Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    10-12-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kunst van het vliegen – deel 3

    Geraadpleegde bron: FWIET – vogelmagazine 10 ‘Extremadura’ [Kim Verhaeghe]

    Hoe vliegen vogels? 

    Stilaan is de vogelvlucht voor de wetenschap geen mysterie meer. Dankzij moderne hogesnelheidscamera’s, speciale technieken die luchtstromingen bij de vleugels zichtbaar maken, computermodellen en zelfs windtunnels waarin vogels vliegen, weten we al vrij goed hoe vogels door de lucht voortbewegen – al moet je eigenlijk ingenieursstudies volgen om het echt in detail te begrijpen.

    Zo eenvoudig mogelijk verwoord: vleugels vangen lucht en zetten die om in draagkracht. Ze wekken die zogenaamde lift op door snel voorwaarts te bewegen. Als je het zelf eens wil ervaren, houd dan eens je hand uit het raam van een rijdende auto. Als je je hand vlak houdt, voel je al een licht opwaartse kracht. Draai je handpalm nu een beetje schuin naar de rijrichting en je hand wordt krachtig omhoog gedrukt.

    Vleugels vergroten ook het oppervlak van een vogel ten opzichte van zijn gewicht, waardoor die langzaam als het ware uit de lucht valt. Dat principe kent zijn toepassing bij de valscherm: een groot doek, weinig gewicht en je daalt veilig naar beneden. Zelfs als 2 voorwerpen even zwaar zijn, zweeft het object met het grootste valschermoppervlak beter dan het object met een kleiner valschermoppervlak. Kleine vogels hebben van nature een groot oppervlak in verhouding tot hun gewicht, waardoor hun vleugels voldoende lucht vangen om te vliegen. Grotere vogels hebben een grotere oppervlakte nodig. Hun vleugels zijn buitenproportioneel groot. 

    Ook de vliegsnelheid speelt een rol. Hoe sneller een vogel vliegt, hoe meer lift elke cm² vleugeloppervlak produceert. Daarom hebben sommige snelle vogels relatief kleine vleugels. Bij hoge snelheid is het oppervlak efficiënt genoeg om het lichaam in de lucht te houden. Langzaam vliegende vogels of zwevers hebben juist grote vleugels nodig om voldoende draagkracht te creëren.

    Veren vergroten de vliegmogelijkheden van vogels. Ze zijn dan ook vederlicht, maar toch stevig genoeg om het gewicht van de vogel te dragen, terwijl de botten in de vleugel kort blijven. De echte vleugelbotten reiken slechts tot halverwege de vleugel; de rest van het oppervlak bestaat uit de waaier veren. De veren zijn enorm soepel die de vogels kunnen aanpassen tijdens de vlucht. Bij het stijgen zetten ze de vleugels boller om er meer lucht onder te vangen. Bij een snelle voorwaartse vlucht houden ze de vleugels vlakker om snelheid te halen. Omdat hun vleugels zo buigzaam zijn, kunnen ze de lucht onder hun vleugels niet alleen naar beneden drukken om hun gewicht te dragen, maar ook naar achteren bewegen, waardoor de vogel vooruitkomt.

    Hoewel de vleugels in de voortbeweging een voorname rol spelen, is de staart minstens zo belangrijk. Bij veel kleine vogels levert de staart tijdens korte glijfases ongeveer 10 tot 15% van de lift. Bovendien helpt de staart om de luchtstroom achter het lichaam te stabiliseren en zo de luchtweerstand te verminderen. Bij roofvogels is aangetoond dat de staart zelfs de efficiëntie van de vleugels verhoogt door de neerwaartse luchtstroom gelijkmatiger te verdelen.

    Waarom vliegen vogels?

    Biologisch gezien is vliegen voor vogels vooral een middel om te overleven en zo de kans op het nageslacht te vergroten. Het geeft vogels toegang tot voedselbronnen, die anders onbereikbaar zouden zijn: insecten in de lucht, vissen in het water, bessen in struiken of fruit in boomtoppen. Dankzij hun vleugels kunnen ze bovendien nesten bouwen hoog in bomen of op kliffen, ver weg van roofdieren. 

    Vliegen betekent ook snelheid maken. Voor roofvogels is het de sleutel om bliksemsnel toe te slaan, voor kleinere vogels een manier om aan vijanden te ontsnappen. Daarnaast opent de lucht een nieuwe dimensie: bergen, eilanden en verre continenten liggen binnen bereik. De Noordse stern bv. legt elk jaar 40 000 km af tussen de Noord- en Zuidpool, de langste migratie in het dierenrijk. Migratie is misschien wel de indrukwekkendste uiting van het vliegende bestaan. Vogels kunnen zo de beste omstandigheden volgen: zomers vol voedsel om te broeden en warmere winters om te overleven.

    Met al die voordelen lijkt het wat vreemd dat sommige vogels niet vliegen, of niet meer. Veel loopvogels konden ooit vliegen, maar evolueerden naar een bestaan op de grond. Meestal gebeurde dat op eilanden zonder roofdieren, waar vogels ooit wel naartoe vlogen, maar daarna hun vliegvermogen gaandeweg verloren. Vliegen kost veel energie en als er geen vijanden zijn, is het eigenlijk overbodig. Die evolutie werd helaas ook hun ondergang toen mensen op die eilanden toekwamen en er hun jachtlust botvierden. Ook de katten, honden, hermelijnen en ratten aan boord van de ontdekkingsschepen zorgden voor de nodige ellende. Vogels die hun vleugels hadden verloren, konden zich nauwelijks verdedigen. De slachting onder de niet-vliegers was enorm. Van de 581 vogelsoorten die sinds het laat-pleistoceen (zo’n 126 000 jaar geleden) door menselijk toedoen uitstierven, waren er minstens 166 niet-vliegend. Dat is meer dan het drievoudige van het aantal loopvogels dat vandaag nog bestaat.

    Enkele specimen, het kort beschreven

    De Afrikaanse struisvogel is de grootste en snelste landvogel ter wereld, die met een lengte van 2.80 m en een gewicht van 150 kg een snelheid van 40 km / u gedurende een half uur kan volhouden en pieken kan bereiken van 75 km / u. Zijn gespierde poten stellen hem in staat om stappen van 5 m te maken, wat een niet te versmaden voordeel is wanneer hij moet ontsnappen aan jagende roofdieren, zoals leeuwen of cheeta’s (jachtluipaarden)

    De kiwi, afkomstig uit Nieuw-Zeeland, ongeveer 3 kg zwaar en 65 cm hoog is uniek door zowel zijn uiterlijk als gedrag. De veren lijken meer op haren die de onontwikkelde vleugeltjes helemaal bedekt. De kiwi heeft geen staart maar wel een unieke, lange snavel (15 cm), waarin de neusgaten aan het uiteinde zitten. Dit geeft hem een sterk ontwikkeld reukorgaan ter compensatie van zijn beperkte zicht, waarmee hij in de grond woelt op zoek naar wormen en insecten.

