Ik ben Stien
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is integratiewerkster.
Ik ben geboren op 24/10/1956 en ben nu dus 68 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: literatuur, film, politiek, kunst, reizen,.....
Ik hou er van om dingen scherp te stellen, uit te vergroten. Niet alles wat hier staat strookt dus met de werkelijkheid.
Stiens' Kitchen
dank zij mij staat hier geen andere onzin
14-12-2006
Ik en fietsen
Sinds ik in Antwerpen woon heb ik een knipperlicht relatie met fietsen. Nauwelijks drie maanden houden ze het bij mij uit. Hoe ik ze ook vertroetel en op ze inpraat, vroeg of laat gaan ze met iemand anders aan de haal. Niet altijd geheel en al vrijwillig, maar toch.....
Mijn eerste fiets verdween aan den Aldi, de grot van Alibaba voor wie het niet breed kan laten hangen. Ondanks een cijferslot dat hem moest beveiligen tegen grijpgrage vingers was hij in rook opgegaan toen ik buitenkwam. Foetsjie, verschwunden! Daags nadien zag ik hem staan tegen de gevel van een huis in mijn buurt. Het cijferslot had het gezelschap gekregen van een ander slot dat ik met de beste wil ter wereld niet open kreeg. Ik bel dus aan bij de vermoedelijk nieuwe eigenaars. Een Marokkaanse man doet open. Ik leg hem mijn probleem uit en speel de tragische Griekse heldin. Onmiddellijk begint die man luidkeels zijn kroost bijeen te roepen. 'Wachala, charasja, en nog een tweetal krachttermen.Twee jongens komen de trap afgestommeld en luisteren naar het relaas van hun vader. Ze knikken heftig nee met hun hoofd en doen alsof ze van de prins geen kwaad weten. Als ik het woord politie laat vallen komt er eindelijk schot in de zaak. Eén van de kereltjes diept als bij wonder een sleutel op uit zijn zak en verlost de fiets van zijn nieuwe halsband. Pa fietsendief krijgt een homerische woedebui en geeft zijn ontspoorde nazaat een paar ferme muilperen. Maar ik was al lang blij dat ik mijn fiets terughad en reed fluitend terug naar huis waar ik mijn stalen ros eens een flinke verwenbeurt gaf. Grondig oppoetsen, ketting smeren, bel opblinken...(eens goed knuffelen). Helaas was de vreugde van het weerzien van korte duur. Twee dagen later was mijn fiets terug verdwenen. En dit keer weigerde het toeval mij een handje te helpen. Mijn fiets was weg en bleef weg.
Het was een scenario dat zich bleef herhalen. Na zes maanden Antwerpen was ik aan mijn tiende fiets toe en kende ik alle tweedehands-fietsenverkopers bij naam en toenaam. Ze wreven zich al in hun handjes als ze mijn persoontje in het straatbeeld zagen opdagen.Op een ochtend koop ik voor een prikje een fiets die er zo goed als nieuw uitziet. 's Namiddags besluit ik om mijn nieuwe aanwinst op zijn waarde te testen. Ik freewheel er een tijdje op los en wil dan rechtsomkeer maken naar huis. Plotseling staat er een man naast mij met precies dezelfde fiets als de mijne, maar dan in een mannelijke uitvoering. Ik kijk hem verbluft aan. 'Mevrouw, mag ik u er op attent maken dat de fiets die u nu bezigt het eigendom is van mijn vrouw!' Hij fixeert mij daarbij als de voorbode van de Götterdammerung. Nou moe, daar had ik niet van terug. 'Mijnheer, dat is onmogelijk,' stotter ik en toon hem het kwitantiebewijs. Hij is helemaal niet onder de indruk en dringt aan. En inderdaad, er is geen ontkennen aan. Zelfs de banden zijn in gelijke mate afgesleten. Dus struin ik met hem naar een bankautomaat in de buurt. Hij betaalt mij de som terug die ik voor de fiets heb afgedokt. En gaat met mijn fiets aan de haal.
'Hoe komt het dat dit altijd met jou gebeurt?' vraagt mijn zus als ze 's anderendaags langskomt. 'Gebeurt - gebeurde - is gebeurd, vervoeg ik haar opmerking naar de juiste tijdscontext. Maar twee maanden later heb ik het spek terug aan mijn been.
Ik denk dat het met fietsen is zoals met mannen. Een vrouw die de veertig is gepasseerd, vinden zij maar zus en zo. Mijn fiets staat nu elke nacht naast mijn bed. Gelukkig snurkt hij niet. Hij knarst met zijn tanden.
Gisterenavond klokte ik om vijf uur een bijzonder hectische week af. In mijn rol van colporteur in het goede doel had ik zowat half België doorkruist. Maandag was ik in Hasselt, dinsdag in Leuven, woensdag in Poperinge, en gisteren dus in Gent waar het verenigde socio-culturele en politieke middenveld verwoed strijd levert om de dakloze Roma een deftig onderkomen te geven. Een zware verkoudheid had halverwege de week de kop opgestoken, zodat ik mijn gesprekspartners al hoestend en kuchend te woord moest staan. Het was dan ook alsof er tien ton menselijk leed van mij afviel toen ik de deur van ons logistieke bastion achter mij dichttrok. Ondanks het herfstig weertje kondigden de etalages onderweg naar huis een vroege kerst aan. Antwerpen maakt zich op om met stijl het jaar 2007 in te gaan. De kerstmarkt en de ijspiste zijn in volle aanbouw.
Thuisgekomen was het mijn eerste zorg om de ziektekiemen die zo langzamerhand bezit nemen van mijn lichaam te lijf te gaan. Ik maakte een heet bad klaar waarin ik het hele flesje eucalyptus leeggoot dat ik de dag voordien in 'Het Kruidvat' had gekocht. Ik dompelde mezelf helemaal onder in het heilzame vocht, zodat alleen mijn hoofd boven het water uitstak. Zo liet ik de sterk naar munt geurende eucalyptus een uurtje op mij inwerken, terwijl ik een hoofdstukje las uit 'No Logo' van Naomi Wolf, het standaardwerk van de andersglobalisten. Op de achtergrond vlochten de stemmen van Peter Gabriel en Kate Bush zich ineen tot een duet dat kippevel in de huid trok. Ik genoot intens en voelde hoe mijn vel begon te tintelen. Na het bad hing ik nog een half uur met een handdoek over mijn hoofd boven een dampend kruidenextract waarin basilicum en thijm verwerkt zaten. Dat was dan dat. Ik hoopte dat deze aloude beproefde methodes om de weerstand te versterken nieuwe aanvallen van het bacteriënleger zouden kunnen doorstaan.
Totaal relaxed, stak ik de DVD 'Der Tod im Venedig' van Visconti in de DVD-player. Een film die ik al zes keer heb gezien. Toen nestelde ik mij in mijn kasjmieren kamerjas in de zetel, een batida de coco in de hand. Batida roept bij mij altijd het beeld op van zonovergoten stranden, palmbomen, en salsa. Vandaar dat het in de winter mijn lievelingsdrankje is. Snif, snif, snif, vergiste ik mij nu of stond er in de oven iets aan te branden. Dat kon toch niet, dat moest inbeelding zijn, ik had voor zover ik wist niets in de oven gezet. Dus drukte ik vastberaden op de startknop van de DVD-player, en het verhaal van de uitgebluste componist die dankzij de liefde nieuwe muzikale impulsen krijgt zette zich in gang. De aanzwellende muziek van Gustav Mahler vulde al snel de kamer. Carnivale, mijn poes, sprong op mijn schoot en begon te spinnen en te ronnen dat het een aard had. Mmmm, dit beloofde een avondje te worden van ongegeneerd cocoonen.
Totdat er een kwartier later met aandrang werd gebeld. Ik stak mijn hoofd door het raam en zag warempel twee brandweermannen voor de deur staan. 'Mevrouw, zou u zo snel mogelijk willen naar beneden komen want er is brandalarm in het gebouw.' Het gebouw is een sociaal woningcomplex waarin een zestigtal gezinnen, en ikzelf dus, gehuisvest zijn. Merde, daar ging mijn rustige avond. Ik nam Carnivale onder de arm en stormde trapsgewijs naar buiten. De trappenzaal hing inderdaad vol rook. Ondertussen was de hele buurt samengetroept op de stoep. 'Wie, wat, waar?', was de vraag die vanzelfsprekend werd gesteld. Bleek dat een flauwe plezante een hoop papier in brand had gestoken in de liftkoker. Niet echt dramatisch dus, een towering inferno zou ons bespaard blijven, maar de brandweer speelde op veilig en ontruimde het hele gebouw. Er zat voor ons dus niks anders op dan ons heil te zoeken in een café. Zo zat ik even later met mijn Kosovaarse overburen aan een morsig tafeltje in een louche estaminet. Vermits hun kennis van het Nederlands miniem was stokte het gesprek al vrij snel. Koortsachtig zocht ik naar een middel om ons desondanks aangenaam bezig te houden. Totdat mijn oog viel op een kaartenrek waarin een tiental kaartenboekjes op spelers lagen te wachten. Jieeeeeehaaaa, triomfeerde ik, en ik nam een pakje kaarten van de stapel. Even later probeerde ik mijn tafelgenoten met engelengeduld, veel gegesticuleer en mimespel de beginselen van kleurenwies bij te brengen. En, zowaar ik Stien heet, na een uurtje waren ze er mee weg. Alleen de regels voor een soloslim veroorzaakten een Babylonische spraakverwarring. Zo werd het toch nog best een aangename avond, al verliep die enigszins anders dan gepland. Om twee uur 's nachts werd het brandalarm afgeblazen en kon ik eindelijk uitgeteld tussen de lakens kruipen.
Het begint met één klein, onschuldig rood kopje. Spoedig komt er een tweede bij, en voor de dag om is staan mijn lippen en neus vol met brandende en jeukende koortsblaasjes die mijn hele kop in vuur en vlam zetten. Dat gebeurt telkens weer opnieuw als mijn lichaamstemperatuur door allerlei winters ongemak de hoogte inschiet. Het is een Kaïnsteken. Eenmaal het virus in je bloed raak je het nooit meer kwijt en lever je een leven lang strijd tegen het oprukkende rode leger dat bij het vallen van de bladeren de samenstellende edele delen van je gezicht bedreigt. Herpes Simplex 1 heet dat virus, en het wordt nogal vaak verward met het Herpes Simplex 2 virus waarbij het gaat om een seksueel overdraagbare aandoening.
Eén ding is zeker. In de winter kom ik nog geen centimeter van de grond. Alles wat ook maar enigszins naar mannelijkheid zweemt loopt in een wijde boog om mij heen. Zo heilig is het sterke geslacht ervan overtuigd dat een lijfelijke conversatie met mij hun edele delen in een brandendbraambos zal veranderen. Mannen die beroepshalve of anderszins tot enige omgang met mij verplicht zijn dragen doorgaans van die ruimtepakken waarmee men kernreactoren pleegt op te schonen. Vleiend is dat niet. Ik voel mij sterk verwant met de melaatsen van Molokaï die met een ratel hun komst moesten aankondigen zodat iedere tegenligger voldoende tijd had om in een boom te klimmen.
Dus leef ik al een week lang in 'splendid isolation' en wentel ik mij in zelfbeklag en 'ach en wee'. Zelfs Carnivale vertrouwt het zaakje niet en blijft bij mij uit de buurt. Alsof een vrouwmens tot wanhoop gedreven zich zou vergrijpen aan haar eigen kat. Gelukkig kwam gisteren Nikki langs, die rots in de branding waar ik altijd weer op kan rekenen als de nood het hoogst is. Wat zouden vrouwen zonder vrouwen zijn, die sisters of mercy, gepokt en gemazeld in de kunst van het overleven en in het ambachtelijk crisismanagen. Nikki deed wat boodschappen en hielp mij om enigszins wat structuur te brengen in de chaos. Nikki is alleenstaande moeder en behoort tot het netwerk annex zelfhulpgroep van alleenstaande moeders waartoe ik vroeger ook behoorde. Geloof mij vrij, alleenstaande moeders zijn ervaringsdeskundigen in alle facetten van het leven. Met naald en draad naaien zij alle ongerief weer aan elkaar.
's Avonds kwam tot mijn verrassing ook Aaron nog even langs. Aaron is die prettige uitzondering op de mannelijke regel die zich zelfs door het Ebola-virus niet zou laten afschrikken. Hij is één van die dwaallichtjes in de menselijke fauna en flora die mij omringen, die af en toe een kostbare parel in mijn nest komt leggen. Aaron is mijn winterkoninkje. In de zomer zoekt hij warme, exotische oorden op, en bij het krieken van de winter staat hij plotseling terug voor de deur met een reistas vol verhalen en gebeurtenissen. Hoewel ik veel affectie voor hem voel is onze vriendschap niet zonder slag of stoot verlopen. Wij hebben veel gemeen qua interesses en karakter. En ik vind het altijd leuk om met hem een boompje op te zetten over boeken, films of de dingen des levens. Maar zoals dat zo vaak gaat tussen mannen en vrouwen, Aaron wil meer dan alleen maar vriendschap, en dat kan ik met de beste wil ter wereld niet voor hem opbrengen. Aaron wekt evenveel seksueel verlangen in mij op als een bussel verlepte wortelen. He is not my cup of tea. Ligt het aan een uitgeblust libido, of aan zijn buitenmaatse uitsloverij. Ik weet het niet. Na een aantal amoureuze fiasco's en evenzovele onaangename ervaringen met het fenomeen man, ben ik ongetwijfeld ook een stukje kieskeuriger en voorzichtiger geworden. Het alleen zijn weegt soms zwaar. Maar als ik bij de paringsdans van Aaron of een andere man wilde visioenen krijg van rondslingerende sokken, een ego dat voortdurend gestreeld moet worden en geen concurrentie verdraagt, of al die andere parafernalia die man-vrouwverhoudingen zo typeren,...dan is de keuze snel gemaakt. De rol van Florence Nightingale is niet langer aan mij besteed. Misschien heb ik de verkeerde mannen ontmoet. De Nieuwe Man is naar verluidt in de maak. Maar vooraleer dat proefondervindelijk is bewezen kijk ik liever de kat nog wat uit de boom. Dat vindt Aaron dan weer niet leuk natuurlijk. En af en toe verlaat hij mijn huis met slaande deuren. Maar na een tijdje van bezinning, komt hij wel weer terug.
