Weer maakte een misplaatst gevoel van
deemoedigheid zich van mij meester, een vertrouwd gegeven dat me, vergezeld van
een glazige blik op het blanco, steeds wist te overvallen wanneer mijn kalme
hand de laatste pagina van een boek omsloeg. Net als een lange wandeling
doorheen landschappen die je enkel voor je geestesoog kent of kan zien, waaraan
geen einde komt en wanneer je toch die bestemming bereikt, ze dat niet blijkt
te zijn, zo is mijn gemoedstoestand bij het finaal sluiten van een boek,
waardoor dat heelal van beelden, mensen en ruimtes plotsklaps open spat en ik
terug het boek zelf, de kaft en de letters zie, en de van poëtische, feeërieke
en rurale voorstellingen ontdane realiteit weer onder ogen krijg.
Wat deze keer aan de oorzaak van die
leegheid lag, was het einde van Gabriel Garcia Marquez' Herinnering aan
mijn droeve hoeren, een relatief korte doch intense roman die de
allesverterende liefde van een viriele man van negentig voor een jong betoverend
meisje beschrijft. Hoewel zijn situatie voor mij nauwelijks herkenbaar was,
kwam het gekmakende verlangen van de oude man me bekend voor, en even bedacht
ik dat ik zelf wel negentig jaar oud moest zijn, tot het besef in me opkwam dat
zulke liefde wellicht universeel en allesbehalve leeftijdsgebonden is. Na me
voorzichtig naar de spiegel begeven te hebben constateerde ik dat mijn laatste
vermoeden het juiste was en dat mijn opluchting even groot was als mijn
teleurstelling. Ik zou veel over het boek kunnen zeggen, maar beweren dat ik
meniet heb ingeleefd, zou een regelrechte leugen zijn.
Echt
ongewoon is die ietwat voorspelbaar geworden leegte niet. Het hoeft geen betoog
dat een roman lezen een intensieve bezigheid is: enkel de letters zijn het
middel waarmee het menselijke inlevingsvermogen en de bij iedereen in deze of
gene mate aanwezige verbeelding aan de slag moeten. Aan visuele stimulansen,
klank of achtergrondmuziek heeft de literatuur geen boodschap. Elke mens leest
een boek anders: een verhaal is dus nooit hetzelfde. Omwille van het mentaal
erg actieve proces van lezen en interpreteren vraagt de lectuur een vergrote
aandacht van de geest zodat, wanneer het laatste woord gelezen is, deze geest,
ditmaal de stroom van woorden mankerend, nog na blijft draaien als een
overwerkte tol en een toestand veroorzaakt bij de verweesde lezer die nog het
best vergeleken kan worden met dagdromen.
Opmerkelijk
is dat een goed schrijver wordt gelauwerd om zijn heldere beschrijvingen, zijn
feeërieke landschappen en tot de verbeelding sprekende personages, terwijl het
slechts het geestesoog van de lezer is dat deze voorstellingen bewerkstelligt,
enkel zijn gedachten zetten de woorden en tekst om in mentale beelden. Een goed
boek is dus niet zozeer een uiting van de genialiteit van de auteur dan wel het
resultaat van een collectieve toestand van welbevinden en verroering bij zijn
lezerspubliek; woorden zeggen niets zolang er geen lezer mee gemoeid is.
Dit alles
dient natuurlijk met een korrel zout genomen: Marquez is in mijn ogen een goede
schrijver en een briljant verteller, de kunst van een goed boek schrijven ligt
wel degelijk in de algemene compositie die de ontwikkeling van de plot en het
jongleren met de woorden, het beschrijven van de fantastische personages en het
componeren van de verbale soundtrack omvat, die hij mijn inziens adequaat
beheerst. Zijn manier van de innerlijke belevingswereld zijner personages
beschrijven is bij wijze van spreken onnavolgbaar, daar ze ogenschijnlijk
eenvoudig doch lichtelijk poëtisch is, maar steeds voorzien van zijn
kenmerkende, nauwelijks opmerkbare absurde twist. Marquez overlaadt zijn
vertellingen niet met karrenvrachten van plotwendingen, onverwachte situaties
en overbodige personages maar weegt zijn situatieschetsen zorgvuldig af tegen
het noodzakelijke lot dat zijn boek en verhaal doorvlecht. Het is wellicht
datzelfde noodlottige karakter dat elke enigszins gemotiveerde en geëngageerde
lezer meewarig vervoert en ontroert, wat ik enkel kan beamen middels mijn
bescheiden leeservaring maar gretig bijtreed vanuit de diepmenselijke beleving
die me vergezelde bij het lezen.
Wanneer het
vlees van het bot, de muziek van de uit woorden opgetrokken notenbalken en het
kaarslicht van de muren is gevallen, dan is bij mij een boek uitgelezen. Een
ietwat onderbelichte foto die door de vlam aan haar achterkant langzaamaan
vanuit het midden naar de flanken wegteert, waardoor mijn blik er steeds meer
doorheen begint te zien en ik stilaan het grootste deel vergeet. Wat overblijft
is de vlam zelf - het gevoel dat het boek heeft opgeroepen, de sfeer die het
doordrenkte, mijn eigen onbewuste input maar ook een vlam gaat ooit uit.
