Gerardus
Janssens werd op 5 februari 1787 in Wortel geboren als voorlaatste kind in een
gezin van zeven kinderen. Zijn ouders, Antonius Janssens en Maria Wouters
baatten een bescheiden boerderij uit op de Plaats. Er is niets bekend over
Gerards jeugd, behalve dat hij wellicht kon lezen en schrijven, want hij werd
in het Franse leger bevorderd tot onderofficier en dat kon in theorie alleen
wanneer men aan deze voorwaarden voldeed. Gerard Janssens werd als loteling uit
het kanton Hoogstraten op 9 maart 1807 ingelijfd bij het 10e
regiment kurassiers, dat op dat ogenblik onder het bevel stond van kolonel
Samuel François lHeritier.
Tijdens het Ancien Régime telde het
Franse leger slechts één kurassierregiment. In 1803 richtte Napoleon, die als
geen ander het nut inzag van de zware cavalerie, maar liefst 12 regimenten
kurassiers tegelijk op. Nochtans lagen de roots van het 10e
kurassiers ver in het verleden. De eenheid was immers ontstaan uit het
cavalerieregiment van de royal cravates dat in 1643 was opgericht door
graaf de Balthazard. De merkwaardige naam van deze ruitertroep verwijst naar de
etnische origine van de meeste soldeniers uit dit regiment. Het waren Kroaten
in Franse dienst die vestimentair opvielen doordat ze felgekleurde halsdoeken
droegen. Deze halsdoeken werden daarom door de Fransen cravates genoemd
en zo weet u meteen hoe de stropdas aan zijn franse benaming is geraakt
. In 1791 veranderde Lodewijk XVI de naam van
deze eenheid in het 10e cavalerieregiment om uiteindelijk in 1803
omgevormd te worden tot het 10e kurassiersregiment.
De kurassiers waren hét symbool bij
uitstek van de zware Franse cavalerie. Vriend en vijand beschouwden ze terecht
als dé elite, de stalen vuist van het Napoleontische leger. Meer dan eens
beslisten de magnifieke, geharnaste ruiters van de kurassierregimenten over de
uitslag van een veldslag. Vaak werden de grootste en stevigste boerenzonen uit
onze gewesten bij dit legeronderdeel ingedeeld omdat zij heel hun leven gewend
waren om met paarden om te gaan.
Het was zeker geen pretje om bij de
kurassiers te dienen. Alleen al het 25 mm. dikke ijzeren borstkuras woog bijna 7 kg. Voeg daar nog een
topzware helm en onhandige lange lederen kaplaarzen bij en dan moet het
duidelijk zijn dat een kurassier zonder paard niet bepaald één van de meest
beweeglijke strijders was
Nochtans bood het kuras bescherming tegen
sabelhouwen, bajonetsteken en zelfs granaatscherven. Zelfs een musketkogel die
van verder dan 4 meter
op een kuras werd afgevuurd had omzeggens geen effect.
Hun bewapening was simpel maar
uiterst efficiënt. Bij de charges gebruikten ze met verve de rechte, 98 centimeter lange
sabel van de zware cavalerie die in eigen rangen ietwat oneerbiedig de lat
werd genoemd
Extra vuursteun boden twee pistolen van kaliber 17 mm. De kurassiers hadden in feite slechts
twee taken op het slagveld. Ze dienden in de eerste plaats als arme de chocq,
om de infanterielinies te doorbreken of om in tegenaanvallen de vijandelijke
cavalerie te lijf te gaan. Een stormaanval van de kurassiers was sowieso één
van de meest imponerende scénes uit de Napoleontische oorlogen. Nochtans moeten
de kurassiers over stalen zenuwen hebben beschikt. In trage draf reden de dicht
aaneengesloten escadrons, die elk uit een 200 tal ruiters bestonden op de
vijandelijke infanterie af. Op ongeveer 800 meter van de
infanterie trotseerden ze zonder verpinken in gesloten gelederen de
kanonskogels van de artillerie. Artillerie, die vanaf 4OO meter met kartets- en
schrootgranaten probeerde de kurassiers te stoppen
Vanaf 150 à 100 meter kwam er het
musketvuur van de infanterie bij, waarop ze de laatste tientallen meters in
galop aflegden om uiteindelijk op een muur van bajonetten te stuitten
Het was
geen uitzondering dat de kurassiers tijdens de gevechtshandelingen tot 10 keer
toe dergelijke aanvallen opnieuw inzetten
Hun verliezen waren dan ook érg
hoog.
