Het ligt in mijn bedoeling dat ik op deze blog nader in zal gaan op de
lotgevallen van onze jongens die onder de Franse vaandels dienden. Graag steek
ik van wal met een persoonlijke noot, namelijk met het verhaal van Jan Norbert Croes, de broer van een van mijn
betovergrootvaders
.
Op 7 april 1785 werd in het huis De Roode Hert aan de Vrijheid in
Hoogstraten Joannes Josephus Norbertus Croes geboren als oudste zoon in het
gezin van Joannes Nicolaas Croes en Maria Francisca Lievens. Getuigen bij zijn
doopsel waren zijn oom Petrus Josephus Lievens die speciaal voor de gelegenheid
vanuit Leuven was overgekomen en de Hoogstraatse notaris Josephus Joannes
Gerardi, een vriend des huizes. De familie Croes woonde nog maar twee
generaties in Hoogstraten want Jan Jozefs grootvader, Theodor Kroes was
afkomstig uit Anholt in Westfalen. Als voerman van de hertogen van Salm-Salm
was hij op het kasteel van Hoogstraten beland waar hij - na zijn huwelijk met
de Wortelse Lucia Doms- tuinman werd. Vader Joanes Nicolaas Croes bleek een
pientere knaap te zijn en mocht onder bescherming van de hertogin in Antwerpen
verder studeren voor apotheker. Hij keerde niet alleen terug met zijn
geboortestad met zijn bul maar ook met
zijn kersverse bruid waarmee hij in de Antwerpse St. Jacobsparochie in het
huwelijk was getreden.
Over de jeugdjaren van Jan Jozef Croes is weinig geweten, buiten het feit
dat zijn moeder op 24 januari 1790
in het kraambed overleed bij de bevalling van haar
vierde kind. Zijn vader hertrouwde op 24 mei 1791 met Cornelia Verheyen uit
Loenhout. Het werd een erg vruchtbaar huwelijk want er zouden maar liefst
twaalf kinderen uit voortspruiten. De familie Croes was in goede doen. Vader
Jan Nicolaas had een bloeiende zaak aan de Vrijheid en behoorde tot de notabelen
van het dorp. Hij was niet alleen gedurende een lange periode gemeenteraadslid
en voorzitter van het Armenbestuur maar bovendien in de Napoleontische tijd lid
van de kerkfabriek van St. Catharina. Jan Jozef kende dus naar alle
waarschijnlijkheid een onbekommerde jeugd en hij werd luidens de
familielegende- geacht om na zijn schooltijd in de lokale Latijnse school ,
zijn vader als leerling-apotheker bij te gaan staan in de zaak. Er wachtte hem
ongetwijfeld een rooskleurige toekomst. Maar de conscriptiewetten beslisten
daar anders over
Hij werd ingeschreven in de lichting van het jaar XIV en moest zoals
alle conscrits- voor de keuringscommissie verschijnen. Commissie, waarin nota
bene zijn bloedeigen vader zitting had
Hij werd goed bevonden voor de dienst
en ingelijfd bij de cavalerie, meer bepaald in het 2 ième Régiment des Dragons
in Versailles onder het stamboeknummer 1070. Ik weet niet of Croes, zoals veel
van zijn lotgenoten, met een bezwaard gemoed naar Versailles is vertrokken.
Volgens de familielegende was hij niet alleen avontuurlijk aangelegd, maar had
men hem ook wijsgemaakt dat hij, eens in het leger aangekomen in aanmerking zou
komen voor een opleiding tot chirurgijn en dat was ongetwijfeld een kolfje naar
de hand van een ambitieuze apothekersleerling
Het 2e Regiment Dragonders had al een behoorlijk gevulde
militaire voorgeschiedenis. Het regiment was in 1635 ontstaan uit een
cavaleriekorps dat al in 1556 was opgericht. Het droeg de naam Condé naar haar
stichter, de hertog dAnguien, die in 1646 prins van Condé werd. Bij
koninklijke ordonnantie van 25 mei 1776 werd het Condé cavalerieregiment
omgevormd tot het dragondersregiment Condé. In feite was deze eenheid het
eerste koninklijke Franse dragondersregiment, maar door een administratieve
vergissing werd het bij een reorganisatie omstreeks 1770 foutief- genummerd
als het 2e regiment. Tijdens de revolutiejaren bleef het regiment
bestaan in dienst van de republiek en was het onder meer betrokken bij de
veldslagen van Valmy (1792) en Neerwinden (1793). Op het ogenblik dat Croes
zijn intrede deed in dit beroemde regiment stond het onder leiding van kolonel
Ythier Sylvain Privé.
Napoléon die enorm belang hechtte aan een sterke cavalerie- besteedde
veel aandacht aan de uitbouw en verbetering van de regimenten dragonders. De
Napoleontische dragonders waren ongetwijfeld de meest flexibele ruiters van de
Franse cavalerie. Door hun opleiding, uitrusting én bewapening werden ze geacht
om naargelang de omstandigheden- zowel als cavaleristen als infanteristen te
kunnen strijden. Door deze multifunctionele opstelling waren ze erg waardevol
op het slagveld en bij zowat alle belangrijke veldslagen uit deze periode waren
de dragonders van de partij. Ze boden niet alleen in hun imponerende groene
uniformen met de wapperende verenbos op hun bronzen helmen een imponerende
aanblik, maar ze waren vooral vermaard omwille van hun vechtlust en vakkundige
optreden op het slagveld.
