Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum
Categorieën
Categorieën
Categorieën
Categorieën
Categorieën
Evenementen in de LIMBURGSE WESTHOEK
08-02-2009
CULTUURVOGEL - 't SYSJE
Het S Y S J E,
het meest bekende CULTUURVOGELTJE
Wie kent er het kwieke, levenslustige zangertje niet ? Eigenlijk is het geen vaste bewoner van onze regio's. We kunnen ze wel massaal waarnemen tijdens de jaarlijkse trekperiodes in het voor- en najaar. Het sysje (Carduelis spinus) heeft zijn thuishave in de Noord Europese landen zoals Scandinavië, Schotland, Ierland, Rusland en Siberië. Als broedvogel zal het sysje in Vlaanderen eerder een uitzondering op de regel zijn. Ze zijn echt verzot op de elsenstruiken waar ze op een acrobatische wijze de zaadjes uit de knoppen weten te plukken. Vandaar dat ze ook wel eens de Elsensys worden genoemd. In de winter treffen we ze in grote getallen aan in de omgeving van waterlopen waar doorgaans ook wel elsenstruiken in de buurt staan. Ook durven ze wel eens afzakken naar de meer bewoonde dorpskernen en maken ze duchtig gebruik van de voederhuisjes in onze tuinen. Zoals reeds gezegd is het sysje verzot op elsenzaadjes, omdat ze daarin wel het voornaamste voedselbestanddeel terug vinden om de winter door te komen. Heb je in uw tuin nu b.v. een voedertafel staan en wil je de sysjes van dienst zijn, voorzie dan ook Nigerzaad, Trosgierst, gepelde pindanootjes en mezenbollen.Zij zullen er gretig gebruik van maken tijdens hun bezoekjes. Na een tijdje worden ze eigen aan de omgevingen kan je ze zelfs op de vensterbank van uw woning waarnemen. Op de grond zal je ze slechts sporadisch kunnen aantreffen, tenzij om wat te drinken.
Stiekem worden er links en rechts ook wel wat gevangen door liefhebbers met goede bedoelingen om de volière te bevolken of om er kruisingen mee te kweken met een kanarie of andere soortgenoten. Als volièrevogel is het echter geen van de gemakkelijkste vogels om te houden. Mits wat geduld en aanpassing is het toch wel een dankbaar vogeltje en lukt het wel om er een kweek mee op te zetten. Het is wel nodig om er op te letten dat je ze een zaadmengeling voorzet die ze lusten, rekening houdende dat ze niet te vet gaan worden want daar is het sysje erg gevoelig voor. Wil men succes hebben in de sysenkweek, hou ze dan in kleine vluchtjes (1m breed X 2m lang X 2meter hoog) en per koppel. Ook kunnen we de kweek aanvatten in de gekende kweekbakken. Hou het dan toch enigszins ruim en ga zeker niet kleiner dan bakken van 1m X 0,40 X 0,40 meter per koppel.
Om de vetzucht te voorkomen moet men er wel zorg voor dragen dat ze voldoende bewegingsruimte hebben en zet de zitstokken voldoende ver uit mekaar. Het sysje is bovendien erg gevoelig voor ziektekiemen, daarom er steeds voor zorgen dat de bodem kurkdroog is en blijft. Natte bodems bevatten immers steeds meer ziektekiemen en die kunnen we best missen. Als nestmateriaal kan je gevlochten nestjes van kokosvezel ophangen in de vluchtjes, omgeef deze wel met enkele conifeertakjes want de pop is nogal gesteld op haar privacy tijdens het broeden.Net als de distelvink is ook het sysje gesteld op een goed verlichtte nestplaats, dus, hang de nestjes zeker niet in een donker hoekje, de kweek mag je anders wel vergeten. Als nestmateriaal houdenze van katoendraadjes, pluisjes wat, de plusjes van de paardebloem en fijne grassprietjes, de binnenkant vullen ze graag met gedroogd mos. Eenmaal de pop aan het leggen toe is, is het de man enkel nog te doen om de pop te voeren op het nest, voor de rest trekt hij er zich niets meer van aan.
Wanneer de jongen zijn gekipt zal de man de pop blijven voeren op het nest en deze zal dan op haar beurt de jongen voorzien van het nodige voedsel. Na enkele weken, wanneer de jongen bijna vliegvlug zijn zal de pop aan een nieuw nest beginnen en zal haar aandacht voor haar kroost sterk afnemen. Geen nood want dan komt de man in actie, hij zal de jongen verder voeren tot ze zelfstandig zijn.
Sommige liefhebbers - kwekers houden er van dat hun vogels een fors "voorkomen" hebben en dan blijft het in vele gevallen nog niet beperkt tot een goed postuur. Zeker in de winterperiode treft men bij sommigen heel wat vogels aan die in de categorie "Maatje te veel" thuis horen. Dit merkt men reeds op het eerste zicht. De vogels liggen meestal op hun zitstok in plaats van een fiere houding aan te nemen. Dit "liggen" is veelal het resultaat dat de vogels hun eigen gewicht met moeite kunnen torsen. Ze vertonen bovendien een volle, afhangende buik en doorhangende borst. Wanneer we deze vogels ter hand nemen zien we een dik gezwollen gele buik. Akkoord, in de rustperiode mag een vogel wel wat vetreserves opslaan, maar denk erom: "Overdaad schaad". Vogels, dewelke er zo bij zitten in de winterperiode geven een lusteloze indruk en zullen bovendien een minder lang leven beschoren zijn. In het kwekersjargon noemen wij dit dan "Vetzucht". Denk nu niet direct aan een ziekte, nee, of misschien toch wel, maar dan een hebbelijke ziekte van hun baasjes. De oorzaak is meestal te zoeken in het voedsel en de bewegingsvrijheid waarover de vogels beschikken, en daar is het baasje de verantwoordelijke voor. Vooral de voeding doet hier zijn duit in het zakje. Te veel van het ene en te weinig van het andere. Sommigen nemen het gezegde: "In de rustperiode legt men de basis voor een goed kweekseizoen" dan ook letterlijk ter harte maar denken wel totaal foutief over het principe "basis". Ze proppen hun vogels tot barstens toe vol met allerlei preparaten en verwaarlozen hierdoor hun vogels datgene te geven wat ze in feite daadwerkelijk nodig hebben n.l. VOEDINGSMIDDELEN. Hier moeten we eerst en vooral een onderscheid maken tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen.
VOEDINGSMIDDELEN bestaan in hoofdzaak uit diverse zaden, groenvoer, wildzaden, kiemzaden enz... De VOEDINGSSTOFFEN daarentegen zijn elementen waaruit de voedingsmiddelen zijn opgebouwd. Hier noteren we 3 verschillende onderdelen 1- Bouwstoffen 2- Brandstoffen en 3- Beschermende stoffen.
De Bouwstoffen, bestaande uit eiwitten,water en zouten geven weinig problemen omdat deze door het lichaam afgebroken worden, het overtollige zal normaal uitgescheiden worden. Een groter probleem scheppen de Brandstoffen, bestaande uit koolhydraten, zetmeel, suikers en vetten. De geconsumeerde suikers en vetten dewelke niet tot verbranding komen worden in het lichaam opgeslagen als "reservevoedsel" en dit uit zich in de vorm van vet. Deze aangelegde reserve kan wel eens teveel worden en dan spreken we over "Vetzucht" met alle nare gevolgen hieraan verbonden.
We kunnen dit probleem grotendeels verhelpen, of beter nog, voorkomen door onze vogels in een ruimere vlucht los te laten en dan geslacht per geslacht. Door de grotere bewegingsvrijheid zal men na enkele weken reeds een duidelijke afslanking kunnen waarnemen bij de "te vette" vogels, de anderen zullen er niet toe komen om een grotere vetreserve aan te leggen. De ideale manier is echter om onze vogels er toe aan te zetten om minder te gaan eten. Nu kan je zeggen dat deze praktijk niet ongestraft kan verlopen, het alternatief is echter heel eenvoudig en risicoloos. We gaan het proteïnegehalte in de voeding verhogen zonder evenwel het vetgehalte te verminderen. Hier is misschien wel een woordje uitleg bij nodig. U hebt het al begrepen hoop ik, dat de vogels meer zullen gaan eten wanneer de proteïne laag gehouden worden. Drijven we deze nu de hoogte in dan zullen ze veel minder behoefte hebben aan eten met het logische gevolg dat ze minder vet en koolhydraten tot zich zullen nemen en bijgevolg minder vet in hun lichaam zullen opslaan. Dan hebben wij ons doel toch bereikt nietwaar.
Andere hulpmiddeltjes kunnen als aanvullende remedies beschouwd worden: Zoals reeds gezegd; Geef ze een ruime vlucht en geef ze zeker geen grote voorraad voedsel, laat ze desnoods maar wat zoeken naar eten. Een regelmatige gewoonte zou moeten zijn om wekelijks wat wildzaad en trosgierst ter beschikking te stellen. Oliehoudende zaden zoveel mogelijk bannen. Een kanarie eet per dag ongeveer 4 à 5 gram, probeer hier rekening mee te houden. Eivoer zeker niet van het menu schrappen in de winter, echter wel beperken tot 2 X per week. Een stukje fruit, ui of look op regelmatige tijdstippen mag je zeker niet vergeten.
Sommige fanatiekelingen houden er zelfs een sadistische methode op na. Ze zetten hun vogels een tijdje zonder of op zeer miniem water om ze te laten vermageren (denken ze).
Gebruik deze visie zeker niet als voorbeeld, een waarschuwende vinger is hier op zijn plaats. Een levend wezen MOET drinken om zijn normale lichaamsfuncties te laten functioneren.
Verzaken wij aan deze boodschap dan zullen er vast en zeker andere en nog ergere problemen geschapen worden. Om zelf een gevoel te krijgen hoe een vogel zich voelt zonder water raad ik iedereen aan om volgende test eens op uzelf toe te passen. Neem 10 gewone beschuiten, probeer deze maar eens achter mekaar op te eten zonder één slok vocht tot u te nemen. Wedden dat ge niet verder geraakt dan 7, hooguit 8 beschuiten.
Deze mooie cultuurvogel is stilaan aan 't bekomen van een spectaculaire terugval in de jaren '80 - '90. In deze periode heeft de natuur een gedaanteverwisseling ondergaan. Heel wat veranderingen kwamen tot stand, grotendeels door toedoen van menselijke inbreng. Zo verdwenen heel wat "Holle wegen" en de kleinschalige akkerbouw moest plaats ruimen voor de meer renderende massa produktie der gewassen. zoals maïsvelden, enz... Weer typisch aan de menselijke ingrepen in de natuur: Alles moet wijken voor het grootschalig geldgewin van de egoïst die de hedendaagse mens toch is. Door deze ondoordachte ingrepen heeft men wel een groot gedeelte van de bestaande biotopen der Geelgors verwoest. Het uitverkoren biotoop van de Geelgors is n.l. open terreinen met bosranden, aflopende bermen,struiken en heggen. Dat de Geelgors onze streken een tijdheeft vermeden is dan ook logisch en meer dan normaal. Door bepaalde ingrepen in de sector van het landbouwbeleid en de Natuurbescherming is er enig herstel waar te nemen. De Geelgors heeft dit ook gemerkt en met mondjesmaat komt hij terug afgezakt naar onze contreiën.