Wellicht kreeg Gerard Janssens zijn
vuurdoop tijdens de slag bij Friedland op 14 juni 18O7. Hij kon zich voor het
eerst écht onderscheiden tijdens de campagne van 1809, toen de Oostenrijkers,
geïnspireerd door een reeks van Franse tegenslagen in Spanje, het territorium
van Napoleons bondgenoot Beieren binnenvielen. Napoleon zag zich verplicht
onmiddellijk in het tegenoffensief te gaan, door Oostenrijk binnen te
vallen. Bij de slag van Eckmühl op 22
april speelden de Franse kurassiers een cruciale rol door ondanks de hoge
verliezen- de Oostenrijkse aartshertog Karl over de Donau te jagen. Op 13 mei was Gerard Janssens van de partij
wanneer Napoleon in triomf Wenen binnenreed. Waarschijnlijk heeft hij even
enthousiast als zijn collegas deelgenomen aan de daaropvolgende plundering van
de Oostenrijkse hoofdstad.
Bij Aspern-Essling liep het op 21 mei
echter mis. Doordat het wassende water de enige
brug vernield had, slaagde de Franse keizer er niet in om Karls troepen ten noorden van de
Donau te decimeren. De Fransen kregen hierdoor niet de verwachte versterkingen
en kwamen klem te zitten tussen de dorpen Aspern en Essling en op het eiland
Lobau. Het werd een slachting zonder weerga. De Fransen verloren bijna 25.000
man, waaronder de uiterst bekwame maarschalk Jean Lannes, de hertog van
Montebello. Het 10e kurassiers onderscheidde zich tijdens het twee dagen durende gevecht
op een nooit eerder geziene manier. Het regiment betaalde voor deze roem echter
een erg hoge prijs. Nooit, tijdens heel de periode van het keizerrijk verloor
het méér officieren dan bij Esseling: 5 gesneuvelden en 13 gewonden. Honderden
kurassiers bleven dood of gewond op het slagveld achter. Onder hen Gerard
Janssens die gewond werd door
granaatscherven
Janssens moet zich tijdens de strijd echter wel onderscheiden
hebben want hij kreeg in het veldhospitaal op het eiland Lobau te horen dat hij
omwille van zijn moedig gedrag tot brigadier werd bevorderd. Amper hersteld van
zijn verwondingen, nam hij op 5 en 6 juli deel aan de gevechten bij Wagram,
waar Napoleon de Oostenrijkers een vernietigende slag toebracht. Het
ondertekenen van het vredesverdrag van Schonbrunn op 14 oktober van datzelfde
jaar maakte een voorlopig einde aan de militaire avonturen van onze Wortelse
cavalerist.
Wanneer de Franse keizer op 24 juni 1812
Rusland binnenviel was hij echter opnieuw van de partij. Hij trok met het regiment
de Niemen over en nam deel aan de strijd rond Smolensk in augustus. Op 7
september vinden we het 10e Regiment Kurrassiers terug als onderdeel
van de 3e Brigade van de IIe Zware Cavalerie-Divisie bij Borodino,
een kleine 120 km. ten westen van Moskou. Hier vond een van de schokkendste
veldslagen uit de geschiedenis plaats. 130.000 Fransen gingen er de
confrontatie aan met 150.000 Russen. Het regiment van Janssen werd er kort na
de middag in het heetst van de strijd geslingerd en verloor al van bij aanvang
hel wat manschappen door het intensieve en accurate Russchische artillerievuur.
Een aantal formidabele, met kanonnen uitgeruste veldschansen, waaronder de Raevsky-schans,
vormden nauwelijks in te nemen weerstabdsnesten die kost wat kost moesten
veroverd worden. Urenlang beukten de Fransen en hun bondgeoten op de Russische
lijnen die niet van wijken wilden weten. Het was een slachtpartij zonder weerga
.De
brigade waartoe Janssen behoorde kreeg omstreeks 14.00 u. het bevel om de
Raevsky-schans stormerhand in te nemen. Door een regen van projectielen
omtrokken ze de verschansing en stormden langs de open achterkant binnen. De
overlevende aanvallers joegen hun paarden over de versperringen en hakten en
schoten zich een weg door de verdedigers. Janssen slaagde erin tot bij een Russische
batterij te geraken, de manschappen uit te schakelen en drie kanonnen te
vernagelen. Na een half uur van uiterst bloedige lijf-aan-lijfgevechten was de
Raevsky-schans in Franse handen maar in en rond de versterking lagen de lichamen
van meer dan 1.000 gesneuvelde of gewonde kurassiers
Het is moeilijk te vertellen wat wij voelden toen we getuige waren van
dit fantastische wapenfeit, zei een kolonel van de bereden artillerie die
een ooggetuige was geweest van de aanval door de kurassiers. We hadden zo graag die geweldige
cavaleristen bijgestaan diie we onder een regen van granaten de wallen op zagen
klauteren. Toen ze dat bolwerk overmeesterden, steeg er bij ons een uitzinnig
gebruk van vreugde op
Op 18 oktober werd Janssen omwille van zijn getoonde moed op voordracht van de
keizer gedecoreerd met de hoogste Franse onderscheiding het Legion dHonneur.
