Ik ben Stien
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is integratiewerkster.
Ik ben geboren op 24/10/1956 en ben nu dus 68 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: literatuur, film, politiek, kunst, reizen,.....
Ik hou er van om dingen scherp te stellen, uit te vergroten. Niet alles wat hier staat strookt dus met de werkelijkheid.
Stiens' Kitchen
dank zij mij staat hier geen andere onzin
22-12-2006
Kerstmis
Of ik mijn goed humeur wilde meebrengen, vroeg mijn zusje nog. Naar het familiale kerstfeestje, met name. Mijn goed humeur? Verdraaid nog aan toe, zeg.... dat was toch al wel weer ruim twee maanden geleden dat ik dat bakbeest nog eens van stal had gehaald. Maar waar het sindsdien was gebleven! Ik zocht alle laden en kasten af en vond het tenslotte terug in het vriesvak van de ijskast waar het tot kleine kubusjes werd gevroren. Immers, een menselijke hoedanigheid die met uitsterven wordt bedreigd kan je maar beter in kleine geconcentreerde doses over selecte gebeurtenissen uitspreiden. Ik nam één blokje goed humeur en stak het in mijn handtas.
Over de trip naar mijn zus kan ik verder kort zijn. Mijn buurvrouw op de trein parkeerde doodgemoedereerd haar contrabas op mijn schoot, zodat ik - wat het verloop van de reis betreft - een blackout heb als een immens zwart gat. In Leuven maakten we een tussenstop. Daar moest ik het levende bewijs van mijn vleselijke lusten ophalen. Mijn lieve zoon, die mij er af en toe aan herinnert dat een gelofte van kuisheid ook zo zijn charmes heeft. Het Leuvense stationsplein stond in rep en roer. In een glazen huis hongerden drie presentatoren van studio Brussel voor de slachtoffers van landmijnen. Rond de kooi stond een horde sympathisanten die zwelgend in frites, hamburgers, pitta's uit het handje de actievoerders een riem onder het hart kwamen steken. Een glazen huis voor het goede doel kan nog net.... bedacht ik een beetje spijtig. Maar wanneer krijgen we eindelijk een beleid als een glazen huis. Maar daar stond reeds de vrucht van mijn nochtans vrij dorre lendenen te wuiven, om mij aan mijn somber gepeins te ontrukken. O jeetje. Wat zag hij er weer stralend uit. Een lange zwarte jas met epauletten constrasteerde fel met zijn melkwitte gezicht. Djeezes, hij had weer een aanval van 'Gothic' . Oh, wat zou mijn moeder in de wolken zijn.
Maar daarom niet versaagd. Drie kwartiertjes later vervoegden wij het gezelschap dat bij zusje thuis ten dis was uitgenodigd. Oma, opa, broers en zussen, moeder, nonkel missionaris, de bij Gods' decreet verplichte eenzame, en kleine Joram. 'Aan tafel', riep mijn zus al vrij snel. En wie waren wij om haar wil niet te respecteren. Amper hadden onze bipsen de stoel geraakt, of nonkel missionaris begon een redevoering af te steken. Dit zou een solidariteitsmaal worden, zei hij, met de armen der wereld. Het verschil in kosten met een normaal kerstdiner zou aan een goed doel worden besteed. Ik kreeg terstond last van warmteopstootjes. Drie dagen had ik gevast om mij hier met des te meer enthousiasme op de kunst van het 'gaffelen' te kunnen storten. En dan dit. Het blokje goed humeur in mijn handtas smolt weg als sneeuw voor de zon. Ook de eenzame kreeg terstond het bibberwater. 'Beste mensen', sprak hij, 'dan kras ik maar eens op. In feite ben ik helemaal zo eenzaam niet. Ik heb vijf bloedjes van kinderen, een vrouw en een minnares die allen naar mijn gunsten dingen. Ik heb nog één en ander goed te maken. Tot nooit meer dus!' En weg was hij. De kommetjes met rijst in eigen nat kwamen in een gezapig tempo aanrukken. Van enige garnering was geen spoor te bekennen, het laurierblaadje niet te na gesproken. Dit galgenmaal moesten wij doorspoelen met mineraalwater of water waar met een katapult een theebuiltje was doorheen geschoten. Het enthousiasme was te snijden. Alsmaar meer zakten de kinnen van de aanwezigen naar ongekende diepten. Onderwijl oreerde nonkel missionaris over die arme kindjes in Afrika die met een hongeroedeem moesten leren leven. De verwarming was opzettelijk twee streepjes hoger gezet, om Saheltoestanden te evoceren. Als kers op de taart zongen 'de heikneuters' op de achtergrond zeer toepasselijk van 'hoe leit dit kindeken'. Hebt u niets van 'Slipknot', vroeg mijn zoon aan mijn zus, 'of een ander black metal groepje?'. Oma dronk van consternatie per abuis van opa's water. 'Maar Gust, dat is jenever,' zei ze schril. 'Mirakel, mirakel', riep opa, en hij gooide zijn armen in de lucht. Daardoor belandde de lucifer die hij net had afgestreken om zijn sigaret aan te steken in de kerstboom, die door de tropische temperaturen tot een dorre houtmijt was herleid. Het gevaarte stond binnen de kortste keren in lichterlaaie. 'Oh, kijk, het Joelvuur, zei mijn oudste broer, die als verwoed paganist altijd al back to basics wou en met een vuurdans de zonnewende begon te vieren. 'Brand, brand, brand,' riep mijn jongste zus, zoals zij dat tijdens de brandoefeningen op school had geleerd. Mijn moeder snelde naar de keuken, pakte de kom met afwaswater en gooide de inhoud daarvan over de laaiende vlammenzee. Met veel gesis en zwarte dampen kondigde het vuur zijn aftocht aan. Een paar desolate kopjes van chinees porselein, een fruitpers, en een ijsschep waren tussen de verkoolde takken blijven hangen. 'Kijk eens wat een originele kersversiering', zei nonkel missionaris op zalvende toon, 'en dan hebben wij nog een verrassing voor jullie in petto! Het dessert bestaat namelijk uit een enorme slagroomtaart, een delicatesse van bakkerij De Ceuninck'. Dat kon als aanbeveling tellen voor negen hongerige magen. De reputatie van De Ceuninck als taartenbakker is ongeslagen. Maar uit de keuken kwamen verschrikte kreetjes. 'Waar is de taart, waar is de taart', riep de gastvrouwe van de avond. Het werd een zoektocht zonder weerga. Iedereen nam deel aan de taartenqueeste. Tot mijn jongste zus het tafellaken van de feesttafel oplichtte. Daar zat ons aller neefje Joram met een mond vol met slagroom en nog een aantal brokken taart in gespreide slagorde om zich heen. Desondanks wist de feestvreugde van geen wijken.
Oma en opa begonnen een tableau vivant op te voeren, waarbij oma de engel Gabriel voorstelde die net de blijde boodschap bracht, en opa de heilige Jozef die met drilboor en schaafmachine aan een keukenkast stond te bricoleren. Dat was het ogenblik waarop de grote verdwijntruuk zich begon te manifesteren. Een na een verdwenen de feestgangers zonder veel poeha op geheimzinnige wijze. Hé, waar is mijn oudse zus naartoe? Maar niemand wist het antwoord. Even later was mijn oudste broer spoorloos. Tot ik en mijn zoon nog als enige gasten overschoten. Er zat niets anders op dan ook maar de plaat te poetsen, en dat deden we dan ook met verve. 'Nog een zalig kerstfeest', wenste ik mijn zuster toe, en wijlle weg. In het centrum van het dorp wachtte ons een alleraardigst tafereeltje. De hele familie stond samengetroept aan het plaatselijke frietkot te smikkelen en te smullen. Berenpoten met karrevrachten ketchup, vettige frieten, gehaktballen met currysaus vonden naadloos hun weg naar acht hongerige magen. 'Ik ook, ik ook,' riep mijn zoon, en hij snelde naar het frietenloket. Waar wij prompt te horen kregen dat alle voorraden uitgeput waren. Wat had ik plotseling een hekel aan Willem Vermandere die kerstmis ooit uitriep tot 'die dag dat ze niet schieten'.
'Ma, je werkzekerheid is weer gegarandeerd voor de eerstkomende weken', was de openingszin van mijn zoon toen hij vanmiddag bij mij op bezoek kwam. Ik keek hem niet begrijpend aan. 'Hoezo', vroeg ik? En toen vertelde hij mij het hele verhaal: van de 26-jarige jongeman die gisterenavond onder een tram werd geduwd, vermoedelijk door allochtonen. De moed zonk mij in de schoenen. Maanden van hard werken, van campagne voeren, van sensibiliseren voor de goede zaak werden hier door één ongecontroleerde beweging van een heethoofd wellicht naar het vergeetregister der geschiedenisboeken verwezen. De hoopvolle, positieve stemming die na de stille mars, de zonder haat straat campagne en de 0110 concerten voorzichtig kiemde, en die resulteerde in een klinkende overwinning van de SP-A, zou wel eens gevaarlijk aan het wankelen kunnen slaan. Mijn zoon zette meteen de juiste toon. 'Zie je nu wel, ma, dat het altijd Marokkaanse jongeren zijn die problemen veroorzaken! Dat kan je toch niet blijven ontkennen!'
Daar sta je dan als gevormd medewerkster in de anti-racistische beweging met je mond vol tanden. Kan je blijven herhalen dat veralgemenen gevaarlijk is, dat allochtonen alleen in het nieuws komen als er stront aan de knikker is. Veralgemenen is een typische reactie van mensen voor wie de hele migrantenproblematiek een ver van mijn bed show is. Zij kennen migranten enkel vanuit de kranten, of hebben te weinig contact met hen om gefundeerde conclusies te kunnen trekken. Als je zoals ik in de integratiesector werkt en dagelijks met nieuwkomers te maken krijgt zie je veeleer het totaalplaatje. Je plaatst het aberrante en ontoelaatbare gedrag van een enkeling tegen het decor van al die welmenende allochtonen die wél hard hun best doen om in de pas te lopen. En je vind het sneu voor hen dat een dergelijk spijtig incident een zware hypotheek legt op al hun inspanningen om zich te integreren. Want reken maar dat de gemoederen weer hoog zullen oplaaien. Filip Dewinter sprong op het voorval als een geit op een haverkist om zijn multicul verhaal weer wat op te poetsen en Jurgen Verstrepen presenteerde het item als een vette kluif aan de bezoekers van zijn weblog. De racistische onderbuikreacties die dit van de weeromstuit opleverde zijn niet voor herhaling vatbaar. De bodem werd van het racistische vat geschraapt. De 'zie je wels' waren niet van lucht.
