandelingen tot 10 keer
toe dergelijke aanvallen opnieuw inzetten Hun verliezen waren dan ook érg
hoog.
Wellicht kreeg Gerard Janssens zijn
vuurdoop tijdens de slag bij Friedland op 14 juni 18O7. Hij kon zich voor het
eerst écht onderscheiden tijdens de campagne van 1809, toen de Oostenrijkers,
geïnspireerd door een reeks van Franse tegenslagen in Spanje, het territorium
van Napoleons bondgenoot Beieren binnenvielen. Napoleon zag zich verplicht
onmiddellijk in het tegenoffensief te gaan, door Oostenrijk binnen te
vallen.Bij de slag van Eckmühl op 22
april speelden de Franse kurassiers een cruciale rol door ondanks de hoge
verliezen- de Oostenrijkse aartshertog Karl over de Donau te jagen.Op 13 mei was Gerard Janssens van de partij
wanneer Napoleon in triomf Wenen binnenreed. Waarschijnlijk heeft hij even
enthousiast als zijn collegas deelgenomen aan de daaropvolgende plundering van
de Oostenrijkse hoofdstad.
Bij Aspern-Essling liep het op 21 mei
echter mis. Doordat het wassende water de enigebrug vernield had, slaagde de Franse keizer erniet in om Karls troepen ten noorden van de
Donau te decimeren. De Fransen kregen hierdoor niet de verwachte versterkingen
en kwamen klem te zitten tussen de dorpen Aspern en Essling en op het eiland
Lobau. Het werd een slachting zonder weerga. De Fransen verloren bijna 25.000
man, waaronder de uiterst bekwame maarschalk Jean Lannes, de hertog van
Montebello. Het 10e kurassiers onderscheiddezich tijdens het twee dagen durende gevecht
op een nooit eerder geziene manier. Het regiment betaalde voor deze roem echter
een erg hoge prijs. Nooit, tijdens heel de periode van het keizerrijk verloor
het méér officieren dan bij Esseling: 5 gesneuvelden en 13 gewonden. Honderden
kurassiers bleven dood of gewond op het slagveld achter. Onder hen Gerard
Janssens diegewond werd door
granaatscherven Janssens moet zich tijdens de strijd echter wel onderscheiden
hebben want hij kreeg in het veldhospitaal op het eiland Lobau te horen dat hij
omwille van zijn moedig gedrag tot brigadier werd bevorderd. Amper hersteld van
zijn verwondingen, nam hij op 5 en 6 juli deel aan de gevechten bij Wagram,
waar Napoleon de Oostenrijkers een vernietigende slag toebracht. Het
ondertekenen van het vredesverdrag van Schonbrunn op 14 oktober van datzelfde
jaar maakte een voorlopig einde aan de militaire avonturen van onze Wortelse
cavalerist.
Wanneer de Franse keizer op 24 juni 1812
Rusland binnenviel was hij echter opnieuw van de partij. Hij trok met het regiment
de Niemen over en nam deel aan de strijd rond Smolensk in augustus. Op 7
september vinden we het 10e Regiment Kurrassiers terug als onderdeel
van de 3e Brigade van de IIe Zware Cavalerie-Divisie bij Borodino,
een kleine 120 km. ten westen van Moskou. Hier vond een van de schokkendste
veldslagen uit de geschiedenis plaats. 130.000 Fransen gingen er de
confrontatie aan met 150.000 Russen. Het regiment van Janssen werd er kort na
de middag in het heetst van de strijd geslingerd en verloor al van bij aanvang
hel wat manschappen door het intensieve en accurate Russchische artillerievuur.
Een aantal formidabele, met kanonnen uitgeruste veldschansen, waaronder de Raevsky-schans,
vormden nauwelijks in te nemen weerstabdsnesten die kost wat kost moesten
veroverd worden. Urenlang beukten de Fransen en hun bondgeoten op de Russische
lijnen die niet van wijken wilden weten. Het was een slachtpartij zonder weerga .De
brigade waartoe Janssen behoorde kreeg omstreeks 14.00 u. het bevel om de
Raevsky-schans stormerhand in te nemen. Door een regen van projectielen
omtrokken ze de verschansing en stormden langs de open achterkant binnen. De
overlevende aanvallers joegen hun paarden over de versperringen en hakten en
schoten zich een weg door de verdedigers. Janssen slaagde erin tot bij een Russische
batterij te geraken, de manschappen uit te schakelen en drie kanonnen te
vernagelen. Na een half uur van uiterst bloedige lijf-aan-lijfgevechten was de
Raevsky-schans in Franse handen maar in en rond de versterking lagen de lichamen
van meer dan 1.000 gesneuvelde of gewonde kurassiers Het is moeilijk te vertellen wat wij voelden toen we getuige waren van
dit fantastische wapenfeit, zei een kolonel van de bereden artillerie die
een ooggetuige was geweest van de aanval door de kurassiers. We hadden zo graag die geweldige
cavaleristen bijgestaan diie we onder een regen van granaten de wallen op zagen
klauteren. Toen ze dat bolwerk overmeesterden, steeg er bij ons een uitzinnig
gebruk van vreugde op Op 18 oktober werd Janssen omwille van zijn getoonde moed op voordracht van de
keizer gedecoreerd met de hoogste Franse onderscheiding het Legion dHonneur.
