Terwijl Jan Norbert Croes in Thorn aan de Weichsel van zijn verwonding
herstelde, kreeg het regiment bericht dat kolonel Privé bevorderd was tot
brigadegeneraal en op 14 mei als bevelhebber van het 2e Dragonders
vervangen werd door kolonel Ismert. Nog geen maand na de aanstelling van
Ismert, leidde hij zijn eenheid al in de strijd. Op 10 juni nam het 2e
Dragonders, mét de inmiddels herstelde Croes, immers deel aan de bloedige
bestorming van Heilsberg, nu het Poolse Lidzbank Waminski.
Vier dagen later onderscheidden de dragonders zich bij Friedland, waar het paard van
Croes in een charge werd gedood. Volgens de familieoverlevering kreeg hij nog
dezelfde avond een op de Russen buitgemaakt paard ter vervanging. Een ontzette
Croes was er, volgens de familieverhalen, in het in lichterlaaie staande
Friedland getuige van hoe honderden vluchtende Russen in de Alle verdronken
Het regiment bleef nog een tijdje in Oost-Pruisen en Pommeren maar begin 1808
trok het grootste deel naar Spanje.
Op 9 februari 1808 trok Buonaparte Catalonië binnen met de bedoeling
Portugal te bezetten en van Spanje een vazalstaat te maken. Het 2e
Regiment Dragonders zou in dat jaar onder meer deelnemen aan het beleg van
Saragossa (28 juni tot 14 juli), de Slag bij Tuleda (23 november) en de
gevechten bij Tarançon en Villatobas (25 december). De tuchtloze en vooral
verwaarloosde horde die het Spaanse leger was, werd snel in de pan gehakt door
de Fransen. Maar in dit land van bergen en hoogvlakten, van weinige en slechte
wegen en een fanatiek katholieke bevolking die er vast van overtuigd was dat
Buonaparte Satan in persoon was, lag het toneel voor een guerrillaoorlog, zoals
de wereld die toen nog niet eerder had gezien. Gevoed door de ongenadige
terreur van de Franse troepen organiseerde het verzet er zich tot nooit eerder
geziene proporties. Geen konvooi kon meer zonder overvloedige dekking van de
ene plaats naar de andere trekken, geen ordonnans was zijn leven zeker, geen
kleine wachtpost kon in het voorterrein van een kampement worden opgezet Ze
creëerden een atmosfeer van constante dreiging en doodsgevaar die danig op de
zenuwen van de Franse militairen werkte. De guerrilleros gleden ongehinderd en
onzichtbaar door het terrein dat ze als hun broekzak kenden, zaaiden dood en
verderf en verdwenen dan weer spoorloos n het duister. Het kwam zover dat de
aanvoer van munitie, wapens en manschappen stokte, onberekenbaar werd en
uiteindelijk dermate veel tijdverlies veroorzaakte dat de heus niet altijd zo
geniale Britse aanvoerder Wellington een paar keer kletterende overwinnningen
kon behalen Los van de ellende die het verblijf in Spanje met zich meebracht,
betekende de inzet op het Iberische schiereiland ook een ferme financiële
opdoffer voor Croes en zijn kameraden in het regiment. Door de slechte
verbindingen met Frankrijk duurde het immers maanden voor ze op een behoorlijke
manier werden uitbetaald. Op een bepaald ogenblik duurde het zelfs 8 maanden
voor ze opnieuw soldij ontvingen .
Op 13 januari 1809 ontsnapte Jan Norbert Croes op het nippertje aan de
dood toen een Britse kogel tijdens de Slag om Uclès zijn paard in volle galop doodde
en hij halsoverkop de grond raakte. Hij bleef een paar uur bewusteloos en met
drie gekneusde ribben op het slagveld liggen en miste alle verdere actie
waarbij zijn wapenmakkers een Engels bataljon decimeerden. Hiermee kwam
voorlopig een einde aan zijn avonturen op het Iberisch schiereiland want in
de vroege lente versastte hij met het 4e eskadron onder bevel van
luitenant-kolonel Prévost naar Oostenrijk. Op 5 en 6 juli nam het met verve
deel aan de Slag bij Wagram. Opnieuw kwam onze Hoogstraatse dragonder niet
zonder kleerscheuren uit de strijd. Hij had twee sabelhouwen in zijn dijbeen
opgelopen die ervoor zorgden dat hij meer dan drie maanden buiten strijd zou
blijven
In november 1809 meldde hij zich opnieiuw voor de dienst in Spanje waar
hij de volgende jaren herhaaldelijk opnieuw in het heetst van de strijd zou
belanden. In het voorjaae van 1810 nam hij deel een aantal expedities tegen de
Spaanse guerilla. In juli van datzelfde jaar vinden we Croes terug als
deelnemer van een campagne in Portugal waar het regiment zich op 4 juli met
twee eskadrons onderscheide bij de aanval op het fort de la Concepcion tijdens
het beleg van Ciudad Rodrigo.