Waarmee ik niet wil beweren dat wij de waarheid in pacht hebben. Wij zijn niet die naïeve geitenwollensokkers die zich verplaatsen in een 2pk'tje. Ook wij hebben soms onze twijfels en weten niet op alles een antwoord. Ook ik zou als vrouw niet in een moslimdictatuur willen leven waarin de rechten van de vrouw nagenoeg onbestaande zijn. Alleen, ik heb er het volste vertrouwen in dat het zo'n vaart niet zal lopen. Als ik zie hoeveel werk er wordt verzet in de integratiesector en hoeveel goodwill er leeft in de migrantengemeenschap zelf kan ik niet anders dan zeggen : 'I believe'. Voorbeelden van perfect geïntegreerde allochtonen die een meerwaarde zijn voor onze samenleving zijn er inmiddels genoeg. Waarom worden deze lichtende voorbeelden niet wat meer in de spotlights gezet! De welbespraakte Fouzaya's en de slimme Selattins zijn een welgekomen afwisseling op het stereotype plaatje van de achterlijke Achmeds en Abduls die way behind in het berberlandschap van Marokko zijn blijven hangen.
En misschien moeten wij af en toe wel eens de hand in eigen boezem steken. Want nog al te vaak wordt de inzet van allochtonen onvoldoende gewaardeerd. Zo moest Jeugdhuis Rzoezie in Mechelen - dat projecten opzet om allochtone jongeren naadloos te laten aansluiten op
Als tegenwicht voor de domme blondjes-moppen zou ik een moppenreeks over Stoere Harry willen opstarten. Ik heb altijd een beetje het gevoel gehad dat met die domme blondjes bij uitbreiding het hele vrouwelijke ras werd geviseerd. En zijn wij niet allemaal een beetje dom en blond? Hier gaat dus mijn eerste Stoere Harry mop. Ideeën en eigen vondsten zijn altijd welkom.
Hoe legt Stoere Harry landmijnen? Hij graaft voorzichtig een gat Hij legt daar behoedzaam de landmijn in Hij strooit er zachtjes wat aarde bovenop En stampt dan alles eens goed aan.
Soms duikt hij terug op in mijn herinneringen, een oud mannetje met een scheefgezakte pet en meer rimpels rond zijn ogen dan haren op het hoofd. Hij mankte een beetje met zijn linkerbeen en maakte belegen grapjes over belegen onderwerpen. Iedere dag opnieuw bracht hij ons een lading krantenknipsels die hij met de botte kappersschaar uitknipte uit zogenaamde kwaliteitskranten. Papieren nieuwsflarden uit een woelige wereld, scherven van oorlog en tsunami's. Het was een ritueel dat zich telkens voltrok volgens dezelfde simpele wetmatigheden. Binnenkomen, zijn pet afnemen, de knipsels in het postbakje leggen, en dan een praatje slaan. Wij waren allengs het enige lichtpuntje in die lege wereld waarin hij sinds zijn pensioen zijn dagen sleet. De enige mensen die zijn houdbaarheidsdatum van betekenisvol iemand negeerden. Hij hoorde een beetje bij onze bedrijfscultuur zoals de dagelijkse postbedeling of het praatje na de koffie. Tot hij op een dag aankondigde dat hij er de brui aan gaf. Dat wij het verder zonder hem moesten stellen. Zijn vrouw leed namelijk aan de ziekte van alzheimer en haar toestand was zo ernstig geworden dat ze moest opgenomen worden in een rusthuis. Hij zou met haar meegaan, want hij was dermate aan haar verknocht dat hij haar niet aan haar lot wilde overlaten. Maar we moesten ons geen zorgen maken, hun bedje was gespreid met lakens van de fijnste zijde. Zijn stiefzoon had een prima rusthuis voor hen uitgezocht. Eentje dat was opgenomen in de Michelingids. Die stiefzoon zou ook het grootste deel van de kosten betalen. Het nieuws bracht mij een beetje van mijn melk zoals je van je melk bent als de natuurlijke orde der dingen verstoord wordt. Arnold zou niet meer langskomen. Wij zouden voortaan de actualiteit zelf bij elkaar moeten sprokkelen. Dat er tussen twee oude aftakelende mensen nog zo'n door weer en wind gelooide, diepe liefde kon bestaan kon ik nauwelijks bevatten. Het ontroerde mij meer dan ik zelf wou toegeven.
Later vertelde Karel mij dat Arnold van Joodse afkomst was en dat zijn hele familie was uitgemoord in de concentratiekampen. Arnold was kunnen vluchten dankzij een aantal communistische voormannen van het verzet. Zo was zijn sympathie voor het communisme gegroeid. Na de oorlog zou hij dan ook één van de meest militante leden van de KP worden. Al gauw gaf hij daar blijk van exquise talenten, en schopte hij het naadloos tot redacteur van de partijkrant. Nieuwsfeiten van over de hele wereld schoffelde hij bij elkaar tot briljante essays.
Karel had hem leren kennen tijdens een debat over de Joods-Palestijnse kwestie. De Joodse deelnemers aan de discussie namen snoeiharde standpunten in: de Joden, en alleen de Joden hadden het recht de lakens uit te delen in Palestina. Zij schermden daarbij met citaten uit de Talmud en paragrafen uit het volkerenrecht. Toen was Arnold rechtgestaan om de aanwezigen toe te spreken. En hij deed dat met verve. 'Ik ben van Joodse afkomst', zei hij 'en mijn hele familie is uitgemoord in Treblinka. God weet dat de Joden geleden hebben. Maar vandaag, hier en nu, schaam ik mij om een Jood te zijn, want wat de Joden vandaag doen met de Palestijnen is van dezelfde orde als wat Hitler en zijn trawanten uitspookten met de Joden'. Er viel een doodse stilte in de zaal en één na één dropen de hardliners van het Zionisme af. Het debat is nooit meer goed gekomen.
Dat was onze Arnold. Dat was de stiefvader van Raymond Van Het Groenewoud.
Wie ooit op het lumineuze idee kwam om PietHuysentruyt in de VTM-stal binnen te loodsen verdient op zijn minst de guillotine. Van zodra 's mans vollemaanshoofd het scherm van mijn breedbeeldtelevisie heeft ingenomen krijg ik last van abdominale spasmen ofte maagkrampen. Niet dat Piet al niet genoeg door de (schandaal)pers met modder werd bekogeld - zijn spitante dialogen met Ilse Demeulemeester werden door de persmosquito's met het fileermes tot dunne schijfjes carpaccio gereduceerd - maar zijn zelfingenomenheid is dermate grotesk dat hij het als een messiaanse missie ziet om alle Vlaamse huismoeders van de culinaire ondergang te redden. Eerst oefende hij nog wat op Herwig Van Hove. Hij noemde Herwig een keukenrobot, sneerde dat hij nog geen kurkentrekker van een staafmixer kon onderscheiden en verdreef hem uiteindelijk met de garde uit alle televisiestudio's die Vlaanderen rijk is.
Maar daar hielden Piets' exploten niet op. Integendeel, ze vermenigvuldigden zich op wonderbaarlijke wijze. Piet was zo overtuigd van zijn mediathieke gaven dat hij zijn goedlopend restaurant in Frankrijk van de hand deed om zich voorgoed aan de Vlaamse kijkers te wijden. Edoch, niet zonder enigszins aan zijn imago te sleutelen. Hij hulde zich voortaan in een supermancape, verplaatste zich van A naar B in een Pietmobiel, en zeulde rond met een aktentas vol met pollepels en schuimspanen. En zie, mister Cook & Go was geboren. Het was een formule die aansloeg. Van Blankenberge tot Oberhausen deden wanhopige huisvrouwen een beroep op Piet om hun soufflé en hun huwelijk van de mislukking te redden. Piets telefoonnummer werd een lifeline. En Piet haastte zich van kitchinette tot gaarkeuken om zich van zijn zware taak te kwijten.
'Vertel me eens Zulma, wat is je probleem' introduceert Piet zichzelf als hij het huis van de 'kluns van de week' betreedt. Hij doet dat in een soort bargoens dat tegenwoordig enkel nog in Albanese milieus wordt getolereerd. Zulma, in obligate rose peignoir, en met krulspelden in het haar wuift eerst nog eens naar haar kleinkinderen in de camera voor ze zich tot Piet richt. 'Héwel, Piet, hoezeer ik ook mijn best doe, ik slaag er niet in bechamelsaus te maken die niet kabbelt', stort ze meteen haar hele hart uit. 'Héwel, Zulma, 't moet zijn da g'iet verkeerd doet, wè. Laat zien, hoe doedde gij dadde,' kraait Piet nu volkomen in zijn element. En Zulma gaat aan de slag. Piet snuistert ondertussen in de kasten, schenkt zichzelf een glaasje wijn in en steekt de knoflookpers in zijn zak, telkens met één oog op het kookfornuis gericht. Als Zulma de daad stelt die fataal is voor haar saus, barst Piets gezicht open als een rijpe vrucht. 'Aha, daar knelt het schoentje', glundert hij. Hij knipoogt eens vettig in de lens van de camera, rukt het schort van Zulma's schrale lendenen en bindt het onding rond zijn eigen embonpoint.