Wanneer de Fransen Moskou binnenrukten was Janssens erbij. Maar mooie liedjes
duren niet lang en de Grote Brand van Moskou moet ongetwijfeld veel indruk
hebben gemaakt op de boerenzoon uit Wortel. Van oktober tot december maakt hij
de verschrikkelijke terugtocht uit Rusland mee. Bij de oversteek van de
Berezina werd zijn regiment vrijwel vernietigd, maar Janssens overleefde de
Russische hel. Als beloning voor zijn moedig gedrag werd hij in januari 1813 gepromoveerd
tot Maréchal de Logis.
Tijdens de slag bij Leipzig op 29
oktober 1813 werd hij opnieuw ernstig verwond. Hij incasseerde niet minder dan 5
sabelhouwen; twee op zijn hoofd, één op zijn rechterbil, één op zijn dijbeen en
één in zijn linkerarm. Doordat hij snel van het slagveld werd geëvacueerd wist
hij aan krijgsgevangenschap te ontsnappen. Tot eind december kon hij in het
depôt van het 10e kurassiers terug op krachten komen, maar toen de
geallieerden vanuit het noorden en oosten naar Frankrijk oprukten werden ook de
kurassiers die herstellende waren van hun wonden opnieuw ingezet. Bij de
afweergevechten tijdens de terugtocht in Noord-Frankrijk in het voorjaar van
1814 werd Janssens een tweede keer onderscheiden voor zijn moedig gedrag dat
hij tentoon spreidde op 18 februari in Monterau, op een kleine 60 km. ten
zuidoosten van Parijs.Hier hoopte Buonaparte de opmars van Schwarzenberg
troepen een halt toe te roepen. Het korps van de prins von Würtemberg kon door
een reeks van fouten die de Franse maarschalk Victor had gemaakt, eerder dan de
Fransen, bezit nemen van het stadje en de twee belangrijke bruggen over de
Seine. Pas na een hele reeks van aanvallen begon Würtemberg met een algemene
terugtocht die echter omsloeg in een chaotische vlucht toen de Franse cavalerie
in volle galop, in een frontale aanval de bruggen veroverde. Gerard Janssens was één van
de cavaleristen die ervoor hadden gezorgd dat dit huzarenstukje kon
gerealiseerd worden. De geallieerden verloren bij Montereau 6.000 man tegen
2.500 Fransen.
Janssens werd voor zijn inzet bij
Montereau bevorderd tot Officier van het Legioen van Eer. Lang kon hij niet van
deze eer genieten want hij werd op 5 maart 1814 opnieuw gekwetst. Ditmaal door
een kogel in zijn linkerbil. Deze kwetsuur was er de oorzaak van dat hij het
laatste gevecht op 30 maart voor de muren van Parijs, niet meer meemaakte.
Omdat zijn laatste wonde niet gemakkelijk genas en het paardrijden onmogelijk
maakte kwam Gerard Janssens pas maanden na de val van de keizer, om precies te
zijn, medio oktober 1814 naar de Kempen terug.
Heel wat jongemannen uit het
departement der beide Nethen hebben dienst gedaan bij het 10e
kurassiers. Onder hen was er nog minstens één Hoogstratenaar met name Jean
Joseph Merry. Hij was in Leuven geboren, maar de familie Merry vestigde zich
omstreeks 1800 in
Hoogstraten waar vader François Merry samen met zijn vrouw Jeanne Jamar een
stoffenwinkeltje annex kleermakerij uitbaatten. Jean Joseph Merry behoorde tot
de lichting 1809. Op 28 april 1808 meldde hij zich, samen met 20 andere
conscrits uit het department in het regimentsdepot. Bij deze lichting waren er
zelfs nog 3 andere rekruten uit de Noorderkempen, namelijk Jan Van Tichelt uit
buurgemeente Loenhout, en Jan Van Der Jonckheydt en Verboven, beiden uit
Wuustwezel. Over de lotgevallen van Merry is weinig geweten. Het
regimentsregister geeft geen uitsluitsel over wat er precies met hem gebeurd
is, maar wellicht is hij vermist of gesneuveld tijdens de moordende Russische
campagne.
