Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum
Categorieën
Categorieën
Categorieën
Categorieën
Categorieën
Evenementen in de LIMBURGSE WESTHOEK
02-02-2009
KANARIES op z'n best......
HOE MET KANARIES BEGINNEN ?
Ben je van plan om kanaries te gaan houden, denk dan vooral goed na vooraleer eraan te beginnen. Denk vooral niet: "Bij mijn buurman loopt alles op wieltjes, dus zal het wel gemakkelijk zijn om hetzelfde te bereiken" niets is echter minder waar. In de eerste plaats zal je keuzes moeten maken in diverse opzichten van de hobby. Om te beginnen moet je de keuze maken over HOE je wil gaan kweken en/of houden. Kanaries houden in een gezelschapsvolière is een hemelsbreed verschil met het kweken in kweekkooien. Houden we enkel kanaries voor het plezier in een gezelschapsvolière dan maakt het allemaal niet veel uit welke soorten we samen zetten. Willen we echter in dergelijke volière kweken met de bedoeling om eventueel aan TT's deel te nemen, dan moeten we zeker rekening houden dat we slechts één kleurslag gebruiken om de volière te bevolken. Om vechtpartijtjes te voorkomen gaan we er tevens moeten voor zorgen dat we een 3-tal poppen per man erin loslaten. Waarom maar één kleurslag zal u zich afvragen? Wel , om geen bastaarden op de wereld te zetten en om onze hobby nog enigszins zuiver te houden wat de kleurslagen betreft.
Momenteel is het al zeer ver zoeken om nog echt raszuivere vogels te vinden. Het experimenteren door sommige liefhebbers is hier de grote boosdoener, ze moesten toch maar eens iets nieuw kunnen ontdekken... alsof het nog niet moeilijk genoeg is met al die wijzigingen.
In geval we de kweek op wat professionelere manier willen aanpakken zullen we in de eerste plaats een ruimte moeten voorzien voor de kweek. Daarnaast nog een vluchtje om de jongen tot volle ontplooïng te laten komen. Aan te bevelen is bovendien om nog 2 aparte vluchtjes te voorzien om na de kweekperiode de mannen en de poppen gescheiden te houden.
De kweekruimte zullen we uitrusten met de nodige kweekbakken (enkel of dubbel). De meest gebruikte kweekkooien zijn de dubbele met in 't midden een babykooi. In deze babykooi kunnen we de jongen plaatsen die het nest reeds verlaten hebben. Door ze in die tussenkooi te zetten kan de pop haar jongen blijven verder voeren en kan ze geen averij aanrichten bij de jongen door aan "veertje pluk" te doen.
De ideale kweekkooien zijn wel deze die volledig uit kunststof zijn vervaardigd. Hier moeten we wel rekening houden met de nogal hoge aankoopprijs maar ze hebben zeker ook hun voordelen. Zo moeten we niet meer bevreesd zijn dat er zich bloedluizen gaan nestelen in de spleten zoals dit bij de houten kooien wel het geval is. Bovendien zijn deze kooien zeer onderhoudsvriendelijk.
Hoe dikwijls komen we niet bij liefhebbers terecht die hun vogels erbarmelijk hebben gehuisvest. Reinigen van hun kooien is er helemaal niet bij, waarom toch poetsen is hun antwoord, de kweek loopt zoals gewenst, dus, waarover moet ik me dan druk maken ? Zulke liefhebbers houden wel geen rekening met het feit dat deze smeerboel een broedhaard is van allerhande infecties en de dood kan betekenen van heel uw bestand. Eenmaal ze hiermee af te rekenen krijgen zullen ze wel anders piepen maar dan is het wel te laat.
De kweekresultaten die bekomen worden in zuivere kooien zullen er alleszins heel wat beter uit zien dan wanneer ze uit miserabele omstandigheden komen.
Onze noorderburen hebben, volgens onze vaststellingen, een bredere kijk op netheid en aankleding van de kweekruimtes. Licht hebben ze in voldoende mate, en de luchtvochtigheid, alsook de temperatuur zijn er constant. Dat een Nederlander verder denkt dan men eens zou durven te denken, bewijst het feit dat ze alles benutten wat in hun belang kan uitdraaien. Menig kweeklokaal is dan ook gezellig ingekleed met een mooi plantenassortiment. De juiste leefomstandigheden voor onze vogels is tevens ideaal voor onze kamerplanten. Onze kale, rechtlijnige vogelkamers kunnen we alzo omtoveren in een weelde van fauna en flora. In dit kleine paradijsje zullen planten als het Kaaps viooltje, Azalea's, Hyacinten en Margrietjes het erg lang uithouden en is het een vreugde om in te vertoeven. Hier moeten we toch een waarschuwende vinger opsteken...Zorg steeds voor voortdurende frisse lucht, (zo overbodig is dit nu ook weer niet want onze vogels hebben daar evenzeer behoefte aan. Bedenk wel dat planten 's nachts zuurstof opnemen en stikstof vrijgeven. Een teveel aan planten in een muffe ruimte zou wel eens kunnen leiden tot CO2 gebrek en dus niet zo gezond voor ons vogelbestand. Wanneer we echter een en ander nuchter bekijken is de beplanting van uw vogelkamer een gemakkelijk op te lossen probleem.
We spreken hier wel over een vogelkamer waar de vogels in kooien zitten en dus niet bij de planten kunnen. Menige kamerplant is n.l. giftig voor onze vogels dus zorgen dat ze er niet bij of aan kunnen.
Aan u nu om een keuze te maken, het is alleszins aangenamer te toeven in een nette, mooi aangeklede kweekruimte dan op een vuilnisbelt.
Het hoofdstuk van de eigenlijke kweek gaan we later wel eens bespreken. In dit artikel beperken we ons tot het inrichten en organiseren door de toekomstige kanarieliefhebber.
De jonge vogels die wij hopen te kweken moeten na een tijdje ondergebracht worden in een zogenaamde "overgangsvlucht". Kortom, onze jongen moeten zich hier kunnen uitleven om tot volwaardige kanaries te komen. Deze vluchtjes kunnen we, om ruimte te sparen, boven elkaar plaatsen. Een goede afmeting hiervoor is zeker: 1,5 à 2 meter lang en met een diepte en hoogte van zowat 50 à 60 cm, deze afmetingen kan je best zelf aanpassen aan de beschikbare ruimte.
In deze vluchtjes plaatsen we best zoveel mogelijk zitstokken, te beginnen vlak boven de zandlade. Jonge vogels kunnen nog niet zo doelgericht opvliegen, daarom zo laag mogelijk beginnen en trapsgewijze naar boven. Zo kunnen onze jongen gemakkelijker tot de hoogste zitstokken klimmen om aldaar hun rustplaatsje uit te zoeken. Enkele zitstokken over de volledige lengte der kooi is ook een aanrader. Zodoende kunnen de jongen elkaar beter ontkomen, ze hebben meer zitruimte en je zal minder last hebben van verenplukkerij. Een bijkomend hulpmiddel om het veren plukken te verhinderen is stiekem een aantal wasknijpers van moeder de vrouw "ratten" en deze op de zitstokken plaatsen met een tussenruimte dat er net één vogel tussen kan. Om eerlijk te zijn, het verenplukken zit iedere liefhebber wel wat dwars, er wordt wel veel over gezegd en geschreven en ieder heeft dan nog zijn eigen mening hierover. De enige echte remedie om dit euvel te voorkomen is in hoofdzaak: "Zet nooit teveel vogels samen in één vluchtje en zorg er voor dat er steeds meer zitstokken dan vogels aanwezig zijn in de kooi.