Meteen geeft hij een staaltje keukenvirtuositeit ten beste om u tegen te zeggen. Hij goochelt wat met poedertjes en kruiden, roert met de garde of zijn leven er van afhangt, en klaar is Kees. Piet toont ons een bechamelsaus die zo glad en romig is als de billetjes van een pasgeboren baby. Naast hem is Zulma inmiddels verschrompelt tot een zielig hoopje mens. Haar lege blik spreekt boekdelen. Haar ego is niet meer. Buiten staat de ziekenwagen al klaar om haar naar Kortenberg af te voeren. Moeten wij Piet daarom executeren. Neen, want helaas is Piets' bijdrage aan de sociale cohesie van de maatschappij belangrijker dan wij denken. Hij geeft zijn gasten die zo begeerde drie minuten op de walk of fame van het Vlaamse Medialandschap. Drie minuten van hun leven, staan deze mensen, die misschien geschoffeerd worden door hun wederhelft, gepest door hun kinderen, genegeerd worden op het werk - in de hotspots van de belangstelling en dat strijkt alle plooien glad
In weerwil van mijn hoog 'iron lady' gehalte, ben ik inwendig een pluizig watje waarmee men moeiteloos alle wonden dept. Die tweespalt doet zich ook vandaag weer gelden. Met het dedain dat eigen is aan mijn maatschappijkritische generatie kijk ik vanop mijn Olympus op het eindejaarsgebeuren neer. 'Wat een spilzucht, wat een komedie, wat een van lieverlede opgefokt gedoe', denk ik als ik de massapsychose gadesla die zich ook heden weer van een groot deel van de mensheid meester maakt. Natuurlijk sta ik boven dit bacchanaal van schaamteloos potverteren. Natuurlijk ben wars van het geflikker en geflooi van tinseltown aan de Dietse kroon. Ik ben niet voor niets opgegroeid in het tijdperk van de geitenwollen sokken die in boerenklompen over de uitwassen van de 'affluent society' heengaloppeerden. Wij waren tegen het mercantilisme dat alle dingen des levens in klinkende munt en met twee cijfers achter de komma op de markt wilde gooien? Wij hadden een afkeer van het mateloos consumeren, het degusteren, en de hedonistische imperatief? En een oude vos verliest zo gauw zijn streken niet. Ook al hebben die streken hun gebreken. Een oude vos huilt mee met de wolven in het bos. En in mijn bos hebben die wolven lak aan de kreten en het gefluister van het eindejaarsspektakel. En dus houd ik de schijn hoog, en zanik en vit op de ondraaglijke lichtheid van het bestaan.
Maar één week voor kerstmis komen er barsten in dit sla-me-dood imago. De gemütlichkeit die ik achter gesloten deuren en gordijnen vermoed begint mij parten te spelen. De geur van apfelstrudel met kaneel streelt op sardonische wijze mijn neuspapillen. De Weihnachtsoratoriën van Bach sijpelen geleidelijk aan in crescendo mijn weerspannige hoofd binnen. Flarden herinneringen duiken op. Van meerstemmige samenzangen rond de kerstboom. Van Stille Nacht en de Wienersangerknaben. Van krakend pakpapier dat broze dromen omsluit. Van maaltijden die exclusief voor die gelegenheid met het hele gezin werden gevierd. Van spitsroeden lopen tussen witte watten huisjes op weg naar de nachtmis in de laatgotische dorpskerk. En van de glitter en glans die de dagelijkse sleur in een nieuw karmozijnen kleedje stak.
En voor ik het weet sta ik bij de bloemist om een kleine kerstboom te kopen. Thuis zet ik hem op een strategisch plaatsje en smuk hem op met slingers en rode appeltjes. En af en toe schep ik wat sfeer met the little drummer boy van Bing Crosby en David Bowie. Maar er is één ding dat in deze kerstperiode zeker niet mag ontbreken. Dat is de film A Christmas Carol naar het gelijknamige boek van Charles Dickens. Verslaafd ben ik aan die film. Ik heb hem op zijn minst al tien keer gezien. Vooral die Britse film die gecast werd in een landschap dat wat weg heeft van een schilderij van Anton Pieck. Kippevel krijg ik er van. Mister Scrooge, die als een verdorde kamerplant zijn geld zit op te potten en het leven zuur maakt van zijn familieleden. De geesten die hem met wat voodoo op het rechte pad willen brengen. En dat melige happy end. Zalig vond ik dat. Je zou voor minder een tijdje gaan samenzweren met de duivel. Spiritisme en New Age zijn in. Mensen houden van geesten, haal ze in huis .
Vanochtend werd ik gewekt door een hels kabaal. Ik dacht dat de Apocalyps was losgebroken. Dus prevel ik nog vlug een schietgebedje en schiet in mijn pantoffels met roze pomponnetjes. Het lawaai zwelt aan en ik strompel naar het raam om de gordijnen open te schuiven. Wat ik in het straatbeeld te zien krijg tart elke verbeelding. Een hele tros Gaia-militanten heeft postgevat voor mijn deur met spandoeken en pancartes. 'Weg met de dierenbeul', 'Red Carnivale', scanderen ze uit volle borst. Carnivale zelf houdt zich van den domme, en zit in de sokkenmand genoeglijk haar pootjes te likken. Met het deksel van mijn soepketel in de aanslag storm ik naar buiten om de confrontatie met mijn belagers aan te gaan. Als ik mijn kop buiten steek wordt ik bekogeld met blikjes kittekat. Ik haal een min of meer witte zakdoek uit mijn peignoir en zwaai daarmee in de lucht ten teken van overgave. Michel Vandenbosch blaast op een fluitje en de losgeslagen meute kalmeert. Dan komt hij naar mij toe en zegt: 'Mevrouw, weet u dat uw buren klacht tegen u ingediend hebben wegens verregaande dierenmishandeling!'. Ik sta perplex. Ikke, de goede dierenfee herself? 'Mevrouw, speelt u nu niet de vermoorde onschuld', dring Michel aan. 'Regelmatig wordt het beest aangetroffen in de vuilnisbakken in de buurt op zoek naar voedsel.' (Ik haal mij het beeld voor de geest van de welgedane Carnivale met haar volle 20 pond). Er begint mij iets te dagen. Na het slachtvee van Anderlecht is Michel duidelijk op zoek naar een nieuw werkterrein. Wel hij zal dat werkterrein krijgen. Maar niet in mijnen hof. 'Da's allemaal nog niks', zeg ik tegen Michel, 'maar wist u dat de hamsters van mijn overburen afgericht worden om het Zwanenmeer te dansen?'. 'U meent het niet', zegt Michel. 'Jawel', zeg ik. Als Michel nog even aarzelt stop ik hem nog 50 euro in zijn zak om de magere kas van 'Gaia' te spekken. Dat geeft de doorslag. Met een halve draai naar rechts wenden hij en zijn volgelingen de steven naar het huis van de overburen. Opgelucht begeef ik mij terug naar mijn woonvertrekken.
Tijd om de post door te nemen. Sinds ik aankomend BV ben wordt ik bestookt met mails allerhande. Gaande van smeekbedes om het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen, over huwelijksaanzoeken, tot regelrechte haatmail. Die laatste lezen altijd het vlotst. 'Mevrouw, you suck. U hebt uw bekendheid alleen te danken aan uw cupmaat en uw geblondeerde nepvlechten. Uw IQ is zoiets als het axioma van Euclides. M.a.w. niet te meten wegens onbestaande. U bent een schande voor het Vlaamse Volk. Rep u naar Timboektoe.' Dat doet er mij aan denken dat ik nog een plaatsje moet reserveren in de VIP-lounge voor de eerstkomende Night of de Proms. Ik bel Harry, mijn manager, die ik sinds kort onder de arm genomen heb en vraag hem om dit klusje te klaren. Ik vraag hem en passant of de foto's klaar zijn voor de signeersessie in 'De Witte Arend' van zaterdag as. 'Komt in de sjakos', zegt hij olijk. Dus kan ik met een gerust geweten naar mijn werkstek vertrekken.
Op het hoofdkwartier van het geluksfabriekje (mijn werkstek) toegekomen zie ik Karel (mijn baas) in lotushouding voor zijn bureau zitten. Karel heeft de Japanse bedrijfsethiek overgenomen, en beult zich iedere morgen een uurtje af vooraleer zich aan de geneugtes van een drukke werkdag over te geven. 'Help, mij Stien', smeekt hij, 'mijn benen zitten vast'. Johnny de kuisvrouw komt binnen, ziet het tafereel en begint kirrende met zijn/haar plumeau wat stofjes vantussen Karels' tenen te plukken. 'Johnny, af!' beveel ik. En Johnny blaast met een verongelijkt gezicht de aftocht. Karel kijkt me met hondenogen aan. 'Help me Stien, ik kan haast niet meer', zegt hij. Ik pak een stoel en zet me op mijn dooie gemak in zijn volle aanschijn. 'Krijg ik 2% loonopslag?', vraag ik poeslief. 'Ja, Ja, a.u.b. help mij!'. 'Ga je dit jaar bloemen voor ons kopen op secretaressendag?'. 'Ja, Ja, natuurlijk, dat spreekt voor zich!' 'Krijg ik een luxelederen bureaustoel?' 'Kreun, kreun, kerm!' Dat laatste interpreteer ik als een bevestiging en dus begin ik zijn benen te ontknopen. 'Oef', zegt hij als alles terug in de plooi zit. 'En nu kan je maar beter rennen voor je leven!' En zo begint er een wilde achtervolging door de talrijke gangen van het geluksfabriekje . Een vruchtbare werkdag heeft eens te meer een aanvang genomen.
In Antwerpen hoef je niet om te komen van de honger, zoveel is zeker. Heb je een financieel dipje, werd je door je lieftallige (e)ega aan de deur gezet, wil je bewust in de goot gaan leven als protest tegen het kunstmatig in leven houden van koningin Fabiola: het voltallige liefdadigheidscorps van Antwerpen en omstreken staat klaar om je meest schreeuwende behoeften een infuus van naastenliefde te geven. Zelfs armen en daklozen met boulimia nervosa krijgen alle kansen om hun veeleisende levensstijl met de nodige pomp and circumstances te cultiveren.