    De pinguïns zijn waarschijnlijk de meest populaire vleugelloze vogels. Deze in het zuidelijk halfrond (Antarctica) levende vogels tellen 18 soorten, allemaal perfect aangepast aan het leven in het water. Hun vleugels zijn getransformeerd tot vin-vormige ledematen waardoor ze pijlsnel kunnen zwemmen. Hun dicht opeengepakte, stijve veertjes die een waterdichte vacht vormen (glimmend en glad oppervlak), beschermen hen tegen de vrieskou (dikke isolerende laag). Een olieachtige stof uit een klier bij de staart zorgt voor de waterdichtheid (zie foto koningspinguïn).

    De kakapo of uilenpapegaai (2 tot 4 kg zwaar) is de enige papegaai die niet kan vliegen. Hij onderscheidt zich door zijn geelgroen verenpak en rustige gedrag. Deze Nieuw-Zeelandse herbivoor staat bekend om zijn lange levensduur (90 jaar) en zijn neiging om stokstijf te blijven bij gevaar. Deze verdedigingsreflex, ongeschikt tegen geïntroduceerde roofdieren, heeft echter bijgedragen aan zijn achteruitgang. De vogel speelde een voorname rol in de Maori-mythologie en was ook economisch van belang als voedselbron en voor de veren (kleding).

    De helmkasuaris is één van de gevaarlijkste vogels ter wereld. Met een lengte van 1.7 m en een gewicht tussen de 70 en 100 kg, leeft hij in de regenwouden van Australië en Nieuw-Zeeland. Deze vogel staat bekend om zijn vermogen hoog te springen en dodelijke trappen uit te delen. Om zijn kuikens of jongen te beschermen, gaat hij agressief in de aanval en kan hij met zijn 12 cm lange midden-klauw ernstige verwondingen toebrengen. Zijn krachtig gespierde poten laten hem toe snelheden van 50 km / u te halen en zijn botachtige helm helpt hem door de dichte vegetatie te navigeren.











    10-12-2025 om 17:44 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-12-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kunst van het vliegen – deel 2

    Neerstorten zonder te crashen

    De snelste zwever ter wereld benut niet de wind, maar de zwaartekracht om heel veel vaart te maken. In een gestroomde vrije val kan een slechtvalk meer dan 300 km / u halen om zich op een vliegende prooi te storten. De slechtvalk dankt die ongelooflijke prestatie aan een combinatie van factoren: smalle puntige vleugels voor minimale luchtweerstand, sterke borstspieren en een lichaam dat in een perfecte aerodynamische pijl kan worden omgevormd. 

    De Jan-van-Gent presteert iets gelijkaardigs om zich als een speer in de zee te boren. Hij laat zich vanop grote hoogte in het water storten, om een prooi onder het wateroppervlak te vangen en zich vervolgens te draaien en weer naar boven te zwemmen. De noordelijke Jan-van-Gent klimt tot wel 40 m hoog in de lucht en bereikt bijna 100 km / u wanneer hij door het wateroppervlak klieft. Dankzij die snelheid duikt hij wel tot 35 m diep om daar een sappige sardine uit het water te plukken. De vogels houden hun vleugels tijdens hun duikvlucht gespreid om ze pas in de laatste sec dicht tegen hun lijf te klemmen. Zo verliezen ze amper snelheid wanneer ze het water raken. Jan-van-Genten zijn perfect uitgerust voor deze uitzonderlijke duiktechniek. Ze ademen via dunne spleten in hun bovenkaak die sluiten wanneer de vogel duikt; hun schedel is verstevigd en in hun borst zitten luchtkussens die dienen als airbag. Het stuntwerk van de slechtvalk en de Jan-van-Gent is levensgevaarlijk. Allebei lopen ze het risico om hun nek te breken. Maar dat risico nemen ze, anders zouden ze verhongeren.

    De torenvalk pakt die uitdaging iets rustiger aan. Hij blijft ter plaatse hangen in de lucht, flapperend met de vleugels en de blik aandachtig op de grond gericht. Tijdens dit ‘bidden’ vindt de torenvalk een volmaakte balans. Zijn fladderende vleugels bewaren de hoogte, terwijl zijn wijd uitgespreide staart werkt als een roer waarmee hij kleine sturingscorrecties maakt. Het meest verbluffende is misschien nog wel zijn kop: terwijl de rest van het lichaam voortdurend in beweging is om in de lucht te blijven, houden zijn nekspieren de kop bijna volledig stil. Zo kan de roofvogel met scherpe precisie de bodem afspeuren. Om ter plaatse te kunnen vliegen, heeft een torenvalk tegenwind nodig. Hij vliegt met dezelfde snelheid als de wind tegen hem in, waardoor hij ter plaatse blijft hangen. Vergelijk het met tegen de stroom in zwemmen of naar boven stappen op een dalende roltrap. Het bidden kost een torenvalk dan ook veel energie. Daarom doet hij dit meestal maar kort en alleen als er echt kans is om een prooi op te sporen. Zodra dit het geval is, duikt hij pijlsnel naar beneden.

    Stilhangen in de lucht is een van de meest energieverslindende vormen van vliegen. De meeste vogels vermijden het daarom of missen zelfs de kracht om bij lage snelheden in de lucht te blijven. Kolibries kunnen het wel en hebben er zelfs hun handelsmerk van gemaakt. Ze kunnen aan hoge snelheid en met een perfecte beheersing ter plaatse, zijwaarts en achterwaarts vliegen, terwijl ze zich van bloem naar bloem bewegen. Hun hele lichaamsbouw is erop aangepast. Kolibries hebben kleine, lichte torso’s met relatief grote en stevig gespierde vleugels, waarmee ze een hoge slagfrequentie halen – tot wel 80 keer / sec bij sommige soorten. Ook de manier waarop kolibries met hun vleugels slaan is bijzonder: vanuit hun polsen in de vorm van een acht. Hierdoor kunnen kolibries in tegenstelling tot andere vogels zowel de neerwaartse als de opwaartse vleugelslag gebruiken om lift op te wekken. Bij de meeste vogels levert de opwaartse slag nauwelijks ondersteuning, maar met de ingenieuze rotatie van hun vleugels weten kolibries tijdens de opwaartse beweging extra lift te creëren. Hierdoor kunnen ze stabiel voor een bloem blijven hangen terwijl ze nectar drinken.

    Ook de vleugelspieren van de kolibrie zijn uitzonderlijk. Waar de meeste vogels een kleine spier gebruiken om de vleugel omhoog te brengen, is deze spier bij kolibries ongewoon groot en krachtig, ongeveer de helft van de borstspier die de neerwaartse slag aandrijft. Beide spieren bestaan uit vezels met gigantische mitochondriën, de energiefabriekjes van dierlijke cellen, waardoor kolibries extreem hoge vleugelslagfrequenties aankunnen. Kolibries hebben dan ook een van de hoogste stofwisselingssnelheden van alle gewervelde dieren. Hun spieren kunnen schakelen tussen het verbranden van suikers en vetten, afhankelijk van de omstandigheden. Tijdens migraties vertrouwen ze op vetreserves, maar bij een intensieve vlucht gebruiken ze liever qlucose, die sneller wordt omgezet in energie. 

    Niet alleen de spieren, maar ook het skelet van de kolibrie is aangepast om als een helikopter stil in de lucht te blijven hangen. De bovenarm is kort en stevig en staat bijna haaks op de vleugel. Dit maakt een grote rotatie mogelijk, waardoor de vleugels net als kleine propellers functioneren. Bovendien hebben kolibries extreem lange handpennen (de buitenste slapennen), die meer dan 70 % van het vleugeloppervlak uitmaken. Door deze te draaien tijdens de opwaartse slag, ontstaat een bijna tegengesteld vleugelprofiel, waardoor ook die vleugelslag lift oplevert. 