Na de kweek moeten de kweekouders wat ruimte krijgen om zich te herbronnen, zeg maar, om te recupereren van de maandenlange inspanningen binnen een beperkte ruimte. Door de weinige bewegingsvrijheid in de kweekbakken hebben zij begrijpelijker wijze wat ingeboet qua spierkracht en beweeglijkheid. Vleugels dienen om te vliegen en staan er niet aan als sieraad. Wat enkele maanden fout heeft gezeten moet nu de kans krijgen om zich te herstellen. De mannen en de poppen samen onderbrengen in dezelfde vlucht is zeker geen aanrader, bij sommigen onder hen is hun broedlust nog niet helemaal uitgewerkt en is er dus van enige rustperiode geen sprake. Daarom is het geraadzaam om de geslachten te scheiden. In 't begin wel een oogje in 't zeil houden om tijdig tussenbeide te kunnen komen bij eventuele knokpartijtjes.
Indien we over de voornoemde voorzieningen beschikken en we de nodige tijd er voor vrij maken, zijn we reeds een eind gevorderd en kunnen we met een gerust gemoed en met plezierige verwachtingen aan onze hobby beginnen.
Zeg nu zelf; Wat hebben we in Gods naam aan de voorbije zomer gehad ? Amper de gelegenheid gekregen om van de zon te genieten en onze vogels hebben er eveneens een nachtmerrie aan overgehouden. Tijdens de kweek kregen we reeds de eerste voorbode van een minder gelukte voortplanting, in hoofdzaak te wijten aan het wisselvallig en vochtig klimaat. Ook tijdens de ruiperiode hadden onze vogeltjes het bijzonder moeilijk om hun vederdracht om te wisselen, de zwakste onder hen gaven al snel de geest en bij de anderen ging het als in de processie van Echternacht, dus zeer traag. Deze vaststellingen zijn voornamelijk te constateren bij de kwekers die geen gebruik maakten van de huidige, moderne technieken. Als echte vogelliefhebber zou ik durven te stellen; “Geef mij dan maar een mooie zachte winter”. Ook in deze periode kunnen we genieten van de vrije natuur en kunnen we plezier beleven aan het voeren van de vogels in de tuin. Bovendien kan een winterlandschap de natuurmens zeker zo sterk charmeren dan een hete zomerdag, Een foto als hierboven is een streling voor het oog en nemen we de koude voeten er met alle plezier wel bij. Bij al deze bedenkingen moeten we toch steeds in gedachte houden dat onze vogels in de winterperiode een harde tijd tegemoet gaan en daar kunnen wij zeker wat aan verhelpen door ze op deskun-dige wijze te voorzien van noodzakelijke levensbehoeften. In vorige jaargang van dit clubblad hebben we reeds voldoende aandacht besteed aan deze materie. Bij deze wil ik er toch nog eens aan herinneren en, indien je bepaalde zaken mocht vergeten zijn, zoek het artikel nog eens even op en herlees het nog eens. Zo kan je, de vogels, dewelke in uw tuin komen rondsnuffelen, hun voorkeur aan voedsel voorschotelen en kom je tevens te weten hoe je de voeding moet voorzien. Van groot belang in het winterse voedingspatroon is tevens de plaats waar je de voeding plaatst voor de hongerige vogels. De ene soort wenst hun menu te gebruiken op een voedertafel, anderen prefereren dan weer dat ze hun lekkernij zelf moeten zoeken op de grond, tussen de afgevallen bladeren of in het kreupelhout. De alom bekende vetbollen zijn wel een versnapering voor de meesjes en andere vinkachtige, let er echter op dat we deze enkel maar geven zolang er geen voldoende voedsel te vinden is in de natuur. Eens ze zelf voor hun voedsel kunnen zorgen is het niet verstandig om verder van deze vetbollen te geven, ze zouden er te vet van worden en dit zou hun geslachts- drift niet ten goede komen. Een andere voorzorg die we eveneens moeten voor ogen houden is het drinkwater bij te lage temperaturen. Desnoods vervangen we het water een paar keer per dag en voegen er een weinig zout aan toe, zo zal het minder snel bevriezen. Zeker ook oppassen met badwater te geven, de vogels lopen dan risico om hun veren te bevriezen na een bad te hebben genomen. Geven we drinkwater in een schaaltje, zorg er dan voor dat ze zich hierin niet kunnen wassen. Om het baden te voorkomen in dergelijke schaaltjes zullen we een doekje gaas over het water spannen zodat ze geen aanleiding krijgen om er een badje in te nemen. Indien de vogels u lief zijn, verzorg ze dan zeker in de winter als zijn het uw eigen huisdieren, zo houden wij de vogelpopulatie in ere en helpen we de natuur een handje.
Heel wat beginnende liefhebbers schrikken zich een aap wanneer ze zich hebben laten verleiden tot het aansluiten bij een vereniging. Van de mooie woorden vooraf blijft er niet veel meer over na de officiële aansluiting. Meestal krijgt men van de clubverantwoordelijke een positief beeld over wat de club allemaal te bieden heeft. Spijtig genoeg blijft het daar dan ook bij en blijken de, misschien goed bedoelde, beloftes niet realiseerbaar door de club en blijft het bij het betalen van uw lidgeld en het maandelijks ontvangen van het Federaal clubblad. Stiekem verwachten de clubleiders dat je als lid ten allen tijde paraat zult staan om allerhande klusjes op te knappen tijdens b.v. een tentoonstelling of andere gelegenheden. Een andere remedie om u als lid te laten inschrijven is volgens hen: Ge moet lid zijn van een vereniging om ringen te kunnen bestellen voor uw vogels. Niets is echter minder waar, wanneer uw keuze is gemaakt, hetzij voor de KBOF- of voor de AOB-federatie, kan je evengoed "Individueel lid" worden. Zo heb je meteen alle nodige tegemoetkomingen die een liefhebber kweker nodig heeft. U kan uw gewenste ringen bestellen en u ontvangt maandelijks het clubblad, wat heeft een kweker nog meer nodig ? Bovendien ben je van het gezeur der club verlost om, te pas en te onpas te moeten klaar staan om hulp te bieden bij hun manifestaties. Het aansluiten bij een vereniging is echter niet te versmaden wanneer de bestuursleden daadwerkelijk nog actief zijn in de hobby van het houden en kweken van vogels. In dit geval kan je best nog wat kennis opsteken van de ervaren liefhebbers. In het merendeel zijn de clubbesturen echter samengesteld uit personen die misschien ooit wel vogels hebben gehad maar reeds lang niet meer thuis horen in dit wereldje.Hoe kan je, als beginneling raad gaan vragen aan mensen die de enorme evolutie der laatste jaren aan zich hebben zien voorbij gaan. De hoofdoorzaak van deze teloorgang bij de clubs is zeker te zoeken in de vergrijzing. De ouderen willen er niet uitstappen en bezien een functie binnen de club nog steeds als een eer en willen deze, ten koste van alles bewaren. Wat heeft een nieuw lid aan dergelijk bestuur ?. Anderzijds zullen er in iedere club wel één of twee nog actieve bestuursleden te vinden zijn. Denk nu echter niet dat ge van hen iets zal bijleren of enige hulp mag verwachten, zij denken alleen maar aan hun eigen prestaties, meestal dan nog verbonden aan uitgesproken geldgewin. Geef mij dan nog eens een grondige rede om nog in clubverband te fungeren. Wat kan u in Gods naam leren van bestuursleden die deze hobby reeds lang naar de achtergrond hebben verschoven en liever gaan vissen aan de oeverkant of de clown uit hangen op de toneelplanken. Indien dit de toekomst is van de ornithologische verenigingen, dan hoeft het voor mij helemaal niet meer en zal een individuële aansluiting zeker soelaas brengen voor veel problemen. U mag zich tot de gelukzakken beschouwen indien je bent terecht gekomen in een club waar je nog oprecht en in volle vertrouwen vragen kan stellen die dan ook een antwoord bieden voor uw probleem. Die clubs zijn er beslist nog hoor, maar....het is wel uitkijken en zoeken, gemakkelijk zal het zeker niet zijn.