In 1811 vocht Jan norbert Croes op 2 maart bij Médino Sidonia en drie
dagen later bij Chiciana waar het 2e Dragonders de hand wist te
leggen op 6 kanonnen en 3 vijandelijke vaandels. Omwille van zijn persoonlijk
aandeel in dit wapenfeit werd Croes drie weken later bevorderd tot
brigadier.In de zomervan 1812 vinden we Croes terug in de rangen van het 4e
eskadron dat als onderdeel van La Grande Armée deelnam aan de
Rusland-veldtocht. Ik ben er niiet in geskaagd na te gaan welke wapenfeiten
Croes in Rusland heeft kunnen verwezenlijken; Ik weet enkel dat hij op 10
oktober 1812 betrokken was bij een schermutseling bij Nombourg en dat hij
deverschrikkelijke terugtocht over de
Berezina overleefd heeft.
Croes keerde niet meer terug naar Spanje waar de staf van het regilment
en twee eskadrons nog steeds de dienst uitmaakten. In 1813 werd hij niet alleen
bevorderd tot Maréchal de Logis, zeg maar sergeant-majoor, maar bovendien werd
hij ingedeeld bij de élite-eenheid van het regiment, het elite-escadron. Als
voorrecht droegen deze geselecteerde dragonders op hun helm een band van
luipaardvel. Ditzelfde vel werd ook als zadelkleed gebruikt, waardoor ze
onmiddellijk opvielen binnen het regiment. In het begin van 1813 nam Jan
Norbert Croes deel aan de verdediging van de vestingsstad Danzig, nu Gdansk,
waar hij zich onderscheidde tijdens de schermutselingen op 5 januari en 27
april. De volgende maanden opereerde Croes in de Duitse landen. Tijdens de
Duitse Befreiungskrieg vinden we onze, intussen in het vuur geharde veteraan van
16 tot 19 oktober terug bij de Slag om Leipzig waar het 2e
Dragonders bij de gevechten rond Wachau niet minder dan 8 officieren in de strijd verloor Tijdens de terugtocht
onderscheiden de dragonders zich op 30 oktober opnieuw bij Hanau waar de Franse
cavalerie verhinderde dat de terugtrekkende troepen in de tang werden genomen
door de geallieerden. De volgende weken trok Croes met zijn wapenbroeders in
geforceerde ritten terug naar de Elzas waar zijn eskadron op 24 december betrokken
was bij een schermutseling in de omgeving van St. Croix bij Colmar.
Croes eenheid speelde opnieuiw een glansrol tijdens de laatste maanden
van Napoléons bewind, in de strijd tegen de geallieerden in
Noord-Frankrijk in het begin van 1814. In een reeks gedurfde operaties vielen de
numeriek zwakkere Franse troepen onophoudelijk de afzonderlijk oprukkende
geallieerden aan. Het 2e Dragonders werd ingedeeld bij de 5e
divisie zware cavalerie onder bevel van generaal Briche. Deze eenheid opereerde
op haar beurt onder de vleugels van het Ve cavaleriekorps dat werd geleid door
generaal Eduard Jean Milhaud, één van de meest beslagen Napoleontische cavalerieofficieren.
