Van in mijn prille jeugd ben ik steeds begaan geweestmet dieren. Mijn vader was een verstokteduivenliefhebber en zo heb ik waarschijnlijk de microbe overgenomen. Niet dat ik het zo fel begrepen had op duiven, al vondik deze soms ook wel prettig gezelschap om mee om te gaan.
De eentonige kleurvariatiebij de duiven lag mij echter niet zo goed en zocht dan maar een uitweg bij vogels die meer kleurschakeringen lieten zien.
Links en rechts had ik reeds bij vrienden, vogels gezien die voldeden aan mijn wensen. Als 13-jarige pagaddder wist ik zelfs niet eens dat het hier om kanaries ging. In een vrijstaandeduiven volière van mijn vader begon ik zo metmondjes maat wat aan te schaffen. Zo kreeg ik een bontemengeling samen van vrienden die geen blijf wisten met overtolligevogels. De bevolking van deze grote volièrebleef maar groeien, een echte mengeling van alle denkbarekleuren. Alles zat daar maar samen. In die tijd moest men mij niet vragen wat een pop of een man was. Wanneerik er eentjezag fluiten wist ik na een tijdje toch al dat ik hier met een mannetje te maken had. Voor de rest moest men mij geen vragen stellen want ik kende er hoegenaamd geen jota van.
Zeker moment had ik echter de grote deur van de volière laten openstaan en foetsie waren mijn25kanaries. Bij de buren hebben ze er waarschijnlijk nog wel wat plezieraan beleefd achteraf.
Voor mij was echter de eerste rage als kanarieliefhebber verleden tijd. Na deze tegenslag heb ik mij dan als puber op het voetbal gestort.Mijn vrienden van destijds vertelden mij al eens over hun belevenissen en straffe verhalen die ze hadden beleefd in het avontuurlijke uitgaansleven. Dus ging ik ook maar eens proeven van het genoegen van het leven. Van het een kwam natuurlijk het ander. Ik had immers de leeftijd bereikt dat er aan de toekomstmocht worden gedacht. Al snel kwam ik dan ook mijn uitverkorene tegen en meteen was het hek van de dam. Het leven ging zijn normale gang en na korte tijd konden we ons eigen huisje betrekken.
An, mijn vrouw is een uitgesproken dierenvriend en dit heeft mij er dan ook toe aangezet om een nieuwe start te maken als kanarieliefhebber.
Aan de Ed. Robeynslaan 99 te Diest hadden we ruimte zat om er wat moois van te maken .Het begon allemaal met een siervolière om de tuin wat op te smukken. Tijdens mijn beroepsbezigheden als kok kwam ik dan in kontact met Roland Vervoort. Roland had reeds wat watertjes doorzwommen als vogelliefhebber bij“De Heidevink” in Bekkevoort. Van hem heb ik dan de wijsheid meegekregen dat men met vogels aan bepaalde wedstrijden kon deelnemen, zelfs dat wist ik niet. Nu was het karretje pas echt aan het rollen gegaan. Roland is dan even mijn vogels komen keuren en zag meteen dat er enkele tussen zaten die tentoonstellingswaardig waren. Een volgende uitdaging lag voor de hand, ik zou het eens willen proberen. Na vooraf nog wat inlichtingen te hebben ingewonnen over hetTT-gebeuren had ik mij, bij wijze van test eens ingeschreven in Bekkevoort voor mijn eerste avontuur. Uiteindelijk werden het verschillende ereprijzen. Dit gaf mij een voldaan gevoel en vooral dedrang om er verder mee te gaan. Pretentieus als ik ben zou ik zo snel mogelijk eenkampioen willen spelen,dit gaf me in elk geval een lekker voorgevoel. Enkele weken later is mijn droom dan waarheid geworden. In Rillaar behaalde ik mijn eerste kampioen met een intensief rode kanarie. Nu was de boot definitief vertrokken, zo dacht ik althans.Al snel stond ik echter opnieuw met beide voetjes op de grond en heb moeten concluderen dat de ene week de andere niet is en bovendien dat de tegenstand iedere week wel verschillend is. Toch wilde ik mij verder profileren binnen het kanariewereldje. Een eerste confrontatie wilde ik dan ook met beide handen grijpen. Begin vorig jaar kreeg ik tehoren dat er ook speciaalclubs voor kanaries bestonden. Dit zou misschien de oplossing kunnen brengen om mijn onwetendheden wat bij te schaven. Dit is voor mij geen onoverkomelijke afstand, dus…Begin oktoberhadden ze daar hunShow, en dat wilde ik niet missen. Ik wilde mij eens meten met de grotejongens zoals Ludovic Magis, Johan Laffineur en andere Eddy Stiersen. Ik zocht mijn beste 20 vogels eruit en deze moesten de vuurdoop dan maar ondergaan. Eerlijk gezegd, ik ben naar die TT getrokken met gemengdegevoelens. Zouden mijn vogels wel op kunnen tornen tegen al die gevestigdenamen, anderzijds zat ik ook wel met de gedachte : “Zou ik mij daarniet belachelijk gaan maken? “Nadien,bij het vernemen van het verdict was ik de hemel te rijk,er pronkten 6 X goud, 5 X zilver en 1 X brons op mijn kooien en behaalde nog een mooie 7de plaats in het klassement. Voor mijn debuut tussen de grote jongens kon ik hiermee alleen maar tevreden zijn. De week nadien heb ik dan een bijzondere ervaring opgedaan. Na Oplinter was ik zowat beginnenzweven en liep rond met de gedachte dat ik er al was. De opdofferdie ik de week nadien in Rapertingen te verwerken kreeg was niet mals. Bij SKKLimburg had ik natuurlijk ingeschreven met de uitslag van Oplinter voor ogen en in de hoop om het hier evengoed te doen. Bij nazicht van mijn keurbriefjes leek het meer op een catastrofe uit te draaien. Het resultaat was 1 X brons en daar moest ikhet dan maar mee doen. Deze teleurstelling heeft mij doen inzien dat je best nooit uw verwachtingen te hoog mag stellen, de uitslag kan bij negatief resultaat wel eens een wrange smaak nalaten, zeker bij beginnende liefhebbers. Er zijn zoveel factoren die beslissen over het lot van uw vogels, temeer daar het ogenblikvan de keuring een momentopname is tijdens het wispelturige leven van een vogel. Zo heb ik ook geleerd dat we onze vogels voor, maar zeker ook naiedereTTmet de meeste zorg moeten omringen.. Wat mijn toekomst betreft heb ik mij voorgenomen om niet te veel soorten te gaan houden. Momenteel wens ik het te houden bij de rode (mijn lievelingskleur), de witte en de vetstof Geel intensief. Ik besef als geen ander dat ik nog een lange leerschool voor de boeg heb om de top te bereiken. Ik voel me echter goed tussen de oudereliefhebbersmet een rijke ervaring. Nog belangrijker is misschien wel dat ik een passie heb voor deze hobby. Ik beleef dezehobby in de pure zin van het woord en heb een hekel aan het commerciële aspect er omheen. Wanneer ik ergens in de problemen zit met bepaalde koppelingen of andere kweekperikelen, dan kan ik steeds terugvallen op enkele bekende kwekers die mij uit de nood willen helpen en steedsklaar staan met goede raad. Onder deze waardevolle raadgevers vernoem ik graag Antoon Van Baelen, André Van Winkel, PietMorel en EricDirix. Bij hen heb ik overigens ook heel wat van mijn kweekvogels kunnen aanschaffen, nu is het nog wel afwachten wat de kweekresultaten zullen opleveren.