Van in mijn prille jeugd ben ik steeds begaan geweestmet dieren. Mijn vader was een verstokteduivenliefhebber en zo heb ik waarschijnlijk de microbe overgenomen. Niet dat ik het zo fel begrepen had op duiven, al vondik deze soms ook wel prettig gezelschap om mee om te gaan.
De eentonige kleurvariatiebij de duiven lag mij echter niet zo goed en zocht dan maar een uitweg bij vogels die meer kleurschakeringen lieten zien.
Links en rechts had ik reeds bij vrienden, vogels gezien die voldeden aan mijn wensen. Als 13-jarige pagaddder wist ik zelfs niet eens dat het hier om kanaries ging. In een vrijstaandeduiven volière van mijn vader begon ik zo metmondjes maat wat aan te schaffen. Zo kreeg ik een bontemengeling samen van vrienden die geen blijf wisten met overtolligevogels. De bevolking van deze grote volièrebleef maar groeien, een echte mengeling van alle denkbarekleuren. Alles zat daar maar samen. In die tijd moest men mij niet vragen wat een pop of een man was. Wanneerik er eentjezag fluiten wist ik na een tijdje toch al dat ik hier met een mannetje te maken had. Voor de rest moest men mij geen vragen stellen want ik kende er hoegenaamd geen jota van.
Zeker moment had ik echter de grote deur van de volière laten openstaan en foetsie waren mijn25kanaries. Bij de buren hebben ze er waarschijnlijk nog wel wat plezieraan beleefd achteraf.
Voor mij was echter de eerste rage als kanarieliefhebber verleden tijd. Na deze tegenslag heb ik mij dan als puber op het voetbal gestort.Mijn vrienden van destijds vertelden mij al eens over hun belevenissen en straffe verhalen die ze hadden beleefd in het avontuurlijke uitgaansleven. Dus ging ik ook maar eens proeven van het genoegen van het leven. Van het een kwam natuurlijk het ander. Ik had immers de leeftijd bereikt dat er aan de toekomstmocht worden gedacht. Al snel kwam ik dan ook mijn uitverkorene tegen en meteen was het hek van de dam. Het leven ging zijn normale gang en na korte tijd konden we ons eigen huisje betrekken.
An, mijn vrouw is een uitgesproken dierenvriend en dit heeft mij er dan ook toe aangezet om een nieuwe start te maken als kanarieliefhebber.
Aan de Ed. Robeynslaan 99 te Diest hadden we ruimte zat om er wat moois van te maken .Het begon allemaal met een siervolière om de tuin wat op te smukken. Tijdens mijn beroepsbezigheden als kok kwam ik dan in kontact met Roland Vervoort. Roland had reeds wat watertjes doorzwommen als vogelliefhebber bij“De Heidevink” in Bekkevoort. Van hem heb ik dan de wijsheid meegekregen dat men met vogels aan bepaalde wedstrijden kon deelnemen, zelfs dat wist ik niet. Nu was het karretje pas echt aan het rollen gegaan. Roland is dan even mijn vogels komen keuren en zag meteen dat er enkele tussen zaten die tentoonstellingswaardig waren. Een volgende uitdaging lag voor de hand, ik zou het eens willen proberen. Na vooraf nog wat inlichtingen te hebben ingewonnen over hetTT-gebeuren had ik mij, bij wijze van test eens ingeschreven in Bekkevoort voor mijn eerste avontuur. Uiteindelijk werden het verschillende ereprijzen. Dit gaf mij een voldaan gevoel en vooral dedrang om er verder mee te gaan. Pretentieus als ik ben zou ik zo snel mogelijk eenkampioen willen spelen,dit gaf me in elk geval een lekker voorgevoel. Enkele weken later is mijn droom dan waarheid geworden. In Rillaar behaalde ik mijn eerste kampioen met een intensief rode kanarie. Nu was de boot definitief vertrokken, zo dacht ik althans.Al snel stond ik echter opnieuw met beide voetjes op de grond en heb moeten concluderen dat de ene week de andere niet is en bovendien dat de tegenstand iedere week wel verschillend is. Toch wilde ik mij verder profileren binnen het kanariewereldje. Een eerste confrontatie wilde ik dan ook met beide handen grijpen. Begin vorig jaar kreeg ik tehoren dat er ook speciaalclubs voor kanaries bestonden. Dit zou misschien de oplossing kunnen brengen om mijn onwetendheden wat bij te schaven. Dit is voor mij geen onoverkomelijke afstand, dus…Begin oktoberhadden ze daar hunShow, en dat wilde ik niet missen. Ik wilde mij eens meten met de grotejongens zoals Ludovic Magis, Johan Laffineur en andere Eddy Stiersen. Ik zocht mijn beste 20 vogels eruit en deze moesten de vuurdoop dan maar ondergaan. Eerlijk gezegd, ik ben naar die TT getrokken met gemengdegevoelens. Zouden mijn vogels wel op kunnen tornen tegen al die gevestigdenamen, anderzijds zat ik ook wel met de gedachte : “Zou ik mij daarniet belachelijk gaan maken? “Nadien,bij het vernemen van het verdict was ik de hemel te rijk,er pronkten 6 X goud, 5 X zilver en 1 X brons op mijn kooien en behaalde nog een mooie 7de plaats in het klassement. Voor mijn debuut tussen de grote jongens kon ik hiermee alleen maar tevreden zijn. De week nadien heb ik dan een bijzondere ervaring opgedaan. Na Oplinter was ik zowat beginnenzweven en liep rond met de gedachte dat ik er al was. De opdofferdie ik de week nadien in Rapertingen te verwerken kreeg was niet mals. Bij SKKLimburg had ik natuurlijk ingeschreven met de uitslag van Oplinter voor ogen en in de hoop om het hier evengoed te doen. Bij nazicht van mijn keurbriefjes leek het meer op een catastrofe uit te draaien. Het resultaat was 1 X brons en daar moest ikhet dan maar mee doen. Deze teleurstelling heeft mij doen inzien dat je best nooit uw verwachtingen te hoog mag stellen, de uitslag kan bij negatief resultaat wel eens een wrange smaak nalaten, zeker bij beginnende liefhebbers. Er zijn zoveel factoren die beslissen over het lot van uw vogels, temeer daar het ogenblikvan de keuring een momentopname is tijdens het wispelturige leven van een vogel. Zo heb ik ook geleerd dat we onze vogels voor, maar zeker ook naiedereTTmet de meeste zorg moeten omringen.. Wat mijn toekomst betreft heb ik mij voorgenomen om niet te veel soorten te gaan houden. Momenteel wens ik het te houden bij de rode (mijn lievelingskleur), de witte en de vetstof Geel intensief. Ik besef als geen ander dat ik nog een lange leerschool voor de boeg heb om de top te bereiken. Ik voel me echter goed tussen de oudereliefhebbersmet een rijke ervaring. Nog belangrijker is misschien wel dat ik een passie heb voor deze hobby. Ik beleef dezehobby in de pure zin van het woord en heb een hekel aan het commerciële aspect er omheen. Wanneer ik ergens in de problemen zit met bepaalde koppelingen of andere kweekperikelen, dan kan ik steeds terugvallen op enkele bekende kwekers die mij uit de nood willen helpen en steedsklaar staan met goede raad. Onder deze waardevolle raadgevers vernoem ik graag Antoon Van Baelen, André Van Winkel, PietMorel en EricDirix. Bij hen heb ik overigens ook heel wat van mijn kweekvogels kunnen aanschaffen, nu is het nog wel afwachten wat de kweekresultaten zullen opleveren.
In de nabije toekomst zou ik mijn pijlen willen richten op de grote COM TT in Mechelen (Geel) en wie weet, ooit eens naareenWKals dit eens goed zou uitkomen quaverplaatsing.
Wanneer er topkwekersbereid mochten zijn om mij nog wat bijkomende goede raad teverschaffen, ik ben één en al luisterendoor.