Dat mocht ik aan den lijve ondervinden toen ik mijn zoon in zijn rebelse jaren een aantal wijze levenslessen wilde meegeven. Studeren was zinloos dacht hij, werken iets voor de idioten. En als het rijk der hemelen dan toch voorbestemd was voor de onnozelen van geest, waarom zou hij zich dan uitsloven om opperste wijsheid na te streven. Tegen een dergelijke logica valt als ouder vaak niet veel te beginnen. Alleen een snoeiharde confrontatie met de gevolgen van dit dwaaldenken kan één en ander misschien nog rechttrekken. Dat was tenminste de conclusie die ik na tal van slapeloze nachten uit de brand wist te slepen.
Dus besloot ik mijn opstandige gebroed te trakteren op een dagje sightseeing in de onderbuik van deze samenleving. De nefaste gevolgen van zijn nihilistische denkpatronen zouden zich voor zijn ogen ontvouwen. Hij zou de schok van zijn leven krijgen en op slag en stond zijn mening drastisch bijsturen. Dat was tenminste de bedoeling.
De inleefreis in de leefwereld van een loser begon op die bewuste dag al bij het eerste ochtendgloren. Om 7u stipt schoven wij aan aan de ontbijttafel van café 'Den Anker' op de Minderbroedersrui. 'Gratis ontbijt bij het nuttigen van één betaalde consumptie', kondigde een affiche voor het raam veelbelovend aan. Een aantal dronken dokwerkers aan de toog die onder het motto 'in het zweet des aanschijns zal ik mijn brood verdienen' waren grootgebracht, vonden die ene consumptie wat minnetjes en hadden er alvast een twintigtal kapitein gemaakt. De sfeer was dan ook opperbest toen wij onze eerste croissant voorgeschoteld kregen. Het hele gezelschap deinde mee op de tonen van 'waar de meeuwen schreeuwen' die loeihard uit de jukebox schalden. Mij zoon was geenszins onder de indruk, en nam het tafereel met een lichtjes geamuseerde blik in zich op. Had ik hem niet tegengehouden dan was hij ook nog een dansje gaan wagen met één van die meisjes van lichte zeden die uitgeteld van een lange nacht halfslapend in het decor hingen. Maar zo ver kwam het gelukkig niet.
De volgende stap in mijn masterplan van verantwoord opvoeden was een bezoek aan het stadspark. Hier hingen, lagen of zaten de haveloze daklozen op een bank of op een groot stuk karton. Hun hele hebben en houden zat in een grote tas die ze naast zich hadden gedeponeerd. Een oude tandeloze man was op een hoekje van een afgebladderde bank in slaap gevallen. Af en toe gooide een voorbijganger wat wisselgeld in het kartonnen bekertje dat hij tussen de knokige vingers hield. Triomfantelijk keek ik naar mijn zoon om zijn reactie te peilen. Was dit nu niet de vleesgeworden illustratie van een leven en een carrière die ongetwijfeld beloftevol waren begonnen en door een verkeerde programmering totaal de mist waren ingegaan? Maar in de ogen van mijn zoon zag ik alleen bewondering.
Ondertussen was het middag geworden en de honger begon te knagen. Geen nood! In 'De Steenhouwer' op de Steenhouwersvest kan je voor een prikje een warme maaltijd krijgen. Wij richtten onze schreden dus naar dit restaurant du coeur in hartje Antwerpen, en al snel konden wij met een goed gevuld bord aanschuiven aan de lange tafels die voor de armsten onder ons in dit pand waren opgesteld. Onze tafelgenoten hadden vrijwel allemaal een rode jeneverneus en rooddoorlopen ogen, maar de tonijn met sla, tomaten en frietjes smaakte overheerlijk. Toch hoopte ik dat vooral de uitzichtloze situatie van deze mensen indruk op mijn telg zou hebben gemaakt. Maar of dat ook zo was viel zo op het eerste zicht niet uit te maken. Dus besloot ik dat het beter was om onze tocht door het Armageddon nog wat verder te zetten.
Even later stonden wij met zijn tweeën aan te schuiven in een lange file bij 'het Leger Des Heils' in de Aalmoezeniersstraat. Hier wordt één maal per week aan voedselbedeling gedaan met producten die afkomstig zijn van de voedselbank. Toen wij eindelijk aan de beurt waren kregen wij een plastic zakje in de handen gestopt boordevol voedingswaren. Bij nazicht bleek het voornamelijk te gaan om gedateerde diepvriesproducten en bloem en boter die van de Europese overschottenberg waren afgevallen. Mijn zoon greep enthousiast naar een stuk chocolade dat in het zakje zat. Maar toen hij de datum op de achterkant van het pakje las, bekoelde zijn enthousiasme zienderogen.
Teneinde de beker tot op de bodem te ledigen, gingen wij nog een eindje zwerven door de straten van Antwerpen. De druilerige motregen en de laaghangende grijze wolken waren de ideale componenten om de natuurlijke habitat van de dakloze te ensceneren. Na een tweetal uren zwerven en dolen waren we verkild tot op het bot. Maar ook daar viel een mouw aan te passen. Op de Oudaan is er immers ook nog een daklozenrestaurant dat door de Sint Egidiusgemeenschap wordt uitgebaat. Het is er warm en gezellig druk. Dus schoven wij bij het vallen van de avond nog maar eens gratis aan aan een rijkgevulde tafel om de ergste honger te stillen. Worst met bloemkool, schafte de pot hier. En of het smaakte!
Toen was ik werkelijk uitgeteld. Ik loodste mijn nazaat mee naar huis om het gebeuren te evalueren. Toen wij met zijn tweeën op het grote logeerbed lagen om van onze indigestie te bekomen, vroeg hij plotseling: 'Ma, is het moeilijk om een dakloze te worden?'. Ik had veel zin om het belachelijke van deze veronderstelling meteen te demonstreren.
Gisteren naar the Devil wears Prada geweest. Niet echt een film die potten breekt, maar wel leuk. Ik denk dat er echt wel zo'n mensen bestaan die over lijken gaan om een plaatsje te veroveren in de schijnwerpers. Vriendschap en loyauteit worden zonder de minste moeite aan de kant geschoven om dat ene, heilige doel te bereiken. Of ze gelukkig zijn is een andere vraag. 't Is natuurlijk ook wel zo dat de doorsnee mens opkijkt naar mensen met een sterrenstatus. Anders zouden er niet zoveel nitwits zich inschrijven voor zo'n idioot programma als 'Big Brother'. Het levert hen meestal geen windeieren op. Als je bijvoorbeeld het bezoekersaantal van de weblog van Jeroen (Jeronimo) vergelijkt met dat van de gemiddelde blogger dan weet je het wel zeker... De dingen die Jeroen vertelt zijn zeker niet interessanter of sensationeler dan de zieleroerselen van de modale blogger. Het strafste geval vind ik nog altijd die pyromaan die omstreeks 300 voor christus in Efeze de befaamde tempel van Artemis in brand stak om eeuwige roem te verwerven. Het minste dat je kan zeggen is dat hij in zijn opzet geslaagd is. Zijn naam wordt nog altijd vermeld in de lessen esthetica. De drang naar onsterfelijkheid is blijkbaar van alle tijden.
Een figuur die de jongste tijd ook meer en meer in mijn blikveld opduikt is Vitalski, de nachtburgemeester van Antwerpen. Hij is blijkbaar nogal een controversieel iemand. Tegelijkertijd verguisd en aanbeden. Zijn creaties worden tot op de grond afgekraakt of de hemel ingeprezen. Een compromis tussen deze extremen zit er blijkbaar niet in. Het is wel dé manier om de nieuwsgierigheid te prikkelen. Ik denk dat ik binnenkort wel eens persoonlijk poolshoogte ga nemen van zijn aaibaarheidsfactor. Voorlopig gun ik hem nog het voordeel van de twijfel Grappig vind ik wel die hele soap rond Joyce Van Nimmen. Vitalski, de oversexte rapist en gluurder. Als het er hem echt om te doen was om beroemd te worden met dat Stanley-circus dan is hij zeker in zijn opzet geslaagd. Zelfs de grootste cultuurbarbaar is nu van zijn bestaan op de hoogte. Mij zie je dus binnenkort op de eerste rij van één van zijn theatervoorstellingen. En ik ga zeker eens een boek van hem lezen. Wie weet, is er een fan in de maak.
Er is ook goed nieuws voor de kunstwereld. Alle geruchten ten spijt dat nu dé ultieme bergplaats van 'De Rechtvaardige Rechters' is ontdekt... in feite hangt het onding sinds jaar en dag op de parterre in mijn nederige stulp, zoals het dat ook deed bij mijn vader en mijn grootvader zaliger. Het zit namelijk zo. Terwijl het gerecht na de dood van Arsène (de dief) in 1935 een tunnel groef in de tuin van grootmoe Goedertieren, de vloer van haar living openbrak en al haar kasten overhoop haalde, hing het schilderij al die tijd boven de schoorsteenmantel van haar salon. Alleen, niemand vroeg haar ooit iets. Dat ik nu tot volledige bekentenissen overga is alleen maar om te verhinderen dat goedgelovige zielen bedevaarten of toeristische trips (de canvas-route) gaan organiseren naar die vermeende vindplaatsen, of dat er een hele commerce rond ontstaat, zoals in Scherpenheuvel, get the picture? Met kraampjes waar miniatuurtjes van het retabel worden verkocht of medaillons met een haarlok van ons aller Arséne. Dé dief der dieven. Tegen een kleine vergoeding kan u het kunstwerk komen bezichtigen. Het is niet voor mij, maar voor mijn eenzaamheid.
Gelezen: ''De helaasheid der dingen' van Dimitri Verhulst. Een aangename eerste kennismaking met het werk van deze schrijver "Reus" van Annelies Verbeke: fris en dartel als een eerste lenteregen. En na al die lovende recensies over het nieuwe geesteskind van J.M. Berckmans ga ik mij aan 'Barakkenstad' wagen. Spijt dat ik er op 3/11 niet bij was op zijn verjaardagsfeestje.