Nog een paar keren konden Croes en zijn makkers hun onverwoestbare ésprit du
combat bewijzen. Op 9 januari bestormden de dragonders Rambervilliers, waar ze
meer dan 300 geallieerden over de kling joegen. Op 27 januari viel het regiment
met succes de Oostenrijkers aan bij St. Dizier aan de Marne.Twee dagen later botsten de Fransen bij
Brienne op Blüchers troepen. Het zou de laatste keer zijn dat het 2e
Regiment Dragonders zich onderscheidde en op de legerdagorders vermeld werd.
Maar opnieuw werd een hoge prijs betaald want 5 officieren van het regiment werden
uitgeschakeld.
Na de val van Napoléon Buonaparte vinden we Jan Norbert Croes op het
einde van april 1814 terug in het hem zo vertrouwde epot van het regiment in
Versailles. In tegenstelling tot veel van zijn kameraden was hij in de nadagen
van het Napoleontisch regime niet gedeserteerd maar tot het bittere einde trouw
gebleven aan zijn soldateneed. Begin mei werd het regiment officieel ontbonden
en gereformeerd tot het regiment Dragons du Roi. Omstreeks 10 mei ontving Croes
zijn ontslag. Samen met een andere onderofficier, de Limburger Mathheus Hanlet
vetrok hij een paar dagen later naar zijn gebootestad.
Een familielegende wil dat toen Jan Norbert Croes op een late, zomerse namiddag, ergens in
juli 1814, eindelijk in Hoogstraten aankwam, hij aanvankelijk niet herkend werd
door zijn familieleden. Verbouwereerd vroegen ze aan de vreemde ruiter die voor
hun deur stond wat ze voor meneer de officier konden doen ?. Het duurde naar
verluidt vrij lang voor ze in de bestofte, graatmagere man met het door de
ontberingen getekende gelaat hun al lang dood gewaande familielid herkenden
Per slot van rekening was hij bijna 10 jaar van huis weggeweest, en de jongsten
uit het kroostrijke gezin hadden absoluut geen herinneringen aan hun
oudstebroer / halfbroer.
Het duurde,volgens de familiale
overlevering, geruime tijd eer hij zich
terug aan het burgerleven had aangepast. Zijn vader opvolgen in de apotheek was
niet meer aan hem besteed en dus besloot hij zich met steun van de familie- op
het brouwersambacht te gooien. Blijkbaar met succes, want omstreeks 1825 kocht
hij de herberg De Tinnen Pot op de Vrijheid
waar hij ook zijn brouwerij onderbracht. Jan Jozef Croes werd een notabele
burger, want hij behoorde niet alleen tot het handvol stemgerechtigde, en dus
gegoede inwoners van Hoogstraten, maar
hij zetelde, net als zijn vader, ook geruime tijd in de gemeenteraad. Hij trad
op erg late leeftijd in het huwelijk metIn 1856 was hij één van het handvolHoogstratenaren die als overlevende van het Grande Armée door de
Franse Keizer Napoleon III werden onderscheiden met de Médaille de St. Héléne
voor hun aan het keizerrijk verleende diensten.
Het ligt in mijn bedoeling dat ik op deze blog nader in zal gaan op de
lotgevallen van onze jongens die onder de Franse vaandels dienden. Graag steek
ik van wal met een persoonlijke noot, namelijk met het verhaal van JanNorbert Croes, de broer van een van mijn
betovergrootvaders .
Op 7 april 1785 werd in het huis De Roode Hert aan de Vrijheid in
Hoogstraten Joannes Josephus Norbertus Croes geboren als oudste zoon in het
gezin van Joannes Nicolaas Croes en Maria Francisca Lievens. Getuigen bij zijn
doopsel waren zijn oom Petrus Josephus Lievens die speciaal voor de gelegenheid
vanuit Leuven was overgekomen en de Hoogstraatse notaris Josephus Joannes
Gerardi, een vriend des huizes. De familie Croes woonde nog maar twee
generaties in Hoogstraten want Jan Jozefs grootvader, Theodor Kroes was
afkomstig uit Anholt in Westfalen. Als voerman van de hertogen van Salm-Salm
was hij op het kasteel van Hoogstraten beland waar hij - na zijn huwelijk met
de Wortelse Lucia Doms- tuinman werd. Vader Joanes Nicolaas Croes bleek een
pientere knaap te zijn en mocht onder bescherming van de hertogin in Antwerpen
verder studeren voor apotheker. Hij keerde niet alleen terug met zijn
geboortestad met zijnbul maar ook met
zijn kersverse bruid waarmee hij in de Antwerpse St. Jacobsparochie in het
huwelijk was getreden.