    Hun vermogen om stil in de lucht te hangen en in elke richting te vliegen, is het resultaat van miljoenen jaren evolutie en een doorgedreven specialisatie in het speuren naar nectarrijke planten als energiebron. Inmiddels zijn er meer dan 300 soorten kolibries, die vaak een nauwe relatie hebben met specifieke planten. De manier waarop kolibries vliegen, lijkt trouwens sterk op die van insecten. Het meest opvallende beestje dat in bloemenrijke tuinen voorkomt, is met voorsprong de kolibrievlinder. Die lijkt op een dikke hommel met enorme vleugels en met een beetje fantasie ook op een echte kolibrie. De kolibrievlinder maakte een gelijkaardige evolutie door.

    De rustgevende kalmte van zwevende gieren staat in schril contrast met de volgende vliegers. Denk maar aan de gierzwaluw, misschien wel de meest opvallende stuntpiloot in onze eigen regio. Gierzwaluwen schieten met duizelingwekkende snelheid door de lucht, tot soms wel 200 km / u en doen dat het liefst luid krijsend. De vlucht van gierzwaluwen is acrobatische gymnastiek van het allerhoogste niveau: ze combineren topsnelheid moeiteloos met halsbrekende manoeuvres, bij voorkeur rakelings langs de gebouwen en andere hoge hindernissen. Ze danken dat atletisch vermogen aan hun smal, gestroomlijnd lichaam dat de luchtweerstand tot een minimum beperkt. Hun sikkelvormige vleugels geven hen snelheid en wendbaarheid. Hun gevorkte staart werkt als een roer waarmee ze razendsnel kunnen bijsturen, remmen of een scherpe draai maken. Naast de sprint winnen de (gier)zwaluwen ook de marathon, door elk jaar duizenden km af te leggen tussen hun broedgebieden in Europa en hun overwinteringsplaatsen in Zuid-Afrika. De gierzwaluw brengt sowieso al het grootste deel van zijn leven in de lucht door. Jonge gierzwaluwen kunnen maandenlang onafgebroken vliegen, waarbij ze zelfs slapen tijdens korte zweefmomenten.

    Een andere vogel die – ondanks zijn ‘banaliteit’ – toch ook opvalt tijdens zijn baltsvlucht is de houtduif. De doffer vliegt eerst omhoog, klappert dan met de vleugels en laat zich vervolgens in een opvallende glijvlucht naar beneden vallen. Het lijkt alsof hij de vleugels tegen elkaar slaat, maar eigenlijk zijn het de slagpennen die klappen, net zoals wij met onze vingers knipperen. De sowieso al zeer elegante kiekendieven tillen hun baltsvluchten nog een moeilijkheidsgraad hoger. Mannetje en vrouwtje buitelen, duiken en maken scherpe bochten. Soms laat het mannetje in de lucht een prooi vallen, die het vrouwtje vliegend opvangt.

    Daar waar het bij gierzwaluwen, kiekendieven en houtduiven draait om showgehalte, houden kerkuilen het muisstil. Kerkuilen kunnen geruisloos vliegen. Dat merk je niet alleen wanneer je het geluk hebt om een exemplaar te zien vliegen, het is ook wetenschappelijk aangetoond. Onderzoekers lieten allerlei vogels over een rij microfoons vliegen. Slechtvalken bv. produceren bij elke vleugelslag een duidelijk hoorbaar geluid. Maar toen ze een kerkuil over de microfoons lieten vliegen, registreerden die helemaal niets. Het geheim van de stille uilenvlucht zit ‘m in bijzondere slagpennen, die aan de voorrand zijn voorzien van scherpe gekartelde randen. Die neutraliseren de luchtturbulentie die bij andere vogels vleugelgeruis veroorzaakt. De veren van uilen zijn ook niet glad en hard zoals bij veel andere vogels, maar bedekt met een soort donzige, zachte structuur. Wanneer de lucht naar de achterkant van de vleugel stroomt vermindert die gerafelde structuur het ruisen van de luchtstroom nog verder. Uilen hebben relatief, grote, brede vleugels vergeleken met hun lichaamsgewicht. Dat geeft ze veel draagkracht en laat hen traag en zwevend vliegen, zonder de snelle vleugelslagen die normaal lawaai maken. De combinatie van die 3 factoren zorgt voor een bijna onhoorbare en voor prooien dodelijke vlucht.











    04-12-2025 om 16:07 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-11-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kunst van het vliegen – deel 1

    Geraadpleegde bron: FWIET – vogelmagazine 10 ‘Extremadura’ [Kim Verhaeghe]

    Opstijgende vale en monniksgieren die cirkeltjes in het luchtruim maken, het is een van de typische beelden waar vogelliefhebbers in Extremadura mee worden verwend. Maar er zijn nog wel meer vogels die met indrukwekkende vliegpatronen uitpakken.

    De gieren gebruiken kolommen van opstijgende lucht of thermiek, die ontstaat wanneer de zon de aarde ongelijk verwarmt. Donkere oppervlakken, zoals rotsen of akkers, warmen sneller op dan bossen of water. De warme lucht boven zo’n plek wordt lichter en stijgt op, terwijl koelere lucht op de begane grond toestroomt en hetzelfde proces doorloopt. 

    Zo ontstaat een thermiekbel met opstijgende lucht waarin de gieren kunnen stijgen zonder met hun vleugels te slaan. De vogels hebben vleugels met een grote vleugelspanwijdte, soms wel 3 m van tip tot tip. Hierdoor hebben ze veel draagvermogen en kunnen ze zweven. Eenmaal in die thermiekkolom cirkelen ze langzaam omhoog. Eenmaal ze voldoende hoogte hebben, kunnen ze in glijvlucht naar een volgende thermiekbel zweven en van daaruit weer spiraalsgewijs opstijgen.

    Zweven op thermiek stelt vogels in staat om grote afstanden af te leggen op zoek naar voedsel, zonder kostbare energie te verbruiken. Andescondors, met hun gewicht van meer dan 10 kg, zouden zonder thermiek zelfs amper kunnen vliegen. De energiekost van vleugelslagen is voor hun zware lijf gewoon te hoog. Dankzij kleine zenders die wetenschappers op hun rug bevestigden, weten we ook hoe ontzettend weinig vleugelslagen de condors uitvoeren. Ze vliegen gemiddeld zo’n 3 u per dag, maar slaan in totaal minder dan 2 min met hun vleugels. Zelfs in de winter bleken de vogels genoeg te hebben aan ongeveer 2 sec vleugelslagen per km. De grootste inspanningen dienen geleverd bij het opstijgen: 75% van de vleugelslagen gebeurt bij het opvliegen.