Op 17 november
1793 werd in Hoogstraten in het gezin van Willem De Visscher en Theresia Van
Eerckel, Jacobus De Visscher geboren. Hij behoorde tot de lichting van 1813 en werd
vroegtijdig- in juli 1812 ingelijfd. Nog voor het einde van deze maand vertrok
hij vanuit Antwerpen naar het depot van het 3e bataljon van het 105
Régiment dinfanterie de Ligne in Neuf-Brisach in de Elzas waar hij begin
september aankwam. Het 105e Linieregiment was ontstaan uit een van de
oudere Franse infanterieregimenten, zijnde het in 1663 gestichte Régiment du
Roi. Het had zich tijdens de Napoleontische campagnes onder meer onderscheiden
bij Jena, Eylau, Heilsberg en Wagram.
Amper in een
uniform gestoken en rudimentair opgeleid mocht De Visscher als fuselier met
zijn bataljon al meteen naar Erfurt in Thüringen marcheren waar ze
overwinterden. Hij kreeg zijn vuurdoop op 17 april 1813 bij Wittenberg, waar de
Fransen een eerste poging ondernamen om deze vestingstad in te nemen. en nam
daarna deel aan de operaties in Mecklenburg Vorpommern. Tussen september 1813
en de lente van 1814 vinden we Jacobus De Visscher terug in het belegerde
Hamburg. Deze formidabel versterkte vestingstad wist het tot eind mei 1814
onder het vakkundige bevel van maarschalk Louis-Nicolas Davout uit te
houden tegen de geallieerden. Op 27 mei 1814 kwam er een einde aan De Visschers
militaire carrière toen de IJzeren Maarschalk op bevel van de net
geïnstalleerde Franse koning Louis XVIII de sleutels van de stad overhandigde
aan de Russische generaal Benningsen.
Op 24 juli 1814
keerde De Visscher terug naar Hoogstraten. Twee van zijn broers, Wilhelmus
Gervaas en Cornelius ontbraken echter op het appel. Wilhelmus, kanonnier in het
9e Régiment dArtillerie à Pied, was op 17 januari 1814 in het militair
hospitaal van Reims bezweken aan in de strijd opgelopen verwondingen. Cornelius
was op 4 november 1811 aan koorts, wellicht tyfus, gestorven in Cambrai. Hij
had als fuselier dienst gedaan in het 50e Régiment dInfanterie de
Ligne.
Louis Victor Baillot,
één van zijn wapenmakkers uit het bataljon die samen met Jacobus De Visscher
was opgeroepen, zou de oudste overlevende drager van de medaille van St. Hélène
in Frankrijk worden. Hij overleed op 3 februari 1898 op de gezegende leeftijd
van 104 jaar, 9 maanden en 24 dagen
Terwijl Jan Norbert Croes in Thorn aan de Weichsel van zijn verwonding
herstelde, kreeg het regiment bericht dat kolonel Privé bevorderd was tot
brigadegeneraal en op 14 mei als bevelhebber van het 2e Dragonders
vervangen werd door kolonel Ismert. Nog geen maand na de aanstelling van
Ismert, leidde hij zijn eenheid al in de strijd. Op 10 juni nam het 2e
Dragonders, mét de inmiddels herstelde Croes, immers deel aan de bloedige
bestorming van Heilsberg, nu het Poolse Lidzbank Waminski.
Vier dagen later onderscheidden de dragonders zich bij Friedland, waar het paard van
Croes in een charge werd gedood. Volgens de familieoverlevering kreeg hij nog
dezelfde avond een op de Russen buitgemaakt paard ter vervanging. Een ontzette
Croes was er, volgens de familieverhalen, in het in lichterlaaie staande
Friedland getuige van hoe honderden vluchtende Russen in de Alle verdronken
Het regiment bleef nog een tijdje in Oost-Pruisen en Pommeren maar begin 1808
trok het grootste deel naar Spanje.