Vraag me nooit om details van een verhaal: ik vergeet ze want ik heb ze dan wel
gelezen, ik heb ze vooral beleefd. Het is onmogelijk een lange tocht te maken
door uitgelezen velden en afgelegen toppen en dan de naam van elke bloem op de
weg te onthouden, het staat echter vast dat je moe maar tevreden thuiskomt.
Wat had mijn gekrenkte geweten dan verwacht? Ik ben bij tijd en wijl ook een modaal mens die cultuurminnend zijn wakkere uren wil verslijten. Wie kan aan de definitie van cultuurminnend beter beantwoorden dan een mooi verzamelalbum van Ennio Morricone? De peetvader van de spaghettiwestern-soundtrack heeft bij mij steeds een streepje voor: hij klinkt als een strenge schoolmeester met een stevige lat in zijn hand maar hij zal die lat enkel gebruiken als speelgoedzwaard. Ennio: mijn klassieke held, de man die The Good, the Bad and the Ugly zijn fenomenale Italiaanse suspense verleende.
De laatste keer dat ik een klassieke muziekdag heb ingericht valt niet zo goed meer te traceren. Ik herinner mij een volledig etmaal dwalen met een hoofd dat veel weg had van een auto die door een fundamentalist met zelfmoordneigingen onder handen is genomen. Gelukkig heb ik in Beethoven, Morricone en Vivaldi mijn eigen Dafalgan-alternatief gevonden. Homeopathie noemen ze dat.
Desalniettemin is de klassieke muziek die door mijn boxen marcheert meer van het soort dat een zeker gevoel van euforie opwekt, en zoals sommigen zich mits wat effort kunnen inbeelden, heeft euforie een vreemd effect op een kater. Ja, ik had een kater. Ja, ik was niet in staat die dag ook maar een greintje productief te zijn. Nee, ik had er geen spijt van (houd ik nog steeds vol - wat ik die dag ook mag hebben beweerd). Doch wat er van die dag ook ware, klassieke muziek heeft toen getoond tot meer in staat te zijn dan louter soelaas bieden op een godvergeten dag.
Het ligt zo een beetje plat op zijn rug, die inspiratie van mij.
Dat is meteen de reden voor mijn schriftelijke zwijgen de laatste tijd. Die tijd is mijn vijand, zo lijkt.
This is your life, and it's ending one minute at a time, zei de protagonist in Fight Club. Hij had godverdomme nog gelijk ook.
Als ik president van de wereld was, schafte ik tijd gewoon af. Geen verjaardagen meer, geen zeurderig gebleit meer over jaarrekeningen, over deze of gene minst favoriete dag van de week, over de duur van een seconde, die uiteindelijk toch relatief is want 1 seconde in de regen is niet dezelfde als 1 seconde in de zon.
Maar soit, 't geeft mij geen excuses om niets te schrijven; integendeel. Tijd, waer bestu bleven?
We zijn 8 zinnen ver en er staat nog niks, geen halve jota staat hier aan inhoud. Sommigen noemen dàt schrijverstalent.
Ik noem dat procrastinatie. Da's een staat waarin ik mij liever en liever begeef, waarna een schemerend gevoel van schuld behaaglijk over mij heen trekt. Zinvol moet schrijven niet altijd zijn.
Gezondheid is datgene wat je het gevoel geeft, dat het nu de mooiste tijd van het jaar is.
Zoals algemeen geweten ontspringen de meeste geniale ideeën der mensheid op het toilet. Ik grijp dit feit niet aan als excuus om meer tijd op die plek te spenderen dan werkelijk nodig is, maar het is een bemerking die velen, die ooit al getracht hebben hun inspiratie op net die locatie neer te schrijven, wellicht gemaakt hebben. Het heeft dan ook iets speciaals. Behalve fysiek kan de ontlasting immers ook mentaal zijn - met een acute creativiteit tot gevolg.
Het doet waarschijnlijk iets met een mens, zo'n toiletbezoek, en afgezien van de gebruikelijke ongemakken qua geur en geluid is het (meestal) een aangename ervaring. Voor mij is het een van de basisbehoeften, de ontlasting. Op zo'n momenten keer ik naar de essentie, naar het diepste menszijn, voor mijn part is het meer dier- dan menszijn want de oerkracht die ervan uitgaat kan erg verrassend zijn. Soms is het een kwestie van vechten - van overleven, zo u wil - waarbij ik vaak op meer dan mijn tanden bijt - had ik een ziel, ik beet daar wel op.
Ik besef dat deze bedenking bij sommigen een of meer wenkbrauwen doet optrekken, laat staan hier en daar een maag zich doet omkeren. Toch ben ik van mening dat de stoelgang een sterk lyrisch karakter heeft, en al was dit allemaal onzin, gaf ik me hierbij nog steeds gelijk. Juist om die reden wil ik benadrukken dat deze gedachte - de gedachte die stelt dat ontlasten en lyrische en/of poëtische creativiteit hand in hand gaan - zo'n gekke gedachte nog niet. U wil immers niet weten wat ik doe op het moment dat ik dit alles neerschrijf - misschien ben ik nu wat te ver gegaan.
Zonder moraal zou dit stukje ook maar kaal zijn, daarom bij deze: mocht u op een gegeven moment - tijdens de ontlasting dus - het gevoel krijgen dat u op iets ongelooflijk creatiefs aan het broeien bent, zou ik één raad willen meegeven. Don't hold it back, just go with the flow.