In de nabije toekomst zou ik mijn pijlen willen richten op de grote COM TT in Mechelen (Geel) en wie weet, ooit eens naareenWKals dit eens goed zou uitkomen quaverplaatsing.
Wanneer er topkwekersbereid mochten zijn om mij nog wat bijkomende goede raad teverschaffen, ik ben één en al luisterendoor.
Tot slot wil ik mijn bewondering uitspreken voor de liefhebbers die het ganse seizoen, iedere week wel ergens tentoonstellen, ik besef maar al te goed hoeveel werk hieraan te pas komt.
Persoonlijk heb ik heel wat steun van mijn vrouw die mij bijstaat bij het klaarmaken van de vogels en de verzorging ervan, al moet ik zeggen dat mijn vogels toch op de 2de plaats komen, na haar 2 lievelingshondjes. Eerlijk gezegd; ik mag echt niet mopperen over gebrek aan hulp.
(Red.:)Dergelijke gemotiveerde liefhebbers, zoals Koen, verdienen onze aandacht en zouden op meer steun moeten kunnen rekenen.
De legende van de Mariadistel leert ons de herkomst van deze benaming. Destijds was Maria met haar pas geboren kindje Jezus op de vlucht naar Bethlehem om koning Herodes te ontvluchten. Tijdens de vlucht kreeg kindje Jezus plots grote honger. Zo klein als hij was, toen was het al een doordrijver. "Vlucht of geen vlucht, ik heb honger en wil eten". Maria haastte zich om haar borstvoedingreservoir van onder haar lompen te foefelen en gaf zoontje lief het gevraagde voedsel. Tijdens het gulzig slabberen morste Jezus echter met het overvloedige witte goedje. Enkele druppels vielen op de bladeren van een distelsoort in hun nabije omgeving. Het onkruid was zeer vereerd dat het de druppels moedermelk over zich heen kreeg van de moeder van God. De witte vlekken op de bladeren zijn in ere gehouden en zijn nog steeds aanwezig op de bladeren van de Mariadistel. Van daar de naam Mariadistel. Tot zover de legende. Hoever legendes geloofwaardig mogen geacht worden zoekt uzelf maar uit. Bewezen is echter wel dat de Mariadistel heel wat krachten worden toegeschreven op velerlei vlak. Zo zou het aan te raden zijn voor personen die gemakkelijk reisziek worden in de wagen of vliegtuig. Een week voor je op reis vertrekt zou het raadzaam zijn om dagelijks wat zaadjes van de Mariadistel op te peuzelen. Volgens wetenschappers zou dit er toe bijdragen om de wagenziekte af te wentelen. Dit maar als een mee te nemen tipje om uw vakantie niet te bederven van bij het vertrek.
In hoofdzaak gaat het er bij ons, als vogelliefhebbers, in hoofdzaak om het nut te leren kennen van wat de Mariadistel teweeg brengt als voedingskracht bij onze vogels.
Een eerste tip, vooraleer we aan het toedienen ervan zijn, wil ik toch meegeven: Wanneer je deze kruiden gaat zoeken om ze te plukken (en dit is van toepassing voor alle kruiden), ga ze dan zoeken op plaatsen waar ze niet te veel in contact komen met uitlaatgassen (langs autosnelwegen) of in de omgeving van vervuilende industriezones.
In feite is Mariadistel een uitheemse plant, afkomstig uit het uiterste zuiden van Europa en Iran.
In onze contreien komt ze minder veelvuldig voor. Meestal vinden we deze distel in verwilderde vorm op braakliggende terreinen, langs wegbermen en sporadisch ook wel eens in onze moestuintjes. De Mariadistel kan uitgroeien tot zelfs 1,50 meter hoogte en staat in bloei tijdens de maanden juni tot september. Oorspronkelijk kende men deze plant enkel als voedselgewas. Zo kon men wel eens "Varkenshaasje op een bedje van Mariadistelblaadjes" tegenkomen op het menu als delicatesse.
Dat Mariadistel de aandacht reeds van in de pré-historie naar zich heeft getrokken bewijzen sommige uitspraken van de "medicijnmannen" en later van de geneeskundige experten.
Zo beweerde enen Plinius de Oudere, dat het kruid niet de moeite waard was om gekookt te worden maar dat het wel een uitstekend middel was om gal af te drijven. Culpeper is dan weer vol lof over deze plant waardoor hij het de Genezende Distel noemde. Volgens hem achtte hij het kruid zeer nuttig bij het voorkomen en genezen van de pest. Ook zou volgens hem deze distel ideaal zijn om verstoppingen in de lever en milt te voorkomen.
Westmacott schreef in 1694 over deze distel: "Het is de vriend van lever en bloed". Om de twijfelaars op het juiste pad te brengen : "Wees gerust, Mariadistel is wel degelijk geneeskrachtig", maak dus gebruik van dit wondermiddeltje van moeder de natuur.
In 1929 begon de Duitse arts H. Schulz met een uitputtend wetenschappelijk onderzoek van o.a. de Mariadistel en andere onkruiden. In de jaren '50 werd de inhoudstof Silymarine bij de Mariadistel geïsoleerd. Een ander bestanddeel is de "Silibinine", deze stof is heden ten dage in ieder antigif centrum van Europa, standaard aanwezig.
Andere inhoudstoffen van deze bijzondere plant zijn o.m.:
- Flavonen (Sibybine, Silymarine - vet van de zaden, Silidiamine en Silychristine)
- Etherische olie - Bitterstoffen
- Slijmstoffen - Tyramine
- Histamine - Fumaarzuur
- Vette olie - Albumine
De voornaamste dezer stoffen is wel degelijk de Silymarine. Deze stof werkt rechtstreeks in op de lever en beschermt deze tegen allerlei gifstoffen. Silymarine zal er voor zorgen dat de lever de nodige enzymen en proteïnen aanmaakt om de lever te herstellen en om nieuwe weefsels aan te maken. We kunnen deze stof bestempelen als een antioxidant.
Even ter zake komende ten dienste van de vogelliefhebbers.
Hoe herkennen we deze plant in de natuur ?
Deze distel, die tot 1,50 m hoog kan uitgroeien is een reukloze plant en smaakt naar artisjok. Zoals reeds gezegd kan je hem sporadisch vinden langs bermen en op verschillende terreinen, tot zelfs in je eigen moestuintjes. Van juni tot september kan je hem het best erkennen aan zijn mooie purperen bloemen. De bladeren zijn glanzend groen met bonte, witte versieringen langs de nerven. Langs de randen van het blad merk je franjes met lange stekels. De vruchtjes zijn glanzend met zwart of geel gemarmerd en dragen een vruchtpluis die aan de voet voorzien is van een krans met tandjes.
Wanneer kunnen we best deze plant oogsten ? ? ?