Over de jeugdjaren van Jan Jozef Croes is weinig geweten, buiten het feit
dat zijn moeder op 24 januari 1790
in het kraambed overleed bij de bevalling van haar
vierde kind. Zijn vader hertrouwde op 24 mei 1791 met Cornelia Verheyen uit
Loenhout. Het werd een erg vruchtbaar huwelijk want er zouden maar liefst
twaalf kinderen uit voortspruiten. De familie Croes was in goede doen. Vader
Jan Nicolaas had een bloeiende zaak aan de Vrijheid en behoorde tot de notabelen
van het dorp. Hij was niet alleen gedurende een lange periode gemeenteraadslid
en voorzitter van het Armenbestuur maar bovendien in de Napoleontische tijd lid
van de kerkfabriek van St. Catharina. Jan Jozef kende dus naar alle
waarschijnlijkheid een onbekommerde jeugd en hij werd luidens de
familielegende- geacht om na zijn schooltijd in de lokale Latijnse school ,
zijn vader als leerling-apotheker bij te gaan staan in de zaak. Er wachtte hem
ongetwijfeld een rooskleurige toekomst. Maar de conscriptiewetten beslisten
daar anders over
Hij werd ingeschreven in de lichting van het jaar XIV en moest zoals
alle conscrits- voor de keuringscommissie verschijnen. Commissie, waarin nota
bene zijn bloedeigen vader zitting had Hij werd goed bevonden voor de dienst
en ingelijfd bij de cavalerie, meer bepaald in het 2 ième Régiment des Dragons
in Versailles onder het stamboeknummer 1070. Ik weet niet of Croes, zoals veel
van zijn lotgenoten, met een bezwaard gemoed naar Versailles is vertrokken.
Volgens de familielegende was hij niet alleen avontuurlijk aangelegd, maar had
men hem ook wijsgemaakt dat hij, eens in het leger aangekomen in aanmerking zou
komen voor een opleiding tot chirurgijn en dat was ongetwijfeld een kolfje naar
de hand van een ambitieuze apothekersleerling
Het 2e Regiment Dragonders had al een behoorlijk gevulde
militaire voorgeschiedenis. Het regiment was in 1635 ontstaan uit een
cavaleriekorps dat al in 1556 was opgericht. Het droeg de naam Condé naar haar
stichter, de hertog dAnguien, die in 1646 prins van Condé werd. Bij
koninklijke ordonnantie van 25 mei 1776 werd het Condé cavalerieregiment
omgevormd tot het dragondersregiment Condé. In feite was deze eenheid het
eerste koninklijke Franse dragondersregiment, maar door een administratieve
vergissing werd het bij een reorganisatie omstreeks 1770 foutief- genummerd
als het 2e regiment. Tijdens de revolutiejaren bleef het regiment
bestaan in dienst van de republiek en was het onder meer betrokken bij de
veldslagen van Valmy (1792) en Neerwinden (1793). Op het ogenblik dat Croes
zijn intrede deed in dit beroemde regiment stond het onder leiding van kolonel
Ythier Sylvain Privé.
Napoléon die enorm belang hechtte aan een sterke cavalerie- besteedde
veel aandacht aan de uitbouw en verbetering van de regimenten dragonders. De
Napoleontische dragonders waren ongetwijfeld de meest flexibele ruiters van de
Franse cavalerie. Door hun opleiding, uitrusting én bewapening werden ze geacht
om naargelang de omstandigheden- zowel als cavaleristen als infanteristen te
kunnen strijden. Door deze multifunctionele opstelling waren ze erg waardevol
op het slagveld en bij zowat alle belangrijke veldslagen uit deze periode waren
de dragonders van de partij. Ze boden niet alleen in hun imponerende groene
uniformen met de wapperende verenbos op hun bronzen helmen een imponerende
aanblik, maar ze waren vooral vermaard omwille van hun vechtlust en vakkundige
optreden op het slagveld.