Op 9 februari 1808 trok Buonaparte Catalonië binnen met de bedoeling
Portugal te bezetten en van Spanje een vazalstaat te maken. Het 2e
Regiment Dragonders zou in dat jaar onder meer deelnemen aan het beleg van
Saragossa (28 juni tot 14 juli), de Slag bij Tuleda (23 november) en de
gevechten bij Tarançon en Villatobas (25 december). De tuchtloze en vooral
verwaarloosde horde die het Spaanse leger was, werd snel in de pan gehakt door
de Fransen. Maar in dit land van bergen en hoogvlakten, van weinige en slechte
wegen en een fanatiek katholieke bevolking die er vast van overtuigd was dat
Buonaparte Satan in persoon was, lag het toneel voor een guerrillaoorlog, zoals
de wereld die toen nog niet eerder had gezien. Gevoed door de ongenadige
terreur van de Franse troepen organiseerde het verzet er zich tot nooit eerder
geziene proporties. Geen konvooi kon meer zonder overvloedige dekking van de
ene plaats naar de andere trekken, geen ordonnans was zijn leven zeker, geen
kleine wachtpost kon in het voorterrein van een kampement worden opgezet Ze
creëerden een atmosfeer van constante dreiging en doodsgevaar die danig op de
zenuwen van de Franse militairen werkte. De guerrilleros gleden ongehinderd en
onzichtbaar door het terrein dat ze als hun broekzak kenden, zaaiden dood en
verderf en verdwenen dan weer spoorloos n het duister. Het kwam zover dat de
aanvoer van munitie, wapens en manschappen stokte, onberekenbaar werd en
uiteindelijk dermate veel tijdverlies veroorzaakte dat de heus niet altijd zo
geniale Britse aanvoerder Wellington een paar keer kletterende overwinnningen
kon behalen Los van de ellende die het verblijf in Spanje met zich meebracht,
betekende de inzet op het Iberische schiereiland ook een ferme financiële
opdoffer voor Croes en zijn kameraden in het regiment. Door de slechte
verbindingen met Frankrijk duurde het immers maanden voor ze op een behoorlijke
manier werden uitbetaald. Op een bepaald ogenblik duurde het zelfs 8 maanden
voor ze opnieuw soldij ontvingen .
Op 13 januari 1809 ontsnapte Jan Norbert Croes op het nippertje aan de
dood toen een Britse kogel tijdens de Slag om Uclès zijn paard in volle galop doodde
en hij halsoverkop de grond raakte. Hij bleef een paar uur bewusteloos en met
drie gekneusde ribben op het slagveld liggen en miste alle verdere actie
waarbij zijn wapenmakkers een Engels bataljon decimeerden. Hiermee kwam
voorlopig een einde aan zijn avonturen op het Iberisch schiereiland want in
de vroege lente versastte hij met het 4e eskadron onder bevel van
luitenant-kolonel Prévost naar Oostenrijk. Op 5 en 6 juli nam het met verve
deel aan de Slag bij Wagram. Opnieuw kwam onze Hoogstraatse dragonder niet
zonder kleerscheuren uit de strijd. Hij had twee sabelhouwen in zijn dijbeen
opgelopen die ervoor zorgden dat hij meer dan drie maanden buiten strijd zou
blijven
In november 1809 meldde hij zich opnieiuw voor de dienst in Spanje waar
hij de volgende jaren herhaaldelijk opnieuw in het heetst van de strijd zou
belanden. In het voorjaae van 1810 nam hij deel een aantal expedities tegen de
Spaanse guerilla. In juli van datzelfde jaar vinden we Croes terug als
deelnemer van een campagne in Portugal waar het regiment zich op 4 juli met
twee eskadrons onderscheide bij de aanval op het fort de la Concepcion tijdens
het beleg van Ciudad Rodrigo.
In 1811 vocht Jan norbert Croes op 2 maart bij Médino Sidonia en drie
dagen later bij Chiciana waar het 2e Dragonders de hand wist te
leggen op 6 kanonnen en 3 vijandelijke vaandels. Omwille van zijn persoonlijk
aandeel in dit wapenfeit werd Croes drie weken later bevorderd tot
brigadier.In de zomervan 1812 vinden we Croes terug in de rangen van het 4e
eskadron dat als onderdeel van La Grande Armée deelnam aan de
Rusland-veldtocht. Ik ben er niiet in geskaagd na te gaan welke wapenfeiten
Croes in Rusland heeft kunnen verwezenlijken; Ik weet enkel dat hij op 10
oktober 1812 betrokken was bij een schermutseling bij Nombourg en dat hij
deverschrikkelijke terugtocht over de
Berezina overleefd heeft.