Tot slot wil ik mijn bewondering uitspreken voor de liefhebbers die het ganse seizoen, iedere week wel ergens tentoonstellen, ik besef maar al te goed hoeveel werk hieraan te pas komt.
Persoonlijk heb ik heel wat steun van mijn vrouw die mij bijstaat bij het klaarmaken van de vogels en de verzorging ervan, al moet ik zeggen dat mijn vogels toch op de 2de plaats komen, na haar 2 lievelingshondjes. Eerlijk gezegd; ik mag echt niet mopperen over gebrek aan hulp.
(Red.:)Dergelijke gemotiveerde liefhebbers, zoals Koen, verdienen onze aandacht en zouden op meer steun moeten kunnen rekenen.
De legende van de Mariadistel leert ons de herkomst van deze benaming. Destijds was Maria met haar pas geboren kindje Jezus op de vlucht naar Bethlehem om koning Herodes te ontvluchten. Tijdens de vlucht kreeg kindje Jezus plots grote honger. Zo klein als hij was, toen was het al een doordrijver. "Vlucht of geen vlucht, ik heb honger en wil eten". Maria haastte zich om haar borstvoedingreservoir van onder haar lompen te foefelen en gaf zoontje lief het gevraagde voedsel. Tijdens het gulzig slabberen morste Jezus echter met het overvloedige witte goedje. Enkele druppels vielen op de bladeren van een distelsoort in hun nabije omgeving. Het onkruid was zeer vereerd dat het de druppels moedermelk over zich heen kreeg van de moeder van God. De witte vlekken op de bladeren zijn in ere gehouden en zijn nog steeds aanwezig op de bladeren van de Mariadistel. Van daar de naam Mariadistel. Tot zover de legende. Hoever legendes geloofwaardig mogen geacht worden zoekt uzelf maar uit. Bewezen is echter wel dat de Mariadistel heel wat krachten worden toegeschreven op velerlei vlak. Zo zou het aan te raden zijn voor personen die gemakkelijk reisziek worden in de wagen of vliegtuig. Een week voor je op reis vertrekt zou het raadzaam zijn om dagelijks wat zaadjes van de Mariadistel op te peuzelen. Volgens wetenschappers zou dit er toe bijdragen om de wagenziekte af te wentelen. Dit maar als een mee te nemen tipje om uw vakantie niet te bederven van bij het vertrek.
In hoofdzaak gaat het er bij ons, als vogelliefhebbers, in hoofdzaak om het nut te leren kennen van wat de Mariadistel teweeg brengt als voedingskracht bij onze vogels.
Een eerste tip, vooraleer we aan het toedienen ervan zijn, wil ik toch meegeven: Wanneer je deze kruiden gaat zoeken om ze te plukken (en dit is van toepassing voor alle kruiden), ga ze dan zoeken op plaatsen waar ze niet te veel in contact komen met uitlaatgassen (langs autosnelwegen) of in de omgeving van vervuilende industriezones.
In feite is Mariadistel een uitheemse plant, afkomstig uit het uiterste zuiden van Europa en Iran.
In onze contreien komt ze minder veelvuldig voor. Meestal vinden we deze distel in verwilderde vorm op braakliggende terreinen, langs wegbermen en sporadisch ook wel eens in onze moestuintjes. De Mariadistel kan uitgroeien tot zelfs 1,50 meter hoogte en staat in bloei tijdens de maanden juni tot september. Oorspronkelijk kende men deze plant enkel als voedselgewas. Zo kon men wel eens "Varkenshaasje op een bedje van Mariadistelblaadjes" tegenkomen op het menu als delicatesse.
Dat Mariadistel de aandacht reeds van in de pré-historie naar zich heeft getrokken bewijzen sommige uitspraken van de "medicijnmannen" en later van de geneeskundige experten.
Zo beweerde enen Plinius de Oudere, dat het kruid niet de moeite waard was om gekookt te worden maar dat het wel een uitstekend middel was om gal af te drijven. Culpeper is dan weer vol lof over deze plant waardoor hij het de Genezende Distel noemde. Volgens hem achtte hij het kruid zeer nuttig bij het voorkomen en genezen van de pest. Ook zou volgens hem deze distel ideaal zijn om verstoppingen in de lever en milt te voorkomen.
Westmacott schreef in 1694 over deze distel: "Het is de vriend van lever en bloed". Om de twijfelaars op het juiste pad te brengen : "Wees gerust, Mariadistel is wel degelijk geneeskrachtig", maak dus gebruik van dit wondermiddeltje van moeder de natuur.
In 1929 begon de Duitse arts H. Schulz met een uitputtend wetenschappelijk onderzoek van o.a. de Mariadistel en andere onkruiden. In de jaren '50 werd de inhoudstof Silymarine bij de Mariadistel geïsoleerd. Een ander bestanddeel is de "Silibinine", deze stof is heden ten dage in ieder antigif centrum van Europa, standaard aanwezig.
Andere inhoudstoffen van deze bijzondere plant zijn o.m.:
- Flavonen (Sibybine, Silymarine - vet van de zaden, Silidiamine en Silychristine)
- Etherische olie - Bitterstoffen
- Slijmstoffen - Tyramine
- Histamine - Fumaarzuur
- Vette olie - Albumine
De voornaamste dezer stoffen is wel degelijk de Silymarine. Deze stof werkt rechtstreeks in op de lever en beschermt deze tegen allerlei gifstoffen. Silymarine zal er voor zorgen dat de lever de nodige enzymen en proteïnen aanmaakt om de lever te herstellen en om nieuwe weefsels aan te maken. We kunnen deze stof bestempelen als een antioxidant.
Even ter zake komende ten dienste van de vogelliefhebbers.
Hoe herkennen we deze plant in de natuur ?
Deze distel, die tot 1,50 m hoog kan uitgroeien is een reukloze plant en smaakt naar artisjok. Zoals reeds gezegd kan je hem sporadisch vinden langs bermen en op verschillende terreinen, tot zelfs in je eigen moestuintjes. Van juni tot september kan je hem het best erkennen aan zijn mooie purperen bloemen. De bladeren zijn glanzend groen met bonte, witte versieringen langs de nerven. Langs de randen van het blad merk je franjes met lange stekels. De vruchtjes zijn glanzend met zwart of geel gemarmerd en dragen een vruchtpluis die aan de voet voorzien is van een krans met tandjes.
Wanneer kunnen we best deze plant oogsten ? ? ?
In het voorjaar oogsten we de wortel, jawel....de wortel, want deze is zelfs zeer nuttig voor onze vogels. De bladeren plukken we in mei en juni. De vrucht is rijp in oktober, deze kan je echter ook reeds oogsten vanaf juni maar de vogels hebben er dan wel last mee om ze te pellen. De zaadjes zijn een echte lekkernij voor onze vogels. Hoe lichter van kleur (bruin) ze zijn hoe gemakkelijker om te pellen voor de vogels, de zwarte zaadjes zijn het hardst. Wil je ze echter toch reeds in zwarte toestand geven aan de vogels, plet ze dan vooraleer te veren. Aan te stippen valt in dit geval wel: Maal de zaden nooit fijn. Trouwens, gemalen pellen zijn waardeloos voor de vogels en ze zouden wel eens last kunnen krijgen van deze overbodige ballaststoffen. Zoals reeds aangegeven, de Mariadistel kan in zijn geheel aan de vogels gegeven worden (bladeren, bloem, vrucht en de wortels).
Roodfactorige vogels hebben zeker nood aan deze plant om hun lever te vrijwaren van overbelasting door de veelvuldige kleurstoffen. Bovendien moet je zeker weten dat de rode kleurstofpigmenten die b.v. de kanaries toegediend krijgen erg nadelig zijn voor het in stand houden van een gezonde van een gezonde lever. Mariadistel mag hier dan ook niet ontbreken .