Zo ook gisterenavond dus. Plotseling stond hij bij mij voor de deur. En toen hij vernam dat ik ziek was, was hij oprecht bezorgd. Hij maakte een kop gloeiend hete venkelthee voor mij met van die donkerbruine rietsuiker. 'Spijtig dat je ziek bent', zei hij, 'ik kwam je eigenlijk halen voor een Oldtimers Party in 'Den Aalmoezenier'. Wat vond ik dat sneu. Al zo lang had ik mijn sixties-attributen nog eens van zolder willen halen om te gaan headbangen op muziek van Deep Purple, Uriah Heep, Led Zeppelin en al die andere vergane glories uit onze jonge jaren. Ik kan me nog zo de beelden voor de geest halen van die beruchte fuiven in de Leuvense Stadshallen waar bloemenmeisjes en jongens met haren tot op de kont het hoofd in het rond zwierden op het ritme van de basgitaren van 'Come on baby light my fire' van 'The Doors'. De vredestekens rond hun nek zwierden mee en veranderden in gevaarlijke projectielen. 'Vandaag zal het me niet lukken, Aaron', zei ik spijtig. 'Dan stellen we dat toch gewoon uit tot een volgende keer', antwoordde hij sussend.' 'Kom ik zal je kussen eens wat opschudden'. En zo gebeurde het dat ik gisteren de hele avond in de watten werd gelegd door een man die oorspronkelijk de roaring sixties had willen doen herleven. Wat heb ik toch tegen mannelijke Florence Nightingales. Vrouwen zijn toch ook nooit content. Maar één ding weet ik wel zeker: Life is beautiful.
Ze hebben het op mij gemunt. Ze gebruiken mij als proefkonijn. De CIA en de KGB hebben de krachten gebundeld om hun cruise missiles voor een bacteriologische oorlogsvoering op mij uit te testen. Al wat naam heeft als virus of bacterie is de voorbije weken bij mij langsgeweest. Ze verpulverden de stoere verdedigingswallen van mijn weerstand tot een miezerig hoopje gruis en gingen er nog eens de charleston op staan dansen ook. Ze lachten honend met mijn tijm- en eucalyptuskuren en namen stormenderhand mijn oninneembaar gewaande stellingen in.
En nu lig ik hier dus geveld met een koortsthermometer in de ene (en een sigaret in de andere) mondhoek. Toen ik gisterenochtend koortsdromen kreeg werd ik nog zo geen klein beetje ongerust. Dat Carnivale in de luster hing, was nog geen reden tot paniek. Dat beest heeft al van voor haar adoptie last van afwijkend en scabreus gedrag. Niet voor niets zit ze in de databank van elke politiepost die zichzelf respecteert. Dat er een nijlpaard in mijn bad zat kon ook nog net door de beugel. Gastvrijheid for all creatures, great and small is altijd al mijn parool geweest. Maar dat Karel (mijn baas) mij in zwaluwstaartenjas en op blote knieën een huwelijksaanzoek deed was zo over the top dat ik wel moest inzien dat er iets ernstigs met mij aan de hand was. Dokter! Dokter! riep ik in paniek.
Maar als de berg niet naar Mozes komt dan moet....juist ja. Ik ging dus op consultatie bij mijn huisarts in de Lange Batterijstraat. Altijd weer een belevenis. Altijd weer een lol. In de wachtkamer moest een therapeutisch verantwoord deuntje de zieke gemoederen sussen. 'Always look at the bright sight of life' was de boodschap die ons via de intercom werd ingefluisterd. Maar de druipneuzen en gezwollen kelen die de wachtkamer bevolkten konden er niet om lachen. Toch was het onderonsje van patiënten best te pruimen. In close harmony werd er gehoest en gekucht tot er één langerrekte symfonie ontstond waar zelfs Beethoven een punt kon aan zuigen. De dokter, van zijn kant, had absoluut geen haast. Om de twintig minuten stak hij zijn hoofd om de deur van zijn kabinet om een nieuw slachtoffer naar de slachtbank te roepen. Na twee uur dolce far niente in een sproeibad van bacteriële vochten was ik eindelijk aan de beurt.
Als een Mater Dolorosa in verregaande staat van ongenade schuifelde ik het hol van Pluto binnen. De dokter wierp één blik op mij en zei: 'dit is wel duidelijk, alleen een paardenmiddel kan hier redding brengen. U hebt bronchitis interruptus en inter paris onder de leden, niets meer of niets minder. Een onderzoek achtte hij niet nodig. (ofwel had hij mij meteen opgegeven). Toch handig zo'n helderziende dokter. Ik kreeg een voorschrift voor een antibioticum, een aantal dagen ziekteverlof en een afrodisiacum (again? Is it that clear?). De luchtverplaatsingen van mijn hoestbuien stuwden mij in een wip en een zucht terug naar huis.
En dus loop ik nu al twee dagen met warmwaterflessen en thermometers rond te zeulen als een terminaal patiënt waarvoor geen hulp nog mag baten. Soms is het zalig om zielepoot te spelen en de volle pond te halen uit die time out die je als zieke krijgt. Mijn nachtkastje is herschapen in een ambulante apotheek waar flesjes met roze, gifgroene en paarse inhoud zich staan te verdringen. In combinatie vormen zij een dodelijke cocktail. Altijd goed om weten als het wereldlijke leed te zwaar wordt om te dragen. Carnivale waant zich in de zevende hemel met al die nieuwe bontgekleurde speelkameraadjes. Zij moet met man en macht uit de slaapkamer worden geweerd.
Toen ik Karel op de hoogte bracht van mijn lijfelijk failissement, barstte hij in tranen uit. 'Maar wij hebben je nodig! Het gaat zo slecht met de wereld!, snikte hij. 'Ik dacht het niet!' weerlegde ik 'gisteren werd toch nog dat grensconflict in Noord-Oost Oezbekistan opgelost!'. 'Ach ja, dat was ik vergeten', riposteerde hij. 'Maar zorg dat je klaarstaat als de communisten binnenvallen,' probeerde hij nog. 'Maar Karel, dat was vroeger, de Koude Oorlog is toch voorbij!'. 'Ach ja, dat was ik vergeten. Sterkte nog. Doei'.
Iedereen heeft er ondertussen de buik van vol, van die obligate eindejaarslijstjes. Niet in het minst omdat je genadeloos in je blootje wordt gezet. Ze vragen je godbetert het hemd van het vege lijf. Poedelnaakt en met lege bovenkamer struin je op Silvesteravond het nieuwe jaar in. En probeer in onze contreien maar eens een vintage vijgenblad te vinden. Wie je favoriete acteur is, willen ze weten, of je meest verguisde actrice. Welke shampo je bij voorkeur gebruikt, en welke subtiele geurvreters. Wordt Justin Henin sportvrouw van het jaar, of valt dit keer Kim Clijsters in de prijzen. Kortom: je grijze hersencellen worden door de poll-polizei met onvervalst inquisitierafinnement op een zacht vuurtje gaargestoofd. 'Daar hebben jullie geen zaken mee!' wil je vertwijfeld schreeuwen, maar je kreten lopen stuk op de wall of sound die elke jaarwisseling opnieuw uit djinglebells wordt opgetrokken.
Er zijn tijdschriften die het pollen én trendsetten à l' improviste combineren. Wie is de sportiefste Belg van het jaar, vragen ze, en dan moet je multiplichoice-gewijs kiezen tussen Margriet Hermans, Jean-Luc Dehaene of Mieke Vogels. En voor het antwoord op de vraag: 'wie is de beste politicus van het jaar' kan je enkel Tom Boone, Phaedra Hoste, of Borat aanvinken. En dat zijn dan de onvolprezen media, die geacht worden onze opinie corpus en kompas te geven.
Wat niet belet dat de mate waarin jij en ik deelnemen aan deze eindejaarsgekte doorslaggevend is voor wat wij in het nieuwe jaar door de strot geramd krijgen. Gaat Eddy Wally de dienst uitmaken op Studio Brussel of steekt Justin Timberlake daar een stokje voor. Krijgt Ann Nelissen de rol van maffe Hilda in de familiesoap Wittekerke, of mag Gusta De Bakker dit jaar die honneurs waarnemen. Ga er maar gerust van uit dat de gemiddelde Belg kiest voor dingen die niet boven het gewone maaiveld uitsteken: die charmezanger uit Wuustwezel die zonder tierelantijnen zijn liefde voor Germaine bekent, die actrice die lijkt op de dochter van de slager om de hoek. Een nieuw jaar van geestdodende middelmaat loert dus al met argusogen om de hoek.
Dus mensen met een goede smaak red ons uit het oprukkende museum van de wansmaak en doe eens een klein efforreke. Voor wie zijn vaderland en compatriotten liefheeft, doe mee met die polls! Begin bescheiden met de eindejaars hitparades: zoals de alombekende Tijdloze van StuBru, donnas top 2006 of stem af op de top 100 van Radio 1. Dan heb je alvast het topje van de ijsberg mee. Geef toe, het heeft zo zijn charmes, die eindejaarsexamens. Op de meeslepende akkoorden van 'Hotel California' of 'Angie' kan je op kerstdag tijdens een afwas van een meter hoog ongegeneerd stagediven dwars doorheen het keukenraam. Om maar iets te noemen. Dubbel zo leuk als je keuken op, pakweg, de vijftiende verdieping ligt. Ik zet een aantal tops voor u op een rijtje, kwestie van je de pap in de mond te geven.
Radio 1 zendt op de eerste zaterdag van de kerstvakantie zijn Belgische top-100 uit onder de noemer 100 op 1. Laat vooral een geurspoor na. Stemmen doe je op http://www.radio1.be/radio1_master/home_radio1/index.html. Als je de shiftingsvraag juist hebt kan je één en ander winnen: van mp3-spelers tot 100 po 1-cds. Radio 1 stelt informatie ter beschikking van luisteraar met pluche in de bovenkamer.
Donna begint zijn ambitieuze Top-2006 op kerstdag en gaat dag en nacht door tot op oudejaarsavond en zal in totaal 147 uur duren. Stuur ook op deze zender je feromoon de ether in. Om te stemmen surf je naar http://217.19.231.156/apps/tops/top2006/stem waar je eveneens een uitgebreide databank aan (donna)nummers kan raadplegen. Eigen suggesties zijn evenwel altijd welkom. Te winnen? Een wereldreis.
En dan is er die gouwe oude, de Tijdloze op stubru. Voor het eerst niet op kerstdag maar op 29 december, én gepresenteerd door Roos Van Acker en Lieve De Maeyer. Doe een gooi naar die ene minuut op de walk of fame. Als vanouds kan je ook hier iets winnen, nadat je je stem hebt uitgebracht en 2 shiftingsvragen hebt beantwoord.
Wat dat dan opbrengt, zul je vragen. Een vermelding in de vaderlandsche geschiedenis, wegens het terugdringen van de zelfmoord- en criminaliteitscijfers. Een naam op het monument van de onbekende soldaat, want u streed tegen de verloedering van onze jeugd. Het probleem is in België dat geaborteerde wansmaak altijd wel door wansmaak van een andere orde wordt vervangen
Unidad Popular De pié cantar que vamos a triumfar Avanzan ya banderas d' unidad A conquistar nuestra felicidad Y en un clamor mil voces de combate S' alzaran diran, cancion de libertad Con decision, la patria vencera
bevrijdingslied van het Chileense volk
Toen anno 1975 Franco, de laatste Europese dictator, overleed werd in Leuven de Spaanse vlag gehesen. Wie van goede komaf was trok de straat op en gooide zich met lijf en leden in de afterparty die 35 jaar fascisme ten grave droeg. Kroegbazen staken een gratis vat en trakteerden hun vaste klanten op tortilla en bal Musette. Dood gewaande helden kwamen weer tot leven. Portretten van de grote Spaanse dichter Garcia Lorca werden vanonder het stof gehaald en in triomf door de smalle steegjes van de binnenstad gedragen. En de verhalen van George Orwell en Ernest Heminghway over de moedige strijd van het Spaanse Volksfront tegen de falangisten gingen voor een laatste keer van mond tot mond. Toen was een dode dictator nog gefundenes fressen om een keer laveloos uit de bol te gaan.
Eergisteren stierf Pinochet. Maar de tijd dat de dood van een dictator volkstoelopen teweeg bracht lijkt definitief voorbij. Veertig Chilenen speelden solitaire in een godvergeten hoekje van Brussel. En dat was het dan zowat. Toch was Pinochet niet de minste onder de zijnen. Het bloed dat aan zijn handen kleefde was afkomstig van mensen die men ternauwernood zijn tegenstanders kon noemen: landarbeiders, kunstenaars, journalisten. De putsch die hij op de regering van Allende pleegde sloeg de droom van alle democraten over een hoopvolle toekomst voor de arme Chilenen aan diggelen.
Ik herinner mij nog heel goed de tanks die in 1973 Santiago de Chili binnenrolden. In de zwart-wit weergave van de toenmalige televisie ging er van die beelden een bijzondere macabere dreiging uit. Ik was 17, politiek groen achter de oren, maar ik voelde aan mijn water dat deze mestkevers op rupsbanden een zwarte bladzijde in de geschiedenis schreven. In gesloten formatie trokken zij een cirkel rond het presidentiële paleis. In de presidentiële vertrekken zaten Allende en zijn regering als ratten in de val. Allende zag in die laatste momenten van zijn leven de mooie lente die hij voor de toekomst van Chili in petto had in rook opgaan. Hij wilde komaf maken met de greep van de Amerikaanse multinationals op de natuurlijke rijkdommen van het land. Hij wilde de almacht van de grootgrondbezitters breken en de armoede zoveel mogelijk terugdringen. Maar hij was vergeten binnen de lijntjes te kleuren van America's great masterplan for the universe. Een Amerikaans doorslagje van het Britse lijflied: 'Rule Britannia, Britannia rule the waves'. Amerika kon dat laboratorium waar met links geëxperimenteerd werd in de eigen achtertuin missen als kiespijn. De Russische communisten zouden deze potentiële bondgenoten wel eens ten dans kunnen vragen. Er werden derhalve programma's opgezet om Chili te destabiliseren en om de economie te boycotten. En Pinochet kreeg carte blanche om zijn ding te doen. Dat waren de dingen die Allende overdacht toen hij de dood in de ogen keek. En hij besloot de eer aan zich te houden en zelfmoord te plegen.