Croes keerde niet meer terug naar Spanje waar de staf van het regilment
en twee eskadrons nog steeds de dienst uitmaakten. In 1813 werd hij niet alleen
bevorderd tot Maréchal de Logis, zeg maar sergeant-majoor, maar bovendien werd
hij ingedeeld bij de élite-eenheid van het regiment, het elite-escadron. Als
voorrecht droegen deze geselecteerde dragonders op hun helm een band van
luipaardvel. Ditzelfde vel werd ook als zadelkleed gebruikt, waardoor ze
onmiddellijk opvielen binnen het regiment. In het begin van 1813 nam Jan
Norbert Croes deel aan de verdediging van de vestingsstad Danzig, nu Gdansk,
waar hij zich onderscheidde tijdens de schermutselingen op 5 januari en 27
april. De volgende maanden opereerde Croes in de Duitse landen. Tijdens de
Duitse Befreiungskrieg vinden we onze, intussen in het vuur geharde veteraan van
16 tot 19 oktober terug bij de Slag om Leipzig waar het 2e
Dragonders bij de gevechten rond Wachau niet minder dan 8 officieren in de strijd verloor Tijdens de terugtocht
onderscheiden de dragonders zich op 30 oktober opnieuw bij Hanau waar de Franse
cavalerie verhinderde dat de terugtrekkende troepen in de tang werden genomen
door de geallieerden. De volgende weken trok Croes met zijn wapenbroeders in
geforceerde ritten terug naar de Elzas waar zijn eskadron op 24 december betrokken
was bij een schermutseling in de omgeving van St. Croix bij Colmar.
Croes eenheid speelde opnieuiw een glansrol tijdens de laatste maanden
van Napoléons bewind, in de strijd tegen de geallieerden in
Noord-Frankrijk in het begin van 1814. In een reeks gedurfde operaties vielen de
numeriek zwakkere Franse troepen onophoudelijk de afzonderlijk oprukkende
geallieerden aan. Het 2e Dragonders werd ingedeeld bij de 5e
divisie zware cavalerie onder bevel van generaal Briche. Deze eenheid opereerde
op haar beurt onder de vleugels van het Ve cavaleriekorps dat werd geleid door
generaal Eduard Jean Milhaud, één van de meest beslagen Napoleontische cavalerieofficieren.
Nog een paar keren konden Croes en zijn makkers hun onverwoestbare ésprit du
combat bewijzen. Op 9 januari bestormden de dragonders Rambervilliers, waar ze
meer dan 300 geallieerden over de kling joegen. Op 27 januari viel het regiment
met succes de Oostenrijkers aan bij St. Dizier aan de Marne.Twee dagen later botsten de Fransen bij
Brienne op Blüchers troepen. Het zou de laatste keer zijn dat het 2e
Regiment Dragonders zich onderscheidde en op de legerdagorders vermeld werd.
Maar opnieuw werd een hoge prijs betaald want 5 officieren van het regiment werden
uitgeschakeld.
Na de val van Napoléon Buonaparte vinden we Jan Norbert Croes op het
einde van april 1814 terug in het hem zo vertrouwde epot van het regiment in
Versailles. In tegenstelling tot veel van zijn kameraden was hij in de nadagen
van het Napoleontisch regime niet gedeserteerd maar tot het bittere einde trouw
gebleven aan zijn soldateneed. Begin mei werd het regiment officieel ontbonden
en gereformeerd tot het regiment Dragons du Roi. Omstreeks 10 mei ontving Croes
zijn ontslag. Samen met een andere onderofficier, de Limburger Mathheus Hanlet
vetrok hij een paar dagen later naar zijn gebootestad.
Een familielegende wil dat toen Jan Norbert Croes op een late, zomerse namiddag, ergens in
juli 1814, eindelijk in Hoogstraten aankwam, hij aanvankelijk niet herkend werd
door zijn familieleden. Verbouwereerd vroegen ze aan de vreemde ruiter die voor
hun deur stond wat ze voor meneer de officier konden doen ?. Het duurde naar
verluidt vrij lang voor ze in de bestofte, graatmagere man met het door de
ontberingen getekende gelaat hun al lang dood gewaande familielid herkenden
Per slot van rekening was hij bijna 10 jaar van huis weggeweest, en de jongsten
uit het kroostrijke gezin hadden absoluut geen herinneringen aan hun
oudstebroer / halfbroer.
Het duurde,volgens de familiale
overlevering, geruime tijd eer hij zich
terug aan het burgerleven had aangepast. Zijn vader opvolgen in de apotheek was
niet meer aan hem besteed en dus besloot hij zich met steun van de familie- op
het brouwersambacht te gooien. Blijkbaar met succes, want omstreeks 1825 kocht
hij de herberg De Tinnen Pot op de Vrijheid
waar hij ook zijn brouwerij onderbracht. Jan Jozef Croes werd een notabele
burger, want hij behoorde niet alleen tot het handvol stemgerechtigde, en dus
gegoede inwoners van Hoogstraten, maar
hij zetelde, net als zijn vader, ook geruime tijd in de gemeenteraad. Hij trad
op erg late leeftijd in het huwelijk metIn 1856 was hij één van het handvolHoogstratenaren die als overlevende van het Grande Armée door de
Franse Keizer Napoleon III werden onderscheiden met de Médaille de St. Héléne
voor hun aan het keizerrijk verleende diensten.