Jan Jozef Norbert Croes kwam in het begin van december 1805 in het depot van de
dragonders in Versailles aan. Hij kreeg er een degelijke, vier maanden durende
opleiding en vertrok midden 1806 naar de Duitse landen voor wat later in de
geschiedenisboeken bekend zou worden als de Vierde Coallitieoorlog. Het 2e
Regiment Dragonders werd ingedeeld bij de Divisie Latour-Mauburg, die op haar
beurt deel uitmaakte van het Cavaleriekorps van houwdegen Joachim Murat. Op 14
oktober 1806 kreeg Jan Norbert Croes zijn vuurdoop bij Jena waar de Fransen de
Pruisen verpletterend versloegen. Het 2e Dragonders onderscheidde
zich door haar bravoure. Kolonel Privé leidde zijn regiment in drie charges
waarbij niet alleen een volledig Pruisisch infanteriebataljon gedwongen werd de
wapens neer te keggen, maar waarbij ook twee Pruisisch regimentsvaandel en 15
stukken geschut in handen van de dragonders vielen
Om te verhinderen dat de inmiddels ook in actie gekomen Russen de Pruisen
ter hulp zouden komen trokken de Fransen op naar de Vistula-rivier waar
Napoléon Buonaparte zijn winterkwartieren wou vestigen. In de nacht van 23 op
24 december verrasten de Fransen onder Davout de Russen door de Narew over te
steken en de Russen uit Czarnowo te verdrijven. Het 2e Dragonders
ondersteunde deze aanval door een actie op diezelfde 24e december
bij Nasielk waar ze een Russische cavalerie-eenheid aanviel. Twee dagen later
botsten ze bij Golymin op een kleine 17.000 Russen die konden rekenen op de
steun van 28 kanonnen. Door de onverwacht ingetreden dooi en de gutsende regen
was de Franse artillerie er niet in geslaagd om tijdig Murats Korps te
vervoegen. Dit belette Murat die over bijna 30.000 mannen beschikte - niet om
zonder artilleriesteun en slecht gecoördineerd de troepen van prins Golitsyn
frontaal aan te vallen. De dragonders ondervonden heel wat moeilijkheden toen
ze de Russische cavalerie aanvielen, want ze werden vanuit de bosen en
moerassen, aan beide zijden van de weg naar Pultusk ongenadig onder vuur
genomen door daar verschanste infanteristen. Ondanks de tegenstand kon het 2e
Dragonders drie Russische kanonnen veroveren. Prins Golitsyn slaagde er door de
hardnekkige weerstand in de Franse opmars te vertragen, maar door de Russische
nederlaag bij Pultusk diezelfde dag had dit weinig effect op het geheel van de
Franse operaties.
Veel tijd om de wonden te likken had Croes regiment niet want op 7
februari 1807 om 14.00u. kwamen het IVe Franse Korps onder Davout en
Murats Cavaleriekorps aan bij Preussisch Eylau nu Bagrationovsk waar ze
onmiddellijk slaags raakten met de Russische achterhoede onder Bagration. Tegen
de avond was Eylau na een reeks van uiterst bloedige gevechten in Franse handen
gevallen. De volgende ochten stonden beide partijen in een verblindende
sneeuwstorm tegenover elkaar. Na een tee uur durend artillerieduel kreeg vooral
het IVe Korps het erg zwaar te verduren door de Russische
infanterieaanvallen.In een mum van tijd
telde het 929 doden en 4.271 gewonden De resten van het korps zagen zich
genoodzaakt om terug te plooien op Eylau, waar op een bepaald ogenblik zelfs
het hoofdkwartier van de Franse keizer rechtstreeks bedreigd werd door de
oprukkende Russen. De inderhaast opgeroepen grenadiers van de Keizerlijke Garde
moesten, ondersteund door de Jagers te Paard van de Garde Buonaparte ontzetten.