De Geelgors is praktisch in gans Europa terug te vinden maar is gedeeltelijk toch een trekvogel. Geelgorzen die wij hier in de winter tegenkomen zullen hun broedgebied vast en zeker in Noord Europa hebben. In de natuur bouwt de Geelgors zijn nest liefst vlak bij de grond. Dit kan in een lage struik zijn maar ook wel in een gedraaid kuiltje in het zand en wat beschut door een overhangende tal of hoog gras. 2 à 3 legsels worden er per jaar geproduceerd. Een legsel bestaat uit 3 à 6 vuilwitte eitjes met donkere vlekjes. De broedtijd zal 12 à 14 dagen vergen. De ouders voeren beiden hun kroost groot. Hun menu bestaat uit allerlei insecten zoals rupsen, sprinkhanen, vliegen, muggen, kevertjes, bladluizen, vlinders enz...
De Geelgors is goed te onderscheiden van zijn andere soortgenoten door zijn opvallende geel-bruine kleur, vooral de man dan. Bij de man zijn de schedel, wangen, kin en keel echt diep geel. Op de kruinbevindt zich een donker tot zwart-bruine V-tekening die doorloopt tot in de nek. Op de wangen bevindt zich een bruin, hoefijzervormige tekening en in de hals zie je twee bruinachtige baardstrepen. Het rugdek en de mantel zijn bruin met een groenachtige waas met een zwart-bruine pigmentbestreping. De stuit is kastanje bruin met een rossige gloed. Zoals bij de meeste vogelsoorten is het verenkleed van de pop veel minder gekleurd. Indien we het voornemen hebben en de uitdaging willen aangaan om met deze schitterende vogel te gaan kweken, bedenk dan dat we een vluchtje voorzien voor elk koppel. Wel rekening houden dat deze ruimtes volledig droog zijn en blijven. Wanneer we nu in een box-systeem kweken moeten we er zorg voor dragen dat de tussenwanden ondoorzichtig zijn. De Geelgors is in de rustperiode wel een zeer verdraagzame vogel maar kan in de broedperiode des te agressiever voor de dag komen. De man wil geen andere vogels in de buurt van het nest. Vooral vogels met een geel uiterlijke zijn niet veilig voor zijn aanvallen. Het kan zelfs zo erg worden dat zijn eigen pop er van langs krijgt. Dit furieus gedrag kennen we soms ook wel bij de mussen en andere vinkachtigen. Zorg daarom steeds voor een veilig plekje in de volière, waar de pop, indien nodig, kan gaan schuilen. Dit kan je best doen door een plankje hardboard onderkant in de vlucht op de bodem schuin tegen de zijkant te plaatsen. Een zorgvuldige selectie is van groot belang indien we de kweek tot een goed einde willen brengen. Kies daarom vooral rustige vogels. Met schuwe vogels zul je moeilijk tot nestbouw komen, laat staan dat de kweek zou lukken. Ook bij eventuele nestcontrole, indien je zover al geraakt kunnen problemen optreden bij onrustige ouders. We zegden het reeds dat de Geelgors zijn nest liefst dicht bij de grond maakt in de natuur. In de volière hoeven we daar wel geen rekening te houden, ze bouwen graag hun nest op een hoogte van 1 meter en zelfs hoger. Wel hoeven we rekening te houden dat de nestmandjes erg ruim hoeven te zijn omdat de Geelgorzen nogal een omvangrijke en soms wat slordige nest bouwen. Misschien nogal logisch omdat de pop alleen het nest moet afwerken, had je misschien wat anders verwacht van het zwakke geslacht.
VOEDING:
De kweek met de Geelgors vereist een uitgebreid voedselpatroon om aan de jongen te verstrekken. Een passende zaadmengeling met overwegend witzaad en/of andere graszaden, (haver, rogge, tarwe enz..) en een eivoeder mag zeker niet ontbreken op het menu.
SHOWVOGEL:
Spijtig genoeg vinden we de Geelgors tegenwoordig slechts sporadisch terug op onze tentoonstellingen. Indien je zou willen deelnemen aan een wedstrijd is het wel raadzaam om de standaard even te raadplegen. Voor wat de kleurmutaties betreft mag wel gezegd worden dat deze maar zelden voorkomen. De bruinmutatie is een van de geregistreerde bij de Geelgors. Er doen wel geruchten de ronde dat er reeds meerdere afwijkingen zouden gekweekt zijn. Als dit het geval zou zijn is het wel spijtig dat betreffende kwekers hier geen melding van maken. Geelgorzen komen pas het tweede jaar op volle kleur. Pas dan zal bij de man de kastanje bruine rug en stuit een rossige gloed vertonen. Zo zal in het voorjaar (dus buiten het TT-seizoen) de intensiviteit van de kop bij de man het felst zijn en zou de keurmeester hier rekening dien mee te houden tijdens de keuring. Wanneer we de puntjes op de i zetten moeten we toch concluderen dat de Geelgors geen gemakkelijke vogel is om hoge cijfers te scoren, of zou het soms aan de keurmeester liggen die deze vogel misschien onvoldoende kent ?
Toch even de meest voorkomende fouten aanhalen tijdens een keuring:
- Te slank van model - Bonte nagels
- Te smalle kop - Niet egal kleurdiepte
- Onderbroken V-tekening op de kop (alleen bij de man)
- Flankbestreping onderbroken - Borstband niet strak
De CATHARINAPARKIET (Bolborthynehlus lineola lineola) is wel het meest vriendelijke kromsnaveltje dat wij op heden kennen. Dit parkietje is voor het eerst in de literatuur omschreven in het jaar 1853. In de Londense zoo was hij voor het eerst te bewonderen in 1886, dus 33 jaar later.Bij deze krombekken kennen we 2 ondersoorten n.l. de meest voorkomende Catharinaparkiet, afkomstig uit Zuid Mexico en West Panama. Dan hebben we de 2de soort: De Perucatharinaparkiet, met als standplaats: Centraal Peru, Columbia, Equador en Noord-West Venezuela.Het verschil tussen deze 2 soorten laat zich merken in hun kleur en tekening. De Peru-Catharina is over 't algemeendonkerder (groen), de zwarte omzoming van de veren zijn breder en de zwarttekening in de vleugelbocht is vaak breder.Voor een goed begrip bij onze kwekers willen wij er toch op wijzen dat de Catharina's die momenteel bij ons gekweekt worden, alles behalve "zuiver" zijn en er geen weg terug meer is. Destijds is men massaal de 2 soorten gaan mengen zodat we in feite allemaal bastaards aan 't kweken zijn. Het zuivere ras opnieuw binnen halen is uitgesloten aangezien er in de landen van herkomst een uitvoerverbod geldig is voor deze soorten van vogels. indien we er dieper op ingaan kunnen we zelfs vaststellen dat de keurmeesters lelijk bij de neus worden genomen want zij keuren niet de vogels die zij denken voor zich te hebben. De kruisingen van deze 2 soorten uit zich bovendien in het feit dat we heel wat schakeringen tegenkomen van de wildkleur, de ene al wat donkerder dan de andere. Catharinaparkieten zwerven veelal rond in groepjes van zowat 25 exemplaren, zeker tegen de avond aan wanneer ze hun "slaapboom" gaan opzoeken om de nacht door te brengen.
Catharinaparkieten zijn vogels die zich voornamelijk in hoge bomen schuil houden. Van nature uit zijn het nogal schuwe vogels en produceren weinig geluid, hierdoor zijn ze dan ook moeilijk waar te nemen. In het wild broedt de Catharina rond de jaarwisseling (december- januari). De Perucatharina daarentegen begint er ps aan in de maanden mei-juni. Ze leggen dan 5à6 eieren in de holtes van dode bomen.
De geslachtskenmerken zijn bij Catharina's erg moeilijk te onderscheiden al kunnen we met quasi zekheid stellen dat de uiteinden van de bovenstaartveren bij de man diep zwart is over een lengte van minstens 1 cm, bij de pop beperkt de zwartzone zich echter tot het uiterste puntje.
Anders is het gesteld met de lutino en de albino, om hier geslachtszekerheid te bekomen kan men best een dierenarts raadplegen. Zoals reeds gezegd is de Catharinaparkiet een zeer vreedzame en sociale vogel. Ze kunnen zonder problemen samen gehouden worden in een gezelschapsvolière met andere exoten, kanaries of Europese. De gewone grasparkiet raden we echter niet aan als gezelschap omdat deze vogel nogal vernielzuchtig is van aard en de verstandhouding tussen de andere bewoners wel eens zou kunnen verstoren.
De Catharinaparkiet is van origine groen van kleur, hetgeen kan variëren van de plaats van herkomst, zo is de Perucatharina iets donkerder dan de overigen. Met zijn gestalte van 16 à 17 cm is het een ware acrobaat in de volière. Door zijn kunstjes. Door zijn kunstjes en klimwerk is het overigens een graag gehouden gezelschap in de huiskamer. Een andere rede om hem als kamergenoot te waarderen is zijn aanleg om snel iets aan te leren en zelfs te spreken, bovendien is hij helemaal niet luidruchtig. Bij een goede verzorging kunnen deze parkietjes gemakkelijk een ouderdom bereiken van 10 jaar of zelfs meer.
We zegden reeds dat de wildkleur van de Catharina's groen is, wat zien we echter? Ook hier, net als bij zovele anderen, heeft de mens zijn eigen willetje doorgevoerd en is beginnen te experimenteren (toch eigenaardig dat de mens het altijd beter denkt te weten, egoïsten dat we zijn. Het gevolg van deze onnatuurlijke menselijke hersenkronkels is het verschijnen van diverse kleurmutaties. Zo kunnen we momenteel beschikken over de groenreeks en de blauwreeks, deze zijn dan op hun beurt nog eens opgesplitst in verschillende onderverdelingen. Zo vinden we in de blauwreeks de Kobalt en de Mauve terug. Over deze kleurmutaties gaan we het wel eens hebben in een afzonderlijk artikel over de vererving ervan en andere problemen.Zoals in de ornithologische familie het vaker voorkomt is ook hier heel wat heisa ontstaan rond bepaalde mutaties en van een "duidelijk" omschreven standaard is nog lang geen sprake. Eén van de vele "ongeloofwaardigheden" is de Cinnamon, deze mutatie heeft reeds 4 verschillende benamingen op zijn palmares. Volgen wie volgen kan. Waar staat de liefhebber-tentoonsteller in dit geval wanneer hij zijninschrijvingsformulier moet gaan invullen? Erger nog, hoe gaan de keurmeesters deze vogel beoordelen ? Een open vraag waar we momenteel het antwoord schuldig moeten blijven. Of toch niet ? Zijn er misschien bepaalde personen die zich geroepen voelenom de standaard naar hun eigen denken aan te passen en de kleine liefhebbers voor schut willen zetten. Ook hier zal, zoals meestal, het financiële aspect weer wel de hoofdrol gaan vertolken zeker. Zijn we nu echt bezig met onze hobby volledig om zeep te helpen ? Ik zou het bij God niet weten, de toekomst zal wel raad brengen. (dan is het waarschijnlijk reeds te laat).
Wat de kweek in gevangenschap betreft moeten we toch even duidelijkheid scheppen over het kweekgedrag van de Catharina's in de streek van herkomst. Hun leefgebied situeert zich om en bij het evenaarsgebied en dat heeft zo zijngevolgen op hun kweekgedrag. In deze contreien is er practisch geen verschil tussen dag en nacht en dus steeds bijna even licht, bovendien is er voedsel in overvloed. Dit heeft dan weer tot gevolg dat de Catharina's zowat het ganse jaar door aan hun voortplanting werken en dat zit er biologisch sterk ingebakken.
Onze kwekers denken daarom ook foutief door te stellen dat ook Catharina's slecht 2 à 3 rondes mogen kweken en dusdanig een rustperiode moeten inlassen. Van een zeer ervaren Catharinakweker kregen we op het hart gedrukt om deze vogels het ganse jaar door te laten kweken, laat ze steeds hun gangetje gaan, de resultaten zullen des te bevredigender zijn. Door een rustperiode in te lassen verstoren we het basis instinkt van de vogel en raakt hij volledig van slag.