In het voorjaar oogsten we de wortel, jawel....de wortel, want deze is zelfs zeer nuttig voor onze vogels. De bladeren plukken we in mei en juni. De vrucht is rijp in oktober, deze kan je echter ook reeds oogsten vanaf juni maar de vogels hebben er dan wel last mee om ze te pellen. De zaadjes zijn een echte lekkernij voor onze vogels. Hoe lichter van kleur (bruin) ze zijn hoe gemakkelijker om te pellen voor de vogels, de zwarte zaadjes zijn het hardst. Wil je ze echter toch reeds in zwarte toestand geven aan de vogels, plet ze dan vooraleer te veren. Aan te stippen valt in dit geval wel: Maal de zaden nooit fijn. Trouwens, gemalen pellen zijn waardeloos voor de vogels en ze zouden wel eens last kunnen krijgen van deze overbodige ballaststoffen. Zoals reeds aangegeven, de Mariadistel kan in zijn geheel aan de vogels gegeven worden (bladeren, bloem, vrucht en de wortels).
Roodfactorige vogels hebben zeker nood aan deze plant om hun lever te vrijwaren van overbelasting door de veelvuldige kleurstoffen. Bovendien moet je zeker weten dat de rode kleurstofpigmenten die b.v. de kanaries toegediend krijgen erg nadelig zijn voor het in stand houden van een gezonde van een gezonde lever. Mariadistel mag hier dan ook niet ontbreken .
Preventief kan men de vogels ook regelmatig een thee aanbieden van geplette zaden, om hun lever op peil te houden. We nemen hiervoor een koffielepel geplette zaadjes, deze overgieten we met een tas heet water en laten dit dan zo'n 15 minuutjes trekken. Na het afkoelen zeven we het geheel en voegen de thee toe aan het drinkwater. Wanneer je nu echter aan de luie kant bent kan je ook best in de handel terecht en kan je ook extracten kopen van de Mariadistel om deze in het drinkwater te doen.
De ware natuur- en vogelvriend zal zich zeker de moeite getroosten om eigenhandig te gaan zoeken, oogsten en klaarmaken van de Mariadistel voor zijn vogels.
Waarom uw lieve €urootjes naar de apotheek brengen als je het gratis aangeboden krijgt van de natuur. Denk maar eens aan het gezegde: "Alles wat je zelf maakt of doet is altijd beter", in ons geval kunnen we er nog aan toevoegen dat het ook nog gezonder is.
Persoonlijk ben ik nog geen enkele liefhebber, dewelke Mariadistel voert aan zijn vogels, tegengekomen die last heeft gehad van de "zwarte stip" of aanverwante leverziektes.
De Zilveragaat of de Agaat -Wit is een vogel met witte grondkleur waar we alle fouten op zien. Er is geen enkele kleurkanarie te noemen waarbij het geringste foutje zo sterk naar voren komt als bij de Agaat-wit. Het minste spoortje bruin , wat niet gewenst is, valt erg fel op. Deze kleurslag bezit zwart pigment; bestreping op rugdek, flanktekening en baardtekening.
De eerste reductiefactor treedt op bij de agaten, de zogenaamde opbleekfactor, waarbij de bruine phaeomelanine in sterke mate en de zwarte eumelanine in mindere mate worden verminderd. De agaat-wit is en blijft toch nog een redelijke donkere vogel. De waarde van de agaat-wit stijgt naargelang de helderheid van de kleur. Belangrijk is, dat de bevedering niet te lang wordt, dit geeft het juiste kleurtype de gelegenheid zich volledig te tonen. De blauwfactor kunnen we goed gebruiken om het overtollige bruin te verdringen. De kwekers van Agaat-wit kleurkanaries dragen er zorg voor dat hun vogels een zekere graad van blauwstructuur hebben. Hierdoor winnen zij aanmerkelijk in helderheid van kleur. Belangrijk is zeker dat de melanine begint vanaf de snavelbasis, zowel boven als onder de snavel. Een bleke voorhoofdsband of een lichte bef moeten we ten allen tijde vermijden in de agaatkweek. Anderzijds letten we vooral op de typische agaatkenmerken ; de baardstreep in een opgebleekt masker, lichte wangvlekken, lichte wenkbrauwen en de licht kleurloze omzoming van de pennen.
Door de afwezigheid van de - zichtbare- bruine phaeomelanine en de de vetstofkleur (wit is geen echte vetstofkleur) zal de zwarte eumelanine van de tekening meer plaats krijgen en dus breder worden zoals trouwens bij alle schimmelvogels. Een Agaat - wit kan nooit even fijn getekend zijn als een agaat geel of rood intensief. Dat is een utopie. Bij de Agaat - wit dominant houden we de aanslag in de grote vleugelpennen goed in de gaten, hoe minder hoe beter. De Agaat - wit mannen zijn uiteindelijk de beste tentoonstellingsvogels. De poppen zijn meer de kweekvogels, ze laten over 't algemeen nog wat bruin zien en zijn niet helder genoeg. Het komt maar zelden voor dat een Agaat - wit pop het kan opnemen tegen een Agaat - witte man. Voor de tentoonstelling komt het er op neer dat de vogel die de standaardeisen het dichtst benadert ook het hoogste puntentotaal zal bekomen.
De snavel, pootjes en nagels moeten qua kleur een harmonieus geheel vormen met de kleur van de melanine, niet te donker, zeker geen zwarte nagels maar ook niet te licht. Witte teennagels komen geregeld voor en zullen ook zwaar bestraft worden.
Het rugdek van een tentoonstellingsvogel moet een mooie, korte onderbroken bestreping laten zien, ook in de flanken.
De duidelijke onderbroken zwarte rug- en flanktekening moet contrasteren met een donkere grondkleur, vrij van zichtbare phaeomelanine. Door de werking van de eerste reductiefactor zal de bestreping fijner en onderbroken zijn in tegenstelling met de zwartserie. Hier wordt als indicatie gegeven dat de besttreping in de agaatserie ongeveer half zo breed is als de bestreping van de overeenkomende vogels in de zwartserie (indicatie 25/75 verhouding) Bij de schimmels en de mozaïeken mag de bestreping wat breder zijn dan bij de intensieve vogels. Deze bestreping moet wel duidelijk onderbroken zijn. De bestreping moet beginnen op de kop en via de rug doorlopen in de richting van de staart, ook de flanken moeten een duidelijke bestreping laten zien. Deze bestreping moet in harmonie zijn met de rugbestreping.
De typische baardbestreping bij de agaat moet aan beide zijden aanwezig zijn. De grondkleur moet mooi egaal over het hele lichaam. Natuurlijk moet de vogel goed van bouw zijn, kop, lichaam en staart moeten een goede harmonie vertonen. Het poseren van de vogel, daar kun je zelf veel aan doen maar je zal er de tijd moeten voor nemen. Belangrijk is dat de vogel rustig is zodat hij zijn flanken zal tonen zoals ze werkelijk zijn. Een onrustige vogel zal zijn flanken omhoog gooien en krijgt hij als opmerking "flanken opgebleekt", wat in werkelijkheid misschien niet zo is.