Wat volgde was een spiraal van geweld en zuiveringsacties. In het voetbalstadion van Santiago de Chili werden de vermeende tegenstanders van het regime gefolterd en vermoord. Duizenden mensen moesten de wijk nemen naar het buitenland om in ballingschap te leven. De Amerikaanse journalist Charles Horman werd op 17 september 1973, zes dagen na de staatsgreep, aangehouden door Chileense agenten nadat hij de CIA-acties tegen het regime Allende had aangeklaagd. Horman verdween uit het voetbalstadion van Santiago en zijn lijk werd in 1974 gevonden in een massagraf op het grote kerkhof van de hoofdstad. Op basis van deze zaak maakte Costa Gavras later de film 'Missing'. De dictatuur waarin een pleiade van mensenrechten met voeten werden getreden duurde 17 jaar: concentratiekampen, standrechtelijke executies en verdwijningen waren aan de orde van de dag. De armoede nam ongekende proporties aan.
Vandaag likt Chili nog altijd zijn wonden. Duizenden mensen zijn nog altijd op zoek naar gegevens over vermiste familieleden. Pinochet weigerde zich tot op het laatste moment voor zijn misdaden te excuseren. Moge de duivel zijn ziel hebben. Zijn laatste wens luidde: 'noch bloemen, noch kransen'. Niet meer dan fair, de tientallen naamloze massagraven in Chili indachtig. In de dood is iedereen gelijk, zegt men toch?
Noot: de grote Spaanse dichter Frederico Garcia Lorca werd tijdens de Spaanse burgeroorlog door de lakeien van Franco vermoord omwille van zijn vermeende linkse engagement, maar ook omwille van zijn homofiele geaardheid.
Jongen verwond 27 mensen tijdens schietpartij in Duitse school. Een nieuwsbericht dat door merg en been gaat. Want ook zo'n freaking desperado is altijd iemands zoon, altijd iemands maatje. Wat bezielt zo'n jongen die op de drempel van het leven staat om op zo'n drastische manier een fuck you-gebaar tegen de wereld te maken? Welke haat draag hij met zich mee? Hij kreeg geen toegang tot het uitverkoren clubje, zei hij zelf. Hij droeg niet de juiste merkkleding.... Waar zijn wij dan mee bezig? Sinds wanneer is de etalage belangrijker dan de winkel zelf?
Gisteren vertelde mijn collega mij dat zij voor haar 10-jarig zoontje een GSM-gekocht had. Kinderen zonder GSM telden namelijk niet meer mee. En ik herinner mij hoe mijn zoon een Millet-jas en Burlingtonsokken moest dragen om tot de happy few te behoren. En altijd zullen er kinderen zijn die uit de boot vallen, die moeten afhaken in de ratrace om de grootste, mooiste, duurste... vul zelf maar in. En de pijn en de frustratie die zij voelen groeit uit tot een groot gezwel, dat uiteindelijk ontploft in het gezicht van de maatschappij die hen placht uit te spuwen. Het zal je kind maar wezen. Mijn zoon is nauwelijks twee jaar ouder. Arme ouders, voorgoed getekend. Arme kinderen...
Hoeveel 'bowling for columbines' moeten er nog komen?
Vorige week wist ik een vrijkaart te bemachtigen voor het toneelstuk 'Mefisto for ever' van Klaus Mann in een regie van Guy Cassiers en Tom Lanoye. Voor couchpotatoes die gewend zijn aan de flitsende beelden van film en televisie is theater zoiets als een mechanische typemachine in het cypertijdperk. M.a.w. een archaïsch gebruik dat thuishoort in een folkloristisch museum. Het stuk ging over de innerlijke strijd die mensen soms moeten voeren om, hetzij ethisch te handelen, hetzij de eigen belangen na te streven. Het dilemma om het geweten te volgen, of, zoals Faust de eigen ziel aan de duivel te verkopen in naam van het persoonlijk gewin. Het verhaal gaat als volgt: een beloftevol acteur word geconfronteerd met een extreem-rechts bewind. Hij kan emigreren, zoals zijn geliefde, maar dat betekent dat zijn carrière in rook opgaat, of hij blijft in de heimat maar moet zich aanpassen aan de mores en geplogenheden van het nieuwe regime. De rol van de acteur werd m.i. niet zo sterk vertolkt door Dirk Roofthooft. De manipulatieve nazi werd schitterend gespeeld door Josse De Pauw en ook Hilda De Bal en een aantal andere coryfeeën deden hun duit in het zakje. Alles bij elkaar vond ik het resultaat niet echt geslaagd. Dirk Roofthooft acteerde onderkoeld, met weinig intonatie of gevoel. Bovendien vond ik het decor en het rode pluche van de Bourlaschouwburg een beetje overdone.Zijn wij te verwend? Naar verluidt bestaat er een schitterende filmversie van het boek van K. Mann in een regie van de Hongaar Szabo en met Klaus Maria Brandauer in de hoofdrol. Hij sleepte verscheidene prijzen in de wacht. Indien er een DVD van bestaat, wil ik die wel eens op de kop tikken. Want op zich is het wel een interessant thema.
Na het debâcle van eergisteren schreef ik dus gisterenavond terug een briefje aan Sinterklaas, zij het in aangepaste stijl, en met inachtneming van de wijze raad van mijn collegabloggers die ongetwijfeld op een rijke ervaring kunnen bogen inzake het paaien ende het manipuleren van sinten en pieten... ik schreef dus op een vel handgeschept papier met een vergulde pen:
Beste Sint,
Ik heb dit jaar volop geleefd. Drie minnaars heb ik het naar de zin gemaakt, de 7 hoofdzonden heb ik in al hun facetten verkend en bovendien werd ik ook nog eens een ongehuwde moeder van een kat met een strafregister. Kan ik nu alstublieft, alstublieeeeeeeft een stukje marsepein krijgen.
Ik steek het briefje in mijn schoen, steek daar nog een wortel bij (mijn zoon zou daar een boterham met choco van gemaakt hebben) en zet daarnaast ook nog eens een frisgeschonken glas Jupiler. Na een slapeloze nacht, met veel gewoel en gezucht, strompel ik 's morgens de trap af naar het sintenplaatsje bij de open haard. Om het lot gunstig te stemmen ben ik in gezang losgebarsten, met name in het toch wel enigszins stichtende: vol verwachting klopt mijn hart....
Wat zat er in mijn schoen dacht je: niet meer of minder dan een klantenkaart voor een beautyfarm (met een aanbeveling voor een extreme make over), een oneerbaar voorstel en een verzoekschrift om voortaan stella te schenken in plaats van Jupiler. Hooligan! Dementerend of niet...Ik zou toch eens een hartig woordje met hem willen wisselen.
Sinds mijn zoon de deur uit is is het stil in huis. Feestdagen zoals kerstmis en nieuwjaar moet ik telkens zelf en op mijn eentje feestelijk zien in te kleuren. Vaak word ik uitgenodigd door mijn moeder, zussen, of broers. Maar soms draait het ook uit op pure plantrekkerij. Om een graantje mee te pikken van de sinterklaasvreugde zette ik gisterenavond mijn schoen. Ik voegde er een lief briefje bij.
Beste Sinterkaas,
'Ik ben dit jaar zeer braaf geweest. Ik heb drie gezinnen van de hongersnood gered, drie gebroken huwelijken aan elkaar gelijmd, verzaakt aan mannen en mijn pasen gevierd.Graag kreeg ik van u een stukje marsepein. 't is niet voor mij maar voor mijn eenzaamheid.'
Het eerste wat ik vanmorgen deed toen ik wakker werd was kijken of de goede heilige man mijn smeekbede had verhoord. En ja hoor, hij had twee dingen in mijn schoen gelegd: een afrodisiacum en een exemplaar van het boek: 'Brave meisjes komen in de hemel, stoute meisjes overal.
De sinten zijn ook niet meer wat ze ooit geweest zijn.
Als Iraakse Koerd had Moshin het oorlogsgeweld al op jonge leeftijd leren kennen. Het was een vloek om een Koerd te zijn in Irak, een smet op het blazoen. Het was verboden om te spreken in je eigen taal, te zingen in je eigen taal, ja godbetert, zelfs te vloeken in je eigen taal. En het was nog meer verboden om historische gebeurtenissen of feesten te vieren. De vreugdevuren van Nawroz zouden nooit meer de toppen van het Koerdistangebergte in een rosse gloed zetten. Moshin en zijn dorpsgenoten kwamen in opstand tegen de onderdrukking. Ze trokken zich terug in de grotten in de bergen van Kirkoek. Ze leerden krijgertje spelen met geweren die te zwaar voor hen waren om te dragen. Moshin werd aangesteld om les te geven aan de kinderen van het dorp. Hij deed dat met een aplomb en een ernst die ongewoon waren voor zijn leeftijd. Maar al vrij snel werd de grond te heet onder zijn voeten en die van zijn kompanen. Ze moesten vluchten naar het buitenland. Moshin kwam eerst in Oostenrijk terecht, nadien in België. Pas jaren later zag hij zijn oude, zieke moeder terug in zijn geboortedorp. Toen het nieuws van zijn komst haar schamele hut bereikte, liet ze de dampende broden die ze net uit de hete bakkersoven haalde vallen, en rende ze op blote voeten het hele eind naar het dorpsplein, waar Moshin op haar wachtte. De tranen stroomden over haar wangen terwijl ze het gezicht, de schouders, de handen van Moshin betastte. Ze wilde hem op zijn echtheid controleren, zijn harteklop vasthouden in haar handen. Een aantal jaren later kwamen een paar ooms en neven van Moshin om het leven in de gasaanval op Halabja. Hun lijken lagen verspreid in de straten van het dorp, blootgesteld aan weer en wind, en aan het ongedierte. Moshin is nu een succesvol chirurg maar iets in hem vanbinnen is voorgoed afgestorven.
Gisteren werd Saddam Hoessein ter dood veroordeeld. Hij zal opgeknoopt worden aan de hoogste minaretten van zijn megalomane luchtkastelen. Hij, de man die de definitie van macht een nieuwe inhoud gaf. Het westen had veel tijd nodig om de misdaden van Saddam onder ogen te zien. En toen ze dat deden was dat om strategische redenen, niet zozeer in het belang het Iraakse volk. Saddam stond erbij als een zuil van zout toen de rechter het vonnis voorlas. Even nog leefde hij zich in in de rol van diehard with a vengeance. Maar hij wist dat zijn leven geen drachme meer waard was. Het westen heeft een zondebok nodig, en wel nu meteen. Het recalcitrante Oosten moet een lesje krijgen. Het enige wat Saddam nog dwarszat was de strafmaat: het gaf geen pas dat hij zou opgeknoopt worden als een misdadiger van gemeen recht. Hij had die misdaden gepleegd als leider van een grote natie, in naam van de orde en een plaatsje in de kronieken van de geschiedenis. Hij verdiende de eer door een vuurpeleton geëxecuteerd te worden.
Het is vreemd dat al die wrede dictators, de Mobutu's, de Bokassa's, de Idi Amins zo weinig tot introspectie geneigd zijn. Dat ze hun eigen misdaden vergoelijken als een noodzakelijk kwaad om het voortbestaan van hun land te verzekeren. En het westen schreeuwt moord en brand, maar laat betijen, in naam van het economische belang, totdat de lijken geteld zijn en de bronnen drooggelegd. The king is dead, long live the king.
50 jaar Bejart: dat vraagt om toeters en om bellen. Dat schreeuwt om serpentines en knallende champagnekurken. Bejart is zonder meer de grootste choreagraaf die ons land ooit heeft gekend. Hij deed een frisse wind waaien door een landschap dat lichtjaren lang door gepoederde pruiken en roze tutu's werd gedomineerd. Al was het pas op rijpere leeftijd dat ik tot dat inzicht kwam en het pirouetterende deel van de bevolking een morzel gunde van mijn sympathie.
Als kind had ik geen hoge pet op van ballet. Als, pakweg, het Bolstoiballet op TV een dansvoorstelling gaf van het 'Zwanenmeer' dan kreeg ik allergische reacties omwille van het zeemzoeterige en het stofferige dat van het scherm afdroop. Ballerina's in witte tulen jurkjes wrongen zich in sierlijke arabesken die té perfect waren om te kunnen boeien. Ballet was iets voor nuffige trutten die zich bij voorkeur in het rode pluche van literaire salons ophielden. Wij gewone plebejers waren té down to earth om ons met dat soort zweverige toestanden bezig te houden. Van Morrison of Uriah Heep, dat waren pas artiesten. Dansers en danseressen, dat waren sissies. Dan mochten ze nog Margot Fonteyn of Rudolf Nurejev heten. Het gerucht ging bovendien dat alle balletdansers verkapte homofielen waren en alle ballerina's anorexia nervosa-adepten. Toen was dat nog bijzonder 'weird'.
De school gooide echter roet in het eten. Die had zich namelijk tot doel gesteld de ruwe franjes van onze ongevormde geesten weg te werken. Die wilde ons sculpteren naar Gods' beeld en gelijkenis, ons met het ciseleermes bijschaven tot fijnbesnaarde zielen die hongerden naar het hogere in dit leven. Te dien einde werden er om de haverklap uitstappen geprogrammeerd naar één van de vele cultuurtempels die Vlaanderen rijk is. De culturele centra van onze provinciale hoofdsteden kregen busladingen schoolgaande jeugd over zich heen om hen een stukje beschaving in te lepelen. De platte stationsromantiek van een Konsalik moest baan ruimen voor de hoofse minnekunst van Tristan en Isolde. De laag bij de grondse smartlappenrijmelarij van Willy Sommers moest wijken voor de op toon gezette poëzie van Dimitri Van Toren. En het gefiedel en gehuppel van volksdansgezelschappen kreeg concurrentie van de peristaltische vormgeving van het klassiek ballet. Balen was het iedere keer als de leraar estethica weer met een lading toegangstickets stond te zwaaien. Voor een voorstelling van 'the caretaker' van Harold Pinter in het Mechels Miniatuurtheater, of voor de eeuwigdurende monoloog van Julien Schoenaerts in het stuk 'Apologie van Socrates'. Op een dag had hij een nieuwe kwelling voor ons in petto. Wij zouden tegen heug en meug naar Vorst Nationaal worden gevoerd om daar een opvoering van de negende symfonie van Beethoven bij te wonen. Niet zomaar een opvoering tout court. Maar eentje die op choreografie was gezet door Maurice Bejart, en gedanst werd door het Ballet van de Twintigste Eeuw. Wij deden er een beetje lacherig over. Het was allesbehalve en vogue om met ballet te dwepen. Dus vlogen de termen truttig en debiel over en't weer.