Het ligt in mijn bedoeling dat ik op deze blog nader in zal gaan op de
lotgevallen van onze jongens die onder de Franse vaandels dienden. Graag steek
ik van wal met een persoonlijke noot, namelijk met het verhaal van JanNorbert Croes, de broer van een van mijn
betovergrootvaders .
Op 7 april 1785 werd in het huis De Roode Hert aan de Vrijheid in
Hoogstraten Joannes Josephus Norbertus Croes geboren als oudste zoon in het
gezin van Joannes Nicolaas Croes en Maria Francisca Lievens. Getuigen bij zijn
doopsel waren zijn oom Petrus Josephus Lievens die speciaal voor de gelegenheid
vanuit Leuven was overgekomen en de Hoogstraatse notaris Josephus Joannes
Gerardi, een vriend des huizes. De familie Croes woonde nog maar twee
generaties in Hoogstraten want Jan Jozefs grootvader, Theodor Kroes was
afkomstig uit Anholt in Westfalen. Als voerman van de hertogen van Salm-Salm
was hij op het kasteel van Hoogstraten beland waar hij - na zijn huwelijk met
de Wortelse Lucia Doms- tuinman werd. Vader Joanes Nicolaas Croes bleek een
pientere knaap te zijn en mocht onder bescherming van de hertogin in Antwerpen
verder studeren voor apotheker. Hij keerde niet alleen terug met zijn
geboortestad met zijnbul maar ook met
zijn kersverse bruid waarmee hij in de Antwerpse St. Jacobsparochie in het
huwelijk was getreden.
Over de jeugdjaren van Jan Jozef Croes is weinig geweten, buiten het feit
dat zijn moeder op 24 januari 1790
in het kraambed overleed bij de bevalling van haar
vierde kind. Zijn vader hertrouwde op 24 mei 1791 met Cornelia Verheyen uit
Loenhout. Het werd een erg vruchtbaar huwelijk want er zouden maar liefst
twaalf kinderen uit voortspruiten. De familie Croes was in goede doen. Vader
Jan Nicolaas had een bloeiende zaak aan de Vrijheid en behoorde tot de notabelen
van het dorp. Hij was niet alleen gedurende een lange periode gemeenteraadslid
en voorzitter van het Armenbestuur maar bovendien in de Napoleontische tijd lid
van de kerkfabriek van St. Catharina. Jan Jozef kende dus naar alle
waarschijnlijkheid een onbekommerde jeugd en hij werd luidens de
familielegende- geacht om na zijn schooltijd in de lokale Latijnse school ,
zijn vader als leerling-apotheker bij te gaan staan in de zaak. Er wachtte hem
ongetwijfeld een rooskleurige toekomst. Maar de conscriptiewetten beslisten
daar anders over
Hij werd ingeschreven in de lichting van het jaar XIV en moest zoals
alle conscrits- voor de keuringscommissie verschijnen. Commissie, waarin nota
bene zijn bloedeigen vader zitting had Hij werd goed bevonden voor de dienst
en ingelijfd bij de cavalerie, meer bepaald in het 2 ième Régiment des Dragons
in Versailles onder het stamboeknummer 1070. Ik weet niet of Croes, zoals veel
van zijn lotgenoten, met een bezwaard gemoed naar Versailles is vertrokken.
Volgens de familielegende was hij niet alleen avontuurlijk aangelegd, maar had
men hem ook wijsgemaakt dat hij, eens in het leger aangekomen in aanmerking zou
komen voor een opleiding tot chirurgijn en dat was ongetwijfeld een kolfje naar
de hand van een ambitieuze apothekersleerling
Het 2e Regiment Dragonders had al een behoorlijk gevulde
militaire voorgeschiedenis. Het regiment was in 1635 ontstaan uit een
cavaleriekorps dat al in 1556 was opgericht. Het droeg de naam Condé naar haar
stichter, de hertog dAnguien, die in 1646 prins van Condé werd. Bij
koninklijke ordonnantie van 25 mei 1776 werd het Condé cavalerieregiment
omgevormd tot het dragondersregiment Condé. In feite was deze eenheid het
eerste koninklijke Franse dragondersregiment, maar door een administratieve
vergissing werd het bij een reorganisatie omstreeks 1770 foutief- genummerd
als het 2e regiment. Tijdens de revolutiejaren bleef het regiment
bestaan in dienst van de republiek en was het onder meer betrokken bij de
veldslagen van Valmy (1792) en Neerwinden (1793). Op het ogenblik dat Croes
zijn intrede deed in dit beroemde regiment stond het onder leiding van kolonel
Ythier Sylvain Privé.