Sinds ik in Antwerpen woon heb ik een knipperlicht relatie met fietsen. Nauwelijks drie maanden houden ze het bij mij uit. Hoe ik ze ook vertroetel en op ze inpraat, vroeg of laat gaan ze met iemand anders aan de haal. Niet altijd geheel en al vrijwillig, maar toch.....
Mijn eerste fiets verdween aan den Aldi, de grot van Alibaba voor wie het niet breed kan laten hangen. Ondanks een cijferslot dat hem moest beveiligen tegen grijpgrage vingers was hij in rook opgegaan toen ik buitenkwam. Foetsjie, verschwunden! Daags nadien zag ik hem staan tegen de gevel van een huis in mijn buurt. Het cijferslot had het gezelschap gekregen van een ander slot dat ik met de beste wil ter wereld niet open kreeg. Ik bel dus aan bij de vermoedelijk nieuwe eigenaars. Een Marokkaanse man doet open. Ik leg hem mijn probleem uit en speel de tragische Griekse heldin. Onmiddellijk begint die man luidkeels zijn kroost bijeen te roepen. 'Wachala, charasja, en nog een tweetal krachttermen.Twee jongens komen de trap afgestommeld en luisteren naar het relaas van hun vader. Ze knikken heftig nee met hun hoofd en doen alsof ze van de prins geen kwaad weten. Als ik het woord politie laat vallen komt er eindelijk schot in de zaak. Eén van de kereltjes diept als bij wonder een sleutel op uit zijn zak en verlost de fiets van zijn nieuwe halsband. Pa fietsendief krijgt een homerische woedebui en geeft zijn ontspoorde nazaat een paar ferme muilperen. Maar ik was al lang blij dat ik mijn fiets terughad en reed fluitend terug naar huis waar ik mijn stalen ros eens een flinke verwenbeurt gaf. Grondig oppoetsen, ketting smeren, bel opblinken...(eens goed knuffelen). Helaas was de vreugde van het weerzien van korte duur. Twee dagen later was mijn fiets terug verdwenen. En dit keer weigerde het toeval mij een handje te helpen. Mijn fiets was weg en bleef weg.
Het was een scenario dat zich bleef herhalen. Na zes maanden Antwerpen was ik aan mijn tiende fiets toe en kende ik alle tweedehands-fietsenverkopers bij naam en toenaam. Ze wreven zich al in hun handjes als ze mijn persoontje in het straatbeeld zagen opdagen.Op een ochtend koop ik voor een prikje een fiets die er zo goed als nieuw uitziet. 's Namiddags besluit ik om mijn nieuwe aanwinst op zijn waarde te testen. Ik freewheel er een tijdje op los en wil dan rechtsomkeer maken naar huis. Plotseling staat er een man naast mij met precies dezelfde fiets als de mijne, maar dan in een mannelijke uitvoering. Ik kijk hem verbluft aan. 'Mevrouw, mag ik u er op attent maken dat de fiets die u nu bezigt het eigendom is van mijn vrouw!' Hij fixeert mij daarbij als de voorbode van de Götterdammerung. Nou moe, daar had ik niet van terug. 'Mijnheer, dat is onmogelijk,' stotter ik en toon hem het kwitantiebewijs. Hij is helemaal niet onder de indruk en dringt aan. En inderdaad, er is geen ontkennen aan. Zelfs de banden zijn in gelijke mate afgesleten. Dus struin ik met hem naar een bankautomaat in de buurt. Hij betaalt mij de som terug die ik voor de fiets heb afgedokt. En gaat met mijn fiets aan de haal.
'Hoe komt het dat dit altijd met jou gebeurt?' vraagt mijn zus als ze 's anderendaags langskomt. 'Gebeurt - gebeurde - is gebeurd, vervoeg ik haar opmerking naar de juiste tijdscontext. Maar twee maanden later heb ik het spek terug aan mijn been.
Ik denk dat het met fietsen is zoals met mannen. Een vrouw die de veertig is gepasseerd, vinden zij maar zus en zo. Mijn fiets staat nu elke nacht naast mijn bed. Gelukkig snurkt hij niet. Hij knarst met zijn tanden.
Gisterenavond klokte ik om vijf uur een bijzonder hectische week af. In mijn rol van colporteur in het goede doel had ik zowat half België doorkruist. Maandag was ik in Hasselt, dinsdag in Leuven, woensdag in Poperinge, en gisteren dus in Gent waar het verenigde socio-culturele en politieke middenveld verwoed strijd levert om de dakloze Roma een deftig onderkomen te geven. Een zware verkoudheid had halverwege de week de kop opgestoken, zodat ik mijn gesprekspartners al hoestend en kuchend te woord moest staan. Het was dan ook alsof er tien ton menselijk leed van mij afviel toen ik de deur van ons logistieke bastion achter mij dichttrok. Ondanks het herfstig weertje kondigden de etalages onderweg naar huis een vroege kerst aan. Antwerpen maakt zich op om met stijl het jaar 2007 in te gaan. De kerstmarkt en de ijspiste zijn in volle aanbouw.
Thuisgekomen was het mijn eerste zorg om de ziektekiemen die zo langzamerhand bezit nemen van mijn lichaam te lijf te gaan. Ik maakte een heet bad klaar waarin ik het hele flesje eucalyptus leeggoot dat ik de dag voordien in 'Het Kruidvat' had gekocht. Ik dompelde mezelf helemaal onder in het heilzame vocht, zodat alleen mijn hoofd boven het water uitstak. Zo liet ik de sterk naar munt geurende eucalyptus een uurtje op mij inwerken, terwijl ik een hoofdstukje las uit 'No Logo' van Naomi Wolf, het standaardwerk van de andersglobalisten. Op de achtergrond vlochten de stemmen van Peter Gabriel en Kate Bush zich ineen tot een duet dat kippevel in de huid trok. Ik genoot intens en voelde hoe mijn vel begon te tintelen. Na het bad hing ik nog een half uur met een handdoek over mijn hoofd boven een dampend kruidenextract waarin basilicum en thijm verwerkt zaten. Dat was dan dat. Ik hoopte dat deze aloude beproefde methodes om de weerstand te versterken nieuwe aanvallen van het bacteriënleger zouden kunnen doorstaan.
Totaal relaxed, stak ik de DVD 'Der Tod im Venedig' van Visconti in de DVD-player. Een film die ik al zes keer heb gezien. Toen nestelde ik mij in mijn kasjmieren kamerjas in de zetel, een batida de coco in de hand. Batida roept bij mij altijd het beeld op van zonovergoten stranden, palmbomen, en salsa. Vandaar dat het in de winter mijn lievelingsdrankje is. Snif, snif, snif, vergiste ik mij nu of stond er in de oven iets aan te branden. Dat kon toch niet, dat moest inbeelding zijn, ik had voor zover ik wist niets in de oven gezet. Dus drukte ik vastberaden op de startknop van de DVD-player, en het verhaal van de uitgebluste componist die dankzij de liefde nieuwe muzikale impulsen krijgt zette zich in gang. De aanzwellende muziek van Gustav Mahler vulde al snel de kamer. Carnivale, mijn poes, sprong op mijn schoot en begon te spinnen en te ronnen dat het een aard had. Mmmm, dit beloofde een avondje te worden van ongegeneerd cocoonen.
Totdat er een kwartier later met aandrang werd gebeld. Ik stak mijn hoofd door het raam en zag warempel twee brandweermannen voor de deur staan. 'Mevrouw, zou u zo snel mogelijk willen naar beneden komen want er is brandalarm in het gebouw.' Het gebouw is een sociaal woningcomplex waarin een zestigtal gezinnen, en ikzelf dus, gehuisvest zijn. Merde, daar ging mijn rustige avond. Ik nam Carnivale onder de arm en stormde trapsgewijs naar buiten. De trappenzaal hing inderdaad vol rook. Ondertussen was de hele buurt samengetroept op de stoep. 'Wie, wat, waar?', was de vraag die vanzelfsprekend werd gesteld. Bleek dat een flauwe plezante een hoop papier in brand had gestoken in de liftkoker. Niet echt dramatisch dus, een towering inferno zou ons bespaard blijven, maar de brandweer speelde op veilig en ontruimde het hele gebouw. Er zat voor ons dus niks anders op dan ons heil te zoeken in een café. Zo zat ik even later met mijn Kosovaarse overburen aan een morsig tafeltje in een louche estaminet. Vermits hun kennis van het Nederlands miniem was stokte het gesprek al vrij snel. Koortsachtig zocht ik naar een middel om ons desondanks aangenaam bezig te houden. Totdat mijn oog viel op een kaartenrek waarin een tiental kaartenboekjes op spelers lagen te wachten. Jieeeeeehaaaa, triomfeerde ik, en ik nam een pakje kaarten van de stapel. Even later probeerde ik mijn tafelgenoten met engelengeduld, veel gegesticuleer en mimespel de beginselen van kleurenwies bij te brengen. En, zowaar ik Stien heet, na een uurtje waren ze er mee weg. Alleen de regels voor een soloslim veroorzaakten een Babylonische spraakverwarring. Zo werd het toch nog best een aangename avond, al verliep die enigszins anders dan gepland. Om twee uur 's nachts werd het brandalarm afgeblazen en kon ik eindelijk uitgeteld tussen de lakens kruipen.
Het begint met één klein, onschuldig rood kopje. Spoedig komt er een tweede bij, en voor de dag om is staan mijn lippen en neus vol met brandende en jeukende koortsblaasjes die mijn hele kop in vuur en vlam zetten. Dat gebeurt telkens weer opnieuw als mijn lichaamstemperatuur door allerlei winters ongemak de hoogte inschiet. Het is een Kaïnsteken. Eenmaal het virus in je bloed raak je het nooit meer kwijt en lever je een leven lang strijd tegen het oprukkende rode leger dat bij het vallen van de bladeren de samenstellende edele delen van je gezicht bedreigt. Herpes Simplex 1 heet dat virus, en het wordt nogal vaak verward met het Herpes Simplex 2 virus waarbij het gaat om een seksueel overdraagbare aandoening.