Bij te ver opgebleekte of uitgeloogde pennen, wat bij het jarenlang kweken van agaat X agaat wel eens kan voorkomen, wordt het hoog tijd een zwarte (in het geel of wit) te paren met uw kweekvogels. Een ervaren agaatkweker doet dat sowieso regelmatig. Daarvoor gebruik je best een agaat-man met een zwarte pop. Uit deze combinatie worden er al onmiddellijk agaat-poppen geboren en de mannen zijn zwart van kleur maar wel agaat verervend.
Het kweken van tentoonstellingsvogels is verre van eenvoudig er bestaan dan ook geen recepten die gegarandeerd resultaat zullen hebben. Toch zijn er kwekers die elk jaar opnieuw succes behalen met goede en zeer goede vogels. Hier is wel geen sprake van toeval. Deze kwekers weten precies wat aan elkaar gepaard moet worden en voor mij zijn dit echte vakmensen op hun gebied. Een voorbeeld; Men gebruikt een agaat dominant witte man X agaat geel schimmel pop, beiden moeten goed van kleur en tekening zijn. Een tweede voorbeeld; Agaat wit recessief man X Agaat geel split wit recessieve pop.
De VERERVING:
De Agaat vererft geslachtsgebonden en is recessief ten opzichte van de wildvorm maar dominant t.o.v. de isabel. - Mogelijke broeduitkomsten zijn o.m.:
Agaat wit dominant X Agaat geel (schimmel) of omgekeerd:
50 % agaat wit dominant poppen en mannen
50 % agaat geel poppen en mannen.
Agaat wit dominant X Agaat wit dominant;
50 % agaat wit dominant poppen en mannen
25 % agaat geel poppen en mannen
25 % lethaalfactor --- De lethaalfactor is een dodelijke factor die men kan bekomen door het koppelen van b.v. intensief X intensief of in dit geval dominant X dominant.
De lethaalfactor is de oorzaak van sterfte in het ei of bij pasgeborenen
Moet men terugkoppelen aan de zwartreeks (bv: om melaninebezit te verbeteren):
Man Agaat wit dominant X pop zwart-geel (half intensief)
25 % zwart geel mannen, split voor agaat
25 % zwart dominant wit mannen, split voor agaat
25 % agaat geel poppen
25 % agaat dominant wit poppen.
Zwart geel (half intensief) X Agaat wit dominant
25 % zwart geel mannen, split voor agaat
25 % zwart wit mannen, split voor agaat
25 % zwart geel poppen
25 % zwart wit poppen --- Eigenlijk niet zo'n goede paring want men bekomt geen enkele agaat
Zwart geel/split agaat X agaat wit dominant
12,50 % agaat geel mannen
12,50 % agaat wit mannen
12,50 % zwart geel mannen (split voor agaat)
12,50 % zwart wit mannen (split voor agaat)
12,50 % zwart geel poppen
12,50 % agaat geel poppen
12,50 % zwart wit poppen
12,50 % agaat wit poppen
Veel voorkomende fouten bij deze vogels is een te brede en/of te lange bestreping - geen of te zwakke flanktekening. Ook de baardtekening schept soms problemen, of deze tekening ontbreekt of ze is fel opgebleekt, soms zelfs niet evenredig aan beide zijden. De lichte omzoming van de vleugel- en staartpennen kan te breed uitvallen. - De grondkleur (zilvertint) is niet zuiver (helder) genoeg.
De snavel, pootjes en de nagels zijn te zwart in harmonie met de rest van de vogel. Bij de dominanten is er teveel of te weinig gele aanslag te merken in de grote pennen. Ook aanslag schouders en staart komt wel eens voor. Te weinig blauwfactor (vogel wordt te bleek) te veel blauwfactor (vogel wordt te donker)
Te veel schimmel doordat de bevedering te lang is waardoor de vogel erg ruw toont, vooral in de flanken dan.
Zoals je kan merken is deze vogel geen doetje om te kweken, zeker niet wanneer het gaat om kwaliteitsvolle tentoonstellingsvogels.
Niet tegenstaande de carnavalperiode reeds officeel is ingezet op 11 november, hebben we er nog maar weinig van gemerkt. Omdat carnavallisten de "11" hoog in het vaandel voeren zal dit ook wel de rede zijn dat de carnavalperiode ook start op 11-11 van ieder jaar. Stilaan komt nu de tijd om aan de plezierige festiviteiten te beginnen. In de eerste plaats, de soms groots opgezette optochten en pronkzittin- gen. De Prinsverkiezingen zijn grotendeels wel achter de rug maar de feestvarkens zijn niet meer in te tomen. Alle redenen zijn goed om zich in het feestgedruis te storten.
Indien wij onze dagelijkse beslommeringen even kunnen van ons afzetten is dit wel de enige goede gelegenheid van het jaar. De ouderen voelen zich dan weer enkele dagen jong en de jeugd denkt dat zij het nu voor het zeggen hebben. Zo lang het maar gezellig en binnen de perken blijft kan niemand daar iets op tegen hebben. In Limburg is deze traditie nog fel in trek met o.m. optochten in Hasselt, Beringen, Maaseik, Tongeren, Leopoldsburg en vele anderen. Willen we het wat grootser zien moeten we in eigen land naar de stad der ajuinen (Aalst). Net over de grenzen heen kunnen we terecht in Valkenswaard en Eindhoven bij onze Noorderburen. Voor het Duitse grondgebied zijn Keulen en Aken wel de trekpleisters bij uitstek.
Wanneer je nu in eigen regio een carnavalparade wil gaan bekijken zal je raar opkijken van de vele, in "Burka" gesluierde figuren. Vooraleer ik het hierover ga hebben wil ik toch de lezers er aan herinneren dat we in juni a.s. met z'n allen naar de stembus moeten om onze NIET-gewaardeerde mening te zeggen. Wel, de politiekers hebben deze periode dan ook aanzien als een geschenk uit de hemel en zijn reeds gestart met hun campagnes. Je kan er donder op zeggen dat je in iedere stoet wel wat "Burka's" zal te zien krijgen. Precies deze vermomming zal aangegrepen worden door de heren "zakkenvullers" om hun "beloftes" aan de man te brengen. Nu kan je zichzelf afvragen waarom in een Burka ? Iedere belastingbetaler weet maar al te goed dat de hedendaagse politieker niet meer te voorschijn durft te komen omdat het schaamrood van hun smikkel is af te lezen. Zij weten maar al te best dat ze enkel en alleen maar leugens staan te verkondigen en dat al hun beloftes op 20 juni reeds in de vuilbak zijn terecht gekomen.
Dat wij, arme belastingbetaler dit blijven slikken is mij een raadsel. Waarom moeten wij onze nikkel blijven afdraaien om die paljassen een buitensporig leventje te bezorgen ? Als er dan toch even sprake kan zijn van een bonus in de begroting dan staan ze reeds te zwaaien naar Afrikaanse en andere bedenkelijke figuren om hen duidelijk te maken dat ze nog wat in kas hebben om te verdelen, mits er wat tegenover staat (privé dan).
Nee, onze politici hebben geen greintje menselijk fatsoen en denken alleen maar aan het belang van hun eigen bankrekening. Weten ze wel hoeveel Belgen er onder de armoedegrens moeten leven ? Hun antwoord is dan: Dat is hun eigen schuld, ze hadden maar in de politiek moeten stappen.