    Glijden naar Afrika 

    Condors en gieren zijn uiteraard zijn niet de enige vogels die thermiek gebruiken. Ook bij ons zie je buizerds en andere roofvogels vaak cirkelen op warme luchtstromen. Ooievaars maken op een vergelijkbare manier gebruik van thermiek, maar bij hen speelt migratie een grote rol. Tijdens hun jaarlijkse trek tussen Europa en Afrika vermijden ooievaars lange stukken over zee, omdat daar geen thermiek ontstaat. In plaats daarvan volgen ze routes over land, waar ze thermiekbellen vinden boven warme vlaktes en landbouwgebieden. Daar cirkelen ze omhoog, om vervolgens naar de volgende thermiekbel af te glijden. Dit patroon – stijgen, glijden, opnieuw opklimmen – herhalen ze ontelbare keren, waardoor ze duizenden km afleggen zonder veel energie te verbruiken. Dat het doel verschilt (gieren zoeken voedsel, ooievaars willen reizen) zie je ook aan de vleugels van beide vogels. Gieren hebben vaak bredere vleugels voor maximale lift bij lage snelheden, terwijl ooievaars iets smallere vleugels hebben, die beter geschikt zijn voor combinatievluchten van passief glijden en actief klapwieken, wanneer nodig.

    In 2018 ontdekten wetenschappers iets bijzonders over deze zwevende trektochten. Ze rusten een groep ooievaars met kleine gps-zenders en bewegingssensoren uit. Daarmee konden ze precies zien waar de vogels vlogen, hoe snel ze gingen en hoe vaak ze met hun vleugels sloegen. De onderzoekers ontdekten dat ooievaars wel in groepen vliegen, maar daarin hun eigen rol hebben. Er zijn leiders en volgers. De leiders verkennen als eersten een thermiekbel. Ze rijzen omhoog en kiezen de trekroute. De volgers doen hen na, maar moeten vaker klapwieken om bij te blijven. Dat kost meer energie waardoor de volgers uiteindelijk minder ver migreren. De leiders bereiken vaak Afrika; de volgers stoppen soms al in Zuid-Europa. Omdat de vogels hun eerste trektocht gebruiken om te leren, blijven ze later in hun leven vaak hetzelfde gedrag vertonen. Met andere woorden: als hun ouders leiders zijn, leren de jongen leiden. Zijn hun ouders volgers, dan zullen ook zij hun hele leven lang blijven volgen. Het onderzoek toonde aan dat vogeltrek niet alleen gaat over instinct of kracht, maar ook over sociale interactie.

    Surfen boven de zee

    Thermiek is handig, maar geen vereiste om te zweven. Heel wat zeevogels spelen met de wispelturige wind boven het wateroppervlak om te vliegen zonder te flapperen. De albatros is er een meester in. Hij gebruikt zijn reusachtige vleugels – de grootste hebben een spanwijdte van meer dan 3.4 m – om te zeilen op de wind. De vogel gebruikt natuurlijke windstoten boven de zee om draagkracht te zoeken of laat zich vanop grote hoogte met gestrekte vleugels met de wind meeslepen. Dankzij de zwaartekracht en rugwind bouwt hij zijn snelheid op. Beneden wendt de albatros zich lichtjes om zodat hij met zijwind in de vleugels terug omhoog wordt gestuwd. Daarna volgt opnieuw een glijvlucht met de wind mee. Dankzij die roetsjbaan-techniek kan de albatros, ondanks zijn 7 kg, honderden tot zelf duizenden km afleggen op amper een paar vleugelslagen. De vogels worden geholpen door een ‘schouderslot’, een pees die de enorme vleugels vergrendelt van zodra ze worden uitgestrekt. Hun buisvormige neusgaten doen ook dienst als windmeter, om veranderingen in de luchtsnelheid te meten en zo op de juiste hoogtes en bij de juiste windsnelheden de wind te ‘pakken’. Op het eind van zijn leven kan een albatros meer dan 1.6 miljoen km gevlogen – hoofdzakelijk gezweefd – hebben.

    Samenleven met zeewinden en er zelfs afhankelijk van zijn, heeft ook nadelen. Terwijl wij beschutting zoeken bij slecht weer, brengen veel zeevogelsoorten de winter boven zee door, waar ze genadeloos worden blootgesteld aan zware winterstormen. Als bij wonder slagen zeevogels er meestal in om die te overleven, al spoelen op het strand soms duizenden dode en uitgemergelde zeevogels aan. In 1983 werden in Groot Brittannië 34 000 kadavers van alken aangetroffen.

    Hoe het komt dat zeevogels soms wel en soms niet bestand zijn tegen winterstormen, weten we eigenlijk niet. Maar onderzoekers van de Swansea University in Wales, die met behulp van minuscule sensoren 1 500 vogels volgden, stelden recent vast dat het energieverbruik van onder meer papegaaiduikers, zeekoeten en kleine alken tijdens de storm niet uitzonderlijk hoog hoeft te zijn. Het echte probleem lijkt eerder dat vogels geen voedsel kunnen zoeken. Sterke golven maken duiken moeilijk of onmogelijk en troebel water belemmert het opsporen van prooien. Kleine vogels, zoals de 150 g wegende kleine alk, hebben nauwelijks vetreserves. Afhankelijk van de soort kunnen zeevogels in de winter slechts 2 tot 8 dagen zonder voedsel. In de koudste maanden is dat zelfs nog korter. Een paar dagen zonder eten tijdens of na een storm kan dus het verschil betekenen tussen overleven en sterven.

    Zeevogels laten zich uiteraard niet zomaar verrassen. De meeste soorten slagen erin zware stormen te ontlopen. Pelikanen trekken naar de kust, sterns verlaten hun broedkolonies en grote fregatvogels gebruiken sterke winden om rond het stormgebied te vliegen. Toch lukt het veel Noord-Atlantische zeevogels niet om aan een cycloon te ontsnappen. Hun vliegvermogen is beperkt: soorten zoals alken zijn aangepast aan duiken, niet aan langdurig vliegen in harde wervelwind. Bovendien bestrijken stormen vaak een groot gebied en verplaatsen ze zich te snel. Dat zeevogels toch blijven overwinteren in stormgevoelige gebieden, suggereert dat de strategie op populatieniveau loont: voldoende individuen overleven, ook al vallen er soms grote aantallen slachtoffers. 











    25-11-2025 om 16:24 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-11-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het vogelgriepvirus slaat ferm toe

    Geraadpleegde bronnen: Vogels kijken: uitbraak van de vogelgriep – Animal Rights vzw – FAVV – Sciensano – wetenschappelijke review over HPAI

    Over de herfstmigratie van de kraanvogels in de voorbije weken kunnen we kort zijn: er is nauwelijks beweging. De aanhoudende regen en vooral de stevige west- tot zuidwestenwinden – pure tegenwind – hebben de trek sterk afgeremd. Alleen wanneer de wind tijdelijk afnam, zoals afgelopen vrijdag, kwamen enkele honderden kraanvogels vanuit Noord-Duitsland in beweging. Dat toont aan dat de migratiedruk wel groot is en dat bij de eerstvolgende gunstige weersomstandigheden een massale trek vrijwel zeker op gang zal komen.

    Toch meldt men vanuit Duitsland dat de verplaatsingen opvallend anders verlopen dan anders. Er worden op de migratieroute veel nachtelijke vluchten waargenomen, wat in de herfst eerder uitzonderlijk is. De groepen zijn kleiner dan gebruikelijk en vertrekken vaak pas in de namiddag, rond 13u30. Bovendien zijn er kraanvogels waargenomen die terugkeren van hun tussenstop in Nedersaksen naar het noordelijker gelegen eiland Rügen (Mecklenburg-Voor-Pommeren). Dankzij geringde en gezenderde vogels kon men deze ongewone bewegingen nauwkeurig opvolgen. Het lijkt erop dat de kraanvogels gedesoriënteerd raken.