Preventief kan men de vogels ook regelmatig een thee aanbieden van geplette zaden, om hun lever op peil te houden. We nemen hiervoor een koffielepel geplette zaadjes, deze overgieten we met een tas heet water en laten dit dan zo'n 15 minuutjes trekken. Na het afkoelen zeven we het geheel en voegen de thee toe aan het drinkwater. Wanneer je nu echter aan de luie kant bent kan je ook best in de handel terecht en kan je ook extracten kopen van de Mariadistel om deze in het drinkwater te doen.
De ware natuur- en vogelvriend zal zich zeker de moeite getroosten om eigenhandig te gaan zoeken, oogsten en klaarmaken van de Mariadistel voor zijn vogels.
Waarom uw lieve €urootjes naar de apotheek brengen als je het gratis aangeboden krijgt van de natuur. Denk maar eens aan het gezegde: "Alles wat je zelf maakt of doet is altijd beter", in ons geval kunnen we er nog aan toevoegen dat het ook nog gezonder is.
Persoonlijk ben ik nog geen enkele liefhebber, dewelke Mariadistel voert aan zijn vogels, tegengekomen die last heeft gehad van de "zwarte stip" of aanverwante leverziektes.
De Zilveragaat of de Agaat -Wit is een vogel met witte grondkleur waar we alle fouten op zien. Er is geen enkele kleurkanarie te noemen waarbij het geringste foutje zo sterk naar voren komt als bij de Agaat-wit. Het minste spoortje bruin , wat niet gewenst is, valt erg fel op. Deze kleurslag bezit zwart pigment; bestreping op rugdek, flanktekening en baardtekening.
De eerste reductiefactor treedt op bij de agaten, de zogenaamde opbleekfactor, waarbij de bruine phaeomelanine in sterke mate en de zwarte eumelanine in mindere mate worden verminderd. De agaat-wit is en blijft toch nog een redelijke donkere vogel. De waarde van de agaat-wit stijgt naargelang de helderheid van de kleur. Belangrijk is, dat de bevedering niet te lang wordt, dit geeft het juiste kleurtype de gelegenheid zich volledig te tonen. De blauwfactor kunnen we goed gebruiken om het overtollige bruin te verdringen. De kwekers van Agaat-wit kleurkanaries dragen er zorg voor dat hun vogels een zekere graad van blauwstructuur hebben. Hierdoor winnen zij aanmerkelijk in helderheid van kleur. Belangrijk is zeker dat de melanine begint vanaf de snavelbasis, zowel boven als onder de snavel. Een bleke voorhoofdsband of een lichte bef moeten we ten allen tijde vermijden in de agaatkweek. Anderzijds letten we vooral op de typische agaatkenmerken ; de baardstreep in een opgebleekt masker, lichte wangvlekken, lichte wenkbrauwen en de licht kleurloze omzoming van de pennen.
Door de afwezigheid van de - zichtbare- bruine phaeomelanine en de de vetstofkleur (wit is geen echte vetstofkleur) zal de zwarte eumelanine van de tekening meer plaats krijgen en dus breder worden zoals trouwens bij alle schimmelvogels. Een Agaat - wit kan nooit even fijn getekend zijn als een agaat geel of rood intensief. Dat is een utopie. Bij de Agaat - wit dominant houden we de aanslag in de grote vleugelpennen goed in de gaten, hoe minder hoe beter. De Agaat - wit mannen zijn uiteindelijk de beste tentoonstellingsvogels. De poppen zijn meer de kweekvogels, ze laten over 't algemeen nog wat bruin zien en zijn niet helder genoeg. Het komt maar zelden voor dat een Agaat - wit pop het kan opnemen tegen een Agaat - witte man. Voor de tentoonstelling komt het er op neer dat de vogel die de standaardeisen het dichtst benadert ook het hoogste puntentotaal zal bekomen.
De snavel, pootjes en nagels moeten qua kleur een harmonieus geheel vormen met de kleur van de melanine, niet te donker, zeker geen zwarte nagels maar ook niet te licht. Witte teennagels komen geregeld voor en zullen ook zwaar bestraft worden.
Het rugdek van een tentoonstellingsvogel moet een mooie, korte onderbroken bestreping laten zien, ook in de flanken.
De duidelijke onderbroken zwarte rug- en flanktekening moet contrasteren met een donkere grondkleur, vrij van zichtbare phaeomelanine. Door de werking van de eerste reductiefactor zal de bestreping fijner en onderbroken zijn in tegenstelling met de zwartserie. Hier wordt als indicatie gegeven dat de besttreping in de agaatserie ongeveer half zo breed is als de bestreping van de overeenkomende vogels in de zwartserie (indicatie 25/75 verhouding) Bij de schimmels en de mozaïeken mag de bestreping wat breder zijn dan bij de intensieve vogels. Deze bestreping moet wel duidelijk onderbroken zijn. De bestreping moet beginnen op de kop en via de rug doorlopen in de richting van de staart, ook de flanken moeten een duidelijke bestreping laten zien. Deze bestreping moet in harmonie zijn met de rugbestreping.
De typische baardbestreping bij de agaat moet aan beide zijden aanwezig zijn. De grondkleur moet mooi egaal over het hele lichaam. Natuurlijk moet de vogel goed van bouw zijn, kop, lichaam en staart moeten een goede harmonie vertonen. Het poseren van de vogel, daar kun je zelf veel aan doen maar je zal er de tijd moeten voor nemen. Belangrijk is dat de vogel rustig is zodat hij zijn flanken zal tonen zoals ze werkelijk zijn. Een onrustige vogel zal zijn flanken omhoog gooien en krijgt hij als opmerking "flanken opgebleekt", wat in werkelijkheid misschien niet zo is.
Bij te ver opgebleekte of uitgeloogde pennen, wat bij het jarenlang kweken van agaat X agaat wel eens kan voorkomen, wordt het hoog tijd een zwarte (in het geel of wit) te paren met uw kweekvogels. Een ervaren agaatkweker doet dat sowieso regelmatig. Daarvoor gebruik je best een agaat-man met een zwarte pop. Uit deze combinatie worden er al onmiddellijk agaat-poppen geboren en de mannen zijn zwart van kleur maar wel agaat verervend.
Het kweken van tentoonstellingsvogels is verre van eenvoudig er bestaan dan ook geen recepten die gegarandeerd resultaat zullen hebben. Toch zijn er kwekers die elk jaar opnieuw succes behalen met goede en zeer goede vogels. Hier is wel geen sprake van toeval. Deze kwekers weten precies wat aan elkaar gepaard moet worden en voor mij zijn dit echte vakmensen op hun gebied. Een voorbeeld; Men gebruikt een agaat dominant witte man X agaat geel schimmel pop, beiden moeten goed van kleur en tekening zijn. Een tweede voorbeeld; Agaat wit recessief man X Agaat geel split wit recessieve pop.
De VERERVING:
De Agaat vererft geslachtsgebonden en is recessief ten opzichte van de wildvorm maar dominant t.o.v. de isabel. - Mogelijke broeduitkomsten zijn o.m.:
Agaat wit dominant X Agaat geel (schimmel) of omgekeerd:
50 % agaat wit dominant poppen en mannen
50 % agaat geel poppen en mannen.
Agaat wit dominant X Agaat wit dominant;
50 % agaat wit dominant poppen en mannen
25 % agaat geel poppen en mannen
25 % lethaalfactor --- De lethaalfactor is een dodelijke factor die men kan bekomen door het koppelen van b.v. intensief X intensief of in dit geval dominant X dominant.
De lethaalfactor is de oorzaak van sterfte in het ei of bij pasgeborenen
Moet men terugkoppelen aan de zwartreeks (bv: om melaninebezit te verbeteren):
Man Agaat wit dominant X pop zwart-geel (half intensief)
25 % zwart geel mannen, split voor agaat
25 % zwart dominant wit mannen, split voor agaat
25 % agaat geel poppen
25 % agaat dominant wit poppen.