Bewuste kweker vertelde ons ook dat hij de twee methodes heeft uitgetest en er een veel hoger rendement was door de vogels gewoon het ganse jaar door hun gang te laten gaan.
Toch nog even wat informatie over onze Catharinaparkiet in verband met de kweek. De Catharinaparkiet is een "vlugrijpe" vogel, reeds na een 6-tal maanden is hij broedrijp. Aan te raden is echter om de jonge vogels zeker niet in het kweekproces te gooien vooraleer ze de ouderdom van 1 jaar hebben bereikt. Te jonge vogels zijnnog niet tot volle ontwikkeling gekomen en de eventuele nakomelingen zoudenin dit geval wel eens negatief kunnen voor de dag komen. Catharinaparkieten zijn zeer broedlustige vogels. Als broedaccommodatie geven we ze een broedblok voor grasparkieten waarvan de boden bedekt is met houtkrullen, al of niet vermengd met turfvezels. Door het feit dat de pop slechts om de 2 dagen een ei legt kan er een groot verschil optreden bij het kippen der eieren. Wanneer het eerste jong bijna in de veren zit moet de laatste nog kippen. Dit euvel moeten we dan zelf oplossen door de eieren te rapen en ze na het 5de ei terug te leggen, zodat de bebroeding gelijkmatig kan geschieden en het kippen der jongen op korte termijn zal gebeuren. Na zowat 24 dagen broeden zullen de jongen kippen. Denk nu niet dat de man al die tijd op zijn nagels zit te sabbelen, nee hoor. Tijdens de broedperiode zorgt hij voor de bevoorrading van de pop op het nest en zeer sporadisch neemt hij voor korte tijd de broedfunctie van de pop over.Een zestal weken na het kippen zullen de jongen stilaan het nest beginnen te verlaten en zullen de ouders de jongen nog enkele weken blijven voeren en in bescherming nemen.Hierna kunnen de jongen een zelfstandig leven gaan leiden en kunnen ze gescheiden worden van de ouders.
Wat de nestcontrole betreft tijdens de leg- en broedperiode is er geen enkel probleem. De ouders hebben hiertegen geen enkel bezwaar en laten dit gewillig toe.Als consumenten zijn de Catharina's eveneens gemakkelijke gasten. Een goede mengeling voor grote parkieten volstaat, af en toe aangevuld met kleine stukjes appel. Ze zijn wel erg verlekkerd op gepelde haver, dit mag je echter niet te veel geven, zeker niet in de rustperiode dit vanwege het nogal hoge vetgehalte in de haver. De vogels zouden een te grote vetreserve aanleggen en dit is nu geen aanrader voor hun conditie. Kweken we echter volgens hun natuurlijke instinkt (het ganse jaar door) dan moeten we dit zeker niet gaan beperken. De vogels verbruiken dan veel meer energie en kunnen ze het vetgehalte zeker goed verwerken.
Een tip voor de beginnende Catharinakweker: Probeer niet te kweken zonder gepelde haver te voeren, het zal je amper lukken om jongen groot te krijgen.
Voorlopig houden wij het bij deze eerste beschouwingen over de Catharinaparkieten, bij een volgende gelegenheid gaan we zeker de vererving onder de loupe nemen evenals de kleurmutaties en de problemen daar omheen.
Wat horen we de laatste tijd toch veelvuldig klagen over slechte kweken, veel sterfgevallen in het nest bij de jongen en zelfs bij de oudere kweekvogels. Plots leggen ze hun kopje er bij neer zonder ook maar enig voorafgaand teken van ziektekenmerken. Dan maar naar de apotheker om de zogezegde "wondermiddeltjes" aan te schaffen. Zelfs zonder de juiste diagnose te hebben vastgesteld worden velerlei nepmiddeltjes aan onze vogels toegediend. In vele gevallen zullen deze preparaten niet de gewenste resultaten opleveren en gaat het met de vogel steeds van kwaad naar erger.
Onlangs waren wij op visite bij een liefhebber dewelke ons voor dommerikken afschilderde wanneer we het hadden over leverinfecties en de gevolgen daarvan. Nog nooit gehoord van Mariadistel zeker? Wel van gehoord, maarnog niet in de practijk toegepast repliceerden wij. Wel, zegde de man, ik zal u eens uitleggen waarom ik "leveraandoeningen" niet ken en wat de rede daarvan is: De meeste liefhebbers proppen hun vogels vol met diverse preparaten die helemaal niet goedkoop zijn en bovendien in de meeste gevallen zelfs geen enkel positief effect hebben op onze vogels, in tegendeel. Ik zou zelfs durven te beweren dat daar de hoofdschuldige moet gezocht worden voor de veel besproken leveraandoeningen. Bovendien dienen wij onze vogels, mede hierdoor, heel wat antibiothica toe, hetgeen zich zeker zal wreken tijdens de kweek en op het nageslacht.
Sedert jaar en dag krijgen mijn vogels niets anders dan zuivere natuurlijke producten in de vorm van allerlei kruiden en zaden. Vooraanstaande biologen hebben vele planten onder de loupe genomen en hebben de bewijzen geleverd van hungeneeskundige krachten. Eén van deze alomgekende planten is de Silybum Mariamum of beter gekend als de Mariadistel, ook wel de Bonte Distel, melkdistel of de O.L. Vrouwdistel genoemd en behoort tot de Compositenfamilie. Aan dit plantje is een Bijbelse geschiedenis verbonden, maar dat heb ik reeds eerder op u los gelaten dacht ik. Voor de vogelkwekers is de Mariadistel van groot belang door zijn grote hoeveelheid Silymarine. Deze stof werkt rechtstreeks op de levercellen in en verdrijft alle schadelijke stoffen met bekwame spoed uit de lever. Silymarine is bovendien het element in deze plant die de werking op de aanmaak van nieuwe levercellen bevorderd.
De Mariadistel kan in diverse vormen aan onze vogels worden toegediend. Een eerste manier is gewoon om de plant in zijn geheel aan de vogels te geven, zij zullen er wek van nemen wat ze nodig hebben. Zelfs de bladeren zijn voor sommige vogels (Europese) een echte lekkernij.
Men kan de zaadjes ook oogsten en deze mengen onder de overige standaardzaden. In de kweekperiode is het zelfs geraadzaam om de zaadjes fijn te malen en dit poeder onder het eivoer te mengen, uw jongbroed zal er u dankbaar om zijn. Indien men deze raad wil opvolgen zullen al uw leverproblemen tot het verleden behoren.
Liefhebbers die met vogels kweken dewelke regelmatig kleurstofpreparaten toegediend krijgen, zeker de rode vetstof kleurkanaries, kunnen hieruit zeker hun besluiten trekken. Het is n.l. zo dat alle kleurstoffen die wij onze vogels toedienen heel wat schadelijke elementen bevatten die de lever op langere termijn totaal vergiftigen met een fatale afloop voor de vogels.
Door het voeren van Mariadistel, volgens één van voornoemde methodes zal deze vergiftiging geen schijn van kans krijgen en gaan de schadelijke stoffen onmiddellijk afgebroken worden en zullen geen enkele beinvloeding op de lever kunnen bewerken.
Mariadistel is in feite afkomstig uit Zuid Europa en Iran. Door de jaren heen heeft deze plant zich verder verspreid over onbewoonde gebieden en open vlaktes tot zelfs in Denemarken.orspronkelijk was deze plant een voedselgewas. De bladeren at men als sla, de bloemhoofdjes en zelfs de wortels kookte men en serveerde ze als groente met een pittige artisjoksmaak.
Men kan de Mariadistel bij ons vinden langs verlaten wegen en open vlaktes. Om zeker te zijn kan men echter beter deze plant zelf kweken in de moestuin, zo heb je de zekerheid dat er geen schadelijke sproeistoffen of andere boosaardige bestanddelen zijn op terecht gekomen.
Over deze plant kan een gans boek geschreven worden, dit zou ons echter te ver leiden. Het bijzonderste dat we hieruit moeten onthouden is het feit dat, indien we leverkwalen bij onze vogels willen voorkomen, we onze vogels regelmatig Mariadistel zullen moeten voeren. Men kan dit zaadje ook wel verkrijgen in de speciaalzaken maar is dan wel erg prijzig in aankoop. Dus is het een aanrader om deze plant zelf te kweken in uw moestuintje.
Bij deze hoop ik heel wat liefhebbers op het vlak van leverziektes iets te hebben bijgebracht, vooral bij de kanariehouders is dit geraadzaam om op te volgen.
Toch wil ik nog een goede raad meegeven; Blijf zoveel mogelijk buiten bij de apotheker, hou alles op een natuurlijke wijze en laat u niet verleiden door uitspraken van sommige liefhebbers die DENKEN van het allemaal beter te weten.
Heb je toch al eens af te rekenen met ziektesymtonen bij de vogels, wees dan zo slim om de deur van de apotheker te negeren en binnen te stappen bij een erkende dierenarts die bekend is om zijn specialiteit "Vogels en Kleindierbehandeling".
Een dierenarts kan u met zekerheid de juiste diagnose bepalen van de kwaal van uw vogel en meteen de JUISTE behandeling voorschrijven.
KNOFLOOK (allium sativum) Was reeds duizenden jaren voor Christus een zeer populair plantje. Ten tijde van de bouw der pirades in het oude Egypte kregen de slaven in hoofdzaak knoflook te eten om hen te vrijwaren van allerhande ziektes en om hun werkkracht te bevorderen. Door de eeuwen heen heeft knoflook overigens zijn geneeskundige krachten bewezen. Zo kan men knoflook veelvuldig terug vinden in de medische literatuur bij de Chinezen, de Oude Grieken, de Vikingers en de Oude Romeinen. In Rusland kennen ze knoflook beter onder de benaming van "Russische Penicilline" Bewijzen dat knoflook niet zo maar een plantje is, kan wetenschappelijk worden bewezen. Bij heel wat Oosterse bevolkingsgroepen, waar dagelijks knoflook verwerkt wordt in hun voeding, zal men zelden horen spreken over te hoge bloeddruk, hartkwalen, kanker of aderverkalking. Trouwens, in 1858 stelde prof Pasteur de anti bacteriële werking van knoflook, wetenschappelijk vast.
Al met al, redenen genoeg om hier alles (wat knoflook betreft) eens even op een rijtje te zetten:
De BELANGRIJKSTE inhoudstoffen van KNOFLOOK zijn:
0,1 tot 0,35 % etherische olie, deze kan men veelvuldig terugvinden in de literatuur over "Aromatherapie"
Verschillende (33) Zwavelverbindingen, waaronder "Alicine", de stof die de doordringende geur veroorzaakt.
Vitaminen A - B1 - B2 en C
Mineralen en sporenelementen, waaronder Kalium Zwavel, Jodium, Selenium, Gemanium, Cilicium, ijzer ,Koper, Zink, Pothassium, Magnesium en een 17-tal Aminozuren waaronder de meest essentiële.
Koolhydraten, (vooral fructosanen) saponinen en een weinig pro-vitaminen A
Stoffen met vrouwelijke en mannelijke hormonale eigenschappen.
Talrijke enzymen o.a. Alinase, Myrosinase, Peroscidase, deze laatste groep enzymen zorgt voor de bevordering van de zuurstofoverdracht.
Stoffen met antibiotische eigenschappen zoals Allicine.