    De verklaring voor dit zonderlinge gedrag ligt vermoedelijk in de uitbraak van het vogelgriepvirus dat de kraanvogelpopulatie teistert van Noord-Duitsland tot Spanje. Alleen al in Duitsland werden minstens 5 000 dode vogels geruimd. In het Franse Lac du Der, een belangrijk kruispunt op de migratieroute, werden reeds 4 600 slachtoffers aangetroffen (en dat enkel binnen het meer zelf, niet op de omliggende akkers). 

    In Spanje bij de slaapplaatsen in La Sotonera  en Gallocanta (beiden in Aragón) telt men al ruim 500 dode vogels. Ook uit Centraal- en Zuidwest-Frankrijk komen alarmerende berichten. Vermoedelijk zijn inmiddels al tienduizenden kraanvogels gestorven aan het hoog-pathogene vogelgriepvirus H5N1 en aan de ellende lijkt voorlopig geen einde te komen.

    Een virus dat zich razendsnel verspreidt

    Het is cruciaal dat kadavers snel worden verwijderd om verdere verspreiding te voorkomen.  De besmetting blijft immers niet beperkt tot kraanvogels; ook knobbelzwanen, ooievaars en grote zilverreigers werden dood aangetroffen. Roofvogels, zoals buizerds, wouwen en zeearenden (aaseters), lopen eveneens risico.

    Het virus, de hoog-pathogene H5N1-variant, is uiterst besmettelijk. Geïnfecteerde vogels vertonen al binnen enkele uren symptomen en sterven meestal binnen de drie dagen. Het tast ademhalingswegen, spijsvertering en zenuwstelsel aan, wat leidt tot verzwakking, coördinatieproblemen en vaak verdrinking. 

    Omdat het virus in uitwerpselen tot 45 dagen kan overleven bij 4°C (en slechts enkele dagen bij hogere temperaturen), blijft besmet water een belangrijke verspreidingsbron. Wie in besmette gebieden wandelt, moet dus voorzichtig zijn: uitwerpselen onder schoenzolen kunnen het virus ongewild verder verspreiden. Bij het vinden van dode of zieke vogels, is het essentieel om dit te melden bij officiële instanties (Sciensano 0800 / 99 777).

    Hoewel mensen en andere zoogdieren doorgaans niet erg vatbaar zijn, blijft voorzichtigheid geboden, ook voor huisdieren die met dode of zieke vogels in contact kunnen komen.

    In België zijn recent nieuwe gevallen van hoog-pathogene vogelgriep vastgesteld op  commerciële pluimveebedrijven in Houthulst (West-Vlaanderen) en Ravels (Antwerpen) en bij een particuliere houder in Welkenraedt. Daardoor zijn opnieuw beperkingszones ingesteld en is de ophokplicht en afscherming voor professionele houders weer van kracht. Waakzaamheid blijft cruciaal, want het virus circuleert nog steeds bij wilde vogels.

    Een vicieuze cirkel 

    De uitbraak van H5N1 is geen op zichzelf staand fenomeen. Steeds duidelijker wordt dat herhaalde opflakkeringen van vogelgriep niet alleen het gevolg zijn van natuurlijke migratiepatronen, maar ook van menselijke invloeden. 

    De intensieve pluimveehouderij creëert wereldwijd enorme concentraties van vogels die genetisch sterk op elkaar lijken – een ideale voedingsbodem voor virussen die zich razendsnel kunnen aanpassen. Wanneer zulke bedrijven besmet raken, worden miljoenen dieren geruimd. Toch blijft het virus circuleren, vaak via wilde vogels die in contact komen met besmette uitwerpselen of voer.

    De meeste virologen zijn het er over eens dat hoog-pathogene vogelgriepvarianten (zoals H5N1 of H5N8) meestal ontstaan uit laag-pathogene voorlopers, die circuleren bij watervogels. Zolang het virus zich onder wilde vogels verspreidt, blijft de besmettingsgraad doorgaans relatief mild. Pas wanneer het virus via besmet water of mest in contact komt met gedomesticeerde vogels in hoge dichtheden (kippen, kalkoenen), kan het muteren tot een agressieve variant. In die overvolle stallen vindt het virus miljoenen gastheren, her-infecties en re-combinaties die de virulentie versterken. Dat maakt dat de intensieve pluimveehouderij een soort ‘versneller’ van evolutie is: een laboratorium zonder muren waar mutaties sneller ontstaan dan in de vrije natuur.

    Zodra een agressieve variant ontstaat, kunnen migrerende wilde vogels die opnieuw opnemen en meedragen over lange afstanden. Recente studies tonen aan dat wilde vogels inderdaad een sleutelrol spelen bij de verspreiding van HPAI (highly pathogenic avian influenza), maar zelden de eerste veroorzakers zijn. 

    Hun rol is die van ‘vector’: ze pikken het virus op in besmette regio’s, vliegen duizenden kilometers en brengen het – vaak zonder zelf ziek te worden – naar nieuwe gebieden waar pluimvee opnieuw besmet geraakt. Het resultaat is een ingewikkeld netwerk van wederzijdse besmettingen: wilde vogels besmetten pluimvee, pluimvee besmet wilde vogels en zo ontstaat een cyclus die moeilijk te doorbreken is.

    De recente uitbraken in West-Europa tonen aan dat het virus tegenwoordig zowel in de natuur als in landbouwsystemen circuleert. Volgens Sciensano en het FAVV (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen) worden besmette wilde vogels geregeld aangetroffen, maar vaak in de buurt van intensieve pluimveeregio’s. Dat doet vermoeden dat de grens tussen ‘natuurvirus’ en ‘stalvirus’ vervaagt. 

    Critici – onder wie ook verschillende vogelliefhebbers en dierenwelzijnsorganisaties – vragen zich dan ook af of de focus op wilde vogels als schuldigen niet te kort door de bocht is. Hun redenering: zolang de vee-dichtheid en het transport van levende dieren zo hoog blijven, zal de kans op nieuwe mutaties en verspreiding altijd groot zijn.

    Daarnaast spelen klimaatverandering en landgebruik (ruimtelijke ordening) een rol. Veranderende neerslagpatronen en temperaturen verschuiven de migratieroutes en verblijfsgebieden van trekvogels. Natte winters en zachte lentes zorgen voor langere overlevingsperiodes van het virus in water en modder. Tegelijk dringen menselijke activiteiten – landbouw, infrastructuur, toerisme – steeds verder door in de broed- en rustgebieden van wilde vogels. 

    Het resultaat is een vicieuze cirkel: intensieve veehouderij, milieudruk en natuurlijke migratie versterken elkaar in een complex web van overdracht.

    Bioveiligheidsbeleid

    Om die cirkel te doorbreken, is meer nodig dan noodmaatregelen en ruimen. Er is nood aan systeemdenken:

    ·        - een landbouw die minder afhankelijk is van grootschalige productie-eenheden;

    ·         - een beter beheer van natte natuurgebieden waar wilde vogels samenkomen;

    ·         - internationale samenwerking om monitoring en preventie te versterken;

    ·         - en vooral: een eerlijk debat over hoe onze voedselproductie samenhangt met de gezondheid en de ecosystemen.