Zwart geel (half intensief) X Agaat wit dominant
25 % zwart geel mannen, split voor agaat
25 % zwart wit mannen, split voor agaat
25 % zwart geel poppen
25 % zwart wit poppen --- Eigenlijk niet zo'n goede paring want men bekomt geen enkele agaat
Zwart geel/split agaat X agaat wit dominant
12,50 % agaat geel mannen
12,50 % agaat wit mannen
12,50 % zwart geel mannen (split voor agaat)
12,50 % zwart wit mannen (split voor agaat)
12,50 % zwart geel poppen
12,50 % agaat geel poppen
12,50 % zwart wit poppen
12,50 % agaat wit poppen
Veel voorkomende fouten bij deze vogels is een te brede en/of te lange bestreping - geen of te zwakke flanktekening. Ook de baardtekening schept soms problemen, of deze tekening ontbreekt of ze is fel opgebleekt, soms zelfs niet evenredig aan beide zijden. De lichte omzoming van de vleugel- en staartpennen kan te breed uitvallen. - De grondkleur (zilvertint) is niet zuiver (helder) genoeg.
De snavel, pootjes en de nagels zijn te zwart in harmonie met de rest van de vogel. Bij de dominanten is er teveel of te weinig gele aanslag te merken in de grote pennen. Ook aanslag schouders en staart komt wel eens voor. Te weinig blauwfactor (vogel wordt te bleek) te veel blauwfactor (vogel wordt te donker)
Te veel schimmel doordat de bevedering te lang is waardoor de vogel erg ruw toont, vooral in de flanken dan.
Zoals je kan merken is deze vogel geen doetje om te kweken, zeker niet wanneer het gaat om kwaliteitsvolle tentoonstellingsvogels.
Niet tegenstaande de carnavalperiode reeds officeel is ingezet op 11 november, hebben we er nog maar weinig van gemerkt. Omdat carnavallisten de "11" hoog in het vaandel voeren zal dit ook wel de rede zijn dat de carnavalperiode ook start op 11-11 van ieder jaar. Stilaan komt nu de tijd om aan de plezierige festiviteiten te beginnen. In de eerste plaats, de soms groots opgezette optochten en pronkzittin- gen. De Prinsverkiezingen zijn grotendeels wel achter de rug maar de feestvarkens zijn niet meer in te tomen. Alle redenen zijn goed om zich in het feestgedruis te storten.
Indien wij onze dagelijkse beslommeringen even kunnen van ons afzetten is dit wel de enige goede gelegenheid van het jaar. De ouderen voelen zich dan weer enkele dagen jong en de jeugd denkt dat zij het nu voor het zeggen hebben. Zo lang het maar gezellig en binnen de perken blijft kan niemand daar iets op tegen hebben. In Limburg is deze traditie nog fel in trek met o.m. optochten in Hasselt, Beringen, Maaseik, Tongeren, Leopoldsburg en vele anderen. Willen we het wat grootser zien moeten we in eigen land naar de stad der ajuinen (Aalst). Net over de grenzen heen kunnen we terecht in Valkenswaard en Eindhoven bij onze Noorderburen. Voor het Duitse grondgebied zijn Keulen en Aken wel de trekpleisters bij uitstek.
Wanneer je nu in eigen regio een carnavalparade wil gaan bekijken zal je raar opkijken van de vele, in "Burka" gesluierde figuren. Vooraleer ik het hierover ga hebben wil ik toch de lezers er aan herinneren dat we in juni a.s. met z'n allen naar de stembus moeten om onze NIET-gewaardeerde mening te zeggen. Wel, de politiekers hebben deze periode dan ook aanzien als een geschenk uit de hemel en zijn reeds gestart met hun campagnes. Je kan er donder op zeggen dat je in iedere stoet wel wat "Burka's" zal te zien krijgen. Precies deze vermomming zal aangegrepen worden door de heren "zakkenvullers" om hun "beloftes" aan de man te brengen. Nu kan je zichzelf afvragen waarom in een Burka ? Iedere belastingbetaler weet maar al te goed dat de hedendaagse politieker niet meer te voorschijn durft te komen omdat het schaamrood van hun smikkel is af te lezen. Zij weten maar al te best dat ze enkel en alleen maar leugens staan te verkondigen en dat al hun beloftes op 20 juni reeds in de vuilbak zijn terecht gekomen.
Dat wij, arme belastingbetaler dit blijven slikken is mij een raadsel. Waarom moeten wij onze nikkel blijven afdraaien om die paljassen een buitensporig leventje te bezorgen ? Als er dan toch even sprake kan zijn van een bonus in de begroting dan staan ze reeds te zwaaien naar Afrikaanse en andere bedenkelijke figuren om hen duidelijk te maken dat ze nog wat in kas hebben om te verdelen, mits er wat tegenover staat (privé dan).
Nee, onze politici hebben geen greintje menselijk fatsoen en denken alleen maar aan het belang van hun eigen bankrekening. Weten ze wel hoeveel Belgen er onder de armoedegrens moeten leven ? Hun antwoord is dan: Dat is hun eigen schuld, ze hadden maar in de politiek moeten stappen.
Een andere vraag is tevens "Waarom zoveel miljoenen verspillen aan deze verkiezingscampagnes die toch helemaal geen aarde aan de dijk brengen". Zeg nu zelf, schudden ze niet zolang met de uitslagen totdat hun vriendjes komen opdagen voor de onmenselijk hoog betaalde postjes in te nemen ? Schaf die onnozele zever toch af en gebruik al die verloren €urootjes om de Belgen een menswaardig bestaan aan te bieden. Stap af van die stemplicht en laat de exentriekelingen maar doen wat ze steeds hebben gedaan: Hun eigen goesting doen,...wij zullen wel werken.
Daarom zou het aangewezen zijn om tijdens de carnaval optochten, de ganse politiek eens duchtig in zijn hempie te zetten. Spreek mij niet meer over deze of gene politieker, allemaal van hetzelfde slag.
De ideale oplossing zou zijn om die heren aan politiek te laten doen aan een minimum loon, benieuwd hoeveel er nog zullen resten... Of....... misschien toch, maar dan zullen het wel omgevormde belgen zijn van Turkse of Marokaanse origine.
BESLUIT: Pas dus op voor de "BURKA's" tijdens het nakende carnaval.
Sedert mensenheugnis kennen we de gele kanarie als zijnde een geel vogeltje dat in ieder huisgezin wel aanwezig was om de gezelligheid erin te houden. Toch is de kanarie van origine niet geel maar heeft een groen pakje aan. Door de jaren heen hebben de liefhebbers destijds het gele verenkleed bekomen door gespecialiseerde kweektechnieken. De drang naar vernieuwing is echter niet te stuiten. Jaarlijks komt men links of rechts wel te voorschijn met een nieuwe kleurslag. Denk nu vooral niet dat het is om de kleine liefhebber een ruggesteuntje te geven, verre van, in tegendeel zelfs. De hoofdbetrachting is in de eerste plaats winst te kloppen uit de geschapen situatie.
Wie denkt ge dat hiervan dan weer de dupe zal worden ?, Juist ja, de kleine liefhebber. Zeg nu zelf, waar vinden we momenteel nog zuivere kweekvogels. Met "zuivere" bedoel ik dan vogelswaarvan je tijdens de kweek niet voor verrassingen komt te staan. Dat een kanariekweker mee wil evolueren met de tijd is de normaalste zaak. Hiervoor mag echter de gezondheid van de vogel niet in het gedrang komen.