In de jaren '70 heeft prof. J. Cornelisse, wetenschappelijk aangetoond dat de rauwe knoflook een bacteriële werking heeft op salmonella's in het spijsverteringskanaal (waar hebben wij dat nog gehoord )
Wat de toepassing van al deze uitleg betreft voor de gezondheid van onze vogels kunnen we samenvatten als volgt:
Een vogel, dewelke regelmatig knoflook op zijn menu zal terugvinden, zal veel beter bestand zijn tegen allerhande ziektes. Op welke manier we deze knoflook bij de vogels brengen moet ieder voor zich maar uitmaken. Ondervinding zal ook hier een positieve inbreng betekenen. Sedert jaren krijgen mijn vogels knoflook toegediend via het eivoer en/of in het drinkwater. De basisregel is steeds; maak er een gewoonte van om bij de aanmaak van vers opfokvoer er enkele teentjes gemalen knoflook aan toe te voegen en goed te vermengen met het geheel. Van een éénmalige toediening zullen de vogels natuurlijk wel geen resultaat ondervinden, dus maak er een gewoonte van om uw vogels enkele malen per week te voorzien van knoflook.
Knoflookvoorziening via het drinkwater is wel wat omslachtiger maar zeker even efficiënt als in het eivoer. Neem enkele teentjes knoflook en snij deze doormidden, deponeer deze in een tas (kom) en overgiet ze met heet water, laat een nachtje trekken en geef dit knoflooksapje aan de vogels. Door de uitgeloogde teentjes te pletten kan je ze gerust in het water laten. Zie je echter dat er sommige vogels hun snavel optrekken kan je de bekomen thee wat aanlengen met zuiver water.
Indien je de mogelijkheid hebt om knoflook zelf te telen kan je deze best planten op een onbemeste plaats waar de zon haar volle werking kan uitoefenen. Ga nu niet op zoek naar knoflookzaad want dit is nergens te vinden (bestaat zelfs niet). Om knoflook te kweken neem je een volledige ui en scheur de teentjes van mekaar. Deze afzonderlijke teentjes plant je dan op zo'n 15 cm van mekaar en zowat 5 cm diep. De beste plantperiode is het voorjaar (maart-april). In augustus-september kan je dan oogsten. Wanneer het bovengrondse kruid begint bruin te worden is het tijd om aan de oogst te beginnen. We hangen de uien dan (met kruid) samengebonden op een droge plaats om te drogen (onder een afdakje). Wanneer de uien volledig wit zijn geworden zijn ze klaar om op te slaan in een luchtige maar vooral droge ruimte.
Een andere manier van oogsten dewelke minder van toepassing is kan ook wel zijn nut hebben. We oogsten de uien nog vooraleer ze rijp zijn. De teentjes zijn dan nog papperig en bruin van kleur. Deze onvolgroeide teentjes wassen we goed proper en kunnen we gewoon met een vork pletten en zo aan de vogels geven of mengen in het eivoer. Het nadeel van deze methode is de beperkte houdbaarheid. In de koelkast kan je deze brij maximum 1 week bewaren vooraleer er schimmels komen op te zitten en het goedje meer kwaad dan goed zou betekenen voor ons vogelbestand. Bij een goed doordacht werkschema is deze methode wel aan te raden omdat er nog geen bestanddelen zijn verloren gegaan en bijgevolg alle ingrediënten er nog in aanwezig zijn. Nadeel is dan weer dat je dit maar zeer beperkt kan toepassen (in de periode van de teelt). Tot besluit zou ik de liefhebbers (zeker de kanariekwekers) toch op het hart willen drukken dat de toepassing van knoflook toch een onmisbaar voedingselement is om gezonde vogels te kweken en ze bovendien ook gezond te houden.
Bijzondere eigenschappen van KNOFLOOKSAP zijn o.m. dat het wateroplosbaar is en een grote hoeveelheid vitaminen B en C bevat en eveneens rijk is aan Kalium, Fosfor, Calcium en eiwitten. Het bevordert de conditie en verkort de recuperatieperiode na zware inspanningen (kweek en ruiperiode). Bovendien heeft het een zeer goede invloed op de nierwerking en de spijsvertering. In tegenstelling knoflookolie zal de vogel geen vuile bek overhouden bij deze oplossing.
Wie kent niet het sprookje van “Duizend en één nacht” waar Ali-Baba het woord Sesam gebruikte om de magische deur te openen? Het is maar een sprookje maar toch is er een link te leggen naar de uitzonderlijke waarde van het sesamplantje.
In de Hindoestaansemythologie staat zelfs het sesamplantje als symbool voor geluk en onsterfelijkheid. De Sesam is een nutsplant die al in de pre-historie verbouwd werd. Ten jaren 2300 voor Christus aten de vrouwen in Babylon reeds snoep van honing en sesamzaadjes om hun gezondheid te bevorderen en hun vruchtbaarheid te verhogen. In de graftombe van de Egyptische Farao Toetanchamon vond men zelfs een bekertje met sesamzaadjes. Dit duidt erop dat sesamzaad niet zo maar een ordinair plantje is en dat het wel degelijk uitzonderlijke kwaliteiten bezit. Over de herkomst is er echter nog maar bitter weinig duidelijkheid. Men neemt aan dat de sesamplant oorspronkelijk vanuit Afrika naar China en India werd gebracht en rond de jaren 1800 ook in het subtropische Amerika is terecht gekomen. Momenteel zijn India, Korea,Mexico en Noord Afrika de producerende streken. In India groeien er 2 soorten in het wild. Wereldwijd zijn er 12 variëteiten van het sesamgeslacht bekend. Het sesamplantje is één van de belangrijkste oliehoudende planten op aarde, vandaar misschien ook zijn gekende waardering. Trouwens, szsam stamt af van het Griekse woord Sesamon, hetgeen olie en vet betekent.
Sesam is een éénjarige plant. In de oksels van de bladeren vormen zich langwerpige zaaddozen die enorm veel kleine, ovale zaadjes bevatten. Deze zaadjes kunnen zwart, wit of roodbruin van kleur zijn en hebben een nootachtige smaak. Door het roosteren van de zaadjes versterkt de nootsmaak in sterke mate. Deze zaadjes bevatten een rijkdom aan onverzadigdevetten en olie, lectine, oliezuur, linolzuur, eiwitten vitaminen en mineralen. Deze stoffen dragen er sterk toe bij ter bevorderingvan de verbranding en stofwisseling.
In de producerende landen oogst men eerst de zaaddozen om deze te verwerken en te sorteren. Nadien volgt een tweede oogst, deze van de wortels, na het drogen worden deze gemalen en komt in de vorm van poeder en/of pasta op de markt voor consumptie, (net als bij ons de peper). Het is de rijkste bron van Calcium en men gebruikt het dan ook veelvuldig in de keuken ter bereiding van sausen, dressings, soepen en paté’s. De vegetariërs gebruiken het zelfs ter vervanging van boter en/of kaas. Wij kennen het sesamzaadje meestal als garnering van broodjes, koekjes en andere gerechten. De voedingswaarde van sesamolie kunnen wij vergelijken met de ons meer bekende olijfolie. Op te merken is wel dat sesamzaad erg gevoelig is voor schimmelvorming.
Sommige vogelliefhebbers probeerden de sesamzaad uit op de vogels. Ze vliegen er op als gek en ze kunnen er blijven van eten, toch opletten hiermee.
Het hoge vet- en oliegehalte zal er wel voor zorgen dat uw vogels in de kortste keren veel te vet gaan worden en dan zit je weer met een ander probleem opgescheept. Dus, indien je het aan uw vogels geeft, doe dit dan zeker met mate. Eens per week en een kleine hoeveelheid kan zeker geen kwaad, kan zelfs positief werken. Laat u echter niet verleiden omdat de vogels het graag lusten.
Ter kennismaking met de voedingswaarde geven wij hier een tabel van de samenstelling per 100 gram.
Ben je van plan om kanaries te gaan houden, denk dan vooral goed na vooraleer eraan te beginnen. Denk vooral niet: "Bij mijn buurman loopt alles op wieltjes, dus zal het wel gemakkelijk zijn om hetzelfde te bereiken" niets is echter minder waar. In de eerste plaats zal je keuzes moeten maken in diverse opzichten van de hobby. Om te beginnen moet je de keuze maken over HOE je wil gaan kweken en/of houden. Kanaries houden in een gezelschapsvolière is een hemelsbreed verschil met het kweken in kweekkooien. Houden we enkel kanaries voor het plezier in een gezelschapsvolière dan maakt het allemaal niet veel uit welke soorten we samen zetten. Willen we echter in dergelijke volière kweken met de bedoeling om eventueel aan TT's deel te nemen, dan moeten we zeker rekening houden dat we slechts één kleurslag gebruiken om de volière te bevolken. Om vechtpartijtjes te voorkomen gaan we er tevens moeten voor zorgen dat we een 3-tal poppen per man erin loslaten. Waarom maar één kleurslag zal u zich afvragen? Wel , om geen bastaarden op de wereld te zetten en om onze hobby nog enigszins zuiver te houden wat de kleurslagen betreft.
Momenteel is het al zeer ver zoeken om nog echt raszuivere vogels te vinden. Het experimenteren door sommige liefhebbers is hier de grote boosdoener, ze moesten toch maar eens iets nieuw kunnen ontdekken... alsof het nog niet moeilijk genoeg is met al die wijzigingen.
In geval we de kweek op wat professionelere manier willen aanpakken zullen we in de eerste plaats een ruimte moeten voorzien voor de kweek. Daarnaast nog een vluchtje om de jongen tot volle ontplooïng te laten komen. Aan te bevelen is bovendien om nog 2 aparte vluchtjes te voorzien om na de kweekperiode de mannen en de poppen gescheiden te houden.
De kweekruimte zullen we uitrusten met de nodige kweekbakken (enkel of dubbel). De meest gebruikte kweekkooien zijn de dubbele met in 't midden een babykooi. In deze babykooi kunnen we de jongen plaatsen die het nest reeds verlaten hebben. Door ze in die tussenkooi te zetten kan de pop haar jongen blijven verder voeren en kan ze geen averij aanrichten bij de jongen door aan "veertje pluk" te doen.
De ideale kweekkooien zijn wel deze die volledig uit kunststof zijn vervaardigd. Hier moeten we wel rekening houden met de nogal hoge aankoopprijs maar ze hebben zeker ook hun voordelen. Zo moeten we niet meer bevreesd zijn dat er zich bloedluizen gaan nestelen in de spleten zoals dit bij de houten kooien wel het geval is. Bovendien zijn deze kooien zeer onderhoudsvriendelijk.
Hoe dikwijls komen we niet bij liefhebbers terecht die hun vogels erbarmelijk hebben gehuisvest. Reinigen van hun kooien is er helemaal niet bij, waarom toch poetsen is hun antwoord, de kweek loopt zoals gewenst, dus, waarover moet ik me dan druk maken ? Zulke liefhebbers houden wel geen rekening met het feit dat deze smeerboel een broedhaard is van allerhande infecties en de dood kan betekenen van heel uw bestand. Eenmaal ze hiermee af te rekenen krijgen zullen ze wel anders piepen maar dan is het wel te laat.
De kweekresultaten die bekomen worden in zuivere kooien zullen er alleszins heel wat beter uit zien dan wanneer ze uit miserabele omstandigheden komen.