    Wat de recente wetenschappelijke discussies vooral duidelijk maken, is dat vogelgriep geen zuiver ‘natuurlijke‘ ramp is. Ze is een symptoom van hoe we met dieren, ruimte en landbouw omgaan. Of het virus nu in een waterplas of een stal begint, het verspreidt zich pas zo snel door de manier waarop mens en natuur elkaar raken.

    Misschien moeten we niet enkel zoeken ‘waar’ het virus vandaan komt, maar vooral ‘waarom’ het steeds opnieuw zulke vruchtbare grond vindt.











    11-11-2025 om 17:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-10-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De zwartkop, een ware operazanger

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de zwartkop [Dirk Draulans]

    Hij is misschien wel de meest volhardende zanger in onze tuinen: de zwartkop. Wanneer andere vogels op het einde van het broedseizoen stoppen met zingen, gaat hij nog een tijdje door. In de vroege zomer is hij soms de enige soort die je geregeld hoort. De zang van een zwartkop is wondermooi. Hij wordt weleens de ‘Maartse nachtegaal’ genoemd.

    Het gezang begint met een aarzelend, amper hoorbaar gefezel (zacht babbelend), maar dat gaat crescendo over in luide, heldere tonen die uitmonden in een uitbarsting van levensvreugde. En dat telkens opnieuw met variaties. Het is niet verwonderlijk dat de zwartkopzang een sleutelrol kreeg in een opera van de Franse componist, organist en ornitholoog, Olivier Messiaen (1908-1992) over het leven van de natuurminnende Sint Franciscus van Assisi. Een nagespeeld herkenbaar riedeltje uit de zang evoceert de heilig verklaarde man. (Réveil des oiseaux).

    Zwartkopmannetjes zijn overwegend grijsbruin met een opvallend zwart petje. Vrouwtjes zijn bruinig met een kastanjebruin kapje. De ogen zijn diep zwart met een karakteristieke witte oog-ring en de zwarte snavel is puntig. De poten hebben een donkere grijstint. 

    Hoewel steeds meer van onze zwartkoppen de neiging hebben om in de winter hier te blijven, trekken de meeste in oktober nog altijd naar het zuiden, vaak in de buurt van het Middellands Zeegebied of soms verder Afrika in. Door de klimaatopwarming gebeurt de terugkeer in de lente wel steeds vroeger, nu al in de tweede helft van maart. Dat is een kleine maand eerder dan een halve eeuw geleden. In de weken voor hun vertrek uit hun wintergebied, beginnen mannetjes al hun zang te oefenen. Die moet vloeiend klinken als ze wat later hun broedterritorium moeten afbakenen en verdedigen.

    Steeds meer Europese zwartkoppen gaan tegenwoordig wel overwinteren in het Verenigd Koninkrijk, waar ze vooral teren op vogelvoer dat er door vogelliefhebbers wordt verschaft. Eén vogel zou een groot deel van een winter zelfs exclusief hebben geleefd van Britse kerstmiscake (bereid met krenten en rozijnen).

    De populatie van de zwartkop zit zo goed als overal in de lift. De soort trekt niet alleen voordeel uit het mainstream worden van natuurlijk bosbeheer, wat haar klassieke biotoop ten goede komt, maar ook van het natuurlijker worden van veel tuinen. In Vlaanderen nam de broedpopulatie, die nu op 70 000 koppels wordt geraamd, tussen 2007 en 2018 met 29% toe.

    De vogel broedt graag in braamstruiken of netelstruwelen. Het nest wordt in een dichte struik gebouwd, dikwijls 1 tot 3 m boven de grond. Het is een uiterst licht, dunwandig kommetje van gevlochten plantenvezeIs vastgehecht met spinrag aan twijgjes en binnenin bekleed met spinsel en haren. In het broedseizoen teert hij vooral op insecten. Daarbuiten is hij een echte besseneter, waardoor hij een belangrijke rol speelt in het verspreiden van zaden in zijn leefgebied. Vooral vlier- en meidoornbessen vallen in zijn smaak, klimopbessen zijn een noodreserve. 

    Tijdens zijn trek wordt de zwartkop, zoals veel trekvogels, constant geviseerd door vogelvangers uit de mensenwereld, die hem belagen met vangnetten, lijmstokken en geweren. In onze tuinen zijn de kat en de steenmarter geduchte predators – tot 10% van een zwartkoppopulatie kan ten prooi vallen aan deze rovers. Vanuit de lucht zijn zwartkoppen niet veilig voor valken, sperwers en uilen. Toch lijkt het hun succes niet te hinderen. 

    De zwartkop is er ook in geslaagd te vermijden dat hij door koekoeken als waardvogel wordt gekozen. De gevlekte of gemarmerde eitjes in zijn nest lijken zo sterk op elkaar dat een vreemd ei gemakkelijk kan worden herkend en verwijderd. Het zwartkopsucces berust op meerdere gunstige aspecten.











    30-10-2025 om 17:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-10-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De rode wouw is extra gevoelig voor vergiftiging

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de rode wouw [Dirk Draulans]

    Het moet een van de succesvolste herintroductieprojecten uit de (korte) geschiedenis van het natuurbehoud zijn: de revival van de rode wouw in het Verenigd Koninkrijk.

    Ooit was de soort er algemeen tot in de steden toe. Als aaseter maakte ze zich nuttig door kadavers op te ruimen, al dan niet achtergelaten door mensen.

    Maar als aaseter was de wouw ook kwetsbaar voor verdelging, vooral door vergiftigd lokaas. Ondanks zijn nuttige functie werd hij, net als andere roofdieren, geframed als vijand van de mens en eeuwenlang vervolgd. Eierverzamelaars droegen hun steentje bij door nesten leeg te roven.

    In de loop van de 19de eeuw verdween de rode wouw uit het Verenigd Koninkrijk, met een uitzondering van een bolwerkje in Wales waar hij moeizaam stand hield. In sommige periodes was er amper één vruchtbaar vrouwtje. Maar in de jaren 1980 schoten vogelbeschermingsorganisaties in actie. Er werden jonge vogels geïmporteerd uit gezonde populaties in Spanje en Zweden. Het eerste succesvolle broedgeval van uitgezette vogels werd in 1992 geregistreerd, het eerste broedgeval van jongen van ‘eigen kweek’ in 1994. De uitzetlocaties waren zorgvuldig gekozen, zoals een heuvelachtig gebied tussen Londen en Oxford, waar de vogels initieel vooral leefden van verkeersslachtoffers langs een drukke snelweg. Nu zie je er constant rode wouwen vliegen, ook opnieuw in de steden.

    Het zijn grote en slanke dieren met lang vleugels en een gevorkte staart, een silhouet dat met niets anders te verwarren is. Er werd wat voor gevreesd dat het wouwensucces ten koste zou gaan van de buizerd, die ook grotendeels een aaseter is, maar ook dat bestand bleek toe te nemen.

    Het aantal broedkoppels van de rode wouw in het Verenigd Koninkrijk wordt nu op 4400 geraamd, goed voor 17% van de totale populatie van de soort, die alleen in Europa voorkomt. De bedreigingen zijn niet weg – er worden nog altijd vogels geschoten en vergiftigd – maar de roofvogel lijkt wel uit de gevarenzone voor uitsterven.