Een andere vraag is tevens "Waarom zoveel miljoenen verspillen aan deze verkiezingscampagnes die toch helemaal geen aarde aan de dijk brengen". Zeg nu zelf, schudden ze niet zolang met de uitslagen totdat hun vriendjes komen opdagen voor de onmenselijk hoog betaalde postjes in te nemen ? Schaf die onnozele zever toch af en gebruik al die verloren €urootjes om de Belgen een menswaardig bestaan aan te bieden. Stap af van die stemplicht en laat de exentriekelingen maar doen wat ze steeds hebben gedaan: Hun eigen goesting doen,...wij zullen wel werken.
Daarom zou het aangewezen zijn om tijdens de carnaval optochten, de ganse politiek eens duchtig in zijn hempie te zetten. Spreek mij niet meer over deze of gene politieker, allemaal van hetzelfde slag.
De ideale oplossing zou zijn om die heren aan politiek te laten doen aan een minimum loon, benieuwd hoeveel er nog zullen resten... Of....... misschien toch, maar dan zullen het wel omgevormde belgen zijn van Turkse of Marokaanse origine.
BESLUIT: Pas dus op voor de "BURKA's" tijdens het nakende carnaval.
Sedert mensenheugnis kennen we de gele kanarie als zijnde een geel vogeltje dat in ieder huisgezin wel aanwezig was om de gezelligheid erin te houden. Toch is de kanarie van origine niet geel maar heeft een groen pakje aan. Door de jaren heen hebben de liefhebbers destijds het gele verenkleed bekomen door gespecialiseerde kweektechnieken. De drang naar vernieuwing is echter niet te stuiten. Jaarlijks komt men links of rechts wel te voorschijn met een nieuwe kleurslag. Denk nu vooral niet dat het is om de kleine liefhebber een ruggesteuntje te geven, verre van, in tegendeel zelfs. De hoofdbetrachting is in de eerste plaats winst te kloppen uit de geschapen situatie.
Wie denkt ge dat hiervan dan weer de dupe zal worden ?, Juist ja, de kleine liefhebber. Zeg nu zelf, waar vinden we momenteel nog zuivere kweekvogels. Met "zuivere" bedoel ik dan vogelswaarvan je tijdens de kweek niet voor verrassingen komt te staan. Dat een kanariekweker mee wil evolueren met de tijd is de normaalste zaak. Hiervoor mag echter de gezondheid van de vogel niet in het gedrang komen.
Een mooi voorbeeld van ongeoorloofde toepassingen in de kanariekweek is te vinden in de opfok met toediening van rode kleurstof. Wanneer het blijft bij "natuurlijke" kleurstof zou ik het nog kunnen bijtreden. De oude, gekende middeltjes zijn echter niet voldoende meer om de "geldzoekers" te bevredigen. Heden ten dagen zoekt men zijn heil in chemisch spul en andere produkten die de gezondheid van de vogel grote schade kunnen toebrengen maar wel het beoogde doel doet bekomen n.l. de dieprode kleur van het verenpak. Men vergeet dan even stil te blijven staan bij het feit dat b.v. CANTHAXANTHINE wel het verlangde resultaat geeft maar dat deze stof de lever en de nieren van de vogel erg zwaar belasten. Om deze overbelasting wat te camoufleren grijpt men dan weer naar bepaalde medicatie om lever en nieren op peil te houden.
Gelukkig voor hen die deze methodes toepassen heeft Michel Van de Bosch van Gaia zijn arendsogen nog niet laten vallen op deze problematiek. Het zou voor de topkwekers van de rode kanaries wel een gat kunnen worden in hun financiële betrachtingen.
Nu ga ik mezelf even tegenspreken door hierna een pleidooi te houden voor het gebruik van Canthaxanthine. Uit liefde voor uw vogels zou uw keuze snel moeten gemaakt zijn, maar ja.... aan u de keuze.
Canthaxanthine bepaalt de kleurenwaarde van uw roodfactorige kanarie. Canthaxanthine is naast Xanthophy carotenoïde (caroteen) is het produkt dat lichaamseigen is bij vele roodfactorige vogels. Om hun rode kleur te behouden is het noodzakelijk dat de vogel bepaalde natuurlijke stoffen kan tot zich nemen. In de natuur zoekt de vogel deze zelf wel op en is hij kieskeurig, in gevangenschap moeten ze nemen wat hun baasje hen verschaft, dus de reeds aangehaalde produkten. Voornoemde produkten en zeker de canthaxanthine zijn volledig oplosbaar in water en kunnen perfect gegeven worden, hetzij in het drinkwater, hetzij gemengd in het opfokvoer.
Bij de toepassing van canthaxanthine dienen we er wel op te letten dat we niet gaan overdrijven en de voorgeschreven dosis niet gaan aanpassen aan onze eigen goesting. Wanneer je denkt dat de rode kleurstof niet het gewenste resultaat geeft, doe dan geen onbezonnen dingen door de dosis te verhogen want dit zou wel eens fataal kunnen uitdraaien.
Wanneer we de kleurstof gaan mengen zullen we zeker nooit te veel gelijktijdig aanmaken want de bewaartermijn is hooguit enkele dagen. Het ideaal is natuurlijk om dagelijk vers klaar te maken. We kunnen tijdens de kweekperiode de kleurstof best mengen in het opfokvoer en dan gebruiken we per kg opfof 1 gram canthaxanthine die we oplossen in lauw water (50cc), goed roeren en na afkoeling onder het zacht voer mengen. Wanneer we het via het drinkwater toedienen gebruiken we de zelfde dosis, dus 1 gram per liter water. Deze aangemaakte kleurstofpreparaten kan men 2 à 3 dagen bewaren in de koelkast (zeker niet in de diepvriezer). We beginnen met het toedienen ervan enkele weken voor de eerste eieren worden gelegd. Ook moet men opletten dat we steeds dezelfde dosis toedienen en zeker niet enkele dagen overslaan, men zal dit dan merken aan de egaliteit van de kleur. Indien je mijn standpunt wil kennen, .... wel, ik ben totaal tegen deze onnatuurlijke vorm van vogels prepareren, denk maar eens na,...of wacht je liever tot Gaia zijn neus aan het venster steekt ?????
Heel wat liefhebbers laten zich steeds weer bedotten doorhun collega’s.“Eigen schuld….dikkebult”.Men gaat meestal op zoek naarkweekvogels bij bekendetopkwekers die op diverse TT steeds op het hoogsteschavotje staan bij de prijsuitreikingen. De kleinere liefhebbers laten zichhierdoor veelvuldig dedas omdoen.
In de eerste plaats moet gezegd worden dat je geen topvogels kan kopen, er wel aan werken en ze zelf kweken. Daar zit nu precies het probleem van menig liefhebber. Men denkt al te vaak dat, wanneermen een koppel topvogels aankoopt voor de kweek, dat daar vast en zeker ooktoppers zullen uit gekweekt worden.Niets is echter minder waar. De mogelijkheid is zelfs erg groot dat je van dergelijke vogels zelfs geen eieren te zien zult krijgen, laat staandat er jonge topvogels gaan uit voort komen. Hoe is dat nu bij God mogelijk zult u zich afvragen.Ik wil nu hier niet met stenen staan gooien en zeker niet veralgemenen. Hopelijk zijn er nog liefhebbers die het eerlijk menen met de hobby, er zijn er echter ook anderen, wees daarmaargerust van..