Eén ding is zeker. In de winter kom ik nog geen centimeter van de grond. Alles wat ook maar enigszins naar mannelijkheid zweemt loopt in een wijde boog om mij heen. Zo heilig is het sterke geslacht ervan overtuigd dat een lijfelijke conversatie met mij hun edele delen in een brandendbraambos zal veranderen. Mannen die beroepshalve of anderszins tot enige omgang met mij verplicht zijn dragen doorgaans van die ruimtepakken waarmee men kernreactoren pleegt op te schonen. Vleiend is dat niet. Ik voel mij sterk verwant met de melaatsen van Molokaï die met een ratel hun komst moesten aankondigen zodat iedere tegenligger voldoende tijd had om in een boom te klimmen.
Dus leef ik al een week lang in 'splendid isolation' en wentel ik mij in zelfbeklag en 'ach en wee'. Zelfs Carnivale vertrouwt het zaakje niet en blijft bij mij uit de buurt. Alsof een vrouwmens tot wanhoop gedreven zich zou vergrijpen aan haar eigen kat. Gelukkig kwam gisteren Nikki langs, die rots in de branding waar ik altijd weer op kan rekenen als de nood het hoogst is. Wat zouden vrouwen zonder vrouwen zijn, die sisters of mercy, gepokt en gemazeld in de kunst van het overleven en in het ambachtelijk crisismanagen. Nikki deed wat boodschappen en hielp mij om enigszins wat structuur te brengen in de chaos. Nikki is alleenstaande moeder en behoort tot het netwerk annex zelfhulpgroep van alleenstaande moeders waartoe ik vroeger ook behoorde. Geloof mij vrij, alleenstaande moeders zijn ervaringsdeskundigen in alle facetten van het leven. Met naald en draad naaien zij alle ongerief weer aan elkaar.
's Avonds kwam tot mijn verrassing ook Aaron nog even langs. Aaron is die prettige uitzondering op de mannelijke regel die zich zelfs door het Ebola-virus niet zou laten afschrikken. Hij is één van die dwaallichtjes in de menselijke fauna en flora die mij omringen, die af en toe een kostbare parel in mijn nest komt leggen. Aaron is mijn winterkoninkje. In de zomer zoekt hij warme, exotische oorden op, en bij het krieken van de winter staat hij plotseling terug voor de deur met een reistas vol verhalen en gebeurtenissen. Hoewel ik veel affectie voor hem voel is onze vriendschap niet zonder slag of stoot verlopen. Wij hebben veel gemeen qua interesses en karakter. En ik vind het altijd leuk om met hem een boompje op te zetten over boeken, films of de dingen des levens. Maar zoals dat zo vaak gaat tussen mannen en vrouwen, Aaron wil meer dan alleen maar vriendschap, en dat kan ik met de beste wil ter wereld niet voor hem opbrengen. Aaron wekt evenveel seksueel verlangen in mij op als een bussel verlepte wortelen. He is not my cup of tea. Ligt het aan een uitgeblust libido, of aan zijn buitenmaatse uitsloverij. Ik weet het niet. Na een aantal amoureuze fiasco's en evenzovele onaangename ervaringen met het fenomeen man, ben ik ongetwijfeld ook een stukje kieskeuriger en voorzichtiger geworden. Het alleen zijn weegt soms zwaar. Maar als ik bij de paringsdans van Aaron of een andere man wilde visioenen krijg van rondslingerende sokken, een ego dat voortdurend gestreeld moet worden en geen concurrentie verdraagt, of al die andere parafernalia die man-vrouwverhoudingen zo typeren,...dan is de keuze snel gemaakt. De rol van Florence Nightingale is niet langer aan mij besteed. Misschien heb ik de verkeerde mannen ontmoet. De Nieuwe Man is naar verluidt in de maak. Maar vooraleer dat proefondervindelijk is bewezen kijk ik liever de kat nog wat uit de boom. Dat vindt Aaron dan weer niet leuk natuurlijk. En af en toe verlaat hij mijn huis met slaande deuren. Maar na een tijdje van bezinning, komt hij wel weer terug.
Zo ook gisterenavond dus. Plotseling stond hij bij mij voor de deur. En toen hij vernam dat ik ziek was, was hij oprecht bezorgd. Hij maakte een kop gloeiend hete venkelthee voor mij met van die donkerbruine rietsuiker. 'Spijtig dat je ziek bent', zei hij, 'ik kwam je eigenlijk halen voor een Oldtimers Party in 'Den Aalmoezenier'. Wat vond ik dat sneu. Al zo lang had ik mijn sixties-attributen nog eens van zolder willen halen om te gaan headbangen op muziek van Deep Purple, Uriah Heep, Led Zeppelin en al die andere vergane glories uit onze jonge jaren. Ik kan me nog zo de beelden voor de geest halen van die beruchte fuiven in de Leuvense Stadshallen waar bloemenmeisjes en jongens met haren tot op de kont het hoofd in het rond zwierden op het ritme van de basgitaren van 'Come on baby light my fire' van 'The Doors'. De vredestekens rond hun nek zwierden mee en veranderden in gevaarlijke projectielen. 'Vandaag zal het me niet lukken, Aaron', zei ik spijtig. 'Dan stellen we dat toch gewoon uit tot een volgende keer', antwoordde hij sussend.' 'Kom ik zal je kussen eens wat opschudden'. En zo gebeurde het dat ik gisteren de hele avond in de watten werd gelegd door een man die oorspronkelijk de roaring sixties had willen doen herleven. Wat heb ik toch tegen mannelijke Florence Nightingales. Vrouwen zijn toch ook nooit content. Maar één ding weet ik wel zeker: Life is beautiful.
Ze hebben het op mij gemunt. Ze gebruiken mij als proefkonijn. De CIA en de KGB hebben de krachten gebundeld om hun cruise missiles voor een bacteriologische oorlogsvoering op mij uit te testen. Al wat naam heeft als virus of bacterie is de voorbije weken bij mij langsgeweest. Ze verpulverden de stoere verdedigingswallen van mijn weerstand tot een miezerig hoopje gruis en gingen er nog eens de charleston op staan dansen ook. Ze lachten honend met mijn tijm- en eucalyptuskuren en namen stormenderhand mijn oninneembaar gewaande stellingen in.
En nu lig ik hier dus geveld met een koortsthermometer in de ene (en een sigaret in de andere) mondhoek. Toen ik gisterenochtend koortsdromen kreeg werd ik nog zo geen klein beetje ongerust. Dat Carnivale in de luster hing, was nog geen reden tot paniek. Dat beest heeft al van voor haar adoptie last van afwijkend en scabreus gedrag. Niet voor niets zit ze in de databank van elke politiepost die zichzelf respecteert. Dat er een nijlpaard in mijn bad zat kon ook nog net door de beugel. Gastvrijheid for all creatures, great and small is altijd al mijn parool geweest. Maar dat Karel (mijn baas) mij in zwaluwstaartenjas en op blote knieën een huwelijksaanzoek deed was zo over the top dat ik wel moest inzien dat er iets ernstigs met mij aan de hand was. Dokter! Dokter! riep ik in paniek.
Maar als de berg niet naar Mozes komt dan moet....juist ja. Ik ging dus op consultatie bij mijn huisarts in de Lange Batterijstraat. Altijd weer een belevenis. Altijd weer een lol. In de wachtkamer moest een therapeutisch verantwoord deuntje de zieke gemoederen sussen. 'Always look at the bright sight of life' was de boodschap die ons via de intercom werd ingefluisterd. Maar de druipneuzen en gezwollen kelen die de wachtkamer bevolkten konden er niet om lachen. Toch was het onderonsje van patiënten best te pruimen. In close harmony werd er gehoest en gekucht tot er één langerrekte symfonie ontstond waar zelfs Beethoven een punt kon aan zuigen. De dokter, van zijn kant, had absoluut geen haast. Om de twintig minuten stak hij zijn hoofd om de deur van zijn kabinet om een nieuw slachtoffer naar de slachtbank te roepen. Na twee uur dolce far niente in een sproeibad van bacteriële vochten was ik eindelijk aan de beurt.
Als een Mater Dolorosa in verregaande staat van ongenade schuifelde ik het hol van Pluto binnen. De dokter wierp één blik op mij en zei: 'dit is wel duidelijk, alleen een paardenmiddel kan hier redding brengen. U hebt bronchitis interruptus en inter paris onder de leden, niets meer of niets minder. Een onderzoek achtte hij niet nodig. (ofwel had hij mij meteen opgegeven). Toch handig zo'n helderziende dokter. Ik kreeg een voorschrift voor een antibioticum, een aantal dagen ziekteverlof en een afrodisiacum (again? Is it that clear?). De luchtverplaatsingen van mijn hoestbuien stuwden mij in een wip en een zucht terug naar huis.
En dus loop ik nu al twee dagen met warmwaterflessen en thermometers rond te zeulen als een terminaal patiënt waarvoor geen hulp nog mag baten. Soms is het zalig om zielepoot te spelen en de volle pond te halen uit die time out die je als zieke krijgt. Mijn nachtkastje is herschapen in een ambulante apotheek waar flesjes met roze, gifgroene en paarse inhoud zich staan te verdringen. In combinatie vormen zij een dodelijke cocktail. Altijd goed om weten als het wereldlijke leed te zwaar wordt om te dragen. Carnivale waant zich in de zevende hemel met al die nieuwe bontgekleurde speelkameraadjes. Zij moet met man en macht uit de slaapkamer worden geweerd.
Toen ik Karel op de hoogte bracht van mijn lijfelijk failissement, barstte hij in tranen uit. 'Maar wij hebben je nodig! Het gaat zo slecht met de wereld!, snikte hij. 'Ik dacht het niet!' weerlegde ik 'gisteren werd toch nog dat grensconflict in Noord-Oost Oezbekistan opgelost!'. 'Ach ja, dat was ik vergeten', riposteerde hij. 'Maar zorg dat je klaarstaat als de communisten binnenvallen,' probeerde hij nog. 'Maar Karel, dat was vroeger, de Koude Oorlog is toch voorbij!'. 'Ach ja, dat was ik vergeten. Sterkte nog. Doei'.