Een mooi voorbeeld van ongeoorloofde toepassingen in de kanariekweek is te vinden in de opfok met toediening van rode kleurstof. Wanneer het blijft bij "natuurlijke" kleurstof zou ik het nog kunnen bijtreden. De oude, gekende middeltjes zijn echter niet voldoende meer om de "geldzoekers" te bevredigen. Heden ten dagen zoekt men zijn heil in chemisch spul en andere produkten die de gezondheid van de vogel grote schade kunnen toebrengen maar wel het beoogde doel doet bekomen n.l. de dieprode kleur van het verenpak. Men vergeet dan even stil te blijven staan bij het feit dat b.v. CANTHAXANTHINE wel het verlangde resultaat geeft maar dat deze stof de lever en de nieren van de vogel erg zwaar belasten. Om deze overbelasting wat te camoufleren grijpt men dan weer naar bepaalde medicatie om lever en nieren op peil te houden.
Gelukkig voor hen die deze methodes toepassen heeft Michel Van de Bosch van Gaia zijn arendsogen nog niet laten vallen op deze problematiek. Het zou voor de topkwekers van de rode kanaries wel een gat kunnen worden in hun financiële betrachtingen.
Nu ga ik mezelf even tegenspreken door hierna een pleidooi te houden voor het gebruik van Canthaxanthine. Uit liefde voor uw vogels zou uw keuze snel moeten gemaakt zijn, maar ja.... aan u de keuze.
Canthaxanthine bepaalt de kleurenwaarde van uw roodfactorige kanarie. Canthaxanthine is naast Xanthophy carotenoïde (caroteen) is het produkt dat lichaamseigen is bij vele roodfactorige vogels. Om hun rode kleur te behouden is het noodzakelijk dat de vogel bepaalde natuurlijke stoffen kan tot zich nemen. In de natuur zoekt de vogel deze zelf wel op en is hij kieskeurig, in gevangenschap moeten ze nemen wat hun baasje hen verschaft, dus de reeds aangehaalde produkten. Voornoemde produkten en zeker de canthaxanthine zijn volledig oplosbaar in water en kunnen perfect gegeven worden, hetzij in het drinkwater, hetzij gemengd in het opfokvoer.
Bij de toepassing van canthaxanthine dienen we er wel op te letten dat we niet gaan overdrijven en de voorgeschreven dosis niet gaan aanpassen aan onze eigen goesting. Wanneer je denkt dat de rode kleurstof niet het gewenste resultaat geeft, doe dan geen onbezonnen dingen door de dosis te verhogen want dit zou wel eens fataal kunnen uitdraaien.
Wanneer we de kleurstof gaan mengen zullen we zeker nooit te veel gelijktijdig aanmaken want de bewaartermijn is hooguit enkele dagen. Het ideaal is natuurlijk om dagelijk vers klaar te maken. We kunnen tijdens de kweekperiode de kleurstof best mengen in het opfokvoer en dan gebruiken we per kg opfof 1 gram canthaxanthine die we oplossen in lauw water (50cc), goed roeren en na afkoeling onder het zacht voer mengen. Wanneer we het via het drinkwater toedienen gebruiken we de zelfde dosis, dus 1 gram per liter water. Deze aangemaakte kleurstofpreparaten kan men 2 à 3 dagen bewaren in de koelkast (zeker niet in de diepvriezer). We beginnen met het toedienen ervan enkele weken voor de eerste eieren worden gelegd. Ook moet men opletten dat we steeds dezelfde dosis toedienen en zeker niet enkele dagen overslaan, men zal dit dan merken aan de egaliteit van de kleur. Indien je mijn standpunt wil kennen, .... wel, ik ben totaal tegen deze onnatuurlijke vorm van vogels prepareren, denk maar eens na,...of wacht je liever tot Gaia zijn neus aan het venster steekt ?????
Heel wat liefhebbers laten zich steeds weer bedotten doorhun collega’s.“Eigen schuld….dikkebult”.Men gaat meestal op zoek naarkweekvogels bij bekendetopkwekers die op diverse TT steeds op het hoogsteschavotje staan bij de prijsuitreikingen. De kleinere liefhebbers laten zichhierdoor veelvuldig dedas omdoen.
In de eerste plaats moet gezegd worden dat je geen topvogels kan kopen, er wel aan werken en ze zelf kweken. Daar zit nu precies het probleem van menig liefhebber. Men denkt al te vaak dat, wanneermen een koppel topvogels aankoopt voor de kweek, dat daar vast en zeker ooktoppers zullen uit gekweekt worden.Niets is echter minder waar. De mogelijkheid is zelfs erg groot dat je van dergelijke vogels zelfs geen eieren te zien zult krijgen, laat staandat er jonge topvogels gaan uit voort komen. Hoe is dat nu bij God mogelijk zult u zich afvragen.Ik wil nu hier niet met stenen staan gooien en zeker niet veralgemenen. Hopelijk zijn er nog liefhebbers die het eerlijk menen met de hobby, er zijn er echter ook anderen, wees daarmaargerust van..
Stel nu, je hebt 2 topvogels aangekocht om te kweken en om zeker niet in het verwantschap terecht te komen hebt ge ze gekocht bij 2verschillende liefhebbers. Omdat ze van (zo gezegde) topkwekers komen en bovendien zeer mooie vogels zijn hoef ik zelfs niet te weten welk prijskaartjeer aan vast zat. Als goedgelovige ziel begin je dan met hoge verwachtingen aan dekweek. Na de kweekperiode sta je misschien nog steeds met lege handen want van kweken was er helemaal geen sprake.In vele gevallen, zoals hierna zal blijken, mag je de hemel dankbaar zijn als uwtopvogels het einde hebben gehaald. Zonde van uw zuurverdiende €urootjes zou ik zeggen.
Wat is het probleem dat zich hiervoordoet ???
Als goedgelovige kweker kocht u uw kweekvogels bij“vrienden” topkwekers die reeds jaren ervaring hebben en steeds hoge toppen scheren tijdensde wedstrijden.Tot hiertoe is er niets mis met uw manier van handelen. Toch hebt u een belangrijk detail over het hoofd gezien. Bij de aankoop van vogels en zeker van kweekvogels is het van enorm belang dat je van de verkoper te weten komt hoe hij zijn vogels in conditie houdt. Maakt hij gebruik van medicatie, wat voor voeding krijgen ze en welkeaanvullende voeding komt er aan te pas?.Dit zijn zeer belangrijke zaken in het vooruitzicht van de nakendekweek.
Zo heb ik van een vriend, vorig jaar, een triestestory moeten aanhoren. 3 Koppeltjes had hij aangekocht bij een bekende kanariekweker. Omdat zijn eigen bestand er goed bij zat dacht hij dat het met zijn eigen voedingspatroon zeker de goede weg zou opgaan. Achteraf heeft hij echter heel wat ontgoochelingen moeten verwerken.
Reeds na enkele weken lag er al eentje met de tenen naar de hemel gericht, blijkbaar zonder enig teken van ziekte of wat dan ook. Wanneer de kweek in feite zou moeten gaan beginnen bleef er van het zestal topvogels nog welgeteld één (1) over. Graag had hij wat uitleg bekomen van de verkoper in kwestie. Deze had hier ook geen pasklare uitleg voor en verweet de koper ervan als zou hij zijn vogels niet optimaal verzorgen. De vriendschap tussen deze liefhebbers staat sindsdien wel op een zeerlaag pitje. Toch is mijn vriend de oorzaak te weten gekomen, via betrouwbare bronnen en met de samenwerking met een dierenarts.
De vogels van de verkoper kregen het ganse jaar door ESB3 in hun drinkwater, natuurlijk bleven zijn vogels in goede conditie. Neem nu dit stimulerend middel weg en de vogel zal je ziender- ogen zien aftakelen. Voor de verkoper was maaréén zaak van belang en dat is dan zoveel mogelijk vogels kweken om aan woekerprijzen aan de kleine liefhebbers te verkopen.
Een rechtgeaarde liefhebber zal zijn bestand hooguit 2 X per jaar een kuur geven van enkele dagen met ESB3, n.l.: kort voor de kweek en misschien nog eentje in de ruiperiode.
Een goede raad:Ken je zulke liefhebbers in uw omgeving, laat ze gewoon op hun honger zitten en koopzekerGEENvogels bij hen.