Maar er was geen ontkomen aan. Dus reden wij op een zonnige dag met zijn allen naar Vorst om deze rijzende sterren aan het Belgische firmament aan het werk te zien. De verrassing was compleet. Niks frullerige tutu's, gotische spitsboogjes of tierelantijnen. Niks uitgesponnen duootjes met teringlijdende schaduwpoppen. Dit was fors en krachtig ballet dat hoekigheid tot kunst had verheven. 25 verschillende nationaliteiten stonden op het reuzepodium in kreuklinnen de geschiedenis van de danskunst te herschrijven. De 'ode an die freude' was een werveling van armen, benen en hoofden die het vleesgeworden geluk verzinnebeeldden. Eén danser vooral sprong in het oog. Het was de onnavolgbare Jorge Donn die later aan aids zou sterven omwille van 'des heeren liefde'. Als een mysterieuze faun bewoog hij zich tussen de rest van het gezelschap. Zijn lichaam en gezicht waren een lofzang op de schoonheid. En dansen deed hij als een god. Deze voorstelling van Béjart en zijn gezelschap heeft mijn mening over het artritische gehalte van ballet in het algemeen bijgestuurd. Ook in deze steriele wereld was er dus blijkbaar beweging mogelijk. En zelfs in figuurlijke zin. Sindsdien ben ik ongegeneerd liefhebber van modern ballet met zijn rijke spectrum van scholen en stijlen en in al zijn tonaliteiten. Dat Bejart nadien door de kortzichtigheid van de directie van de Muntschouwburg naar Lausanne uitweek, is nog altijd een smet op het Belgische blazoen. Wij verloren daardoor niet alleen een groot kunstenaar, maar ook een charismatische figuur die zelfs stenen kon doen bewegen.
Wie Bejart en zijn gezelschap alsnog aan het werk wil zien kan daarvoor tussen 12 en 17 december terecht in de stadsschouwburg van Antwerpen. Doén!
P.S.: de bijgevoegde foto is niet van Maurice Bejart, maar van zijn pupil Jorge Donn, waarmee hij naar verluidt de Griekse liefde bedreef. Of zij dat op de tonen van een buzuki deden is niet nader bekend.
Gisterenavond klokte ik om vijf uur een bijzonder hectische week af. In mijn rol van colporteur in het goede doel had ik zowat half België doorkruist. Maandag was ik in Hasselt, dinsdag in Leuven, woensdag in Poperinge, en gisteren dus in Gent waar het verenigde socio-culturele en politieke middenveld verwoed strijd levert om de dakloze Roma een deftig onderkomen te geven. Een zware verkoudheid had halverwege de week de kop opgestoken, zodat ik mijn gesprekspartners al hoestend en kuchend te woord moest staan. Het was dan ook alsof er tien ton menselijk leed van mij afviel toen ik de deur van ons logistieke bastion achter mij dichttrok. Ondanks het herfstig weertje kondigden de etalages onderweg naar huis een vroege kerst aan. Antwerpen maakt zich op om met stijl het jaar 2007 in te gaan. De kerstmarkt en de ijspiste zijn in volle aanbouw.
Thuisgekomen was het mijn eerste zorg om de ziektekiemen die zo langzamerhand bezit nemen van mijn lichaam te lijf te gaan. Ik maakte een heet bad klaar waarin ik het hele flesje eucalyptus leeggoot dat ik de dag voordien in 'Het Kruidvat' had gekocht. Ik dompelde mezelf helemaal onder in het heilzame vocht, zodat alleen mijn hoofd boven het water uitstak. Zo liet ik de sterk naar munt geurende eucalyptus een uurtje op mij inwerken, terwijl ik een hoofdstukje las uit 'No Logo' van Naomi Wolf, het standaardwerk van de andersglobalisten. Op de achtergrond vlochten de stemmen van Peter Gabriel en Kate Bush zich ineen tot een duet dat kippevel in de huid trok. Ik genoot intens en voelde hoe mijn vel begon te tintelen. Na het bad hing ik nog een half uur met een handdoek over mijn hoofd boven een dampend kruidenextract waarin basilicum en thijm verwerkt zaten. Dat was dan dat. Ik hoopte dat deze aloude beproefde methodes om de weerstand te versterken nieuwe aanvallen van het bacteriënleger zouden kunnen doorstaan.
Totaal relaxed, stak ik de DVD 'Der Tod im Venedig' van Visconti in de DVD-player. Een film die ik al zes keer heb gezien. Toen nestelde ik mij in mijn kasjmieren kamerjas in de zetel, een batida de coco in de hand. Batida roept bij mij altijd het beeld op van zonovergoten stranden, palmbomen, en salsa. Vandaar dat het in de winter mijn lievelingsdrankje is. Snif, snif, snif, vergiste ik mij nu of stond er in de oven iets aan te branden. Dat kon toch niet, dat moest inbeelding zijn, ik had voor zover ik wist niets in de oven gezet. Dus drukte ik vastberaden op de startknop van de DVD-player, en het verhaal van de uitgebluste componist die dankzij de liefde nieuwe muzikale impulsen krijgt zette zich in gang. De aanzwellende muziek van Gustav Mahler vulde al snel de kamer. Carnivale, mijn poes, sprong op mijn schoot en begon te spinnen en te ronnen dat het een aard had. Mmmm, dit beloofde een avondje te worden van ongegeneerd cocoonen.
Totdat er een kwartier later met aandrang werd gebeld. Ik stak mijn hoofd door het raam en zag warempel twee brandweermannen voor de deur staan. 'Mevrouw, zou u zo snel mogelijk willen naar beneden komen want er is brandalarm in het gebouw.' Het gebouw is een sociaal woningcomplex waarin een zestigtal gezinnen, en ikzelf dus, gehuisvest zijn. Merde, daar ging mijn rustige avond. Ik nam Carnivale onder de arm en stormde trapsgewijs naar buiten. De trappenzaal hing inderdaad vol rook. Ondertussen was de hele buurt samengetroept op de stoep. 'Wie, wat, waar?', was de vraag die vanzelfsprekend werd gesteld. Bleek dat een flauwe plezante een hoop papier in brand had gestoken in de liftkoker. Niet echt dramatisch dus, een towering inferno zou ons bespaard blijven, maar de brandweer speelde op veilig en ontruimde het hele gebouw. Er zat voor ons dus niks anders op dan ons heil te zoeken in een café. Zo zat ik even later met mijn Kosovaarse overburen aan een morsig tafeltje in een louche estaminet. Vermits hun kennis van het Nederlands miniem was stokte het gesprek al vrij snel. Koortsachtig zocht ik naar een middel om ons desondanks aangenaam bezig te houden. Totdat mijn oog viel op een kaartenrek waarin een tiental kaartenboekjes op spelers lagen te wachten. Jieeeeeehaaaa, triomfeerde ik, en ik nam een pakje kaarten van de stapel. Even later probeerde ik mijn tafelgenoten met engelengeduld, veel gegesticuleer en mimespel de beginselen van kleurenwies bij te brengen. En, zowaar ik Stien heet, na een uurtje waren ze er mee weg. Alleen de regels voor een soloslim veroorzaakten een Babylonische spraakverwarring. Zo werd het toch nog best een aangename avond, al verliep die enigszins anders dan gepland. Om twee uur 's nachts werd het brandalarm afgeblazen en kon ik eindelijk uitgeteld tussen de lakens kruipen.
Op 24 oktober werd ik 50 jaar ofte een halve eeuw oud. Mijn zoon vindt dat stokoud. Hij verwacht dat ik binnen de kortste keren met een stok ga lopen en wartaal ga uitslaan. Zijn cadeautjes bij speciale gelegenheden evolueren navenant. Vroeger verraste hij mij met juwelen en fancy gadgets. Nu moet ik het stellen met oorbeschermers, artisanale pillendoosjes, of de 'medische wijzer inzake typische ouderdomskwalen'. Toen ik zijn leeftijd had dacht ik ook dat alle vijftigers met één been in het graf stonden. Gelukkig weet ik nu beter. Het vreemde is wel dat mensen fysiek verouderen, maar innerlijk het gevoel hebben dat ze eeuwig jong blijven. Ik voel mij nog iedere dag als een jong veulen dat de wei ruikt. Ik heb nog zoveel plannen, wil nog zoveel doen dat ik vrees dat ik nog een tweede leven zal nodig hebben. Een reïncarnatie op een hoger plan. Fysiek begint er evenwel hier en daar iets te haperen; de ogen en het geheugen worden slechter en een honderd meter horden zit er niet meer in. Ook de looks zijn niet meer wat ze ooit geweest zijn. De felle oogopslag die vroeger menig mannenhart in vuur en vlam zette mist tegenwoordig zijn effect. En dan had ik het nog niet over de strijd tegen de kilo's. Hoe ik ook trim en train, de Michelin-rolletjes zitten aan mij vastgeklit als luizen aan een pels. Charmant toch, dat buikje, zeggen mijn vriendinnen dan, maar mijn mannelijke counterpartners denken daar het hunne van. Mannen zijn niet langer seksueel in mij geïnteresseerd, zij zien mij veeleer als een baken van vertrouwen, waarbij zij af en toe hun hart kunnen luchten. Maar dat is niet wat ik wil. Je veux de l' amour!!!!!. Wat is er leuker dan een gevierde stoot te zijn en met stilettohakken over het mannelijke ego te paraderen? je wil dat ze om je huilen, dat je het brandpunt bent van hun bestaan. Je verlangt naar serenades onder het raam en de erotiserende sfeer van zwoele zomers. (met alle sympathie voor de mannen, maar ach, zij doen ons ook graag de duvel aan). Maar in weerwil van dat dolgedraaide oestrogeen wil het lijf niet meer mee. Dokter Hoeyberghs, can you save me?
Ik behoor nu dus definitief tot het legertje der senioren. M.a.w. tot het aftakelende ras. Ik krijg voordelige tarieven bij de tandarts en ook werkloos zijn is niet langer een schande. Ik hoop alleen maar dat ik waardig oud kan worden, dat ik gespaard blijf van ziektes zoals dementie, of de ziekte van Parkinson. Mijn verjaardag heb ik gevierd en sourdine, zonder de toeters, bellen en serpentines die anders altijd van de partij zijn. Een etentje met een paar goede vrienden om dàt te horen wat ik wilde horen: 'allez Stien, ge begint aan uw tweede jeugd, allez Stien, ge ziet er nog patent uit! Vitamientjes voor de ziel, maar wij weten natuurlijk wel beter. Al wat mannelijk en aantrekkelijk is loopt tegenwoordig in een boogje om mij heen. De blik meteen afdwalend naar die blonde stoot die net na mij komt. Ik heb mijn tijd gehad, en ik mag niet klagen, ik was zeker niet misdeeld. Maar ik maakte zo graag deel uit van de pret.
En wie weet ontmoet ik toch nog eens zo'n stud met zilvergrijze haren met wie het leuk oud worden is...
'Niemands meester, niemands knecht' dat was het kwaliteitslabel dan Johan Anthierens zichzelf had aangemeten. De mantra die zijn leven richting gaf. Hij ging daarbij soms wild tekeer en schopte iedereen een geweten. Zelfs de meest gelauwerde hoofden mochten zich verwachten aan een stamp ter hoogte dan de navel. Het fenomeen Anthierens had dan ook een schizofreen effect: sommigen lustten hem rauw tussen de boterham bij het ontbijt, anderen prezen hem de hemel in. Zelf had ik het soms moeilijk met de manier waarop hij heilige huisjes en mensen aan gruzelementen sloeg. Maar zijn lijfspreuk vond ik de max en wilde ik graag tot de mijne maken.
Helaas moet ik bekennen dat het al vrij snel een gevecht tegen windmolens werd. Nog steeds deel ik op mijn werk niet de lakens uit en is het de capo dei capi die het laatste woord heeft over de koers die ons schip zal varen. Een mens leert daar mee leven. Het zijn nu eenmaal de consequenties van de hiërarchisch opgedeelde maatschappij waarin wij leven. Leuk is anders, maar het went (zoals een vent). De godheid die mij evenwel onvoorwaardelijk zijn slaaf mag noemen is de sigaret, dat miezerige stokje, dat walmt en stinkt en menig gebroken gezin op het geweten heeft.
Mijn eerste sigaret rookte ik in het voorlaatste jaar van de humaniora toen de kleinkunst hoogtij vierde. Dimitri Van Toren, Jan de Wilde en consoorten schuimende de Vlaamse parochiezalen af om de Vlaamse ziel met minnestreelgezang de beschaving in te voeren. Die dag zou Zjef Vanuytsel optreden in de feestzaal van mijn illustere dorpje T. Overdag was deze zaal het vergaderlokaal voor de boerinnenbond en de duivenmelkers, 's avonds werd ze omgetoverd tot de Parnassus van T. en wijde omgeving. In het plafond van die zaal zat asbest verwerkt dat in minuscule deeltjes neerdwarrelde op de hoofden van het publiek. Maar in die tijd was dat nog politiek correct en geen haan die er naar kraaide. Het optreden van Zjef werd door het voltallige lerarencorps van harte aanbevolen. Zij hoopten zo onze puberale hormonen een bad van kamfer en laudanum te kunnen geven. Kunst verzacht de zeden, was hun adagium.