Wanneer de Fransen Moskou binnenrukten was Janssens erbij. Maar mooie liedjes
duren niet lang en de Grote Brand van Moskou moet ongetwijfeld veel indruk
hebben gemaakt op de boerenzoon uit Wortel. Van oktober tot december maakt hij
de verschrikkelijke terugtocht uit Rusland mee. Bij de oversteek van de
Berezina werd zijn regiment vrijwel vernietigd, maar Janssens overleefde de
Russische hel. Als beloning voor zijn moedig gedrag werd hij in januari 1813 gepromoveerd
tot Maréchal de Logis.
Tijdens de slag bij Leipzig op 29
oktober 1813 werd hij opnieuw ernstig verwond. Hij incasseerde niet minder dan 5
sabelhouwen; twee op zijn hoofd, één op zijn rechterbil, één op zijn dijbeen en
één in zijn linkerarm. Doordat hij snel van het slagveld werd geëvacueerd wist
hij aan krijgsgevangenschap te ontsnappen. Tot eind december kon hij in het
depôt van het 10e kurassiers terug op krachten komen, maar toen de
geallieerden vanuit het noorden en oosten naar Frankrijk oprukten werden ook de
kurassiers die herstellende waren van hun wonden opnieuw ingezet. Bij de
afweergevechten tijdens de terugtocht in Noord-Frankrijk in het voorjaar van
1814 werd Janssens een tweede keer onderscheiden voor zijn moedig gedrag dat
hij tentoon spreidde op 18 februari in Monterau, op een kleine 60 km. ten
zuidoosten van Parijs.Hier hoopte Buonaparte de opmars van Schwarzenberg
troepen een halt toe te roepen. Het korps van de prins von Würtemberg kon door
een reeks van fouten die de Franse maarschalk Victor had gemaakt, eerder dan de
Fransen, bezit nemen van het stadje en de twee belangrijke bruggen over de
Seine. Pas na een hele reeks van aanvallen begon Würtemberg met een algemene
terugtocht die echter omsloeg in een chaotische vlucht toen de Franse cavalerie
in volle galop, in een frontale aanval de bruggen veroverde. Gerard Janssens was één van
de cavaleristen die ervoor hadden gezorgd dat dit huzarenstukje kon
gerealiseerd worden. De geallieerden verloren bij Montereau 6.000 man tegen
2.500 Fransen.
Janssens werd voor zijn inzet bij
Montereau bevorderd tot Officier van het Legioen van Eer. Lang kon hij niet van
deze eer genieten want hij werd op 5 maart 1814 opnieuw gekwetst. Ditmaal door
een kogel in zijn linkerbil. Deze kwetsuur was er de oorzaak van dat hij het
laatste gevecht op 30 maart voor de muren van Parijs, niet meer meemaakte.
Omdat zijn laatste wonde niet gemakkelijk genas en het paardrijden onmogelijk
maakte kwam Gerard Janssens pas maanden na de val van de keizer, om precies te
zijn, medio oktober 1814 naar de Kempen terug.
Heel wat jongemannen uit het
departement der beide Nethen hebben dienst gedaan bij het 10e
kurassiers. Onder hen was er nog minstens één Hoogstratenaar met name Jean
Joseph Merry. Hij was in Leuven geboren, maar de familie Merry vestigde zich
omstreeks 1800 in
Hoogstraten waar vader François Merry samen met zijn vrouw Jeanne Jamar een
stoffenwinkeltje annex kleermakerij uitbaatten. Jean Joseph Merry behoorde tot
de lichting 1809. Op 28 april 1808 meldde hij zich, samen met 20 andere
conscrits uit het department in het regimentsdepot. Bij deze lichting waren er
zelfs nog 3 andere rekruten uit de Noorderkempen, namelijk Jan Van Tichelt uit
buurgemeente Loenhout, en Jan Van Der Jonckheydt en Verboven, beiden uit
Wuustwezel. Over de lotgevallen van Merry is weinig geweten. Het
regimentsregister geeft geen uitsluitsel over wat er precies met hem gebeurd
is, maar wellicht is hij vermist of gesneuveld tijdens de moordende Russische
campagne.

|