Stel nu, je hebt 2 topvogels aangekocht om te kweken en om zeker niet in het verwantschap terecht te komen hebt ge ze gekocht bij 2verschillende liefhebbers. Omdat ze van (zo gezegde) topkwekers komen en bovendien zeer mooie vogels zijn hoef ik zelfs niet te weten welk prijskaartjeer aan vast zat. Als goedgelovige ziel begin je dan met hoge verwachtingen aan dekweek. Na de kweekperiode sta je misschien nog steeds met lege handen want van kweken was er helemaal geen sprake.In vele gevallen, zoals hierna zal blijken, mag je de hemel dankbaar zijn als uwtopvogels het einde hebben gehaald. Zonde van uw zuurverdiende €urootjes zou ik zeggen.
Wat is het probleem dat zich hiervoordoet ???
Als goedgelovige kweker kocht u uw kweekvogels bij“vrienden” topkwekers die reeds jaren ervaring hebben en steeds hoge toppen scheren tijdensde wedstrijden.Tot hiertoe is er niets mis met uw manier van handelen. Toch hebt u een belangrijk detail over het hoofd gezien. Bij de aankoop van vogels en zeker van kweekvogels is het van enorm belang dat je van de verkoper te weten komt hoe hij zijn vogels in conditie houdt. Maakt hij gebruik van medicatie, wat voor voeding krijgen ze en welkeaanvullende voeding komt er aan te pas?.Dit zijn zeer belangrijke zaken in het vooruitzicht van de nakendekweek.
Zo heb ik van een vriend, vorig jaar, een triestestory moeten aanhoren. 3 Koppeltjes had hij aangekocht bij een bekende kanariekweker. Omdat zijn eigen bestand er goed bij zat dacht hij dat het met zijn eigen voedingspatroon zeker de goede weg zou opgaan. Achteraf heeft hij echter heel wat ontgoochelingen moeten verwerken.
Reeds na enkele weken lag er al eentje met de tenen naar de hemel gericht, blijkbaar zonder enig teken van ziekte of wat dan ook. Wanneer de kweek in feite zou moeten gaan beginnen bleef er van het zestal topvogels nog welgeteld één (1) over. Graag had hij wat uitleg bekomen van de verkoper in kwestie. Deze had hier ook geen pasklare uitleg voor en verweet de koper ervan als zou hij zijn vogels niet optimaal verzorgen. De vriendschap tussen deze liefhebbers staat sindsdien wel op een zeerlaag pitje. Toch is mijn vriend de oorzaak te weten gekomen, via betrouwbare bronnen en met de samenwerking met een dierenarts.
De vogels van de verkoper kregen het ganse jaar door ESB3 in hun drinkwater, natuurlijk bleven zijn vogels in goede conditie. Neem nu dit stimulerend middel weg en de vogel zal je ziender- ogen zien aftakelen. Voor de verkoper was maaréén zaak van belang en dat is dan zoveel mogelijk vogels kweken om aan woekerprijzen aan de kleine liefhebbers te verkopen.
Een rechtgeaarde liefhebber zal zijn bestand hooguit 2 X per jaar een kuur geven van enkele dagen met ESB3, n.l.: kort voor de kweek en misschien nog eentje in de ruiperiode.
Een goede raad:Ken je zulke liefhebbers in uw omgeving, laat ze gewoon op hun honger zitten en koopzekerGEENvogels bij hen.
Het rietzangertje is een trekvogel uit de orde der Passerifames en behoort tot de familie der Sylvidae. Wanneer hij het in onze streken begint koud te krijgen neemt hij zijn toevlucht tot het Afrikaanse vasteland om er te overwinteren (overzomeren) en te genieten van een welverdiende vakantie. Zelfs wanneer ze lekker vertoeven in de Sahelgebieden ten zuiden van de Sahara voelen zij de drang om op het geschikte moment hun terugreis aan te vatten. Zowat begin mei arriveren de eerste exemplaren opnieuw in onze contreiën. Bij een wandeling langs moerasrijke gebieden of rietvelden kan men ze dan duchtig horen van katoen geven. Men moet zelfs de vogel in kwestie niet gezien hebben, horen doen we hem des te meer. De zang van de rietzanger wordt in snel tempo opgevoerd. Het bijzonderste kenmerk hierin is een dikwijls weerkerend, lang en fluitachtig trillen dat echter zeer aangenaam in de oren klinkt. De strofen doen wel veel denken aan de zang van de kleine en de grote karekiet. De zang van de rietzanger klinkt alleszins welluidender dan deze van de kleine karekiet en wordt de ganse dag vlijtig aangehouden. Opvallend is de variatie in de zangintensiteit dewelke door omstandigheden in de omgeving invloedrijk veranderd wordt. Zo kan de stijgende luchtvochtigheid rond de middag de zang iets afzwakken terwijl bijzondere droge lucht en sterke wind, de zang totaal kan uitschakelen.Dit 12,5 cm lang rietzangertje onderscheidt zich van de even grote kleine karekiet door zijn felle opvallende wenkbrauwstreep en zijn donkergestreepte rugzijde. De onderscheiding met de waterrietzanger is dan nog wat moeilijker.
Door de ornithologische waarnemingen der laatste 10-tallen jaren heeft men wetenschappelijk kunnen vaststellen dat de oudere mannetjes als eerste opnieuw in hun broedgebied arriveren, gewoonlijk rond 1 mei. Enkele dagen nadien maken de jongere mannetjes dan hun opwachting. Een poosje nadien laten de popjes van zich horen. Zouden zij het misschien geleerd hebben van de menselijke dames om de kat uit de boom te kijken en te wachten tot de kust volledig veilig is om de overtocht aan te vatten ? Dit ongewoon gedrag van de mannetjes zou voor een groot gedeelte te maken hebben met bepaalde voorbereidingen die het mannetje nog wil uitvoeren om het broedseizoen op een deftige manier te beginnen ? Waarnemingen hebben tevens uitgewezen dat de rietzanger steeds naar dezelfde plaats terug komt. Hun voorbereiding bestaat er dan ook in om zijn territorium af te bakenen, het nest op te smukken en even- tueel te verdedigen voor mannelijke rivalen. Wanneer de terugkerende vrouwtjes een poosje later overtrekken willen ze pronken met hun afgebakende zone om alzo het geschikte wijfje te strikken. Herkennen we hierin ook niet een trekje van onze vrouwelijke wederhelft ? Het uitverkoren broedterrein van de rietzanger is een moerassig gebied met een voorkeur voor laagveen en enigszins verruigde gebieden.