Napoléon die enorm belang hechtte aan een sterke cavalerie- besteedde
veel aandacht aan de uitbouw en verbetering van de regimenten dragonders. De
Napoleontische dragonders waren ongetwijfeld de meest flexibele ruiters van de
Franse cavalerie. Door hun opleiding, uitrusting én bewapening werden ze geacht
om naargelang de omstandigheden- zowel als cavaleristen als infanteristen te
kunnen strijden. Door deze multifunctionele opstelling waren ze erg waardevol
op het slagveld en bij zowat alle belangrijke veldslagen uit deze periode waren
de dragonders van de partij. Ze boden niet alleen in hun imponerende groene
uniformen met de wapperende verenbos op hun bronzen helmen een imponerende
aanblik, maar ze waren vooral vermaard omwille van hun vechtlust en vakkundige
optreden op het slagveld.
Jan Jozef Norbert Croes kwam in het begin van december 1805 in het depot van de
dragonders in Versailles aan. Hij kreeg er een degelijke, vier maanden durende
opleiding en vertrok midden 1806 naar de Duitse landen voor wat later in de
geschiedenisboeken bekend zou worden als de Vierde Coallitieoorlog. Het 2e
Regiment Dragonders werd ingedeeld bij de Divisie Latour-Mauburg, die op haar
beurt deel uitmaakte van het Cavaleriekorps van houwdegen Joachim Murat. Op 14
oktober 1806 kreeg Jan Norbert Croes zijn vuurdoop bij Jena waar de Fransen de
Pruisen verpletterend versloegen. Het 2e Dragonders onderscheidde
zich door haar bravoure. Kolonel Privé leidde zijn regiment in drie charges
waarbij niet alleen een volledig Pruisisch infanteriebataljon gedwongen werd de
wapens neer te keggen, maar waarbij ook twee Pruisisch regimentsvaandel en 15
stukken geschut in handen van de dragonders vielen
Om te verhinderen dat de inmiddels ook in actie gekomen Russen de Pruisen
ter hulp zouden komen trokken de Fransen op naar de Vistula-rivier waar
Napoléon Buonaparte zijn winterkwartieren wou vestigen. In de nacht van 23 op
24 december verrasten de Fransen onder Davout de Russen door de Narew over te
steken en de Russen uit Czarnowo te verdrijven. Het 2e Dragonders
ondersteunde deze aanval door een actie op diezelfde 24e december
bij Nasielk waar ze een Russische cavalerie-eenheid aanviel. Twee dagen later
botsten ze bij Golymin op een kleine 17.000 Russen die konden rekenen op de
steun van 28 kanonnen. Door de onverwacht ingetreden dooi en de gutsende regen
was de Franse artillerie er niet in geslaagd om tijdig Murats Korps te
vervoegen. Dit belette Murat die over bijna 30.000 mannen beschikte - niet om
zonder artilleriesteun en slecht gecoördineerd de troepen van prins Golitsyn
frontaal aan te vallen. De dragonders ondervonden heel wat moeilijkheden toen
ze de Russische cavalerie aanvielen, want ze werden vanuit de bosen en
moerassen, aan beide zijden van de weg naar Pultusk ongenadig onder vuur
genomen door daar verschanste infanteristen. Ondanks de tegenstand kon het 2e
Dragonders drie Russische kanonnen veroveren. Prins Golitsyn slaagde er door de
hardnekkige weerstand in de Franse opmars te vertragen, maar door de Russische
nederlaag bij Pultusk diezelfde dag had dit weinig effect op het geheel van de
Franse operaties.
Veel tijd om de wonden te likken had Croes regiment niet want op 7
februari 1807 om 14.00u. kwamen het IVe Franse Korps onder Davout en
Murats Cavaleriekorps aan bij Preussisch Eylau nu Bagrationovsk waar ze
onmiddellijk slaags raakten met de Russische achterhoede onder Bagration. Tegen
de avond was Eylau na een reeks van uiterst bloedige gevechten in Franse handen
gevallen. De volgende ochten stonden beide partijen in een verblindende
sneeuwstorm tegenover elkaar. Na een tee uur durend artillerieduel kreeg vooral
het IVe Korps het erg zwaar te verduren door de Russische
infanterieaanvallen.In een mum van tijd
telde het 929 doden en 4.271 gewonden De resten van het korps zagen zich
genoodzaakt om terug te plooien op Eylau, waar op een bepaald ogenblik zelfs
het hoofdkwartier van de Franse keizer rechtstreeks bedreigd werd door de
oprukkende Russen. De inderhaast opgeroepen grenadiers van de Keizerlijke Garde
moesten, ondersteund door de Jagers te Paard van de Garde Buonaparte ontzetten.