Iedereen heeft er ondertussen de buik van vol, van die obligate eindejaarslijstjes. Niet in het minst omdat je genadeloos in je blootje wordt gezet. Ze vragen je godbetert het hemd van het vege lijf. Poedelnaakt en met lege bovenkamer struin je op Silvesteravond het nieuwe jaar in. En probeer in onze contreien maar eens een vintage vijgenblad te vinden. Wie je favoriete acteur is, willen ze weten, of je meest verguisde actrice. Welke shampo je bij voorkeur gebruikt, en welke subtiele geurvreters. Wordt Justin Henin sportvrouw van het jaar, of valt dit keer Kim Clijsters in de prijzen. Kortom: je grijze hersencellen worden door de poll-polizei met onvervalst inquisitierafinnement op een zacht vuurtje gaargestoofd. 'Daar hebben jullie geen zaken mee!' wil je vertwijfeld schreeuwen, maar je kreten lopen stuk op de wall of sound die elke jaarwisseling opnieuw uit djinglebells wordt opgetrokken.
Er zijn tijdschriften die het pollen én trendsetten à l' improviste combineren. Wie is de sportiefste Belg van het jaar, vragen ze, en dan moet je multiplichoice-gewijs kiezen tussen Margriet Hermans, Jean-Luc Dehaene of Mieke Vogels. En voor het antwoord op de vraag: 'wie is de beste politicus van het jaar' kan je enkel Tom Boone, Phaedra Hoste, of Borat aanvinken. En dat zijn dan de onvolprezen media, die geacht worden onze opinie corpus en kompas te geven.
Wat niet belet dat de mate waarin jij en ik deelnemen aan deze eindejaarsgekte doorslaggevend is voor wat wij in het nieuwe jaar door de strot geramd krijgen. Gaat Eddy Wally de dienst uitmaken op Studio Brussel of steekt Justin Timberlake daar een stokje voor. Krijgt Ann Nelissen de rol van maffe Hilda in de familiesoap Wittekerke, of mag Gusta De Bakker dit jaar die honneurs waarnemen. Ga er maar gerust van uit dat de gemiddelde Belg kiest voor dingen die niet boven het gewone maaiveld uitsteken: die charmezanger uit Wuustwezel die zonder tierelantijnen zijn liefde voor Germaine bekent, die actrice die lijkt op de dochter van de slager om de hoek. Een nieuw jaar van geestdodende middelmaat loert dus al met argusogen om de hoek.
Dus mensen met een goede smaak red ons uit het oprukkende museum van de wansmaak en doe eens een klein efforreke. Voor wie zijn vaderland en compatriotten liefheeft, doe mee met die polls! Begin bescheiden met de eindejaars hitparades: zoals de alombekende Tijdloze van StuBru, donnas top 2006 of stem af op de top 100 van Radio 1. Dan heb je alvast het topje van de ijsberg mee. Geef toe, het heeft zo zijn charmes, die eindejaarsexamens. Op de meeslepende akkoorden van 'Hotel California' of 'Angie' kan je op kerstdag tijdens een afwas van een meter hoog ongegeneerd stagediven dwars doorheen het keukenraam. Om maar iets te noemen. Dubbel zo leuk als je keuken op, pakweg, de vijftiende verdieping ligt. Ik zet een aantal tops voor u op een rijtje, kwestie van je de pap in de mond te geven.
Radio 1 zendt op de eerste zaterdag van de kerstvakantie zijn Belgische top-100 uit onder de noemer 100 op 1. Laat vooral een geurspoor na. Stemmen doe je op http://www.radio1.be/radio1_master/home_radio1/index.html. Als je de shiftingsvraag juist hebt kan je één en ander winnen: van mp3-spelers tot 100 po 1-cds. Radio 1 stelt informatie ter beschikking van luisteraar met pluche in de bovenkamer.
Donna begint zijn ambitieuze Top-2006 op kerstdag en gaat dag en nacht door tot op oudejaarsavond en zal in totaal 147 uur duren. Stuur ook op deze zender je feromoon de ether in. Om te stemmen surf je naar http://217.19.231.156/apps/tops/top2006/stem waar je eveneens een uitgebreide databank aan (donna)nummers kan raadplegen. Eigen suggesties zijn evenwel altijd welkom. Te winnen? Een wereldreis.
En dan is er die gouwe oude, de Tijdloze op stubru. Voor het eerst niet op kerstdag maar op 29 december, én gepresenteerd door Roos Van Acker en Lieve De Maeyer. Doe een gooi naar die ene minuut op de walk of fame. Als vanouds kan je ook hier iets winnen, nadat je je stem hebt uitgebracht en 2 shiftingsvragen hebt beantwoord.
Wat dat dan opbrengt, zul je vragen. Een vermelding in de vaderlandsche geschiedenis, wegens het terugdringen van de zelfmoord- en criminaliteitscijfers. Een naam op het monument van de onbekende soldaat, want u streed tegen de verloedering van onze jeugd. Het probleem is in België dat geaborteerde wansmaak altijd wel door wansmaak van een andere orde wordt vervangen
Unidad Popular De pié cantar que vamos a triumfar Avanzan ya banderas d' unidad A conquistar nuestra felicidad Y en un clamor mil voces de combate S' alzaran diran, cancion de libertad Con decision, la patria vencera
bevrijdingslied van het Chileense volk
Toen anno 1975 Franco, de laatste Europese dictator, overleed werd in Leuven de Spaanse vlag gehesen. Wie van goede komaf was trok de straat op en gooide zich met lijf en leden in de afterparty die 35 jaar fascisme ten grave droeg. Kroegbazen staken een gratis vat en trakteerden hun vaste klanten op tortilla en bal Musette. Dood gewaande helden kwamen weer tot leven. Portretten van de grote Spaanse dichter Garcia Lorca werden vanonder het stof gehaald en in triomf door de smalle steegjes van de binnenstad gedragen. En de verhalen van George Orwell en Ernest Heminghway over de moedige strijd van het Spaanse Volksfront tegen de falangisten gingen voor een laatste keer van mond tot mond. Toen was een dode dictator nog gefundenes fressen om een keer laveloos uit de bol te gaan.
Eergisteren stierf Pinochet. Maar de tijd dat de dood van een dictator volkstoelopen teweeg bracht lijkt definitief voorbij. Veertig Chilenen speelden solitaire in een godvergeten hoekje van Brussel. En dat was het dan zowat. Toch was Pinochet niet de minste onder de zijnen. Het bloed dat aan zijn handen kleefde was afkomstig van mensen die men ternauwernood zijn tegenstanders kon noemen: landarbeiders, kunstenaars, journalisten. De putsch die hij op de regering van Allende pleegde sloeg de droom van alle democraten over een hoopvolle toekomst voor de arme Chilenen aan diggelen.
Ik herinner mij nog heel goed de tanks die in 1973 Santiago de Chili binnenrolden. In de zwart-wit weergave van de toenmalige televisie ging er van die beelden een bijzondere macabere dreiging uit. Ik was 17, politiek groen achter de oren, maar ik voelde aan mijn water dat deze mestkevers op rupsbanden een zwarte bladzijde in de geschiedenis schreven. In gesloten formatie trokken zij een cirkel rond het presidentiële paleis. In de presidentiële vertrekken zaten Allende en zijn regering als ratten in de val. Allende zag in die laatste momenten van zijn leven de mooie lente die hij voor de toekomst van Chili in petto had in rook opgaan. Hij wilde komaf maken met de greep van de Amerikaanse multinationals op de natuurlijke rijkdommen van het land. Hij wilde de almacht van de grootgrondbezitters breken en de armoede zoveel mogelijk terugdringen. Maar hij was vergeten binnen de lijntjes te kleuren van America's great masterplan for the universe. Een Amerikaans doorslagje van het Britse lijflied: 'Rule Britannia, Britannia rule the waves'. Amerika kon dat laboratorium waar met links geëxperimenteerd werd in de eigen achtertuin missen als kiespijn. De Russische communisten zouden deze potentiële bondgenoten wel eens ten dans kunnen vragen. Er werden derhalve programma's opgezet om Chili te destabiliseren en om de economie te boycotten. En Pinochet kreeg carte blanche om zijn ding te doen. Dat waren de dingen die Allende overdacht toen hij de dood in de ogen keek. En hij besloot de eer aan zich te houden en zelfmoord te plegen.
Wat volgde was een spiraal van geweld en zuiveringsacties. In het voetbalstadion van Santiago de Chili werden de vermeende tegenstanders van het regime gefolterd en vermoord. Duizenden mensen moesten de wijk nemen naar het buitenland om in ballingschap te leven. De Amerikaanse journalist Charles Horman werd op 17 september 1973, zes dagen na de staatsgreep, aangehouden door Chileense agenten nadat hij de CIA-acties tegen het regime Allende had aangeklaagd. Horman verdween uit het voetbalstadion van Santiago en zijn lijk werd in 1974 gevonden in een massagraf op het grote kerkhof van de hoofdstad. Op basis van deze zaak maakte Costa Gavras later de film 'Missing'. De dictatuur waarin een pleiade van mensenrechten met voeten werden getreden duurde 17 jaar: concentratiekampen, standrechtelijke executies en verdwijningen waren aan de orde van de dag. De armoede nam ongekende proporties aan.
Vandaag likt Chili nog altijd zijn wonden. Duizenden mensen zijn nog altijd op zoek naar gegevens over vermiste familieleden. Pinochet weigerde zich tot op het laatste moment voor zijn misdaden te excuseren. Moge de duivel zijn ziel hebben. Zijn laatste wens luidde: 'noch bloemen, noch kransen'. Niet meer dan fair, de tientallen naamloze massagraven in Chili indachtig. In de dood is iedereen gelijk, zegt men toch?
Noot: de grote Spaanse dichter Frederico Garcia Lorca werd tijdens de Spaanse burgeroorlog door de lakeien van Franco vermoord omwille van zijn vermeende linkse engagement, maar ook omwille van zijn homofiele geaardheid.