Die avond trokken wij dus in vol ornaat naar het lokale Mekka van de kunst We zochten een zitje onder het waakzame oog van de bold and the beautiful: de leraar wiskunde, de stud van turnen, de cupido van geschiedenis. Het was op het ogenblik dat Jef Vanuytsel de eerste akkoorden van 'De Zotte Morgen' aansloeg dat mijn vriendin mij een sigaret aanbood. Ik weet nog dat ik dacht: dit is absurd, ik moet helemaal geen sigaret. Maar de puberale drang om tegen de haren van onze geestelijke mentoren in te strijken haalde de bovenhand. Hoestend en proestend werkte ik me door die eerste sigaret heen. En op dat cruciale moment waarop ik met mijn vrijgevochten pose hoge ogen wild gooien werd ik een slaaf voor het leven. Diezelfde avond nog joeg ik er een half pakje marlboro door om de gelukzalige roes die de eerste sigaret veroorzaakte vast te houden
Sindsdien ben ik een verstokt kettingroker. Ik rook in bed, ik rook in bad, ik rook op het topje van de Himalaya. Ik rook 'in good days and in bad days, for better and for worse'. Roken staat bijlange niet meer geboekstaafd als hip en cool, maar ik volhard in den boze omdat de nicotine het stuur heeft overgenomen. Ik rook iedere openbloeiende liefde naar de maan, en gooi er mijn zware rokershoest ook nog eens achter aan. Mijn relatie met de sigaret is de meest standvastige relatie die ik ooit had. Hallo, is er misschien een dokter in de zaal?
Alle methodes om te stoppen heb ik ondertussen proefondervindelijk op hun waarde getoetst: acapunctuur, acapressuur, laserbehandeling, nicotinepleister. Geen enkele remedie bleek sterk genoeg om mijn nicotinemanie in een baan om de aarde te schieten. Wereldschokkend was dat niet in een tijd dat roken een sociaal visitekaartje was. Rokers behoorden tot de incrowd, tot de prijsbeesten. Niet-rokers waren de Johnnies en Marina's van onze generatie. Zij hielden zich op in de grijze zone van het maatschappelijke pretpark.
De dag van vandaag is roken zoiets als een pestilencie. Er werd een vervolgingsbeleid ingesteld.Wij worden verbannen naar de catacomben en smokey mountains van het publieke toneel. De Abu Ghraib van Vlaanderen. Kantoren, publieke plaatsen, treinen moeten oorden zijn waar de frisse lucht in vrije val kan circuleren. Rokers zijn persona non grata voor het leven.
Niet lang meer en wij worden gedeporteerd naar strafkampen in de wildernis van Transsylvanië.Waar wij in een reservaat ongestoord rookwalmen de lucht in kunnen blazen. Dracula mag zich al in de handjes wrijven.
Ik ben een verzamelfreak. Alle brieven die ik ooit in mijn leven kreeg zitten (nu ondertussen) al eeuwenlang opgeborgen in een stoffige doos die op zolder staat. Tientallen keren heb ik ze willen wegdoen, maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen. En zo af en toe lees ik er eens eentje opnieuw. Stemmen uit het verleden, van dierbare vrienden of toevallige passanten op je levenspad. De grappigste brief die ik ooit kreeg is die van 'der Helmut' aus Oberbayern. Ik was 16 en op bouwkamp in Duitsland met de bouworde. Wij waren daar met een grote groep mensen uit diverse delen van de wereld. Helmut was één van hen. Hij was een rasechte Duitser met lederhosen, een gemillimeterde kop, een onblusbare Teutoonse passie en een Pruisisch gedachtengoed. U merkt het al, de ideale schoonzoon. Wat erger was, hij had een 'crush' on me. Wilde achtervolgingen door de gouden korenvelden van Rothenburg en omstreken waren voor mij daar dagelijkse kost. Op een gegeven ogenblik zou en moest hij mij een liefdesbrief schrijven. Hij ging te rade bij twee Belgische kompanen van mij. Moet het gezegd dat die er duchtig van profiteerden om Helmut in het ootje te nemen!!!
Aardige Stien,
Je weet dat ik van je hou. Je hebt me gisterenavend zeer treurig gemaakt. Ik jou niet vergeten. Toch ben ik zeer treurig die twe weken. Jij hebt mooie zwarte haren. Ik hoop dat ik nog een kusje van je krijg. Ik zou mij zeer verheugen als je van mij zult houden zoals ik van jou hou a.u.b.! schrijf ook een brief, als je het niet doet ben ik zeer kwaad. Schrijf mij a.u.b. in Duits. Ik kon bijna niet slapen van liefdenverdriet. Het leven altijd hoger en hoger. De Duits-Belgische Vereinigung en eenheid, hoog leven zij. Je bent mijn liven schat. Ik aardige jou, werkelijk, ik aardige jou.
De kogel is eindelijk door de kerk. Voortaan moet noodlijdend Vlaanderen het met de helft minder Stienie stellen. De tijd dat ik voltijds in kameelharen pij dit land doorploegde, om te slaan en te zalven, om kleine brandjes te blussen en grote noden te lenigen is voorgoed voorbij. Mijn andere helft heeft een enkele reis geboekt naar Sodom en Gomorra. De rest van mijn leven wil ik namelijk gedeeltelijk besteden aan het najagen van puur en onversneden genot. Aan schaamteloos hedonisme en de aanbidding van gouden mammons. Als daar zijn: Man, Wein und Gesang en af en toe wat Sturm und Drang. Aaron, Nikki en de rest van dit ondermaanse verklaarden mij gek.'Ben je nu helemaal! Welke idiote oelewapster geeft nu een goedbetaalde voltijdse job op om deeltijds te gaan werken. Je bedelzak hangt nog maar net aan de kapstok. En het aan elkaar knopen van eindjes ben je verleerd. Anderen zouden maar wat graag in jouw luxeschoentjes staan!'
Daar valt iets voor te zeggen. Het arbeidsethos staat inderdaad hoog genoteerd in de top tien van prioriteiten van de modale Belg. Die heeft met name naast een baksteen ook nog een schoffel, een snoeischaar of een Mackintosh PC in zijn maag, al naargelang de luimen van God toen hij de talenten verdeelde. Een Belg die niet werkt is gedoemd voor het leven. Hij belandt ergens in de twilight zone waar hij in zijn eentje patience mag spelen. Hij rijdt met de trein der traagheid die enkel stopt waar koning middelmaat regeert. Middelmaat in te besteden middelen, middelmaat in cultuurbeleven, middelmaat in sociaal verkeer. Onthechting is bij leven en welzijn zijn vaste metgezel. De kersen op de taart gaan zo goed als zeker aan zijn neus voorbij en het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener. En op een greintje respect hoeft hij al helemaal niet te rekenen. Niet zelden wordt zijn getorpedeerde status aan eigen falen toegeschreven. Aan té lui, te dom, te weinig flexibel, te veel flexibel. En door het sjoemelen met statistieken tracht men zijn bestaan tot een bagatel te reduceren. Deeltijds werkenden staan ietsje hoger genoteerd in de hitcharts van Vadertje Staat. Hun quotering is het digitale equivalent van 'met de hakken over de sloot'. Als zij op de tenen gaan staan kunnen zij nog net een graantje meepikken van de vetpot die er onder het plebs te verdelen valt. Maar dan mogen ze wel hun teennagels niet bijknippen.
Voltijds werkenden daarentegen zijn het kruim van deze natie. Zij zijn het fundament zelf van onze welvaartsstaat. Zij zijn de aflossing van de erfzonde die ons sinds bijbelse tijden achtervolgt. Gelauwerd worden zij. Met honneurs en lof overladen. Wie ben ik dan wel om zomaar uit vrije wil aan de streling van het applaus te verzaken? Ben ik dan vergeten dat ik mijn job niet in de schoot geworpen kreeg? Dat ik Olmen en Balen heb moeten verzetten om het uiteindelijk breed te kunnen laten hangen? Cursussen si en cursussen la, en dat terwijl ik amper een nagel had om mijn derrière aangenaam te scratchen. Want armoede heb ik als gewezen alleenstaande moeder ook gekend in al zijn facetten: witte armoede, zwarte armoede, terracotta armoede, armoede die smaakt naar aardappelen met ajuinsaus en armoede die smaakt naar nooit meer. Hoe haal ik het dan in godsnaam in mijn hoofd om terug het scherp van de snede op te zoeken. Om te gaan koorddansen tussen die twee polen van 'net genoeg hebben' en 'net ietsje te weinig'.
Ik beken. Er is veel innerlijke strijd aan voorafgegaan. Ik heb een balansrekening opgemaakt en de pro's en de contra's tegen elkaar afgewogen. Feit is: ik laveerde al een tijdje op de rand van een burn out op mijn werk. Een job in de sociale sector vergt soms veel van je emoties. Je investeert zo danig veel in het welzijn van anderen dat je jezelf op een gegeven moment voorbijloopt. Je draait mee in een merry go round die van geen ophouden weet. Een 9 to 5 job is voor een zielenredder niet weggelegd. Zo kreeg ik stilaan het gevoel dat ik in een uptempo versie zat van het wijsje: boulot, metro, dodo. Een deel van mijn persoonlijkheid begon daarbij te atrofiëren. Ik ben altijd graag creatief bezig geweest met keramiek, tiffany en een hoop andere dingen, en daar kwam nog maar weinig van in huis. Ook mijn sociale leven begon te lijden onder mijn drukke werkschema. Kortom ik zat niet meer lekker in mijn vel. Een beter timemanagement? Ga weg. Noodsituaties zijn wars van alle agenda's. Onthaasting? Jawel. Dat wordt mijn eerste bekommernis in de komende weken. Ik wil terug een beetje leren leven op het ritme van de getijden. Dat ik het dan met wat minder moet stellen neem ik er graag bij. Ik ken nog alle truukjes en kneepjes om met weinig middelen het leven toch aangenaam te maken. Armoede is soms een goede leerschool.
Karel nam het nieuws goed op. Hij had ook al wel in het snotje dat mijn oorspronkelijk enthousiasme wat was bekoeld. Drie maanden moet ik nog voltijds werken zodat zij een andere oplossing kunnen zoeken. Ik verheug mij al op het stukje vrijheid dat ik mezelf heb gekocht. Karel is mijn eigentijdse Ezou. Hij heeft nog een bord linzensoep van mij te goed.
Twee jaar geleden deed de veroordeling van het Vlaams Belang wegens racisme veel stof opwaaien. Voor- en tegenstanders kruisten de degens. Het recht op vrije meningsuiting werd ter discussie gesteld. Vanuit het democratische kamp was er de vrees dat dit arrest zich wel eens als een boemerang zou kunnen keren tegen alles wat vrank en vrij is. Censurerende wetten werden in het verleden immers nogal eens ingezet voor de verkeerde doeleinden. Ik schreef er destijds een stukje over. Lezers die niet geïnteresseerd zijn in het thema, of niet houden van lang uitgesponnen artikels kunnen misschien beter doorzappen. Ik bekijk de kwestie hier effectief in het lang en in het breed. Mensen die zelf nog met vragen zitten rond dit item kunnen er misschien iets van opsteken.
Het arrest van het Gentse beroepshof De veroordeling van het Vlaams Belang wegens het verspreiden en verkondigen van racistische propaganda joeg heel wat mensen de gordijnen in. 'Veel geschreeuw om weinig wol' oordeelden de voorstanders van een onbeperkte vrije meningsuiting. 'Was het geen slag in de lucht om te stellen dat het verspreiden van dit soort smalltalk tot een wildgroei van het geweld op vreemdelingen zou leiden? Het causale verband tussen beide was toch nog nooit op wetenschappelijke wijze aangetoond. 'Beter voorkomen dan genezen' pareerden de voorstanders van het arrest. 'Moesten er soms eerst doden vallen?'
Het is op zijn minst merkwaardig dat geen enkele wetsbepaling tot dusver de controverse over de vraag waar de vrijheid van meningsuiting ophoudt en de gelijkheid van rechten begint als een nachtkaars heeft doen uitgaan. De vrije meningsuiting is een icoon van de democratische maatschappij, de hoeksteen voor alle andere burgerlijke vrijheden, een conditio sine qua non voor het politieke discours. Maar in een wereld waarin de effecten van racistische opvattingen maar al te zichtbaar zijn moeten er twee vragen gesteld worden omtrent het absolute recht op de vrije meningsuiting: welk prijskaartje hangt er aan vast, en wie is er de dupe van.
Grenzen aan de vrije meningsuiting Wie het over censuur heeft begeeft zich op glad ijs. Het is een voortdurend afwegen van belangen en gevoeligheden. Als we homo's de kans geven zich te uiten schaden we dan niet de subjectieve belevingswereld van de religieuze fanaticus? Censuur kan doden en verlammen. Als mensen onder het politiek correcte juk hun daden met de mantel der geheimhouding gaan bedekken, ontsnappen zij aan de democratische controle en staat niets nog straffeloos misbruik in de weg. In de Verenigde Staten wordt 'haatpropaganda' verdedigd als de prijs die de samenleving heeft betaald om het recht op vrije meningsuiting te vrijwaren. Een dergelijke regeling, meent de overheid, is per slot van rekening ook een stok achter de deur voor raciale en andere minderheden, vermits het ook hun recht om eigen standpunten te verdedigen in ere houdt.
Haatpropaganda en censuur bewegen zich inderdaad in hetzelfde mijnenveld. In Amerika voerden de bekende feministen Catherine Mac Kinnon en Andrea Dworkin net voor de millenniumwisseling een spraakmakende campagne om pornografie buiten de wet te stellen. Zij verdedigden daarmee hun zienswijze dat pornografie een vorm van 'hate speech' was: het herleidt vrouwen tot seksuele objecten en onderwerpt hen op een vernederende manier aan mannen. Hoewel de Amerikaanse autoriteiten Oost-Indisch doof bleven voor hun argumenten, hadden hun acties tot resultaat dat er in Canada een strenge censuurwet werd ingesteld. Maar de eerste auteurs die onder dit nieuwe statuut werden veroordeeld behoorden niet tot het doelpubliek dat de vrouwen voor ogen hadden. Het waren prominente homoseksuele auteurs, een radicale zwarte feministe die ervan beschuldigd werd aan te zetten tot haat tegenover blanken en, tot ieders verrassing, Andrea Dworkin zelf. De fundamentalisten van de vrije meningsuiting kraaiden victorie. Hadden zij het niet met de natte vinger voorspeld! Censuur bakt vaak een koekje van eigen deeg, de aanklager wordt aangeklaagd.