Om een nederlaag af te wenden besloot de keizer zijn reserve, het
Cavaleriekorps van Murat, 80 eskadrons, goed voor een kleine 11.000 sabels, in
te zetten. Het resultaat was één van de grootste en meest imponerende
cavaleriecharges uit de geschiedenis. Door de sneeuw konden de opeengedrongen
cavaleristen niet galopperen. Geformeerd in twee enorme colonnes viel de Franse
cavalerie met aan roekeloosheid grenzende moed botte à botte, paard tegen paard aan. Bijna vier kilometer moest
de kolossale ruitermassa overbruggen tot aan het Russische centrum. De eerste
kilometers bijna stapvoets terwijl de kanons- en kartetskogels hen om de oren
suisden en grote gaten in de oprukkende formaties sloegen.Pas op tweehonderd meter van de Russen gingen
ze over in draf en op tachtig meter van de Russische bajonetten bliezen de
trompetters de aanval en wisten ze ondanks de grote verliezen het Russische
centrum te breken. Maar de dragonders on de Grouchy werden teruggedreven. Pas
na drie charges door de vermoeide Franse cavalerie was het Russische gevaar definitief
afgewend, maar de Franse ruiters betaalden een erg hoge prijs voor deze
Phyrusoverwinning. Vijftienhonderd gesneuvelde cavaleristen kleurden met hun
bloed de sneeuwvelden rood. Een van de duizenden gewonden was Jan Norbert
Croes. Een musketkogel had zijn linkerbovenarm geschampt, maar omdat het een
vleeswonde was recupereerde hij vrij snel van deze kwetsuur. Zes dragonders van
het 2e Regiment werden omwille van hun betoonde moed op de
legerdagorders geciteerd onder hen was overigens ook hun bevelhebber, kolonel
Privé die gewond werd door een kartetsschot.
Ruim 200 jaar geleden werden duizenden jongemannen uit onze gewesten - die toen deel uitmaakten van de Franse republiek en later het Keizerrijk - gedwongen militaire dienst te doen onder de Franse vaandels. Te vaak hebben historici die zich met de Napoleontische tijd bezighielden, bijna exclusief aandacht besteed aan de grote lijnen; de stromingen, ideeën en vooral de leidende figuren die geschiedenis maakten. Er zijn duizenden werken over de grote strateeg Napoleon Buonaparte geschreven. De geschiedenis van de kleine soldaten, zonder wie de Franse keizer nooit had kunnen uitgroeien tot de haast mythologische figuur die hij nu is, vormt echter slechts een kleine voetnoot in de Napoleontische historiografie. En dit stoot mij eerlijk gezegd tegen de borst. Op honderden plaatsen in Europa, en zelfs daarbuiten- vindt men straatnamen die naar Napoléon Buonaparte verwijzen, standbeelden en musea Van snoep, over stripverhalen tot de naam van een bar, je kan het zo gek niet verzinnen of er zijn wel links naar Napoleon Weinig herinnert ons echter aan de mannen die met hun bloed in zijn naam geschiedenis schreven. De jonge kerels uit onze contreien die tegen wil en dank heel Europa hadden doorkruist voor de grandeur van de kleine Corsikaan,. Een keizer die hun keizer niet was, onder de tricolore vaandels van een natie die hun natie niet was Het waren meestal schrijnende verhalen over de veldtochten en de hiermee gepaard gaande ontberingen. Over de verschrikkelijke dorst en honger in de door een ongenadig brandende zon geblakerde Sierras van het Iberisch schiereiland, waar achter elk rotsblok wel guerilleros in hinderlaag lagen om een nietsvermoedende Fransman de strot over te snijden Of over de gierende wind die de sneeuw metershoog opwaaide en de striemende vrieskou van de Grote Terugtocht uit Moskou, waar diegenen die niet doodvroren wel werden afgemaakt door de wilde Kozakken die geen pardon gaven Over de wekenlange marsen, de uitputting, ziektes, de kadaverdiscipline Maar ook over de heldendaden. Hoe simpele jongens uit de Kempen door de keizer werden uitverkoren om geridderd te worden in het Legioen van Eer voor hun uitzonderlijke militaire prestaties Over de namen die ooit in heel Europa op ieders lippen lagen: Eylau, Wagram, Moskou, de Berezina, Leipzig en ga zo maar door Deze verhalen en namen die niet zo gek lang geleden nog tot ons collectieve geheugen behoorden zijn nu uit ditzelfde geheugen verdwenen en ik vind dit eerlijk gezegd een beetje jammer. Daarom deze blog die zal proberen om hen opnieuw een gezicht te geven... Ik wens u veel leesgenot...