Hun ideale biotoop is echter een combinatie van een ruime open vlakte met jong en overjarig riet en een dichte, hoog opschietende kruidlaag. Hun voedsel bestaat in hoofdzaak uit insecten die laag in de dichte vegetatie verzameld zitten. Het rietzangertje was een tijd geleden nog een zeer talrijk voorkomende broedvogel in onze streken. Rond de jaren '60 waren ze nog tienduizenden broedparen en noteerden we in de optimale leefgebieden zelfs 10-tallen broedparen per vierkante km. Eind jaren '60 begon men reeds te spreken van een onheilspellende afname. Momenteel kunnen we gewag maken van een noodsituatie want ons rietzangertje is terecht gekomen op de "rode lijst" van de bedreigde soorten. De teloorgang van de rietzanger is ten dele een internationaal probleem. Een combinatie van de jarenlange droogte in het Sahelgebied en het veelvuldig gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticides leiden tot massale sterftes in hun overwinteringsoord. Toch is er bij ons ook een en ander aan de knikker. Opvallend is b.v. dat de soort het eerst verdween uit de kleine rietstroken. Verder blijkt dat er in jaarlijks gemaaid rietveld veel minder broedparen zich huisvesten dan in overjarige rietvelden. Het behoud van de rietzanger hangt dus ook af van de wijze waarop wij omspringen met de nog bestaande rietgebieden. Exploitatie dient met mate plaats te vinden. Ieder jaar zouden wij een fatsoenlijke oppervlakte overjarige rietplantages moeten kunnen bewaren en in stand houden. Dit kan gerealiseerd worden door het natuurbeleidsplan op verantwoorde manier toe te passen. Een natuurlijk oeverbeheer van onze kanalen en andere waterlopen zouden, met inspraak van de Rijkswaterstaat en wetenschappers hier wel enig soelaas kunnen brengen. Hopelijk kan er snel een einde gemaakt worden aan de achteruitgang van de populatie van één van onze beste zangvogels. Het rietzangertje heeft, zelfs meer dan hem lief is, ook heel wat vijanden. Vanuit de hoogte zijn de zijn voornaamste belagers vooral de sperwer, de uilen,kraaien, de Vlaamse gaai maar vooral de klauwieren. De klapekster is dan weer de wolf in de schapenstal. Deze kan zich erg vreedzaam tussen andere vogels ophouden en mee fluiten, om dan plots, zonder enige aanleiding zijn aanval in te zetten. Zelden zal hij echter de oudervogels als doel voor ogen hebben, het zijn meestal de nestelingen die het slachtoffer zullen worden. Onder de zoogdieren heeft de rietzanger bovendien ook heel wat leefgenoten die niet direct vrienden kunnen genoemd worden. Zo zijn de bunzing, de wezel, de marter en de waterratten de voornaamste belagers van ons zangertje. In mindere mate komt ook de vos wel eens aan zijn trekken, evenals de zwerfkatten.
Over het broedgedrag van het rietzangertje kunnen we kort zijn. Na goedkeuring van het nest door het vrouwtje zal ze al snel haar eerste eitje leggen, dit worden er uiteindelijk maximaal 6, meestal maar 4. De broedtijd is zowat 12 à 14 dagen. Beide ouders broeden afwisselend maar het wijfje neemt wel het grootste deel voor haar rekening. Vanaf het uitpikken der eieren is het een zware klus voor de ouders. De jongen sperren ononderbroken de bek en deze moet zonder uitstel steeds gevuld worden. In deze periode zal je ook niet moeten luisteren naar het gezang van het mannetje, hij heeft wel wat anders te doen dan de mensheid op te vrolijken. Aanvankelijk worden kleine insecten en spinnen gevoerd, na de 5de dag krijgen ze al wat grotere brokken voeding met o.a. maden. Na ongeveer 14 dagen verlaten de jongen het nest. De ouders voeren dan nog geruime tijd verder terwijl de jongen dartel en speels te keer gaan in het struikgewas. Na een 5-tal weken beginnen de jonge mannetjes reeds te oefenen in de zangkunst onder leiding van papa de rietzanger. Korte tijd nadien begint dan de rui en beginnen ze zich stilaan op te maken en voor te bereiden om hun zomerverblijf te gaan opzoeken.
Er bestaan 3 soorten weegbree die het meest gebruikt worden
-Ruige weegbree (Plantago media)
-De smalleweegbree ( Plantagolanceolat)
-De groteweegbree(Plantago major)
De Groteweegbree kan 15 cm hoog worden, dit is echter afhankelijk van de bodem- en groeiomstandigheden. De bladeren zijn ovaal en staan in een rozet om de wortel.
Op de lange, niet vertakte stengel staan klein bruin-groene bloempjes. De grote weegbree bloeit van juni tot oktober.
De plant is te vinden in de bermen, weiden en wordt vaak gezien als een algemeen voorkomend onkruid.De bloemen hebben geen kroonbladeren doch erg lange meeldraden en stampers, hierdoor kan de wind zorgen voor de bevruchting en de voortplanting.
-Verse gekneusde weegbreebladeren worden op verse wonden gelegd.
-Als kompres of lotion bij insectenbeten, allergische uitslag, eczeem, ontstoken wonden en bij splinters.
-Verminderd zenuwpijn en uitslag bij /door gordelroos.
-Als crème of zalf bij bloedende aambeien, tandvlees, ontstekingen in de mond en bij herpesblaasjes.
Inwendig:
-Bij Astma, bronchitis en hoest.
-Loopneus bij allergieën, irritatie en verkoudheden.
-Bij spastische colon en blaasproblemen
-Thee werkt koelend bij aanhoudende koorts.
Een voorbeeld van verkrijgbare druppels van de weegbree is de Plantago tinctuurvan Dr Vogel.
Bijonzevogels:
De weegbree is een welgekomen versnapering voor onze volièrevogels, de plant heeft een positief effectop de gezondheid van de vogels. Eens per week een trosje breegweekan wonderen verrichten.
Sindseind oktober is het“Ten dode opgeschreven”Doel(Antwerps havengebied)de attractiepool gewor- den voormenigvogelspotter. Zo konden we fotografen ontmoeten uit Nederland, Duitsland, Frankrijk, Engeland en natuurlijkwaren onze eigen Vlaamsevogelspotters in de meerderheid. Al deze mensen hadden maaréén doel voorogen, n.l. DE ideale foto-shot schieten van een dwaalgast, een verloren exemplaar waarvan wij vermoeden dat zijn GPS – systeem op hol is geslagen. Bovendien was hijblootsvoets
(geen lederen riempjes schoentjesaan zijn poten).De eerstedagen na de ultieme observatie deed het gerucht de ronde als zou het gaan om een, uit gevangenschap ontsnaptebuizerd.Dezezienswijze moest al snel herzien worden wanneerde eerstefoto’s kwamen opduiken en men enkele vaststellingen kon doen die zeker niet overeen komen met een vogel die in gevangenschap heeftverbleven. Een vogel van dergelijkeomvang (ze zijn ongeveer60 cm groot met een vleugelspanwijdtevan ongeveer 1,50 meter) zal zeker beschadigde staart- en vleugelpennen vertonen, bovendien moeten deze vogels een verplichtte gesloten voetring dragen en zullen steedsde lederen riempjes (schoentjes)aanwezigzijn..
Aan de hand van het bekomen fotomateriaal hebben de roofvogel- experts de juistebenaming kunnen plakken op dit individu dat momenteel door het luchtruim van het AntwerpseDoel raast en tevens het gespreksonderwerp van de dag is in de streek. Met zekerheid kunnen we nuookstellen dat het om de zeer zeldzame Arendbuizerd gaat. Bij navraag bij deDirecteur voor de Vogelbescherming voorVlaanderen, dhr Jan Rodts zou het een uniek geval zijn in de Belgische Ornithologischegeschiedenis.