Jongen verwond 27 mensen tijdens schietpartij in Duitse school. Een nieuwsbericht dat door merg en been gaat. Want ook zo'n freaking desperado is altijd iemands zoon, altijd iemands maatje. Wat bezielt zo'n jongen die op de drempel van het leven staat om op zo'n drastische manier een fuck you-gebaar tegen de wereld te maken? Welke haat draag hij met zich mee? Hij kreeg geen toegang tot het uitverkoren clubje, zei hij zelf. Hij droeg niet de juiste merkkleding.... Waar zijn wij dan mee bezig? Sinds wanneer is de etalage belangrijker dan de winkel zelf?
Gisteren vertelde mijn collega mij dat zij voor haar 10-jarig zoontje een GSM-gekocht had. Kinderen zonder GSM telden namelijk niet meer mee. En ik herinner mij hoe mijn zoon een Millet-jas en Burlingtonsokken moest dragen om tot de happy few te behoren. En altijd zullen er kinderen zijn die uit de boot vallen, die moeten afhaken in de ratrace om de grootste, mooiste, duurste... vul zelf maar in. En de pijn en de frustratie die zij voelen groeit uit tot een groot gezwel, dat uiteindelijk ontploft in het gezicht van de maatschappij die hen placht uit te spuwen. Het zal je kind maar wezen. Mijn zoon is nauwelijks twee jaar ouder. Arme ouders, voorgoed getekend. Arme kinderen...
Hoeveel 'bowling for columbines' moeten er nog komen?
Vorige week wist ik een vrijkaart te bemachtigen voor het toneelstuk 'Mefisto for ever' van Klaus Mann in een regie van Guy Cassiers en Tom Lanoye. Voor couchpotatoes die gewend zijn aan de flitsende beelden van film en televisie is theater zoiets als een mechanische typemachine in het cypertijdperk. M.a.w. een archaïsch gebruik dat thuishoort in een folkloristisch museum. Het stuk ging over de innerlijke strijd die mensen soms moeten voeren om, hetzij ethisch te handelen, hetzij de eigen belangen na te streven. Het dilemma om het geweten te volgen, of, zoals Faust de eigen ziel aan de duivel te verkopen in naam van het persoonlijk gewin. Het verhaal gaat als volgt: een beloftevol acteur word geconfronteerd met een extreem-rechts bewind. Hij kan emigreren, zoals zijn geliefde, maar dat betekent dat zijn carrière in rook opgaat, of hij blijft in de heimat maar moet zich aanpassen aan de mores en geplogenheden van het nieuwe regime. De rol van de acteur werd m.i. niet zo sterk vertolkt door Dirk Roofthooft. De manipulatieve nazi werd schitterend gespeeld door Josse De Pauw en ook Hilda De Bal en een aantal andere coryfeeën deden hun duit in het zakje. Alles bij elkaar vond ik het resultaat niet echt geslaagd. Dirk Roofthooft acteerde onderkoeld, met weinig intonatie of gevoel. Bovendien vond ik het decor en het rode pluche van de Bourlaschouwburg een beetje overdone.Zijn wij te verwend? Naar verluidt bestaat er een schitterende filmversie van het boek van K. Mann in een regie van de Hongaar Szabo en met Klaus Maria Brandauer in de hoofdrol. Hij sleepte verscheidene prijzen in de wacht. Indien er een DVD van bestaat, wil ik die wel eens op de kop tikken. Want op zich is het wel een interessant thema.
Na het debâcle van eergisteren schreef ik dus gisterenavond terug een briefje aan Sinterklaas, zij het in aangepaste stijl, en met inachtneming van de wijze raad van mijn collegabloggers die ongetwijfeld op een rijke ervaring kunnen bogen inzake het paaien ende het manipuleren van sinten en pieten... ik schreef dus op een vel handgeschept papier met een vergulde pen:
Beste Sint,
Ik heb dit jaar volop geleefd. Drie minnaars heb ik het naar de zin gemaakt, de 7 hoofdzonden heb ik in al hun facetten verkend en bovendien werd ik ook nog eens een ongehuwde moeder van een kat met een strafregister. Kan ik nu alstublieft, alstublieeeeeeeft een stukje marsepein krijgen.
Ik steek het briefje in mijn schoen, steek daar nog een wortel bij (mijn zoon zou daar een boterham met choco van gemaakt hebben) en zet daarnaast ook nog eens een frisgeschonken glas Jupiler. Na een slapeloze nacht, met veel gewoel en gezucht, strompel ik 's morgens de trap af naar het sintenplaatsje bij de open haard. Om het lot gunstig te stemmen ben ik in gezang losgebarsten, met name in het toch wel enigszins stichtende: vol verwachting klopt mijn hart....
Wat zat er in mijn schoen dacht je: niet meer of minder dan een klantenkaart voor een beautyfarm (met een aanbeveling voor een extreme make over), een oneerbaar voorstel en een verzoekschrift om voortaan stella te schenken in plaats van Jupiler. Hooligan! Dementerend of niet...Ik zou toch eens een hartig woordje met hem willen wisselen.
Sinds mijn zoon de deur uit is is het stil in huis. Feestdagen zoals kerstmis en nieuwjaar moet ik telkens zelf en op mijn eentje feestelijk zien in te kleuren. Vaak word ik uitgenodigd door mijn moeder, zussen, of broers. Maar soms draait het ook uit op pure plantrekkerij. Om een graantje mee te pikken van de sinterklaasvreugde zette ik gisterenavond mijn schoen. Ik voegde er een lief briefje bij.
Beste Sinterkaas,
'Ik ben dit jaar zeer braaf geweest. Ik heb drie gezinnen van de hongersnood gered, drie gebroken huwelijken aan elkaar gelijmd, verzaakt aan mannen en mijn pasen gevierd.Graag kreeg ik van u een stukje marsepein. 't is niet voor mij maar voor mijn eenzaamheid.'
Het eerste wat ik vanmorgen deed toen ik wakker werd was kijken of de goede heilige man mijn smeekbede had verhoord. En ja hoor, hij had twee dingen in mijn schoen gelegd: een afrodisiacum en een exemplaar van het boek: 'Brave meisjes komen in de hemel, stoute meisjes overal.
De sinten zijn ook niet meer wat ze ooit geweest zijn.
Als Iraakse Koerd had Moshin het oorlogsgeweld al op jonge leeftijd leren kennen. Het was een vloek om een Koerd te zijn in Irak, een smet op het blazoen. Het was verboden om te spreken in je eigen taal, te zingen in je eigen taal, ja godbetert, zelfs te vloeken in je eigen taal. En het was nog meer verboden om historische gebeurtenissen of feesten te vieren. De vreugdevuren van Nawroz zouden nooit meer de toppen van het Koerdistangebergte in een rosse gloed zetten. Moshin en zijn dorpsgenoten kwamen in opstand tegen de onderdrukking. Ze trokken zich terug in de grotten in de bergen van Kirkoek. Ze leerden krijgertje spelen met geweren die te zwaar voor hen waren om te dragen. Moshin werd aangesteld om les te geven aan de kinderen van het dorp. Hij deed dat met een aplomb en een ernst die ongewoon waren voor zijn leeftijd. Maar al vrij snel werd de grond te heet onder zijn voeten en die van zijn kompanen. Ze moesten vluchten naar het buitenland. Moshin kwam eerst in Oostenrijk terecht, nadien in België. Pas jaren later zag hij zijn oude, zieke moeder terug in zijn geboortedorp. Toen het nieuws van zijn komst haar schamele hut bereikte, liet ze de dampende broden die ze net uit de hete bakkersoven haalde vallen, en rende ze op blote voeten het hele eind naar het dorpsplein, waar Moshin op haar wachtte. De tranen stroomden over haar wangen terwijl ze het gezicht, de schouders, de handen van Moshin betastte. Ze wilde hem op zijn echtheid controleren, zijn harteklop vasthouden in haar handen. Een aantal jaren later kwamen een paar ooms en neven van Moshin om het leven in de gasaanval op Halabja. Hun lijken lagen verspreid in de straten van het dorp, blootgesteld aan weer en wind, en aan het ongedierte. Moshin is nu een succesvol chirurg maar iets in hem vanbinnen is voorgoed afgestorven.
Gisteren werd Saddam Hoessein ter dood veroordeeld. Hij zal opgeknoopt worden aan de hoogste minaretten van zijn megalomane luchtkastelen. Hij, de man die de definitie van macht een nieuwe inhoud gaf. Het westen had veel tijd nodig om de misdaden van Saddam onder ogen te zien. En toen ze dat deden was dat om strategische redenen, niet zozeer in het belang het Iraakse volk. Saddam stond erbij als een zuil van zout toen de rechter het vonnis voorlas. Even nog leefde hij zich in in de rol van diehard with a vengeance. Maar hij wist dat zijn leven geen drachme meer waard was. Het westen heeft een zondebok nodig, en wel nu meteen. Het recalcitrante Oosten moet een lesje krijgen. Het enige wat Saddam nog dwarszat was de strafmaat: het gaf geen pas dat hij zou opgeknoopt worden als een misdadiger van gemeen recht. Hij had die misdaden gepleegd als leider van een grote natie, in naam van de orde en een plaatsje in de kronieken van de geschiedenis. Hij verdiende de eer door een vuurpeleton geëxecuteerd te worden.
Het is vreemd dat al die wrede dictators, de Mobutu's, de Bokassa's, de Idi Amins zo weinig tot introspectie geneigd zijn. Dat ze hun eigen misdaden vergoelijken als een noodzakelijk kwaad om het voortbestaan van hun land te verzekeren. En het westen schreeuwt moord en brand, maar laat betijen, in naam van het economische belang, totdat de lijken geteld zijn en de bronnen drooggelegd. The king is dead, long live the king.
Bent u voor of tegen de herinvoering van de prachtige woorden 'vierklauwens', 'redekavelen', 'verwatenheid'. Bij voldoende interesse lanceer ik een actie om deze terug op te waarderen!