De paradox van censurerende wetten is dat zij telkens opnieuw werden ingezet tegen slachtoffers van malafide praktijken of tegen opposanten van het bewind. Politieke en religieuze dictaturen jongleerden met censuur om de gevestigde orde in stand te houden. In Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie waren wetten op laster en eerroof een alibi om critici van het communistische regime de mond te snoeren. In Turkije werden de wetten gebruikt tegen Ismail Besikçi, een Turkse student die schreef over de mensenrechtenschendingen van de Koerdische minderheid. De Zuid-Afrikaanse wetten tegen de rassenhaat dienden tijdens het Apartheidsbewind om slachtoffers van het racistisch beleid de duimschroeven aan te leggen. Toch durfden ook zelfverklaarde democratieën wel eens de schaar te zetten in de vrije meningsuiting omwille van het hogere belang. Zo werd het docudrama 'Roots' van Alex Haley in Amerika aanvankelijk van het scherm geweerd omdat het de polarisatie van rassenhaat bij de zwarte kijkers wel eens in de hand zou kunnen werken.
Het correcte denken in de USA Vanaf 1980 ontstond er een spontane vorm van censuur op de universitaire campussen van de USA. Gealarmeerd door de toename van verbaal geweld t.a.v. vrouwen en allochtone studenten, introduceerden sommige universiteiten de zogenaamde etische taalcodes, die komaf moesten maken met seksistische of denigrerende opmerkingen t.a.v. bepaalde rassen, religies of vrouwen. Al die grote emancipatiegolven ter uitbreiding van de vrijheid in de USA - tegen de slavernij, tegen de segregatie, voor de rechten van vrouwen - hadden eenzelfde claim gelegd op de vrijheid van meningsuiting. Het waren diezelfde pleitbezorgers van gelijke burgerrechten die proefondervindelijk moesten vaststellen dat vrije meningsuiting geen absoluut recht kon zijn, dat er correcties moesten ingebouwd worden ter bescherming van kwetsbare groepen die nogal snel het doelwit werden van haatpropaganda. En met de invoering van deze codes was het laaiende en vaak uitputtende debat over het politiek correcte denken geboren.
Het correcte denken werd sindsdien het voorwerp van spot en discussie aan de Alma Mater. In een soort gargantueske vaudeville werd duidelijk gemaakt hoe absurd die cosmetische taalingrepen soms waren. Hoe die gestalte gaven aan een ontroerend, om niet te zeggen, autoritair geloof dat geconditioneerd gedrag de maat was om een dergelijke complexe problematiek mee te meten. De voetangel die verborgen zit in het correcte denken is dat het zich zo snel kan keren tegen wie of wat beschermd moet worden., dat het ergernis uitlokt bij de meerderheid en dat iedereen amechtig op zijn tenen gaat lopen voor de gemoedsrust van de ander.
De Amerikaanse Bond voor Burgerlijke Vrijheden bood alternatieve educatieve en politieke programma's aan om het tij te keren zonder de vrijheid van meningsuiting in het gedrang te brengen. Met positieve actie en cursussen in de geschiedenis en de functie van het vooroordeel hoopten zij de volwaardige deelname van alle studenten aan het campusleven te bevorderen en de verbale agressie in te dijken.
De Amerikaanse filosoof Ronald Dworkin stelt dat de vrijheid van meningsuiting het zout in de pap is van de modale burger. Dat het zijn leven een toegevoegde waarde geeft: 'Een echte democraat gaat er van uit dat iedere competente volwassene een stem in het kapittel heeft om mee te bepalen wat de wil van de meerderheid is. Een beslissing van de meerderheid is een maat voor niets indien niet iedereen een eerlijke kans heeft gehad om zijn/haar standpunten te verwoorden en daarmee anderen te beïnvloeden. Zo krijgen burgers het gevoel dat zij verantwoordelijke gezanten zijn in de actie en geen willoze objecten die over zich heen moeten laten lopen. De meerderheid heeft geen recht om zijn wil op te leggen aan iemand die niet minstens de kans heeft gehad zijn stem te verheffen voor de beslissing genomen wordt. De verleiding om uitzonderinge op de regel toe te staan, om een verbod op schuttingtaal, pornografie of het prediken van rassenhaat in te stellen is misschien groot. Maar indien die mensen a priori monddood worden gemaakt verliezen wij onze morele titel om hen te vragen zich neer te leggen bij het collectieve oordeel dat uiteindelijk zijn neerslag heeft gevonden in wetteksten, aldus Dworkin.
Gevolgen van haatpropaganda De Italiaanse schrijver Umberto Eco zag dat anders. Samen met 40 andere Europese intellectuelen richtte hij een oproep tot alle Europeanen om op hun hoede te zijn voor de manoeuvers van extreem-rechts. In een interview zij hij daarover: 'Als intellectuelen hebben wij de plicht de vinger aan de pols te houden en te waarschuwen voor trends die gevaarlijk zijn voor de democratie. Daarom weigeren wij steun te verlenen aan radio- en TV-uitzendingen van extreem-rechts. Een voorwaarde voor tolerantie is dat vooraf de contouren vastliggen van wat al dan niet door de beugel kan. Waar ging dan volgens Eco de rechtse trein de mist in? 'Ik heb geen bezwaar tegen een wetenschappelijke studie die onomstotelijk vaststelt dat het dodental van de nazi-genocide niet zes miljoen maar 6,5 of 5,5 miljoen bedraagt. Wat mij voor de borst stuit is dat zogenaamde wetenschappelijke studies een parodie worden op zichzelf door met twijfelachtige argumenten te suggereren: 'als er minder Joden gedood werden dan aanvankelijk verondersteld, kan er geen sprake zijn van een misdaad. Het was Umberto Eco en zijn kompanen een doorn in het oog dat gevaarlijke rechtse ideeën, racisme en xenofobie in steeds meer landen van Europa de wind in de zeilen kregen. 'Daarom moet het moeilijke debat over de reglementering van haatpropaganda in de focus van de belangstelling blijven, meende hij.
'Diehards' van de vrije meningsuiting voelen zich door dergelijke uitspraken tegen het zere been geschopt. Zij hameren erop dat er weinig verband is tussen door wetten beteugelde haatpropaganda en het verminderen van etnisch- en/of rassengeweld. Zij maken zich sterk dat er net meer ideeën van raciale, culturele en religieuze superioriteit boven water moeten kunnen komen, dat die ideeën moeten worden geconfronteerd om begrepen te worden; dat dialoog, opvoeding in multiculturaliteit en democratie probatere middelen zijn om de anatomie van de haat te begrijpen dan het negeren ervan, en dat daarvoor vrijheid van meningsuiting nodig is.
Hoe nobel deze principes ook mogen klinken, zij verliezen elke geloofwaardigheid in het licht van de geschiedenis van de twintigste eeuw. Het vraagt van ons enige naïeviteit om te geloven in de almacht van de democratie; om te geloven dat in een lang en traag psycho-sociaal proces de lont uit het racistische kruitvat kan genomen worden. Haatpropaganda is als een bijtend zuur: het zaait verdeeldheid in de maatschappij, compromitteert de democratische waarden en houdt ongelijkheid en onderdrukking in stand. De ironie van het lot wil dat verspreiders van haatpropaganda de meest fervente voorstanders zijn van vrije meningsuiting, terwijl zij dit recht gebruiken om de vrijheid van anderen te beknotten.
Aan het eind van de vorige eeuw werden we terug geconfronteerd met uitbarstingen van haat en vernieling omwille van raciale, politieke en religieuze verschillen, die het preludium waren voor volkerenmoorden in meerdere delen van de wereld. Amper een halve eeuw voordien had de holocaust zich voorgedaan. De holocaust begon niet met geweren en gaskamers. Die begon met woorden en propaganda. De lastercampagne van de nazi's versus de Joden was zo succesrijk dat veel mensen meededen aan het systematische moorden. Indien dat afschuwelijk memento van de verwoestende kracht van haatpropaganda er niet in slaagde het collectieve bewustzijn op een constructieve manier bij te stellen, welk heil kunnen wij dan verwachten van love, peace and understanding an sich?
De kritiek op de dwingelandij van het correcte denken gaat voorbij aan de ravages die haatpropaganda kan aanrichten. Het meest pertinente gevaar van haatpropaganda is dat hij zijn directe doel voorbijschiet, dat hij een cultuur van haat creëert, een cultuur die aanvaardbaar maakt, respectabel zelfs om op grote schaal te haten. Een dergelijke cultuur is niet zo makkelijk te definiëren en stroomt vaak in meerdere beddingen. Maar in de geschiedenis zijn er voorbeelden te over van de omstandigheden waarin hij kan gedijen. Haatpropaganda kan doden, net zo goed als censuur dat kan. Hardliners van de vrije meningsuiting zouden zich de vraag moeten stellen: is er een ogenblik waarop de kwantitatieve gevolgen van haatpropaganda de discussie over het vrije woord op een kwalitatieve wijze moeten bijsturen? Genocide De oorlogen met hun genociden in voormalig Joegoslavië, veroorzaakten een schokgolf in Europa. De publieke opinie had zich genesteld in de idee dat in dit tijdperk enkel Derde Wereldlanden barbaars genoeg waren om hun problemen op te lossen met excessief geweld. Toch was dit genocidaire geweld maar een herziene uitgave van het geweld dat het handelsmerk was van eerdere Balkanoorlogen. Ook in het post-Ottomaanse rijk ging de strijd om nationale grenzen gepaard met massale wreedheden. Wreedheden op dergelijke schaal maken echter geen schijn van kans indien de bevolking niet voldoende is gemotiveerd. Kosovaarse Albanezen die hun Servische buren afslachtten, Serviërs die Kroaten de keel oversneden deden dit vanuit de overtuiging dat zij hun nationale plicht deden. Deze mensen werden geconditioneerd om haten normaal en liefhebben verkeerd te vinden. De IFH of Human Rights constateerde al in 1993 dat de media in de post-communistische Balkan zoveel haat spuiden dat het publiek wel geconditioneerd moest raken om elk aanstormend conflict in de regio te omhelzen. Enquêtes toonden aan dat er in het hele gebied nauwelijks mensen te vinden waren die positieve gevoelens hadden voor andere etnische of religieuze minderheden in de buurt.
Maar de geest was al veel eerder uit de fles. In 1987 publiceerden de Servische kranten een foto van een journalist uit Belgrado die genomen werd in Prekale, Kosovo, een Servische provincie met een Albanese meerderheidsbevolking. Op de foto stond een Servische vrouw afgebeeld die samen met haar kinderen het veld bewerkte. Om haar schouder hing een geweer. Zij had dat wapen nodig, aldus de krant, om haar kinderen te beschermen tegen Albanese terroristen, die Serviërs martelden en vermoordden en hun vrouwen en dochters verkrachtten. De foto kreeg veel publiciteit en veroorzaakte heel wat deining in Servië. Honderden gelijkaardige foto's en krantenartikels, een vloedgolf van TV-programma's met nieuws over de vervolging van de Serviërs in Kosovo resulteerden in algemene terreur en haat voor het Albanese deel van de bevolking. Een aantal jaren later kwam de waarheid aan het licht. De foto was een vervalsing, zorgvuldig in scène gezet door de journalist die zelf het geweer om de schouder van de vrouw had gehangen. Maar het kwaad was al geschied. Deze vernietigende vorm van propaganda, die typisch was voor alle protagonisten in de oorlog, (hoewel Serven en Kroaten erin uitblonken) had zijn vernietigend werk gedaan. 'Als mijn vaderland op het spel staat ben ik bereid te liegen', gaf een oudere journalist uit Kroatië ruiterlijk toe. 'Ik voel geen schaamte als ik moet liegen in het belang van Servië en het Servische volk', zei het hoofd van de uitzendingen van TV-Belgrado. 'Als het nodig is voor Kroatië zal ik de waarheid geweld aandoen' beweerde een van de leidende commentatoren van Vecernji List, het Kroatische dagblad met de hoogste oplage. Vandaag de dag heeft niemand nog enige twijfel over het aandeel dat de media hadden in het aanstoken van de oorlog.
Een dergelijk met haat doordesemde cultuur is weliswaar niet mogelijk zonder medeplichtigheid van het beleid. Toen Slobodan Milosevic, een Serviër, in 1986 aan de macht kwam in Joegoslavië had hij dat vooral te danken aan de wijze waarop hij op gevoelens van nationalisme en religieuze haat had ingespeeld. Milosevic had zich tot doel gesteld Joegoslavië om te vormen tot een soort Groot-Servië en stak zijn sympathie voor de Serviërs die een minderheid vormden niet onder stoelen of banken. Vanaf zijn aantreden zetten hij en zijn entourage een nationalistische propagandamachine in gang die de superioriteit van de Serviërs en de noodzaak van onderdrukking, verjaging en uitroeiing van de andere volkeren benadrukte. De rest is geschiedenis.
Genocide in Afrika De genocide van de Hutu op de Tutsi in Rwanda verliep volgens eenzelfde scenario. Op 6 april 1994 wordt, rond 20u30 het vliegtuig dat de Rwandese president Habyarimana en zijn Burundese collega Ntaryamira vervoert, neergeschoten. Dit is het begin van de genocide, die tot juli zal duren en ongeveer één miljoen slachtoffers zal maken. Deze slachtoffers zijn in de eerste plaats leden van de Tutsi-bevolkingsgroep, maar ook gematigde Hutu die bereid zijn om met de Tutsi samen te werken.
De genocide was het orgelpunt van een lang proces, waarbij Hutu en Tutsi geleidelijk tegen elkaar opgezet werden. Daarmee werd een aanvang gemaakt door de kolonisatoren. Eerst de Duitsers, later de Belgen die de verschillen tussen de stammen die op Rwandese bodem leefden zouden radicaliseren en biologiseren op basis van de in die periode in zwang zijnde ideeën rond ras en raciale superioriteit. De Tutsi werden door de kolonisten als superieur gezien: men schreef hen een afkomst toe die dichter zou liggen bij die van de blanken, nl. Nilotisch, Egyptisch of Ethiopisch en die bijgevolg een verklaring zou vormen voor hun hogere beschaafdheid. Zij werden systematisch bevoordeeld: de Belgen regeerden Rwanda via de bestaande Tutsi monarchie. De Tutsi kregen een betere opleiding en meer verantwoordelijke posities in het koloniale apparaat. Daarmee werd de kiem gelegd voor de latere etnische geschillen. Toen later door toedoen van de Belgische regering de Hutu aan de macht kwamen kregen de Tutsi de volle rekening gepresenteerd. Ook de hele transitieperiode van onafhankelijkheid zal gekenmerkt worden door spanningen tussen de twee etnische groepen, waarbij duizenden Tutsi's worden vermoord en naar buurlanden worden verdreven.