Jan Jozef Norbert Croes kwam in het begin van december 1805 in het depot van de
dragonders in Versailles aan. Hij kreeg er een degelijke, vier maanden durende
opleiding en vertrok midden 1806 naar de Duitse landen voor wat later in de
geschiedenisboeken bekend zou worden als de Vierde Coallitieoorlog. Het 2e
Regiment Dragonders werd ingedeeld bij de Divisie Latour-Mauburg, die op haar
beurt deel uitmaakte van het Cavaleriekorps van houwdegen Joachim Murat. Op 14
oktober 1806 kreeg Jan Norbert Croes zijn vuurdoop bij Jena waar de Fransen de
Pruisen verpletterend versloegen. Het 2e Dragonders onderscheidde
zich door haar bravoure. Kolonel Privé leidde zijn regiment in drie charges
waarbij niet alleen een volledig Pruisisch infanteriebataljon gedwongen werd de
wapens neer te keggen, maar waarbij ook twee Pruisisch regimentsvaandel en 15
stukken geschut in handen van de dragonders vielen
Om te verhinderen dat de inmiddels ook in actie gekomen Russen de Pruisen
ter hulp zouden komen trokken de Fransen op naar de Vistula-rivier waar
Napoléon Buonaparte zijn winterkwartieren wou vestigen. In de nacht van 23 op
24 december verrasten de Fransen onder Davout de Russen door de Narew over te
steken en de Russen uit Czarnowo te verdrijven. Het 2e Dragonders
ondersteunde deze aanval door een actie op diezelfde 24e december
bij Nasielk waar ze een Russische cavalerie-eenheid aanviel. Twee dagen later
botsten ze bij Golymin op een kleine 17.000 Russen die konden rekenen op de
steun van 28 kanonnen. Door de onverwacht ingetreden dooi en de gutsende regen
was de Franse artillerie er niet in geslaagd om tijdig Murats Korps te
vervoegen. Dit belette Murat die over bijna 30.000 mannen beschikte - niet om
zonder artilleriesteun en slecht gecoördineerd de troepen van prins Golitsyn
frontaal aan te vallen. De dragonders ondervonden heel wat moeilijkheden toen
ze de Russische cavalerie aanvielen, want ze werden vanuit de bosen en
moerassen, aan beide zijden van de weg naar Pultusk ongenadig onder vuur
genomen door daar verschanste infanteristen. Ondanks de tegenstand kon het 2e
Dragonders drie Russische kanonnen veroveren. Prins Golitsyn slaagde er door de
hardnekkige weerstand in de Franse opmars te vertragen, maar door de Russische
nederlaag bij Pultusk diezelfde dag had dit weinig effect op het geheel van de
Franse operaties.
Veel tijd om de wonden te likken had Croes regiment niet want op 7
februari 1807 om 14.00u. kwamen het IVe Franse Korps onder Davout en
Murats Cavaleriekorps aan bij Preussisch Eylau nu Bagrationovsk waar ze
onmiddellijk slaags raakten met de Russische achterhoede onder Bagration. Tegen
de avond was Eylau na een reeks van uiterst bloedige gevechten in Franse handen
gevallen. De volgende ochten stonden beide partijen in een verblindende
sneeuwstorm tegenover elkaar. Na een tee uur durend artillerieduel kreeg vooral
het IVe Korps het erg zwaar te verduren door de Russische
infanterieaanvallen. In een mum van tijd
telde het 929 doden en 4.271 gewonden
De resten van het korps zagen zich
genoodzaakt om terug te plooien op Eylau, waar op een bepaald ogenblik zelfs
het hoofdkwartier van de Franse keizer rechtstreeks bedreigd werd door de
oprukkende Russen. De inderhaast opgeroepen grenadiers van de Keizerlijke Garde
moesten, ondersteund door de Jagers te Paard van de Garde Buonaparte ontzetten.
Om een nederlaag af te wenden besloot de keizer zijn reserve, het
Cavaleriekorps van Murat, 80 eskadrons, goed voor een kleine 11.000 sabels, in
te zetten. Het resultaat was één van de grootste en meest imponerende
cavaleriecharges uit de geschiedenis. Door de sneeuw konden de opeengedrongen
cavaleristen niet galopperen. Geformeerd in twee enorme colonnes viel de Franse
cavalerie met aan roekeloosheid grenzende moed botte à botte, paard tegen paard aan. Bijna vier kilometer moest
de kolossale ruitermassa overbruggen tot aan het Russische centrum. De eerste
kilometers bijna stapvoets terwijl de kanons- en kartetskogels hen om de oren
suisden en grote gaten in de oprukkende formaties sloegen. Pas op tweehonderd meter van de Russen gingen
ze over in draf en op tachtig meter van de Russische bajonetten bliezen de
trompetters de aanval en wisten ze ondanks de grote verliezen het Russische
centrum te breken. Maar de dragonders on de Grouchy werden teruggedreven. Pas
na drie charges door de vermoeide Franse cavalerie was het Russische gevaar definitief
afgewend, maar de Franse ruiters betaalden een erg hoge prijs voor deze
Phyrusoverwinning. Vijftienhonderd gesneuvelde cavaleristen kleurden met hun
bloed de sneeuwvelden rood. Een van de duizenden gewonden was Jan Norbert
Croes. Een musketkogel had zijn linkerbovenarm geschampt, maar omdat het een
vleeswonde was recupereerde hij vrij snel van deze kwetsuur. Zes dragonders van
het 2e Regiment werden omwille van hun betoonde moed op de
legerdagorders geciteerd onder hen was overigens ook hun bevelhebber, kolonel
Privé die gewond werd door een kartetsschot.
(wordt vervolgd
)
|