Onze noorderburen hebben, volgens onze vaststellingen, een bredere kijk op netheid en aankleding van de kweekruimtes. Licht hebben ze in voldoende mate, en de luchtvochtigheid, alsook de temperatuur zijn er constant. Dat een Nederlander verder denkt dan men eens zou durven te denken, bewijst het feit dat ze alles benutten wat in hun belang kan uitdraaien. Menig kweeklokaal is dan ook gezellig ingekleed met een mooi plantenassortiment. De juiste leefomstandigheden voor onze vogels is tevens ideaal voor onze kamerplanten. Onze kale, rechtlijnige vogelkamers kunnen we alzo omtoveren in een weelde van fauna en flora. In dit kleine paradijsje zullen planten als het Kaaps viooltje, Azalea's, Hyacinten en Margrietjes het erg lang uithouden en is het een vreugde om in te vertoeven. Hier moeten we toch een waarschuwende vinger opsteken...Zorg steeds voor voortdurende frisse lucht, (zo overbodig is dit nu ook weer niet want onze vogels hebben daar evenzeer behoefte aan. Bedenk wel dat planten 's nachts zuurstof opnemen en stikstof vrijgeven. Een teveel aan planten in een muffe ruimte zou wel eens kunnen leiden tot CO2 gebrek en dus niet zo gezond voor ons vogelbestand. Wanneer we echter een en ander nuchter bekijken is de beplanting van uw vogelkamer een gemakkelijk op te lossen probleem.
We spreken hier wel over een vogelkamer waar de vogels in kooien zitten en dus niet bij de planten kunnen. Menige kamerplant is n.l. giftig voor onze vogels dus zorgen dat ze er niet bij of aan kunnen.
Aan u nu om een keuze te maken, het is alleszins aangenamer te toeven in een nette, mooi aangeklede kweekruimte dan op een vuilnisbelt.
Het hoofdstuk van de eigenlijke kweek gaan we later wel eens bespreken. In dit artikel beperken we ons tot het inrichten en organiseren door de toekomstige kanarieliefhebber.
De jonge vogels die wij hopen te kweken moeten na een tijdje ondergebracht worden in een zogenaamde "overgangsvlucht". Kortom, onze jongen moeten zich hier kunnen uitleven om tot volwaardige kanaries te komen. Deze vluchtjes kunnen we, om ruimte te sparen, boven elkaar plaatsen. Een goede afmeting hiervoor is zeker: 1,5 à 2 meter lang en met een diepte en hoogte van zowat 50 à 60 cm, deze afmetingen kan je best zelf aanpassen aan de beschikbare ruimte.
In deze vluchtjes plaatsen we best zoveel mogelijk zitstokken, te beginnen vlak boven de zandlade. Jonge vogels kunnen nog niet zo doelgericht opvliegen, daarom zo laag mogelijk beginnen en trapsgewijze naar boven. Zo kunnen onze jongen gemakkelijker tot de hoogste zitstokken klimmen om aldaar hun rustplaatsje uit te zoeken. Enkele zitstokken over de volledige lengte der kooi is ook een aanrader. Zodoende kunnen de jongen elkaar beter ontkomen, ze hebben meer zitruimte en je zal minder last hebben van verenplukkerij. Een bijkomend hulpmiddel om het veren plukken te verhinderen is stiekem een aantal wasknijpers van moeder de vrouw "ratten" en deze op de zitstokken plaatsen met een tussenruimte dat er net één vogel tussen kan. Om eerlijk te zijn, het verenplukken zit iedere liefhebber wel wat dwars, er wordt wel veel over gezegd en geschreven en ieder heeft dan nog zijn eigen mening hierover. De enige echte remedie om dit euvel te voorkomen is in hoofdzaak: "Zet nooit teveel vogels samen in één vluchtje en zorg er voor dat er steeds meer zitstokken dan vogels aanwezig zijn in de kooi.
Na de kweek moeten de kweekouders wat ruimte krijgen om zich te herbronnen, zeg maar, om te recupereren van de maandenlange inspanningen binnen een beperkte ruimte. Door de weinige bewegingsvrijheid in de kweekbakken hebben zij begrijpelijker wijze wat ingeboet qua spierkracht en beweeglijkheid. Vleugels dienen om te vliegen en staan er niet aan als sieraad. Wat enkele maanden fout heeft gezeten moet nu de kans krijgen om zich te herstellen. De mannen en de poppen samen onderbrengen in dezelfde vlucht is zeker geen aanrader, bij sommigen onder hen is hun broedlust nog niet helemaal uitgewerkt en is er dus van enige rustperiode geen sprake. Daarom is het geraadzaam om de geslachten te scheiden. In 't begin wel een oogje in 't zeil houden om tijdig tussenbeide te kunnen komen bij eventuele knokpartijtjes.
Indien we over de voornoemde voorzieningen beschikken en we de nodige tijd er voor vrij maken, zijn we reeds een eind gevorderd en kunnen we met een gerust gemoed en met plezierige verwachtingen aan onze hobby beginnen.
Zeg nu zelf; Wat hebben we in Gods naam aan de voorbije zomer gehad ? Amper de gelegenheid gekregen om van de zon te genieten en onze vogels hebben er eveneens een nachtmerrie aan overgehouden. Tijdens de kweek kregen we reeds de eerste voorbode van een minder gelukte voortplanting, in hoofdzaak te wijten aan het wisselvallig en vochtig klimaat. Ook tijdens de ruiperiode hadden onze vogeltjes het bijzonder moeilijk om hun vederdracht om te wisselen, de zwakste onder hen gaven al snel de geest en bij de anderen ging het als in de processie van Echternacht, dus zeer traag. Deze vaststellingen zijn voornamelijk te constateren bij de kwekers die geen gebruik maakten van de huidige, moderne technieken. Als echte vogelliefhebber zou ik durven te stellen; “Geef mij dan maar een mooie zachte winter”. Ook in deze periode kunnen we genieten van de vrije natuur en kunnen we plezier beleven aan het voeren van de vogels in de tuin. Bovendien kan een winterlandschap de natuurmens zeker zo sterk charmeren dan een hete zomerdag, Een foto als hierboven is een streling voor het oog en nemen we de koude voeten er met alle plezier wel bij. Bij al deze bedenkingen moeten we toch steeds in gedachte houden dat onze vogels in de winterperiode een harde tijd tegemoet gaan en daar kunnen wij zeker wat aan verhelpen door ze op deskun-dige wijze te voorzien van noodzakelijke levensbehoeften. In vorige jaargang van dit clubblad hebben we reeds voldoende aandacht besteed aan deze materie. Bij deze wil ik er toch nog eens aan herinneren en, indien je bepaalde zaken mocht vergeten zijn, zoek het artikel nog eens even op en herlees het nog eens. Zo kan je, de vogels, dewelke in uw tuin komen rondsnuffelen, hun voorkeur aan voedsel voorschotelen en kom je tevens te weten hoe je de voeding moet voorzien. Van groot belang in het winterse voedingspatroon is tevens de plaats waar je de voeding plaatst voor de hongerige vogels. De ene soort wenst hun menu te gebruiken op een voedertafel, anderen prefereren dan weer dat ze hun lekkernij zelf moeten zoeken op de grond, tussen de afgevallen bladeren of in het kreupelhout. De alom bekende vetbollen zijn wel een versnapering voor de meesjes en andere vinkachtige, let er echter op dat we deze enkel maar geven zolang er geen voldoende voedsel te vinden is in de natuur. Eens ze zelf voor hun voedsel kunnen zorgen is het niet verstandig om verder van deze vetbollen te geven, ze zouden er te vet van worden en dit zou hun geslachts- drift niet ten goede komen. Een andere voorzorg die we eveneens moeten voor ogen houden is het drinkwater bij te lage temperaturen. Desnoods vervangen we het water een paar keer per dag en voegen er een weinig zout aan toe, zo zal het minder snel bevriezen. Zeker ook oppassen met badwater te geven, de vogels lopen dan risico om hun veren te bevriezen na een bad te hebben genomen. Geven we drinkwater in een schaaltje, zorg er dan voor dat ze zich hierin niet kunnen wassen. Om het baden te voorkomen in dergelijke schaaltjes zullen we een doekje gaas over het water spannen zodat ze geen aanleiding krijgen om er een badje in te nemen. Indien de vogels u lief zijn, verzorg ze dan zeker in de winter als zijn het uw eigen huisdieren, zo houden wij de vogelpopulatie in ere en helpen we de natuur een handje.
Heel wat beginnende liefhebbers schrikken zich een aap wanneer ze zich hebben laten verleiden tot het aansluiten bij een vereniging. Van de mooie woorden vooraf blijft er niet veel meer over na de officiële aansluiting. Meestal krijgt men van de clubverantwoordelijke een positief beeld over wat de club allemaal te bieden heeft. Spijtig genoeg blijft het daar dan ook bij en blijken de, misschien goed bedoelde, beloftes niet realiseerbaar door de club en blijft het bij het betalen van uw lidgeld en het maandelijks ontvangen van het Federaal clubblad. Stiekem verwachten de clubleiders dat je als lid ten allen tijde paraat zult staan om allerhande klusjes op te knappen tijdens b.v. een tentoonstelling of andere gelegenheden. Een andere remedie om u als lid te laten inschrijven is volgens hen: Ge moet lid zijn van een vereniging om ringen te kunnen bestellen voor uw vogels. Niets is echter minder waar, wanneer uw keuze is gemaakt, hetzij voor de KBOF- of voor de AOB-federatie, kan je evengoed "Individueel lid" worden. Zo heb je meteen alle nodige tegemoetkomingen die een liefhebber kweker nodig heeft. U kan uw gewenste ringen bestellen en u ontvangt maandelijks het clubblad, wat heeft een kweker nog meer nodig ? Bovendien ben je van het gezeur der club verlost om, te pas en te onpas te moeten klaar staan om hulp te bieden bij hun manifestaties. Het aansluiten bij een vereniging is echter niet te versmaden wanneer de bestuursleden daadwerkelijk nog actief zijn in de hobby van het houden en kweken van vogels. In dit geval kan je best nog wat kennis opsteken van de ervaren liefhebbers. In het merendeel zijn de clubbesturen echter samengesteld uit personen die misschien ooit wel vogels hebben gehad maar reeds lang niet meer thuis horen in dit wereldje.Hoe kan je, als beginneling raad gaan vragen aan mensen die de enorme evolutie der laatste jaren aan zich hebben zien voorbij gaan. De hoofdoorzaak van deze teloorgang bij de clubs is zeker te zoeken in de vergrijzing. De ouderen willen er niet uitstappen en bezien een functie binnen de club nog steeds als een eer en willen deze, ten koste van alles bewaren. Wat heeft een nieuw lid aan dergelijk bestuur ?. Anderzijds zullen er in iedere club wel één of twee nog actieve bestuursleden te vinden zijn. Denk nu echter niet dat ge van hen iets zal bijleren of enige hulp mag verwachten, zij denken alleen maar aan hun eigen prestaties, meestal dan nog verbonden aan uitgesproken geldgewin. Geef mij dan nog eens een grondige rede om nog in clubverband te fungeren. Wat kan u in Gods naam leren van bestuursleden die deze hobby reeds lang naar de achtergrond hebben verschoven en liever gaan vissen aan de oeverkant of de clown uit hangen op de toneelplanken. Indien dit de toekomst is van de ornithologische verenigingen, dan hoeft het voor mij helemaal niet meer en zal een individuële aansluiting zeker soelaas brengen voor veel problemen. U mag zich tot de gelukzakken beschouwen indien je bent terecht gekomen in een club waar je nog oprecht en in volle vertrouwen vragen kan stellen die dan ook een antwoord bieden voor uw probleem. Die clubs zijn er beslist nog hoor, maar....het is wel uitkijken en zoeken, gemakkelijk zal het zeker niet zijn.
Van in mijn prille jeugd ben ik steeds begaan geweestmet dieren. Mijn vader was een verstokteduivenliefhebber en zo heb ik waarschijnlijk de microbe overgenomen. Niet dat ik het zo fel begrepen had op duiven, al vondik deze soms ook wel prettig gezelschap om mee om te gaan.