Later zullen de nakomelingen van deze bannelingen zich beginnen te bewapenen en Oeganda binnenvallen. Als reactie vindt een massamoord op Tutsi plaats in de geboortestad van de president. De regering begint de bevolking te bewapenen en richt de Interahamwe op, milities die voor het merendeel zijn samengesteld uit werkloze jongeren. Vanaf dit moment wordt ook de genocide voorbereid. De president wil eens en voorgoed komaf maken met die opposanten die hem het leven zuurmaken. Net als in voormalig Joegoslavië werd de volkerenmoord voorafgegaan door jaren van propaganda door de Hutu-elite. Deze propaganda maakte deel uit van de minutieuze planning en voorbereiding van de genocide en had de bedoeling om een klimaat te scheppen waarinde Tutsi en gematigde Hutu werden voorgesteld als uiterst gevaarlijk en bedreigend, een sluipend gif dat vernietigd moest worden voor het zelf kon toeslaan. Deze propaganda werd verspreid via mediakanalen die door president Habyarimana en zijn entourage aan het begin van de jaren '90 opgericht werden en onder hun directe controle stonden. Eén ervan was de krant 'Kangura', die in artikels en cartoons de Tutsi voorstelde als kakkerlakken en openlijk de suprematie van de Hutu proclameerde. Het tweede en meest invloedrijke mediakanaal van de radicale Hutu werd de beruchte Radio Télevision Libre des Milles Collines. RTLM begon haar radio-uitzendingen in 1993; en had als uitdrukkelijke bedoeling 'to prepare the people of Rwanda for genocide'. RTLMC verkondigde dat Hutu en Tutsi twee verschillende volkeren waren, dat de Tutsi buitenlandse indringers waren die niet konden verkroppen dat ze in 1959 de macht hadden verloren, en riep op om die kakkerlakken allemaal te vermoorden. Zo werd er onder de bevolking een sfeer van angst en haat gecreëerd en gevoed, die zich voegde bij de spanningen die vanaf de kolonisatie door de blanken en later door het regime langzaam werden opgebouwd.
Deze agressieve vormen van nationalisme lijken passé en niet meer actueel. Het is inderdaad zo dat in het officiële discours van een moderne staat niet meteen zal verwezen worden naar dergelijke concepten. Toch leven ze soms sluimerend voort, en onder bepaalde omstandigheden kunnen ze terug opduiken, ook in de officiële ruimte. Hier speelt de propaganda een cruciale rol. De etnische zuiveringen in Joegoslavië en Rwanda werden mogelijk gemaakt door de banalisering van bepaalde ideeën en concepten, die uiteindelijk eigen gemaakt werden door een groot publiek. Als er dan een nationalistisch regime aan de macht komt is het niet meer zo moeilijk om van woorden over te stappen naar daden.
Haatpropaganda culmineert uiteindelijk in de meest rabiate vorm van censuur: het 'ausradieren' van de herinnering aan een plaats waar ooit mensen hebben gewoond, gewerkt, geleefd. De zuivering van moslimgebieden door Bosnische Serviers in 1993 was daarvan een treffende illustratie. In Srebenica werden 8000 jongens en mannen meegevoerd en op beestachtige wijze afgeslacht, maar de fysieke uitschakeling van 'de anderen' volstond blijkbaar niet. Hun huizen werden bezet door de Serviërs, archieven en bibliotheken werden verbrand, moskeeën en kerken werden met de grond gelijk gemaakt. Het was een wrange metafoor voor de uitroeiing van de moslimbevolking in het heden, verleden en de toekomst. De totale vernietiging van een identiteit.
Gelijke rechten, gelijke kansen? De Amerikaanse filosoof en politicus Hook gelooft dat haatpropaganda zowat overal een katalysator voor extreem geweld kan zijn. 'Ik geloof dat eender welk volk, indien opgejut tot een cluster van nationaal ressentiment, en in de overtuiging dat een individu of groep verantwoordelijk is voor aanhoudende en extreme tegenspoed in staat is de misdaden van de Duitsers te herhalen. Ik geloof dat als de omstandigheden in de USA psychologisch en economisch zo erg worden als die in Duitsland in de eerste helft van de vorige eeuw, systematische rassenvervolging kan uitbreken. Zowel zwarten als joden, of andere groepen zouden het doelwit kunnen zijn.'
De vraag die zich derhalve stelt is of men de kat niet bij de melk zet door racistische organisaties een grondwettelijk recht te geven hun mening van de daken te schreeuwen en de weg te plaveien voor een cultuur van haat. Hoeveel maatschappelijk gewicht kunnen migranten tenslotte in de schaal gooien om deze haatcultuur van zijn gifangel te ontdoen?
Hardliners van de vrije meningsuiting zijn ogenschijnlijk blind voor het maatschappelijk kostenplaatje van racistische stemmingmakerij. Het systematisch schofferen van vreemdelingen leidt tot een verhoogd risico op psychische ziektes, zelfmoord en deviant gedrag. Kleurlingen in het westen kunnen er nu eenmaal niet omheen dat zij op een eilandje leven omgeven door een oceaan van blank privilege. De rassenneutrale maatschappij bestaat wellicht niet. De macht van het getal en van de traditie zijn te sterk. De meerderheid die vaak met de moedermelk een aantal stereotype beelden over migranten meekreeg heeft vaak maar een streepje haatpropaganda nodig om in het vijandelijke kamp te belanden. De cultus van de vrije meningsuiting voorkomt in die zin een ernstig debat over etnische eerlijkheid en rechtvaardigheid.
Natuurlijk hebben migranten ook recht op vrije meningsuiting en kunnen zij dat recht inroepen om zichzelf te verdedigen. Maar in een maatschappij zoals de onze, waar sociale en politieke ongelijkheid aan de orde zijn, waar vrijheid van meningsuiting de rol aanneemt van een consumptieartikel dat mensen kopen en verkopen is het een utopie dat iedere stem die zich veheft op dezelfde toonhoogte spreekt. Orwell parafraserend: iedereen heeft recht op vrije meningsuiting, maar sommigen hebben een megafoon, anderen moeten zich beperken tot de rol van souffleur. Het spreekrecht is onlosmakelijk verbonden met historisch gegroeide machtsverhoudingen die maken dat er een rangorde is van discours. De wetenschappelijke kennis van de kinderarts overschreeuwt op het maatschappelijke forum de ervaringsdeskundigheid van de gewone moeder. Aangezien minderheden zich veelal onderaan de maatschappelijke ladder bevinden, klinken hun wensen en verzuchtingen niet luider dan kreten in de woestijn.
Amerika en het first amendment; De jongste jaren hebben 46 staten in Amerika wetten gestemd om haatmisdrijven te straffen en uit de constitutionele bescherming te lichten. Deze maatregelen kwamen geen dag te vroeg. Een epidemie van haatmisdrijven die het resultaat waren van haatpropagande overspoelde het land. Het debat over racistische misdrijven kwam eindelijk terecht in de politieke arena, omdat de gerechtelijke wereld tegen wil en dank gedwongen werd om het verband tussen haatmisdrijven en -propaganda te onderzoeken. Het Supreme Court (hoogste beroepsinstantie) hield echter het been stijf en en verbrak vele arresten omwille van het sacrale First Amendment (dat het recht op vrije meningsuiting beschermt) alsnog in beroep.
Het Amerikaans verleden van lynchpartijen is nochtans duidelijk niet voorbij. Hedendaags racistisch geweld tegen Afro-Amerikanen is een replica van de wreedheden uit de koloniale tijd en Afro-Amerikanen betalen het gelag van de onaantastbaarheid van het First Amendment. In 1992 werd in California Timothy Moss gelyncht door leden van een blanke bende. William Brooks en Carlos Stoner ondergingen hetzelfde lot in North Carolina in datzelfde jaar. Op oudejaarsavond 1993 kidnapten racisten in Florida Christopher Wilson, een zwarte toerist en staken hem in brand/ En dit is maar een greep uit de grote grabbelton van haatmisdrijven die het land overspoelden.
In Amerika en elders zijn lastercampagnes het wapen bij uitstek van supremacisten en neo-nazi's. Zij gebruiken ze om de eigen superioriteit te beklemtonen, om het cement van de solidariteit te verstevigen, om hun slachtoffers duidelijk te maken dat zij geen rechten kunnen doen gelden. Het ultieme doel ervan is intimideren, vernederen en aanvallen, maar ook om 'de anderen' het zwijgen op te leggen. Haatpropaganda die gespuid wordt tegen één zwarte persoon is bovendien een aanslag op alle Afro-Amerikanen. Als progressieve liberalen bij hoog en bij laag beweren dat zij haatpropaganda verafschuwen, maar dat het een privérecht is en bovendien beschermd wordt door het recht op vrije meningsuiting, dan ontkennen zij de publieke draagwijdte ervan, met name het vermogen om de burgerlijke- en mensenrechten van de geviseerde groep te beperken.
Anti-racisten zijn dan weer wat naïef als zij verwachten dat wetten m.b.t. haatpropaganda en -misdrijven het racisme van de weeromstuit zal uitbannen. Het is zelfs geen haalbare kaart om racisme volledig uit het taalgebruik te weren omdat taal zo ambigu is. De relamespotjes op Tv met een rondborstige Afrikaan die Californische rozijnen aanprijst werden door sommige Afro-Afrikanen als beledigend ervaren, andere vonden ze dan weer grappig. Voorts mag en moet men discussies over interculturele problemen of verschillen niet onder de mat schuiven. Het is maar als taal gebruikt wordt om racisme en vooroordelen te rationaliseren dat de klemtoon verschuif van simpele belediging naar een aantasting van de persoonlijke integriteit.
Dit is een essentieel onderscheid. Men kan beledigd zijn door scholieren die proberen raciale superioriteit of inferioriteit te bewijzen. Als pseudowetenschap zouden deze theorieën eenzelfde waardeoordeel moeten krijgen als de stelling dat 2 + 2 = 5. Maar Afro-Amerikanen zijn diep gekwetst en voelen zich bedreigd als een lid van de Ku Klux Clan die naast een zwarte familie woont een plakkaat in zijn tuin zet met daarop het portret van een neger. Het onderschrift bij dit plakkaat in Gainsville, Georgia luidde als volgt: 'het is zonde om een geest te verspillen, daarom hebben negers er geen. Het was een verwijzing naar het oud-christelijke geloof dat zwarten geen mensen zijn maar dieren, door God op de wereld gezet ter vermaak van zijn blanke evenknieën. De 'hidden message' was dat alleen blanken echte christenen zijn en dat zij bovendien zwarten kunnen vermoorden zonder enig gevolg voor hun eigen blanke zieltjes. Ze steken immers alleen de natuurlijke selectie een handje toe. Het propageren van deze gedachte heeft dodelijke gevolgen gehad.
En ons Belgiekske? Lynchpartijen en genociden, het zijn niet meteen de thema's die de doorsnee Belg uit zijn slaap houden. De jongste jaren kreeg hij te veel spektakels van eigen bodem te verhapstukken om zich druk te maken over rampenscenario's die elders de krantenkoppen haalden. De moord op Cools, de dioxinecrisis, de zaak Dutroux gaven hem het gevoel dat het dak van de wereld was neergekomen op het land waar de kerk doorgaans in het midden staat. Haatmisdrijven vielen daardoor tussen de plooien van het nieuws. Oprispingen van anti-semitisme, xenofobie en racisme waren in ons land ook minder spectaculair dan in de buurlanden. Toch laat de Eurobarometer van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en xenofobie er geen twijfel over bestaan. Belgen staan veel minder positief tegenover minderheden dan het Europees gemiddelde. Een kwart van de Belgen is zelfs uitgesproken intolerant. Uit hetzelfde onderzoek bleek bovendien dat we op de tweede plaats staan als het erom gaat migranten de schuld te geven voor kwesties zoals werkloosheid, criminaliteit of misbruik van de sociale zekerheid. En dan nog dit....In 1987 werd in Leuven de Rwandese student Audace Rucumuhimba op beestachtige wijze vermoord door racisten. In 2002 onderging het Marokkaanse echtpaar Ismani in Schaarbeek hetzelfde lot en in datzelfde jaar werd in Borgerhout Mohammed Achrak vermoord. Dat bewijst alvast dat racisme ook in België dodelijk kan zijn.
In de meeste grote agglomeraties van ons land nam de verspreiding van racistische pamfletten en publicaties de afgelopen jaren onafgebroken toe. Het Vlaams Belang had daar sterk de hand in. Deze desinformatie - gebaseerd op veralgemeningen en begripsvermengingen - voedt ongetwijfeld de xenofobe gevoelens van een aantal mensen. Sommigen gaan over tot de daad door aanhangers te worden van een ondemocratische partij. De moordenaar van de familie Isnani was lid van het Vlaams Belang in Brussel.
De veroordeling van het VB was daarom een belangrijk maatschappelijk signaal. De grenzen van het toelaatbare werden aangegeven, de puntjes op de i gezet. Het systematisch verkondigen van racisme is een misdrijf dat gerechtelijk kan worden vervolgd, oordeelde de rechter, de wijdere implicaties van het arrest vallen nog af te wachten.
De geschiedenis leert hoe dan ook dat elke regelgeving m.b.t. haatpropaganda een lege doos blijft indien ze niet wordt geschraagd door een sterke beweging die alert op racistische tendensen reageert. Die beweging zal bepalen hoe de wetten worden gebruikt, nu en in de toekomst. Wetten op de burgerrechten waren historisch zo effectief als de politieke beweging die ze tot stand brachten. Hoewel de Afrikaanse slaven in Amerika in 1863 hun vrijheid kregen door president Lincolns' Emancipation Declaration en er even later een wet werd gestemd die hen dezelfde grondwettelijke rechten toekende als de blanke Amerikanen, bleef de segregatie en de blanke dominantie op ieder sociaal, economisch en wettelijk echelon bestaan. 'Wettelijke gelijkheid is niet hetzelfde als sociale gelijkheid, luidde het excuus. Pas na 1945 ontstonden onder impuls van de beweging van burgerlijke ongehoorzaamheid van Martin Luther King en dankzij de media die ook bij de blanken een golf van sympathie wisten los te weken, sterke anti-racistische tendensen die o.m. leidden tot het VN verdrag tegen rassendiscriminatie. Het gebrek aan versterking van die beweging toonde onomstotelijk aan dat burgerrechten een wassen neus werden indien een sociaal cordon ontbrak om te verhinderen dat racisme de kop weer opstak. De droom van Martin Luther King is verre van voltooid.