Sommigebetweters beweren echter dat er in het begin van de 20ste eeuw (1905) nog een geval is waargenomen, deze bewering kon echter nergens terug gevonden worden in de archieven.
Deze kostganger beschouwen wij dan ook als het eerste officiële staatsbezoek van deze Afrikaanse eminentie aan België. Tevens moeten wij toch vermelden dat deze bewuste Arendbuizerd wel degelijk eenverdwaalde vogel is omdat er geen enkel spoor te bekennen is van een verblijf in gevangenschap. Dus niet de minste beschadiging van het verenkleed, geen voetring of schoentjes en bovendien verkeerthij in uitstekende conditie.
Deze Arendbuizerd moet toch wel het slachtoffer zijn geworden van een uitzonderlijke oriëntatiestoring om maar liefstenkeleduizendenkm van zijn oorspronkelijke route af te wijken.
Wat moeten we nog meer weten over de leefwijzevan een Arendbuizerd ?
Op zijn naamkaartje vinden we enkele gegevens die ons een idee geven over zijn persoonlijkheid:
-Nederlandsebenaming: Arendbuizerd
-Wetenschappelijke benaming: Buteorufinus
-Familie: Havikachtigen
-Onderfamilie:Buizerdachtigen
-Grootte:Ongeveer60 cm (iets groter dan de gewonebuizerd)
-Vleugelspanwijdte: Tussen 1,30en1,60 meter
-Gewicht: Als volwassen vogel ongeveer1750 gram
-Verspreiding: Noord Afrika – en Zuid-OostEuropa
-Biotoop: Steppen, Half woestijn en het bebostegebergte
-Prooidieren: Kleine zoogdieren zoals hamsters en muizen, hagedissen en slangen
-Broedperiode: Maart-April
-Legsel:2 à 3 eieren, soms wel eens4 à 5 stuks
-Eieren: Kleur: vaal wit met bruine vlekken - 60 X 48 mm eneen gewicht van 73 gram
-Broedtijd:30 dagen
-Nesttijdderjongen: 40 à 42 dagen
-Geslachtsrijpheid:Op de leeftijd van 2 à 3 jaar
De Arendbuizerd kunnen we duidelijk herkennen aan zijn gestalte en zijn maniervan vliegen.Hij is beduidend groter dan de door ons gekendebuizerd. Door zijn bredere vleugels en sterk gevingerde slagpennen gelijkt zijn vliegbeeld meer op dezevan een arend dan op de vlucht van een buizerd. Nog een goed herkenningspunt van de Arendbuizerd zijn de licht roestkleurige kop, hals en staart.
Uit de bestudering van het verenkleed van onze Belgischegast is ondertussen gebleken dat het hier gaat om een vogel die in de zomerperiode komt overleven in Griekenland, Hongarije en Turkije
Zijn kleinere soortgenoten zijn dan weerstandvogels en houden zich meestal op in Noord Afrika (Marokko, Tunesië en Algerijë) enzullen in principe niet afdwalen naar onzestreken. Uit diezelfdestudie is tevens gebleken dat de vogel die in Doel verblijft een tweedejaarsvogel zouzijn (geboren in 2007).
De kans is tevens groot dat deze jonge vogel niet snel van plan zal zijn om het land te verlaten. Trouwens, in de omgeving waar hij zich momenteel bevindtis er voldoende eten voorhanden en heeft hij het echt naar zijn zin.
Vogelspotters hebben zelfs reeds kunnen vaststellen hoe deze Arendbuizerd een konijn tegrazen nam alsprooi.
Deze roofvogel laat zich graag bewonderen terwijl hij op een verheven en veiligeplaatsop deuitkijkzit.
De Arendbuizerd van Doel overnacht meestal in hoge electriciteitsmasten of op verlichtingspalen. Merkwaardig is ook het bericht dat wij ontvingen vanuitFrankrijk. Sinds half september zou er een soortgelijk exemplaar zich ophouden in Barville-en-Gatines, ten zuiden van Parijs. Misschien hebben ze met hun beidjes de grote reis wel ondernomen en zijn ze mekaar uit het oog verloren boven onze contreiën.Of….heeft deze van Doel gedacht: Ik zal die mensen van Doel maar wat helpen om in de belangstelling te komen vooraleer het dorpje met heel zijn hebben en houwen voor de bijl moet gaan. Zijn reisgezel daarentegen zal waarschijnlijk meer houden van het zwoele, bruisende nachtleven van deLichtstad. De nog resterende bewonersvanhet mooie dorpjeDoelzijn alleszinsopgetogen met de internationale belangstelling die zij mogen genieten in de terminale dagen van het bestaan van hun schilderachtigpolderdorpje.
Al bij al, of het nu toeval is of niet, eind november brachten wij een bezoekje aan de Hagelandse Roofvogel- vereniging te Tessenderlo.Deweerman had voor die dag een pak sneeuw voorspeld en wij hoopten dan om ookeenSneeuwuil te kunnen ontmoeten om enkele toepasselijke plaatjesteschieten met de Sneeuwuilindesneeuw.Sneeuw kregen we wel in overvloed maar…deuilstuurdezijn kat.
Tijdens dezeout-door trainingen viel ons oog onmiddellijk op een uitzonderlijk exemplaar.Uit een gesprek met de jongeeigenaar bleek het te gaan om een,jawel, jongeArendbuizerd.Zal wel toeval wezen zeker dat weprecies nu een dergelijke vogel te bewonderen kregen.
Volgens Dennis Wuyts is zijn vogel amper6 maanden oud en kwam hij die dag voor de eerste maal naar devliegtrainingen van declub, hetgeen duidelijk te merken viel aan zijn wispelturig en onrustiggedrag.
Een Arendbuizerd is een zeer zachtaardige vogel en helemaal niet agressief tegenover zijn baasje, voor wat de voeding en verzorging betreft is hij zeker niet moeilijker dan om het even welke roofvogelsoort, aldusDennis. Dezevogel is geboren in de maand mei 2008 in de dierentuin van Detmold in Duitsland.
Hopelijkzal hij ookeen goedeleerling blijken te zijntijdens deoefeningen zodat ik nog veel plezierkan beleven aan dezeprachtvogel.
Zoals u op bijgaande foto wel zal kunnen merken zit hij momenteel nog in zijn jeugdplunje en moet hijzijn volwassen klederdrachtnog wat aanpassen.
Zijn grondkleur zal nog wat roestbruiner moeten worden en debestreping moet nog brederworden, hiervoorzal hij toch nog een jaartje geduld moeten hebben. Dan pas zal hij zich als een volwaardige Arendbuizerd kunnen tonen aan het publiek.
In ieder geval is deze mooie vogel een pareltje onderde roofvogels waar menig liefhebber enkel maar kan van dromen.
Ik ben Theunis Julien, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TJip.
Ik ben een man en woon in Mijngebied - Beringen (Belgisch Limburg) en mijn beroep is Typograaf - Drukker .
Ik ben geboren op 24/08/1939 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Ornithologie - Fotografie - Fauna en Flora - Verslaggeving - Interviews - Fotosessies.
Ben vooral bekend om mijn "Scherpe pen" - Sommige artikels laten een wrange nasmaak achter bij nogal wat indi