De eentonige kleurvariatiebij de duiven lag mij echter niet zo goed en zocht dan maar een uitweg bij vogels die meer kleurschakeringen lieten zien.
Links en rechts had ik reeds bij vrienden, vogels gezien die voldeden aan mijn wensen. Als 13-jarige pagaddder wist ik zelfs niet eens dat het hier om kanaries ging. In een vrijstaandeduiven volière van mijn vader begon ik zo metmondjes maat wat aan te schaffen. Zo kreeg ik een bontemengeling samen van vrienden die geen blijf wisten met overtolligevogels. De bevolking van deze grote volièrebleef maar groeien, een echte mengeling van alle denkbarekleuren. Alles zat daar maar samen. In die tijd moest men mij niet vragen wat een pop of een man was. Wanneerik er eentjezag fluiten wist ik na een tijdje toch al dat ik hier met een mannetje te maken had. Voor de rest moest men mij geen vragen stellen want ik kende er hoegenaamd geen jota van.
Zeker moment had ik echter de grote deur van de volière laten openstaan en foetsie waren mijn25kanaries. Bij de buren hebben ze er waarschijnlijk nog wel wat plezieraan beleefd achteraf.
Voor mij was echter de eerste rage als kanarieliefhebber verleden tijd. Na deze tegenslag heb ik mij dan als puber op het voetbal gestort.Mijn vrienden van destijds vertelden mij al eens over hun belevenissen en straffe verhalen die ze hadden beleefd in het avontuurlijke uitgaansleven. Dus ging ik ook maar eens proeven van het genoegen van het leven. Van het een kwam natuurlijk het ander. Ik had immers de leeftijd bereikt dat er aan de toekomstmocht worden gedacht. Al snel kwam ik dan ook mijn uitverkorene tegen en meteen was het hek van de dam. Het leven ging zijn normale gang en na korte tijd konden we ons eigen huisje betrekken.
An, mijn vrouw is een uitgesproken dierenvriend en dit heeft mij er dan ook toe aangezet om een nieuwe start te maken als kanarieliefhebber.
Aan de Ed. Robeynslaan 99 te Diest hadden we ruimte zat om er wat moois van te maken .Het begon allemaal met een siervolière om de tuin wat op te smukken. Tijdens mijn beroepsbezigheden als kok kwam ik dan in kontact met Roland Vervoort. Roland had reeds wat watertjes doorzwommen als vogelliefhebber bij“De Heidevink” in Bekkevoort. Van hem heb ik dan de wijsheid meegekregen dat men met vogels aan bepaalde wedstrijden kon deelnemen, zelfs dat wist ik niet. Nu was het karretje pas echt aan het rollen gegaan. Roland is dan even mijn vogels komen keuren en zag meteen dat er enkele tussen zaten die tentoonstellingswaardig waren. Een volgende uitdaging lag voor de hand, ik zou het eens willen proberen. Na vooraf nog wat inlichtingen te hebben ingewonnen over hetTT-gebeuren had ik mij, bij wijze van test eens ingeschreven in Bekkevoort voor mijn eerste avontuur. Uiteindelijk werden het verschillende ereprijzen. Dit gaf mij een voldaan gevoel en vooral dedrang om er verder mee te gaan. Pretentieus als ik ben zou ik zo snel mogelijk eenkampioen willen spelen,dit gaf me in elk geval een lekker voorgevoel. Enkele weken later is mijn droom dan waarheid geworden. In Rillaar behaalde ik mijn eerste kampioen met een intensief rode kanarie. Nu was de boot definitief vertrokken, zo dacht ik althans.Al snel stond ik echter opnieuw met beide voetjes op de grond en heb moeten concluderen dat de ene week de andere niet is en bovendien dat de tegenstand iedere week wel verschillend is. Toch wilde ik mij verder profileren binnen het kanariewereldje. Een eerste confrontatie wilde ik dan ook met beide handen grijpen. Begin vorig jaar kreeg ik tehoren dat er ook speciaalclubs voor kanaries bestonden. Dit zou misschien de oplossing kunnen brengen om mijn onwetendheden wat bij te schaven. Dit is voor mij geen onoverkomelijke afstand, dus…Begin oktoberhadden ze daar hunShow, en dat wilde ik niet missen. Ik wilde mij eens meten met de grotejongens zoals Ludovic Magis, Johan Laffineur en andere Eddy Stiersen. Ik zocht mijn beste 20 vogels eruit en deze moesten de vuurdoop dan maar ondergaan. Eerlijk gezegd, ik ben naar die TT getrokken met gemengdegevoelens. Zouden mijn vogels wel op kunnen tornen tegen al die gevestigdenamen, anderzijds zat ik ook wel met de gedachte : “Zou ik mij daarniet belachelijk gaan maken? “Nadien,bij het vernemen van het verdict was ik de hemel te rijk,er pronkten 6 X goud, 5 X zilver en 1 X brons op mijn kooien en behaalde nog een mooie 7de plaats in het klassement. Voor mijn debuut tussen de grote jongens kon ik hiermee alleen maar tevreden zijn. De week nadien heb ik dan een bijzondere ervaring opgedaan. Na Oplinter was ik zowat beginnenzweven en liep rond met de gedachte dat ik er al was. De opdofferdie ik de week nadien in Rapertingen te verwerken kreeg was niet mals. Bij SKKLimburg had ik natuurlijk ingeschreven met de uitslag van Oplinter voor ogen en in de hoop om het hier evengoed te doen. Bij nazicht van mijn keurbriefjes leek het meer op een catastrofe uit te draaien. Het resultaat was 1 X brons en daar moest ikhet dan maar mee doen. Deze teleurstelling heeft mij doen inzien dat je best nooit uw verwachtingen te hoog mag stellen, de uitslag kan bij negatief resultaat wel eens een wrange smaak nalaten, zeker bij beginnende liefhebbers. Er zijn zoveel factoren die beslissen over het lot van uw vogels, temeer daar het ogenblikvan de keuring een momentopname is tijdens het wispelturige leven van een vogel. Zo heb ik ook geleerd dat we onze vogels voor, maar zeker ook naiedereTTmet de meeste zorg moeten omringen.. Wat mijn toekomst betreft heb ik mij voorgenomen om niet te veel soorten te gaan houden. Momenteel wens ik het te houden bij de rode (mijn lievelingskleur), de witte en de vetstof Geel intensief. Ik besef als geen ander dat ik nog een lange leerschool voor de boeg heb om de top te bereiken. Ik voel me echter goed tussen de oudereliefhebbersmet een rijke ervaring. Nog belangrijker is misschien wel dat ik een passie heb voor deze hobby. Ik beleef dezehobby in de pure zin van het woord en heb een hekel aan het commerciële aspect er omheen. Wanneer ik ergens in de problemen zit met bepaalde koppelingen of andere kweekperikelen, dan kan ik steeds terugvallen op enkele bekende kwekers die mij uit de nood willen helpen en steedsklaar staan met goede raad. Onder deze waardevolle raadgevers vernoem ik graag Antoon Van Baelen, André Van Winkel, PietMorel en EricDirix. Bij hen heb ik overigens ook heel wat van mijn kweekvogels kunnen aanschaffen, nu is het nog wel afwachten wat de kweekresultaten zullen opleveren.
In de nabije toekomst zou ik mijn pijlen willen richten op de grote COM TT in Mechelen (Geel) en wie weet, ooit eens naareenWKals dit eens goed zou uitkomen quaverplaatsing.
Wanneer er topkwekersbereid mochten zijn om mij nog wat bijkomende goede raad teverschaffen, ik ben één en al luisterendoor.
Tot slot wil ik mijn bewondering uitspreken voor de liefhebbers die het ganse seizoen, iedere week wel ergens tentoonstellen, ik besef maar al te goed hoeveel werk hieraan te pas komt.
Persoonlijk heb ik heel wat steun van mijn vrouw die mij bijstaat bij het klaarmaken van de vogels en de verzorging ervan, al moet ik zeggen dat mijn vogels toch op de 2de plaats komen, na haar 2 lievelingshondjes. Eerlijk gezegd; ik mag echt niet mopperen over gebrek aan hulp.
(Red.:)Dergelijke gemotiveerde liefhebbers, zoals Koen, verdienen onze aandacht en zouden op meer steun moeten kunnen rekenen.
De legende van de Mariadistel leert ons de herkomst van deze benaming. Destijds was Maria met haar pas geboren kindje Jezus op de vlucht naar Bethlehem om koning Herodes te ontvluchten. Tijdens de vlucht kreeg kindje Jezus plots grote honger. Zo klein als hij was, toen was het al een doordrijver. "Vlucht of geen vlucht, ik heb honger en wil eten". Maria haastte zich om haar borstvoedingreservoir van onder haar lompen te foefelen en gaf zoontje lief het gevraagde voedsel. Tijdens het gulzig slabberen morste Jezus echter met het overvloedige witte goedje. Enkele druppels vielen op de bladeren van een distelsoort in hun nabije omgeving. Het onkruid was zeer vereerd dat het de druppels moedermelk over zich heen kreeg van de moeder van God. De witte vlekken op de bladeren zijn in ere gehouden en zijn nog steeds aanwezig op de bladeren van de Mariadistel. Van daar de naam Mariadistel. Tot zover de legende. Hoever legendes geloofwaardig mogen geacht worden zoekt uzelf maar uit. Bewezen is echter wel dat de Mariadistel heel wat krachten worden toegeschreven op velerlei vlak. Zo zou het aan te raden zijn voor personen die gemakkelijk reisziek worden in de wagen of vliegtuig. Een week voor je op reis vertrekt zou het raadzaam zijn om dagelijks wat zaadjes van de Mariadistel op te peuzelen. Volgens wetenschappers zou dit er toe bijdragen om de wagenziekte af te wentelen. Dit maar als een mee te nemen tipje om uw vakantie niet te bederven van bij het vertrek.
In hoofdzaak gaat het er bij ons, als vogelliefhebbers, in hoofdzaak om het nut te leren kennen van wat de Mariadistel teweeg brengt als voedingskracht bij onze vogels.
Een eerste tip, vooraleer we aan het toedienen ervan zijn, wil ik toch meegeven: Wanneer je deze kruiden gaat zoeken om ze te plukken (en dit is van toepassing voor alle kruiden), ga ze dan zoeken op plaatsen waar ze niet te veel in contact komen met uitlaatgassen (langs autosnelwegen) of in de omgeving van vervuilende industriezones.
In feite is Mariadistel een uitheemse plant, afkomstig uit het uiterste zuiden van Europa en Iran.
In onze contreien komt ze minder veelvuldig voor. Meestal vinden we deze distel in verwilderde vorm op braakliggende terreinen, langs wegbermen en sporadisch ook wel eens in onze moestuintjes. De Mariadistel kan uitgroeien tot zelfs 1,50 meter hoogte en staat in bloei tijdens de maanden juni tot september. Oorspronkelijk kende men deze plant enkel als voedselgewas. Zo kon men wel eens "Varkenshaasje op een bedje van Mariadistelblaadjes" tegenkomen op het menu als delicatesse.
Dat Mariadistel de aandacht reeds van in de pré-historie naar zich heeft getrokken bewijzen sommige uitspraken van de "medicijnmannen" en later van de geneeskundige experten.
Zo beweerde enen Plinius de Oudere, dat het kruid niet de moeite waard was om gekookt te worden maar dat het wel een uitstekend middel was om gal af te drijven. Culpeper is dan weer vol lof over deze plant waardoor hij het de Genezende Distel noemde. Volgens hem achtte hij het kruid zeer nuttig bij het voorkomen en genezen van de pest. Ook zou volgens hem deze distel ideaal zijn om verstoppingen in de lever en milt te voorkomen.