Om een nederlaag af te wenden besloot de keizer zijn reserve, het
Cavaleriekorps van Murat, 80 eskadrons, goed voor een kleine 11.000 sabels, in
te zetten. Het resultaat was één van de grootste en meest imponerende
cavaleriecharges uit de geschiedenis. Door de sneeuw konden de opeengedrongen
cavaleristen niet galopperen. Geformeerd in twee enorme colonnes viel de Franse
cavalerie met aan roekeloosheid grenzende moed botte à botte, paard tegen paard aan. Bijna vier kilometer moest
de kolossale ruitermassa overbruggen tot aan het Russische centrum. De eerste
kilometers bijna stapvoets terwijl de kanons- en kartetskogels hen om de oren
suisden en grote gaten in de oprukkende formaties sloegen.Pas op tweehonderd meter van de Russen gingen
ze over in draf en op tachtig meter van de Russische bajonetten bliezen de
trompetters de aanval en wisten ze ondanks de grote verliezen het Russische
centrum te breken. Maar de dragonders on de Grouchy werden teruggedreven. Pas
na drie charges door de vermoeide Franse cavalerie was het Russische gevaar definitief
afgewend, maar de Franse ruiters betaalden een erg hoge prijs voor deze
Phyrusoverwinning. Vijftienhonderd gesneuvelde cavaleristen kleurden met hun
bloed de sneeuwvelden rood. Een van de duizenden gewonden was Jan Norbert
Croes. Een musketkogel had zijn linkerbovenarm geschampt, maar omdat het een
vleeswonde was recupereerde hij vrij snel van deze kwetsuur. Zes dragonders van
het 2e Regiment werden omwille van hun betoonde moed op de
legerdagorders geciteerd onder hen was overigens ook hun bevelhebber, kolonel
Privé die gewond werd door een kartetsschot.
Ruim 200 jaar geleden werden duizenden jongemannen uit onze gewesten - die toen deel uitmaakten van de Franse republiek en later het Keizerrijk - gedwongen militaire dienst te doen onder de Franse vaandels. Te vaak hebben historici die zich met de Napoleontische tijd bezighielden, bijna exclusief aandacht besteed aan de grote lijnen; de stromingen, ideeën en vooral de leidende figuren die geschiedenis maakten. Er zijn duizenden werken over de grote strateeg Napoleon Buonaparte geschreven. De geschiedenis van de kleine soldaten, zonder wie de Franse keizer nooit had kunnen uitgroeien tot de haast mythologische figuur die hij nu is, vormt echter slechts een kleine voetnoot in de Napoleontische historiografie. En dit stoot mij eerlijk gezegd tegen de borst. Op honderden plaatsen in Europa, en zelfs daarbuiten- vindt men straatnamen die naar Napoléon Buonaparte verwijzen, standbeelden en musea Van snoep, over stripverhalen tot de naam van een bar, je kan het zo gek niet verzinnen of er zijn wel links naar Napoleon Weinig herinnert ons echter aan de mannen die met hun bloed in zijn naam geschiedenis schreven. De jonge kerels uit onze contreien die tegen wil en dank heel Europa hadden doorkruist voor de grandeur van de kleine Corsikaan,. Een keizer die hun keizer niet was, onder de tricolore vaandels van een natie die hun natie niet was Het waren meestal schrijnende verhalen over de veldtochten en de hiermee gepaard gaande ontberingen. Over de verschrikkelijke dorst en honger in de door een ongenadig brandende zon geblakerde Sierras van het Iberisch schiereiland, waar achter elk rotsblok wel guerilleros in hinderlaag lagen om een nietsvermoedende Fransman de strot over te snijden Of over de gierende wind die de sneeuw metershoog opwaaide en de striemende vrieskou van de Grote Terugtocht uit Moskou, waar diegenen die niet doodvroren wel werden afgemaakt door de wilde Kozakken die geen pardon gaven Over de wekenlange marsen, de uitputting, ziektes, de kadaverdiscipline Maar ook over de heldendaden. Hoe simpele jongens uit de Kempen door de keizer werden uitverkoren om geridderd te worden in het Legioen van Eer voor hun uitzonderlijke militaire prestaties Over de namen die ooit in heel Europa op ieders lippen lagen: Eylau, Wagram, Moskou, de Berezina, Leipzig en ga zo maar door Deze verhalen en namen die niet zo gek lang geleden nog tot ons collectieve geheugen behoorden zijn nu uit ditzelfde geheugen verdwenen en ik vind dit eerlijk gezegd een beetje jammer. Daarom deze blog die zal proberen om hen opnieuw een gezicht te geven... Ik wens u veel leesgenot...