    In onze contreien blijft de wouw zeldzaam. In Nederland broeden elk jaar 10 tot 15 koppels. Volgens de laatste gepubliceerde cijfers van ons Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) broeden er in Vlaanderen jaarlijks één tot 6 koppels, vooral in de Voerstreek, waar vogels uit Wallonië of Duitsland terechtkomen. In Wallonië neemt de populatie wel toe: er zouden nu zo’n 350 broedkoppels zijn.

    Maar ook in onze streken wordt de soort nog geviseerd. Een van de twee jongen uit een uitzonderlijk nest in het Oost-Vlaamse Moerbeke stierf in 2017. Hoewel er geen klassieke verdelgingsmiddelen in het kadaver werden gevonden, vertoonde het toch vergiftigingsverschijnselen. De strijd is dus nog niet helemaal gestreden.











    09-10-2025 om 10:59 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kleine plevier, kampioen van de vluchtige kansen

    Geraadpleegde bron: Vogels kijken – editie 8 – mei – uitgelichte soort [Thomas van der Es]

    Als ware opportunisten pakken kleine plevieren iedere kans die zich voordoet. Ze hebben een neusje voor het vinden van bouwplaatsen, braakliggende terreinen en depots voor baggerspecie, waar ze – als een van de weinige soorten in onze streken – zeer graag broeden. Hun natuurlijke broed- en leefgebieden zijn immers zeldzaam geworden in ons ‘aangeharkte’ stukje Europa. Een geschikt kiezelbed in een rivierloop of een zandige oever vind je nog maar zelden, als de mens ze al niet in gebruik heeft voor recreatie.

    Voor een plevier is een nestje zo gemaakt. Even een paar keer tussen de kiezels een kuiltje draaien met kont en poten en het is geregeld. De eieren liggen feitelijk gewoon kaal op de grond. De vogels besparen zich de moeite om een extra nestbekleding aan te brengen. De eitjes hebben een ideale schutkleur, evenals de plevier zelf. Als deze plat op het nest zit, valt de zandbruine kleur vaak amper op.

    Na enkele weken broeden lopende jonge plevieren als nestvlieders in de buurt rond. In een uitzonderlijk broedhabitat zoals een bouwterrein levert dat vaak ongemakkelijke situaties op. De vogel kan zijn begonnen in een periode dat het rustig was op het terrein, maar wat begon als een ideale broedplek kan zeer snel veranderen in een levensgevaarlijke werf voor de donzige pullen. Een terrein met ronddenderende machines waar permanent bouwmaterialen worden verplaatst, is geen veilige plek om op te groeien. Menig kleine plevier kent dan ook zeer spannende eerste weken.

    Er zijn 3 plevierensoorten, die eigenlijk wel sterk op elkaar lijken: de kleine plevier, de bontbekplevier en de strandplevier. Als de vogels op grote afstand zitten, kan het nog weleens ingewikkeld zijn ze van elkaar te onderscheiden. Er zijn wel een aantal kenmerken die je vooraf kan bestuderen. In de winter op het strand of langs de kust is de kans dat je een kleine plevier of een strandplevier ziet, erg klein tot nihil. De belangrijkste merkwaardigheid van de kleine plevier is de duidelijke, markante gele oogring. Daarin wijkt de soort echt af van de bontbekplevier. Het wordt wel wat ingewikkelder bij juveniele vogels, waarbij de herkenningskenmerken wat minder uitgesproken zijn. Toch kan je merken dat ondanks de lichtere kleuren ook de jonge kleine plevieren een lichte gele oogring hebben.

    Volwassen bontbekplevieren hebben oranje poten en een oranje snavel met een zwarte punt, terwijl kleine plevieren fletse, vleeskleurige poten en donkere snavels hebben. Strandplevieren tenslotte zijn verreweg de zeldzaamste van dit trio en hebben als belangrijkste onderscheidingskenmerk in alle kleden de ‘open borst’, zonder de donkere gesloten borstband dus. Zij vertoeven vooral in kustgebieden en verkiezen daarbij open zandige plaatsen als schelpenstranden, drooggevallen zandplaten, schorren en kwelders.

    Kleine plevieren komen over het algemeen vooral voor in het binnenland. Een link met zoet water is daarbij van levensbelang, al kunnen ze wel op enige afstand van het water broeden. Diep in het binnenland, langs de Maas in Limburg, bij een zandwinplaats in Twente of bij een afgeplagd ven in Drenthe: allemaal potentiële plekken voor die fraaie kleine plevier.

    De soort broedt vaak solitair, maar er zijn voorbeelden van een soort mini-kolonisatie. De afgelopen jaren vonden in en rondom het Dwingelderveld grootschalige natuurherstelmaatregelen plaats. Dit nationaal park is het grootste aaneengesloten natte heidegebied van West-Europa. Hiervoor werden stukken landbouwgrond omgevormd tot natte heidevegetaties, vennen werden hersteld en verruigde en grasrijke heidestukken werden geplagd. Deze reset bood direct broedkansen voor pioniers. Binnen de kortste keren doken er tientallen kleine plevieren op die er tot broeden kwamen – overigens met wisselend succes.

    Kleine plevieren keren vroeg in het voorjaar terug naar onze streken. Een overwinterende kleine plevier is bij ons zeer uitzonderlijk. Verreweg de meeste vogels trekken weg richting Zuid-Europa. Eind februari, maar vooral begin maart kunnen we de vroegste vogels alweer verwelkomen. Net als kluten, grutto’s en witte kwikstaarten zijn kleine plevieren de eerste voorjaarsbodes.

    Bij aankomst in een geschikt leefgebied en dat kan dus nogal uiteenlopend zijn, zal met wat geluk direct een bijzonder tafereel waarneembaar zijn. Het is een vleermuisachtig gefladder op grote hoogte waarmee een mannetje kleine plevier zijn unieke balts inzet. Hij draait en kantelt op grote hoogte en roept een luidruchtig trillend ‘tie-joe’. Bij het wentelen zijn de witte ondervleugels opvallend, in contrast met de zandbruine bovenvleugels. Deze spectaculaire capriolen zijn bedoeld om het vrouwtje te verleiden.

    In tegenstelling tot de bontbekplevier en de strandplevier neem de kleine plevier in aantal toe. Eigenlijk is dat ook wel te begrijpen, want zeker in de afgelopen decennia is er in hoog tempo veel veranderd in ons landschap. Kleine plevieren hebben volop geprofiteerd van tijdelijke gunstige omstandigheden. Rondom dorpen en steden zijn veelvuldig bouwprojecten herrezen en dat bood broedkansen voor de soort.