Westmacott schreef in 1694 over deze distel: "Het is de vriend van lever en bloed". Om de twijfelaars op het juiste pad te brengen : "Wees gerust, Mariadistel is wel degelijk geneeskrachtig", maak dus gebruik van dit wondermiddeltje van moeder de natuur.
In 1929 begon de Duitse arts H. Schulz met een uitputtend wetenschappelijk onderzoek van o.a. de Mariadistel en andere onkruiden. In de jaren '50 werd de inhoudstof Silymarine bij de Mariadistel geïsoleerd. Een ander bestanddeel is de "Silibinine", deze stof is heden ten dage in ieder antigif centrum van Europa, standaard aanwezig.
Andere inhoudstoffen van deze bijzondere plant zijn o.m.:
- Flavonen (Sibybine, Silymarine - vet van de zaden, Silidiamine en Silychristine)
- Etherische olie - Bitterstoffen
- Slijmstoffen - Tyramine
- Histamine - Fumaarzuur
- Vette olie - Albumine
De voornaamste dezer stoffen is wel degelijk de Silymarine. Deze stof werkt rechtstreeks in op de lever en beschermt deze tegen allerlei gifstoffen. Silymarine zal er voor zorgen dat de lever de nodige enzymen en proteïnen aanmaakt om de lever te herstellen en om nieuwe weefsels aan te maken. We kunnen deze stof bestempelen als een antioxidant.
Even ter zake komende ten dienste van de vogelliefhebbers.
Hoe herkennen we deze plant in de natuur ?
Deze distel, die tot 1,50 m hoog kan uitgroeien is een reukloze plant en smaakt naar artisjok. Zoals reeds gezegd kan je hem sporadisch vinden langs bermen en op verschillende terreinen, tot zelfs in je eigen moestuintjes. Van juni tot september kan je hem het best erkennen aan zijn mooie purperen bloemen. De bladeren zijn glanzend groen met bonte, witte versieringen langs de nerven. Langs de randen van het blad merk je franjes met lange stekels. De vruchtjes zijn glanzend met zwart of geel gemarmerd en dragen een vruchtpluis die aan de voet voorzien is van een krans met tandjes.
Wanneer kunnen we best deze plant oogsten ? ? ?
In het voorjaar oogsten we de wortel, jawel....de wortel, want deze is zelfs zeer nuttig voor onze vogels. De bladeren plukken we in mei en juni. De vrucht is rijp in oktober, deze kan je echter ook reeds oogsten vanaf juni maar de vogels hebben er dan wel last mee om ze te pellen. De zaadjes zijn een echte lekkernij voor onze vogels. Hoe lichter van kleur (bruin) ze zijn hoe gemakkelijker om te pellen voor de vogels, de zwarte zaadjes zijn het hardst. Wil je ze echter toch reeds in zwarte toestand geven aan de vogels, plet ze dan vooraleer te veren. Aan te stippen valt in dit geval wel: Maal de zaden nooit fijn. Trouwens, gemalen pellen zijn waardeloos voor de vogels en ze zouden wel eens last kunnen krijgen van deze overbodige ballaststoffen. Zoals reeds aangegeven, de Mariadistel kan in zijn geheel aan de vogels gegeven worden (bladeren, bloem, vrucht en de wortels).
Roodfactorige vogels hebben zeker nood aan deze plant om hun lever te vrijwaren van overbelasting door de veelvuldige kleurstoffen. Bovendien moet je zeker weten dat de rode kleurstofpigmenten die b.v. de kanaries toegediend krijgen erg nadelig zijn voor het in stand houden van een gezonde van een gezonde lever. Mariadistel mag hier dan ook niet ontbreken .
Preventief kan men de vogels ook regelmatig een thee aanbieden van geplette zaden, om hun lever op peil te houden. We nemen hiervoor een koffielepel geplette zaadjes, deze overgieten we met een tas heet water en laten dit dan zo'n 15 minuutjes trekken. Na het afkoelen zeven we het geheel en voegen de thee toe aan het drinkwater. Wanneer je nu echter aan de luie kant bent kan je ook best in de handel terecht en kan je ook extracten kopen van de Mariadistel om deze in het drinkwater te doen.
De ware natuur- en vogelvriend zal zich zeker de moeite getroosten om eigenhandig te gaan zoeken, oogsten en klaarmaken van de Mariadistel voor zijn vogels.
Waarom uw lieve €urootjes naar de apotheek brengen als je het gratis aangeboden krijgt van de natuur. Denk maar eens aan het gezegde: "Alles wat je zelf maakt of doet is altijd beter", in ons geval kunnen we er nog aan toevoegen dat het ook nog gezonder is.
Persoonlijk ben ik nog geen enkele liefhebber, dewelke Mariadistel voert aan zijn vogels, tegengekomen die last heeft gehad van de "zwarte stip" of aanverwante leverziektes.
De Zilveragaat of de Agaat -Wit is een vogel met witte grondkleur waar we alle fouten op zien. Er is geen enkele kleurkanarie te noemen waarbij het geringste foutje zo sterk naar voren komt als bij de Agaat-wit. Het minste spoortje bruin , wat niet gewenst is, valt erg fel op. Deze kleurslag bezit zwart pigment; bestreping op rugdek, flanktekening en baardtekening.
De eerste reductiefactor treedt op bij de agaten, de zogenaamde opbleekfactor, waarbij de bruine phaeomelanine in sterke mate en de zwarte eumelanine in mindere mate worden verminderd. De agaat-wit is en blijft toch nog een redelijke donkere vogel. De waarde van de agaat-wit stijgt naargelang de helderheid van de kleur. Belangrijk is, dat de bevedering niet te lang wordt, dit geeft het juiste kleurtype de gelegenheid zich volledig te tonen. De blauwfactor kunnen we goed gebruiken om het overtollige bruin te verdringen. De kwekers van Agaat-wit kleurkanaries dragen er zorg voor dat hun vogels een zekere graad van blauwstructuur hebben. Hierdoor winnen zij aanmerkelijk in helderheid van kleur. Belangrijk is zeker dat de melanine begint vanaf de snavelbasis, zowel boven als onder de snavel. Een bleke voorhoofdsband of een lichte bef moeten we ten allen tijde vermijden in de agaatkweek. Anderzijds letten we vooral op de typische agaatkenmerken ; de baardstreep in een opgebleekt masker, lichte wangvlekken, lichte wenkbrauwen en de licht kleurloze omzoming van de pennen.
Door de afwezigheid van de - zichtbare- bruine phaeomelanine en de de vetstofkleur (wit is geen echte vetstofkleur) zal de zwarte eumelanine van de tekening meer plaats krijgen en dus breder worden zoals trouwens bij alle schimmelvogels. Een Agaat - wit kan nooit even fijn getekend zijn als een agaat geel of rood intensief. Dat is een utopie. Bij de Agaat - wit dominant houden we de aanslag in de grote vleugelpennen goed in de gaten, hoe minder hoe beter. De Agaat - wit mannen zijn uiteindelijk de beste tentoonstellingsvogels. De poppen zijn meer de kweekvogels, ze laten over 't algemeen nog wat bruin zien en zijn niet helder genoeg. Het komt maar zelden voor dat een Agaat - wit pop het kan opnemen tegen een Agaat - witte man. Voor de tentoonstelling komt het er op neer dat de vogel die de standaardeisen het dichtst benadert ook het hoogste puntentotaal zal bekomen.
De snavel, pootjes en nagels moeten qua kleur een harmonieus geheel vormen met de kleur van de melanine, niet te donker, zeker geen zwarte nagels maar ook niet te licht. Witte teennagels komen geregeld voor en zullen ook zwaar bestraft worden.
Het rugdek van een tentoonstellingsvogel moet een mooie, korte onderbroken bestreping laten zien, ook in de flanken.
De duidelijke onderbroken zwarte rug- en flanktekening moet contrasteren met een donkere grondkleur, vrij van zichtbare phaeomelanine. Door de werking van de eerste reductiefactor zal de bestreping fijner en onderbroken zijn in tegenstelling met de zwartserie. Hier wordt als indicatie gegeven dat de besttreping in de agaatserie ongeveer half zo breed is als de bestreping van de overeenkomende vogels in de zwartserie (indicatie 25/75 verhouding) Bij de schimmels en de mozaïeken mag de bestreping wat breder zijn dan bij de intensieve vogels. Deze bestreping moet wel duidelijk onderbroken zijn. De bestreping moet beginnen op de kop en via de rug doorlopen in de richting van de staart, ook de flanken moeten een duidelijke bestreping laten zien. Deze bestreping moet in harmonie zijn met de rugbestreping.
De typische baardbestreping bij de agaat moet aan beide zijden aanwezig zijn. De grondkleur moet mooi egaal over het hele lichaam. Natuurlijk moet de vogel goed van bouw zijn, kop, lichaam en staart moeten een goede harmonie vertonen. Het poseren van de vogel, daar kun je zelf veel aan doen maar je zal er de tijd moeten voor nemen. Belangrijk is dat de vogel rustig is zodat hij zijn flanken zal tonen zoals ze werkelijk zijn. Een onrustige vogel zal zijn flanken omhoog gooien en krijgt hij als opmerking "flanken opgebleekt", wat in werkelijkheid misschien niet zo is.
Bij te ver opgebleekte of uitgeloogde pennen, wat bij het jarenlang kweken van agaat X agaat wel eens kan voorkomen, wordt het hoog tijd een zwarte (in het geel of wit) te paren met uw kweekvogels. Een ervaren agaatkweker doet dat sowieso regelmatig. Daarvoor gebruik je best een agaat-man met een zwarte pop. Uit deze combinatie worden er al onmiddellijk agaat-poppen geboren en de mannen zijn zwart van kleur maar wel agaat verervend.
Het kweken van tentoonstellingsvogels is verre van eenvoudig er bestaan dan ook geen recepten die gegarandeerd resultaat zullen hebben. Toch zijn er kwekers die elk jaar opnieuw succes behalen met goede en zeer goede vogels. Hier is wel geen sprake van toeval. Deze kwekers weten precies wat aan elkaar gepaard moet worden en voor mij zijn dit echte vakmensen op hun gebied. Een voorbeeld; Men gebruikt een agaat dominant witte man X agaat geel schimmel pop, beiden moeten goed van kleur en tekening zijn. Een tweede voorbeeld; Agaat wit recessief man X Agaat geel split wit recessieve pop.
De VERERVING:
De Agaat vererft geslachtsgebonden en is recessief ten opzichte van de wildvorm maar dominant t.o.v. de isabel. - Mogelijke broeduitkomsten zijn o.m.:
Agaat wit dominant X Agaat geel (schimmel) of omgekeerd:
50 % agaat wit dominant poppen en mannen
50 % agaat geel poppen en mannen.
Agaat wit dominant X Agaat wit dominant;
50 % agaat wit dominant poppen en mannen
25 % agaat geel poppen en mannen
25 % lethaalfactor --- De lethaalfactor is een dodelijke factor die men kan bekomen door het koppelen van b.v. intensief X intensief of in dit geval dominant X dominant.
De lethaalfactor is de oorzaak van sterfte in het ei of bij pasgeborenen
Moet men terugkoppelen aan de zwartreeks (bv: om melaninebezit te verbeteren):
Man Agaat wit dominant X pop zwart-geel (half intensief)
25 % zwart geel mannen, split voor agaat
25 % zwart dominant wit mannen, split voor agaat
25 % agaat geel poppen
25 % agaat dominant wit poppen.