Het rietzangertje is een trekvogel uit de orde der Passerifames en behoort tot de familie der Sylvidae. Wanneer hij het in onze streken begint koud te krijgen neemt hij zijn toevlucht tot het Afrikaanse vasteland om er te overwinteren (overzomeren) en te genieten van een welverdiende vakantie. Zelfs wanneer ze lekker vertoeven in de Sahelgebieden ten zuiden van de Sahara voelen zij de drang om op het geschikte moment hun terugreis aan te vatten. Zowat begin mei arriveren de eerste exemplaren opnieuw in onze contreiën. Bij een wandeling langs moerasrijke gebieden of rietvelden kan men ze dan duchtig horen van katoen geven. Men moet zelfs de vogel in kwestie niet gezien hebben, horen doen we hem des te meer. De zang van de rietzanger wordt in snel tempo opgevoerd. Het bijzonderste kenmerk hierin is een dikwijls weerkerend, lang en fluitachtig trillen dat echter zeer aangenaam in de oren klinkt. De strofen doen wel veel denken aan de zang van de kleine en de grote karekiet. De zang van de rietzanger klinkt alleszins welluidender dan deze van de kleine karekiet en wordt de ganse dag vlijtig aangehouden. Opvallend is de variatie in de zangintensiteit dewelke door omstandigheden in de omgeving invloedrijk veranderd wordt. Zo kan de stijgende luchtvochtigheid rond de middag de zang iets afzwakken terwijl bijzondere droge lucht en sterke wind, de zang totaal kan uitschakelen.Dit 12,5 cm lang rietzangertje onderscheidt zich van de even grote kleine karekiet door zijn felle opvallende wenkbrauwstreep en zijn donkergestreepte rugzijde. De onderscheiding met de waterrietzanger is dan nog wat moeilijker.
Door de ornithologische waarnemingen der laatste 10-tallen jaren heeft men wetenschappelijk kunnen vaststellen dat de oudere mannetjes als eerste opnieuw in hun broedgebied arriveren, gewoonlijk rond 1 mei. Enkele dagen nadien maken de jongere mannetjes dan hun opwachting. Een poosje nadien laten de popjes van zich horen. Zouden zij het misschien geleerd hebben van de menselijke dames om de kat uit de boom te kijken en te wachten tot de kust volledig veilig is om de overtocht aan te vatten ? Dit ongewoon gedrag van de mannetjes zou voor een groot gedeelte te maken hebben met bepaalde voorbereidingen die het mannetje nog wil uitvoeren om het broedseizoen op een deftige manier te beginnen ? Waarnemingen hebben tevens uitgewezen dat de rietzanger steeds naar dezelfde plaats terug komt. Hun voorbereiding bestaat er dan ook in om zijn territorium af te bakenen, het nest op te smukken en even- tueel te verdedigen voor mannelijke rivalen. Wanneer de terugkerende vrouwtjes een poosje later overtrekken willen ze pronken met hun afgebakende zone om alzo het geschikte wijfje te strikken. Herkennen we hierin ook niet een trekje van onze vrouwelijke wederhelft ? Het uitverkoren broedterrein van de rietzanger is een moerassig gebied met een voorkeur voor laagveen en enigszins verruigde gebieden.
Hun ideale biotoop is echter een combinatie van een ruime open vlakte met jong en overjarig riet en een dichte, hoog opschietende kruidlaag. Hun voedsel bestaat in hoofdzaak uit insecten die laag in de dichte vegetatie verzameld zitten. Het rietzangertje was een tijd geleden nog een zeer talrijk voorkomende broedvogel in onze streken. Rond de jaren '60 waren ze nog tienduizenden broedparen en noteerden we in de optimale leefgebieden zelfs 10-tallen broedparen per vierkante km. Eind jaren '60 begon men reeds te spreken van een onheilspellende afname. Momenteel kunnen we gewag maken van een noodsituatie want ons rietzangertje is terecht gekomen op de "rode lijst" van de bedreigde soorten. De teloorgang van de rietzanger is ten dele een internationaal probleem. Een combinatie van de jarenlange droogte in het Sahelgebied en het veelvuldig gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticides leiden tot massale sterftes in hun overwinteringsoord. Toch is er bij ons ook een en ander aan de knikker. Opvallend is b.v. dat de soort het eerst verdween uit de kleine rietstroken. Verder blijkt dat er in jaarlijks gemaaid rietveld veel minder broedparen zich huisvesten dan in overjarige rietvelden. Het behoud van de rietzanger hangt dus ook af van de wijze waarop wij omspringen met de nog bestaande rietgebieden. Exploitatie dient met mate plaats te vinden. Ieder jaar zouden wij een fatsoenlijke oppervlakte overjarige rietplantages moeten kunnen bewaren en in stand houden. Dit kan gerealiseerd worden door het natuurbeleidsplan op verantwoorde manier toe te passen. Een natuurlijk oeverbeheer van onze kanalen en andere waterlopen zouden, met inspraak van de Rijkswaterstaat en wetenschappers hier wel enig soelaas kunnen brengen. Hopelijk kan er snel een einde gemaakt worden aan de achteruitgang van de populatie van één van onze beste zangvogels. Het rietzangertje heeft, zelfs meer dan hem lief is, ook heel wat vijanden. Vanuit de hoogte zijn de zijn voornaamste belagers vooral de sperwer, de uilen,kraaien, de Vlaamse gaai maar vooral de klauwieren. De klapekster is dan weer de wolf in de schapenstal. Deze kan zich erg vreedzaam tussen andere vogels ophouden en mee fluiten, om dan plots, zonder enige aanleiding zijn aanval in te zetten. Zelden zal hij echter de oudervogels als doel voor ogen hebben, het zijn meestal de nestelingen die het slachtoffer zullen worden. Onder de zoogdieren heeft de rietzanger bovendien ook heel wat leefgenoten die niet direct vrienden kunnen genoemd worden. Zo zijn de bunzing, de wezel, de marter en de waterratten de voornaamste belagers van ons zangertje. In mindere mate komt ook de vos wel eens aan zijn trekken, evenals de zwerfkatten.
Over het broedgedrag van het rietzangertje kunnen we kort zijn. Na goedkeuring van het nest door het vrouwtje zal ze al snel haar eerste eitje leggen, dit worden er uiteindelijk maximaal 6, meestal maar 4. De broedtijd is zowat 12 à 14 dagen. Beide ouders broeden afwisselend maar het wijfje neemt wel het grootste deel voor haar rekening. Vanaf het uitpikken der eieren is het een zware klus voor de ouders. De jongen sperren ononderbroken de bek en deze moet zonder uitstel steeds gevuld worden. In deze periode zal je ook niet moeten luisteren naar het gezang van het mannetje, hij heeft wel wat anders te doen dan de mensheid op te vrolijken. Aanvankelijk worden kleine insecten en spinnen gevoerd, na de 5de dag krijgen ze al wat grotere brokken voeding met o.a. maden. Na ongeveer 14 dagen verlaten de jongen het nest. De ouders voeren dan nog geruime tijd verder terwijl de jongen dartel en speels te keer gaan in het struikgewas. Na een 5-tal weken beginnen de jonge mannetjes reeds te oefenen in de zangkunst onder leiding van papa de rietzanger. Korte tijd nadien begint dan de rui en beginnen ze zich stilaan op te maken en voor te bereiden om hun zomerverblijf te gaan opzoeken.
Ik ben Theunis Julien, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TJip.
Ik ben een man en woon in Mijngebied - Beringen (Belgisch Limburg) en mijn beroep is Typograaf - Drukker .
Ik ben geboren op 24/08/1939 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Ornithologie - Fotografie - Fauna en Flora - Verslaggeving - Interviews - Fotosessies.
Ben vooral bekend om mijn "Scherpe pen" - Sommige artikels laten een wrange nasmaak achter bij nogal wat indi