Tot slot nog een kleine anekdote. Wat onze post-moderne samenleving zo typeert, is dat haatpropanda niet alleen doodt, maar ook een handelswaar is die als warme broodjes over de toonbank gaat. In 1996 ontsloeg het New Yorkse radiostation WABC zijn meest populaire talk show presentator Bob Grant die het medium 25 jaar lang gebruikte om gekleurde minderheden te schofferen. Tot hij een brug te ver ging. Toen hij, daags nadat het vliegtuig van Clintons' commercieel secretaris, Ron Brown was gecrasht het vermoeden uitsprak dat Brown (die zwart was) wel eens de enige overlevende zou kunnen zijn omdat hij, Grant, een pessimist was, kreeg hij de bons. Bob Grants' programma was nochtans ontzettend populair. Adverteerders waren er dol op omwille van de hoge luistercijfers. Toen aan een ABC producer gevraagd werd of Bob Grants' racistische woordenspielerei een mooi staaltje was van vrije meningsuiting dat door het First Amendment moest worden beschermd of van verbale pollutie, zei hij: Als de persoon in kwestie hoge luistercijfers haalt, moet een radiozender de vuilspuiterij die zijn handelsmerk is voor lief nemen. Een radiozender zal alles in de strijd gooien voor de grondwettelijke rechten van een presentator als de show genoeg rendeert. Grant had nu net hoge luistercijfers omdat hij bleef inhakken op minderheden. Als zijn cijfers eerder aan de lage kant hadden gelegen, zouden de managers gezegd hebben: 'to hell with constitution' en was hij allang de laan uitgestuurd. De radio is vrijwel de enige spreekbuis die racisten hebben voegde hij daar nog aan toe. Onze adverteerders zijn er zich maar al te goed van bewust dat haat hun producten verkoopt.
'Love is in the air'; dat was het leidmotief dat in die nadagen van mei '68 ons doen en laten bepaalde. Het 'laten' al iets meer dan het 'doen' want uitsloverij was iets voor de dommeriken. Het recht op luiheid werd onvoorwaardelijk geclaimd. Daar had die pipo van een schoonzoon van Karl Marx voor gezorgd. Dat nam niet weg dat Leuven bruistte van de vernieuwende experimenten die de lucht van moraalridders en kniesoren moesten zuiveren. De wereld was aan de durvers. Op love-ins, peace-ins, sit-ins werd de blijde boodschap verkondigd: de verbeelding en de LSD waren aan de macht en love, peace en understanding stonden voortaan in de grondwet ingeschreven. In de café's op de Oude Markt bereidde het langharig werkschuw tuig in duffelcoats en parka's de fluwelen revolutie voor. Tegelijk neuzelde Bob Dylan ergens op de achtergrond iets over rollende stenen. De spirit of this revolution werd gevoed met liters bier en de onversneden rook van tientallen meerschuimen pijpen. Af en toe vloog er een lange baard in brand, maar dat hoorde bij de folklore.
Het voltallige Leuvense politiecorps had er een hele klus aan om al dat revolutionaire elan in goede banen te leiden. Dagelijks waren er een tiental betogingen. Het risico was groot dat de betoging voor de legalisering van abortus de betoging tegen de legalisering van abortus zou kruisen. Met alle gevolgen vandien: een kluwen van vechtende mensen, armen en benen en chargerende paarden. Als je begrijpt wat ik bedoel.
Het is tegen deze achtergrond dat mijn besluit om samen met anderen een woning te delen moet begrepen worden. Het was asociaal en not done om alleen te wonen. There was so much to share. En bezit was diefstal, had één van de goeroes van de flower power in een verlicht moment beslist. En wie waren wij om dat tegen te spreken. Ik huurde dus met een viertal andere mensen een groot huis in de Mechelsestraat. Iedereen had er een privéruimte, maar de zitkamer en de keuken waren gemeenschappelijk. Ook de kosten voor het eten en het onderhoud werden gedeeld. En ieder had een beurtrol om de koksmuts op te zetten. Het geheel baadde in een sfeertje van kaarslicht, orëntaalse geurtjes, roze hartjes en motteballen. Och, wat hielden wij van elkaar. Onze deur stond altijd op een kier en het verschil tussen 'mijn' en 'dijn' was onbestaande. Wij speelden leentjebuur bij elkaar, droegen elkaars kleren (of gordijnen), beluisterden elkaars muziek en flikflooiden ons een weg naar het nirvana. Tof was het enige criterium dat opgeld deed. Wij hadden toffe vrienden, gingen naar toffe parties en toften er op los.
Het duurde evenwel niet lang vooraleer een aantal faits-divers de eerste barsten trokken in dit idyllische plaatje. Het begon allemaal met Eddy. Eddy was een robuuste twintiger die op zijn eentje de hele wereld wou verbouwen. Maar dan in goede zin. Hij was tegen het establishment, tegen de consumptiemaatschappij en tegen tegendraadse mensen. Maar onvoorwaardelijk voor de vette oliebol. Zijn eerste oprispingen van kleinburgerlijkheid deden zich gelden tijdens een maaltijd die door Heidi was toebereid. Heidi kookte altijd vegetarisch. Geen onsje vlees kwam er aan te pas. De kikkererwten, seitan en de linzen, daarentegen stonden vooraan in haar toptien van favoriete keukeningrediënten. Toen zij ons op een avond vergastte op een vegetarisch slaatje met noten en feta kaas was voor Eddy de maat vol. 'Ik eet geen konijnenvoer', zei hij vol misprijzen en hij repte zich naar buiten. Even later kwam hij terug met in zijn ene hand een zakje frieten met een flinke kwak mayonaise en in de andere hand een knoert van een cervelaatworst. Hij zette zich tussen ons in (met ons bordje gezond) en begon ostentatief te smakken en te smekken terwijl hij het hele zootje in vijf grote happen achter zijn kiezen sloeg. 'Burp', zei hij toen. Wij konden alleen maar staren. Naar elkaar en naar Eddy. Woorden schoten hier tekort.
Nu was het zo dat wij bij de samenstelling van ons surrogaatgezin niet op een afwijking meer of minder hadden gekeken. Eddy was trotskist, Heidi anarchist, Annemie maoist, ik filatelist en Ward laatstejaarsstudent theologie. Dat zorgde af en toe voor spetterend vuurwerk.Vooral de avondlijke salongesprekken waren geanimeerd. 'God is dood' zei Eddy terwijl hij peinzend aan de Turkse waterpijp lurkte.. 'Jezus lives' zei Ward daarop tegensprekelijk. 'Also sprach Zarathustra' hield Eddy koppig vol. 'Also sprach meine Mutti', gaf Ward hem lik op stuk. En twee minuten later zaten we in een theologisch dispuut verwikkeld waarbij beide antagonisten hun stelling respectievelijk met Nietzsche en Teilhard de Chardin probeerden te verdedigen. Nog eens tien minuten later rolden ze vechtend over de grond. Heidi, die naast volgelinge van Bakoenin, ook nog eens een militant vredesactiviste was, probeerde de twee kemphanen uit elkaar te trekken. 'Ga buiten vechten,' riep ze met overslaande stem. Maar niets mocht baten.
En zo kwam het dat ons idealistische bolwerk van vriendschap en solidariteit geleidelijk aan ondergraven werd door kleine menselijke trekjes en ergernissen. Heidi weigerde al vlug om een evenredige bijdrage te betalen aan de gemeenschappelijke kas omdat zij naar eigen zeggen minder at dan de rest. Eddy vond het op de keper beschouwd allesbehalve leuk om platen uit te lenen. En na een jaar werd ons huisje Weltevree opgedoekt. Maar de mooie momenten blijf ik koesteren als schatten uit mijn verleden. Want Djeezes, hebben wij een pret gehad.
Het delen van een woning zit terug in de lift. Hoge huurprijzen zorgen er voor dat steeds meer mensen voor deze formule kiezen. Laat ik die mensen wat goede raad meegeven: zorg voor voldoende privacy, maak goede afspraken en watch out dat je met je medebewoners min of meer op dezelfde golflengte zit. Plezier gegarandeerd!
Gisterenavond liep ik bij het naar huisgaan L. tegen het lijf. Stoere L., de voormalige studentenleider die naam gemaakt heeft in de politieke en literaire wereld. Ooit waren we samen young and restless, soulmates en spitsbroeders in de turbulenties van een jong mensenleven. Nu had hij net als ik wat grijs haar aan de slapen en het blauw van zijn ogen had iets onbestemds gekregen. Maar voor de rest was hij zichzelf ten voeten uit. We stamelden onhandig een paar beleefdheidsfrases, sloegen wankele bruggen naar een gemeenschappelijk verleden. Toen was er plotseling die monkel die ik zo goed kende en die niets anders betekende dan dat we er samen een lap op gingen geven?
'Zullen we samen een hapje gaan eten', vroeg hij terwijl hij zijn bril dichtvouwde. 'Welja, waarom niet' antwoordde ik. De avond was nog jong en allesbehalve volgeboekt en de opwinding die ik vroeger altijd voelde in het bijzijn van L. maakte zich langzamerhand weer van mij meester. Altijd was een ontmoeting met hem een feest geweest, een reis naar het land van cocagne, waar de zon nooit onderging en de levensboom ongekende exotische vruchten droeg. Hij kende een leuke tent in die trendy stadswijk die 'De Wilde Zee' genoemd wordt. Vertrouwend op zijn goede smaak volgde ik hem in zijn voetspoor. En even later stonden we voor het ietwat pompeus ogende restaurant van zijn keuze. We zochten ons een zitje bij het raam en verdiepten ons in het rijkelijk gestoffeerde menu. Hij bestelde de lamsbout met lentegroenten, ik ging voor de opgevulde courgettes met quornpasteitjes. Een flesje Beaujolais moest het geheel feestelijk omlijsten.
'Hoe staat het met het leven' vroeg hij terwijl hij zijn vlees in minuscule stukjes sneed. 'Niet slecht', antwoordde ik, 'Leuk huis, leuke job, leuke vrienden....' daar stokte mijn verhaal. Hij keek me even onderzoekend aan en zei toen 'Jij was toch samen met LVB, niet?' 'Ja,' antwoordde ik, 'maar dat is ondertussen al weer een tijdje geleden. Nieuw samengestelde gezinnen, weet je wel, mijn zoon kon absoluut niet met hem overweg, en nu ben ik weer een poosje alleen'. 'En jij?' vroeg ik, 'nog altijd samen met Maai?' 'Ach,' mijmerde hij, 'je weet hoe dat gaat als je eenmaal kinderen hebt'. Hij legde even zijn bestek neer om zijn mond te deppen met de bordeaux-rode serviette. 'Trouwens, je weet dat ik Maai altijd heb moeten ontzien. Haar gezondheid is altijd al een bron van zorg geweest.' Het klonk als een flauw excuus, een argument om zichzelf te overtuigen.Terwijl wij zwijgend verderaten overviel mij een gevoel van melancholie. Om wat nooit geweest was. Om wat had kunnen zijn. Twee mensen die voor elkaar bestemd waren. Ik hield van Bach, hij van de Rolling Stones. Maar voor de rest waren onze zielen zustersteden. Een toeval dat ik nooit later in mijn leven nog zou tegenkomen. Wij hadden eenzelfde cadans van denken en doen, een intuïtief houden van dezelfde boeken, mensen, films. En ook die aversie voor sociaal onrecht was ons beiden als het ware met de paplepel ingegeven. Maar tussen droom en daad staan wetten en bezwaren en altijd was er Maai geweest. Als een dreigende Nemesis stond ze tussen ons in. Ze huilde hysterisch, smeekte, manipuleerde. Ze maakte mij het leven zuur. Tot ik het beu was en mijn boeltje pakte. 'Ga niet,' zei L., en hij weende. Maar ik ging. 'Heb je Karin nog gezien?', vroeg hij toen we aan het dessert waren toegekomen. En we wisselden nieuwtjes uit over gemeenschappelijke vrienden en kennissen. Een aantal onder hen hadden het ver geschopt. Anderen verwerden tot vage schimmen uit het verleden. De garçon bracht de crème brulée en opnieuw aten we in stilte. Mijn gedachten dwaalden af naar die dag dat hij bij mij aan de deur stond en we elkaar in de armen vlogen. De luiken gingen dicht en de kleren uit. En drie dagen lang waren we niet meer van deze wereld. We kochten een ticket voor de ferry naar Londen om op Trafalgar Square de duiven te gaan voederen. De tijd stond stil en de melkweg ook, totdat er een telefoontje kwam van zijn moeder dat Maai zelfmoord had willen plegen. Toen gingen onze wegen definitief uit elkaar. Sindsdien heb ik hem zelden teruggezien.
Een groepje gehandicapte kinderen kwam het restaurant binnen. Een blind meisje hielp een mongools jongetje uit zijn jas. Wij schoten allebei in de lach om het komische van de situatie. Toen keken we elkaar verrast aan. Jawel, zelfs qua gevoel voor humor zaten we nog op dezelfde golflengte. 'Zullen we dan maar eens opstappen?', zei hij quasi vrolijk. Hij hielp mij in mijn jas en we betaalden de rekening. Eenmaal buiten op de stoep wisselden we de geijkte afscheidsformules uit en vervolgden elk onze eigen weg. Hij om een boek te schrijven, ik om de wereld te verbeteren. Tot ik plotseling twee stevige armen om mij heen voelde. Ik draaide mij om en keek recht in de ogen van L. 'Stienie, weet je dat ik zielsveel van je gehouden heb?' vroeg hij... 'Ja, dat weet ik', mummelde ik onhandig. 'Zul je dat nooit vergeten?' 'Neen, dat vergeet ik nooit'. Toen draaide hij zich om en liep richting station. Ik keek hem na tot hij in de anonieme massa was verdwenen.
Bent u voor of tegen de herinvoering van de prachtige woorden 'vierklauwens', 'redekavelen', 'verwatenheid'. Bij voldoende interesse lanceer ik een actie om deze terug op te waarderen!