Zwart geel (half intensief) X Agaat wit dominant
25 % zwart geel mannen, split voor agaat
25 % zwart wit mannen, split voor agaat
25 % zwart geel poppen
25 % zwart wit poppen --- Eigenlijk niet zo'n goede paring want men bekomt geen enkele agaat
Zwart geel/split agaat X agaat wit dominant
12,50 % agaat geel mannen
12,50 % agaat wit mannen
12,50 % zwart geel mannen (split voor agaat)
12,50 % zwart wit mannen (split voor agaat)
12,50 % zwart geel poppen
12,50 % agaat geel poppen
12,50 % zwart wit poppen
12,50 % agaat wit poppen
Veel voorkomende fouten bij deze vogels is een te brede en/of te lange bestreping - geen of te zwakke flanktekening. Ook de baardtekening schept soms problemen, of deze tekening ontbreekt of ze is fel opgebleekt, soms zelfs niet evenredig aan beide zijden. De lichte omzoming van de vleugel- en staartpennen kan te breed uitvallen. - De grondkleur (zilvertint) is niet zuiver (helder) genoeg.
De snavel, pootjes en de nagels zijn te zwart in harmonie met de rest van de vogel. Bij de dominanten is er teveel of te weinig gele aanslag te merken in de grote pennen. Ook aanslag schouders en staart komt wel eens voor. Te weinig blauwfactor (vogel wordt te bleek) te veel blauwfactor (vogel wordt te donker)
Te veel schimmel doordat de bevedering te lang is waardoor de vogel erg ruw toont, vooral in de flanken dan.
Zoals je kan merken is deze vogel geen doetje om te kweken, zeker niet wanneer het gaat om kwaliteitsvolle tentoonstellingsvogels.
Niet tegenstaande de carnavalperiode reeds officeel is ingezet op 11 november, hebben we er nog maar weinig van gemerkt. Omdat carnavallisten de "11" hoog in het vaandel voeren zal dit ook wel de rede zijn dat de carnavalperiode ook start op 11-11 van ieder jaar. Stilaan komt nu de tijd om aan de plezierige festiviteiten te beginnen. In de eerste plaats, de soms groots opgezette optochten en pronkzittin- gen. De Prinsverkiezingen zijn grotendeels wel achter de rug maar de feestvarkens zijn niet meer in te tomen. Alle redenen zijn goed om zich in het feestgedruis te storten.
Indien wij onze dagelijkse beslommeringen even kunnen van ons afzetten is dit wel de enige goede gelegenheid van het jaar. De ouderen voelen zich dan weer enkele dagen jong en de jeugd denkt dat zij het nu voor het zeggen hebben. Zo lang het maar gezellig en binnen de perken blijft kan niemand daar iets op tegen hebben. In Limburg is deze traditie nog fel in trek met o.m. optochten in Hasselt, Beringen, Maaseik, Tongeren, Leopoldsburg en vele anderen. Willen we het wat grootser zien moeten we in eigen land naar de stad der ajuinen (Aalst). Net over de grenzen heen kunnen we terecht in Valkenswaard en Eindhoven bij onze Noorderburen. Voor het Duitse grondgebied zijn Keulen en Aken wel de trekpleisters bij uitstek.
Wanneer je nu in eigen regio een carnavalparade wil gaan bekijken zal je raar opkijken van de vele, in "Burka" gesluierde figuren. Vooraleer ik het hierover ga hebben wil ik toch de lezers er aan herinneren dat we in juni a.s. met z'n allen naar de stembus moeten om onze NIET-gewaardeerde mening te zeggen. Wel, de politiekers hebben deze periode dan ook aanzien als een geschenk uit de hemel en zijn reeds gestart met hun campagnes. Je kan er donder op zeggen dat je in iedere stoet wel wat "Burka's" zal te zien krijgen. Precies deze vermomming zal aangegrepen worden door de heren "zakkenvullers" om hun "beloftes" aan de man te brengen. Nu kan je zichzelf afvragen waarom in een Burka ? Iedere belastingbetaler weet maar al te goed dat de hedendaagse politieker niet meer te voorschijn durft te komen omdat het schaamrood van hun smikkel is af te lezen. Zij weten maar al te best dat ze enkel en alleen maar leugens staan te verkondigen en dat al hun beloftes op 20 juni reeds in de vuilbak zijn terecht gekomen.
Dat wij, arme belastingbetaler dit blijven slikken is mij een raadsel. Waarom moeten wij onze nikkel blijven afdraaien om die paljassen een buitensporig leventje te bezorgen ? Als er dan toch even sprake kan zijn van een bonus in de begroting dan staan ze reeds te zwaaien naar Afrikaanse en andere bedenkelijke figuren om hen duidelijk te maken dat ze nog wat in kas hebben om te verdelen, mits er wat tegenover staat (privé dan).
Nee, onze politici hebben geen greintje menselijk fatsoen en denken alleen maar aan het belang van hun eigen bankrekening. Weten ze wel hoeveel Belgen er onder de armoedegrens moeten leven ? Hun antwoord is dan: Dat is hun eigen schuld, ze hadden maar in de politiek moeten stappen.
Een andere vraag is tevens "Waarom zoveel miljoenen verspillen aan deze verkiezingscampagnes die toch helemaal geen aarde aan de dijk brengen". Zeg nu zelf, schudden ze niet zolang met de uitslagen totdat hun vriendjes komen opdagen voor de onmenselijk hoog betaalde postjes in te nemen ? Schaf die onnozele zever toch af en gebruik al die verloren €urootjes om de Belgen een menswaardig bestaan aan te bieden. Stap af van die stemplicht en laat de exentriekelingen maar doen wat ze steeds hebben gedaan: Hun eigen goesting doen,...wij zullen wel werken.
Daarom zou het aangewezen zijn om tijdens de carnaval optochten, de ganse politiek eens duchtig in zijn hempie te zetten. Spreek mij niet meer over deze of gene politieker, allemaal van hetzelfde slag.
De ideale oplossing zou zijn om die heren aan politiek te laten doen aan een minimum loon, benieuwd hoeveel er nog zullen resten... Of....... misschien toch, maar dan zullen het wel omgevormde belgen zijn van Turkse of Marokaanse origine.
BESLUIT: Pas dus op voor de "BURKA's" tijdens het nakende carnaval.
Sedert mensenheugnis kennen we de gele kanarie als zijnde een geel vogeltje dat in ieder huisgezin wel aanwezig was om de gezelligheid erin te houden. Toch is de kanarie van origine niet geel maar heeft een groen pakje aan. Door de jaren heen hebben de liefhebbers destijds het gele verenkleed bekomen door gespecialiseerde kweektechnieken. De drang naar vernieuwing is echter niet te stuiten. Jaarlijks komt men links of rechts wel te voorschijn met een nieuwe kleurslag. Denk nu vooral niet dat het is om de kleine liefhebber een ruggesteuntje te geven, verre van, in tegendeel zelfs. De hoofdbetrachting is in de eerste plaats winst te kloppen uit de geschapen situatie.
Wie denkt ge dat hiervan dan weer de dupe zal worden ?, Juist ja, de kleine liefhebber. Zeg nu zelf, waar vinden we momenteel nog zuivere kweekvogels. Met "zuivere" bedoel ik dan vogelswaarvan je tijdens de kweek niet voor verrassingen komt te staan. Dat een kanariekweker mee wil evolueren met de tijd is de normaalste zaak. Hiervoor mag echter de gezondheid van de vogel niet in het gedrang komen.
Een mooi voorbeeld van ongeoorloofde toepassingen in de kanariekweek is te vinden in de opfok met toediening van rode kleurstof. Wanneer het blijft bij "natuurlijke" kleurstof zou ik het nog kunnen bijtreden. De oude, gekende middeltjes zijn echter niet voldoende meer om de "geldzoekers" te bevredigen. Heden ten dagen zoekt men zijn heil in chemisch spul en andere produkten die de gezondheid van de vogel grote schade kunnen toebrengen maar wel het beoogde doel doet bekomen n.l. de dieprode kleur van het verenpak. Men vergeet dan even stil te blijven staan bij het feit dat b.v. CANTHAXANTHINE wel het verlangde resultaat geeft maar dat deze stof de lever en de nieren van de vogel erg zwaar belasten. Om deze overbelasting wat te camoufleren grijpt men dan weer naar bepaalde medicatie om lever en nieren op peil te houden.
Gelukkig voor hen die deze methodes toepassen heeft Michel Van de Bosch van Gaia zijn arendsogen nog niet laten vallen op deze problematiek. Het zou voor de topkwekers van de rode kanaries wel een gat kunnen worden in hun financiële betrachtingen.
Nu ga ik mezelf even tegenspreken door hierna een pleidooi te houden voor het gebruik van Canthaxanthine. Uit liefde voor uw vogels zou uw keuze snel moeten gemaakt zijn, maar ja.... aan u de keuze.
Canthaxanthine bepaalt de kleurenwaarde van uw roodfactorige kanarie. Canthaxanthine is naast Xanthophy carotenoïde (caroteen) is het produkt dat lichaamseigen is bij vele roodfactorige vogels. Om hun rode kleur te behouden is het noodzakelijk dat de vogel bepaalde natuurlijke stoffen kan tot zich nemen. In de natuur zoekt de vogel deze zelf wel op en is hij kieskeurig, in gevangenschap moeten ze nemen wat hun baasje hen verschaft, dus de reeds aangehaalde produkten. Voornoemde produkten en zeker de canthaxanthine zijn volledig oplosbaar in water en kunnen perfect gegeven worden, hetzij in het drinkwater, hetzij gemengd in het opfokvoer.
Bij de toepassing van canthaxanthine dienen we er wel op te letten dat we niet gaan overdrijven en de voorgeschreven dosis niet gaan aanpassen aan onze eigen goesting. Wanneer je denkt dat de rode kleurstof niet het gewenste resultaat geeft, doe dan geen onbezonnen dingen door de dosis te verhogen want dit zou wel eens fataal kunnen uitdraaien.
Wanneer we de kleurstof gaan mengen zullen we zeker nooit te veel gelijktijdig aanmaken want de bewaartermijn is hooguit enkele dagen. Het ideaal is natuurlijk om dagelijk vers klaar te maken. We kunnen tijdens de kweekperiode de kleurstof best mengen in het opfokvoer en dan gebruiken we per kg opfof 1 gram canthaxanthine die we oplossen in lauw water (50cc), goed roeren en na afkoeling onder het zacht voer mengen. Wanneer we het via het drinkwater toedienen gebruiken we de zelfde dosis, dus 1 gram per liter water. Deze aangemaakte kleurstofpreparaten kan men 2 à 3 dagen bewaren in de koelkast (zeker niet in de diepvriezer). We beginnen met het toedienen ervan enkele weken voor de eerste eieren worden gelegd. Ook moet men opletten dat we steeds dezelfde dosis toedienen en zeker niet enkele dagen overslaan, men zal dit dan merken aan de egaliteit van de kleur. Indien je mijn standpunt wil kennen, .... wel, ik ben totaal tegen deze onnatuurlijke vorm van vogels prepareren, denk maar eens na,...of wacht je liever tot Gaia zijn neus aan het venster steekt ?????
Ik ben Theunis Julien, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TJip.
Ik ben een man en woon in Mijngebied - Beringen (Belgisch Limburg) en mijn beroep is Typograaf - Drukker .
Ik ben geboren op 24/08/1939 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Ornithologie - Fotografie - Fauna en Flora - Verslaggeving - Interviews - Fotosessies.
Ben vooral bekend om mijn "Scherpe pen" - Sommige artikels laten een wrange nasmaak achter bij nogal wat indi