    Er zijn ook wat meer duurzame broedgebieden bijgekomen. Wat te denken van de Markerwadden of het Trintelzand, een nieuw natuurgebied van slib en zand, niet toegankelijk voor het publiek. De Houtribdijk tussen Lelystad en Enkhuizen begrenst het Markermeer van het IJselmeer. In 2019 moest de dijk worden versterkt, maar in plaats van stortstenen neer te leggen, werd de scheidingswand met zand afgedamd. Zo ontstond een 500 ha grote eilandengroep. Sommige eilanden zijn beschermd met dammen die begroeid mogen raken met plantjes; andere zijn bedekt met zand en zijn daardoor open en dynamisch. De broedvogeleilanden voorzien van schelpjes of kiezels bieden de meeste garanties voor de toekomst. We blijven het natuurlijk wel hebben over onderzoeksgebieden, waarbij de natuur toch veelal de drang heeft om zich spontaan zelf te ontwikkelen. Als de kale bodem begroeid raakt met kruiden en grassen, zullen kleine plevieren snel hun biezen pakken. Dus geregeld beheer en onderhoud is geboden.

    De aankomst van kleine plevieren in het voorjaar merkt iedereen wel op. Ze trekken niet heel ver weg en zijn dus relatief vroeg weer terug en dan meestal direct erg vocaal en niet te missen. Later in de zomer wordt het allemaal steeds geheimzinniger. Na augustus worden ze opeens heel schaars. In stilte vertrekken kleine plevieren dan weer richting overwinteringsgebieden in Zuid-Europa.

    Respectievelijk zie je foto's van bontbekplevier, strandplevier en kleine plevier.











    24-09-2025 om 15:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Trekvogels versnellen hun overtocht naar de Noordpool, maar de klok tikt verder

    Geraadpleegde bron: Nature Today: Trekvogels staan onder druk [Nederlands Instituut voor Ecologie / Universiteit van Amsterdam]

    Door klimaatverandering begint de lente in het noordpoolgebied steeds eerder in het jaar. Trekvogels staan onder druk: ze moeten hun voorjaarsmigratie naar het noorden versnellen om te voorkomen dat ze te laat aankomen op hun broedplaatsen. Hun aanpassingsvermogen is indrukwekkend, maar het versnellen van de trek heeft een natuurlijke grens, waarschuwen onderzoekers.

    Uit een nieuwe studie, geleid door onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam en het Nederlands Instituut voor Ecologie, komt naar voren dat veel Arctische watervogels sneller kunnen migreren. Ze blijken in staat de tijd te verkorten die ze besteden aan het rusten en bijtanken tijdens de reis of aan het opvetten voorafgaand aan het vertrek. Maar die strategie werkt waarschijnlijk alleen tijdelijk.

    In hun studie, gepubliceerd op 09/09/2025 in Nature Climate Change, volgden de onderzoekers met behulp van GPS de voorjaarstrek van meer dan 500 vogels van 5 grote watervogelsoorten: de rotgans, brandgans, kolgans, kleine rietgans en kleine zwaan. Ze combineerden de zenderdata met lange-termijn-gegevens over het lichaamsgewicht van vogels in hun overwinteringsgebieden.

    De rotgans dankt haar naam aan het geluid dat ze voortbrengt (‘rrrò…rrrò…rrrò’). Ze broedt op de Siberische toendra’s. Tijdens de winter komen rotganzen massaal onze kant uit om in het Waddengebied en de Zeeuwse Delta te overwinteren. Een ander deel trekt door naar Zuid-Engeland.

    Tot het oorspronkelijke leefgebied van de prachtig getekende compacte brandgans behoren richels op kliffen en heuvels op onherbergzame plaatsen als Spitsbergen, Groenland en Noord-Rusland. De brandgans heeft een zwart-grijs-wit getint verenkleed en een wit gezicht met zwarte snavel en zwart om de ogen. De onderkant van het lichaam is wit en wat meer grijs op de flanken. De staartpunt is zwart, alsook de hals en het begin van de romp.

    Bij de kolgans is de witte bles rond de snavelbasis opvallend. Verder hebben de kolganzen een roze snavel en oranje poten. Volwassen vogels hebben zwarte dwarsbanden op de buik. Kolganzen die hier overwinteren zijn voor het overgrote deel afkomstig uit Noordwest-Rusland en Siberië vanwaar ze in westelijke en zuidwestelijke richting wegtrekken, voornamelijk naar West-Europa.

    De kleine rietgans is een gedrongen gans (wat lijkend op de grauwe gans) met een korte snavel, waarop een roze vlek zit. De poten zijn roze. De kop is donker bruingrijs, contrasterend met de lichter gekleurde hals en lichaam. Op de bovenzijde heeft het donkerbruine verenpak een blauwgrijze waas. De populaties van Groenland en IJsland overwinteren in Groot-Brittannië en de Spitsbergenpopulatie overwintert in Nederland, België, Denemarken en kleine aantallen in Noorwegen.

    De kleine zwaan (volledig wit, zoals de knobbelzwaan) is de kleinste soort zwanen die in onze streken voorkomt. Zij broedt op de arctische toendra’s, langs de Barentszzee en verder naar het oosten en overwintert aan de Noordzeekust. De kleine zwaan heeft in vergelijking met de gelijkende wilde zwaan minder geel op de snavel, dat niet uitloopt in een punt en heeft een kortere hals.

    Om hun broedgebieden te bereiken, moeten de vogels elk voorjaar duizenden km afleggen. Het grootste deel van de reis brengen ze niet vliegend door, maar rustend en bijtankend.

    Het onderzoeksteam ontdekte dat de meeste van de onderzochte soorten de reistijd aanzienlijk kunnen verminderen door hun rust- en foerageertijden te beperken. Maar niet alle vogelsoorten kunnen even flexibel reageren op veranderende voorjaarsomstandigheden.

    In jaren waarin het noordpoolgebied vroeg ontdooide, wisten soorten als de kolgans en de kleine zwaan hun tussenstops te verkorten en eerder aan te komen. Kleine rietganzen en rotganzen pasten zich onderweg minder aan, mogelijk omdat zij sowieso minder tussenstops maken.

    Vogels met meer tussenstops en kortere vluchten daartussen kunnen de voorjaarsomstandigheden beter volgen. Soorten die langere etappes of over zee vliegen, hebben waarschijnlijk minder mogelijkheden om te reageren op een vroege of late lente.

    In tegenstelling tot eerdere studies keken de onderzoekers ook naar de opvet-tijd voorafgaand aan het vertrek. Die opvet-tijd blijkt vooral belangrijk voor soorten als de brandgans en de rotgans, die sterk afhankelijk zijn van energievoorraden die ze vóór de trek opbouwen. Door deze tijd mee te nemen in de analyse, werd duidelijk dat de vogels meer speling hadden om hun trek te versnellen dan eerder werd aangenomen. Sommige individuen wisten hun totale opvet-tijd met maar liefst 30 % in te korten, waardoor ze tientallen dagen eerder aankwamen dan in eerdere jaren.

    Ondanks de aanpassingen die de vogels weten te maken, waarschuwen de onderzoekers dat het versnellen van de trek natuurlijk grenzen heeft. Snel kunnen opvetten, vraagt om voedsel van hoge kwaliteit en gunstige omstandigheden, zoals weinig verstoring en die zijn er niet altijd. Bovendien zijn er zorgen dat vogels die sneller migreren in slechtere conditie aankomen, wat hun broedsucces kan beïnvloeden. Op basis van de huidige klimaatontwikkelingen en gegevens over de dooi schatten de onderzoekers dat de waargenomen flexibiliteit in de timing van hun migratie de vogels nog zo’n 2 tot 3 decennia kan helpen om gelijke tred te houden met de lente. Daarna zal snellere migratie alleen niet meer voldoende zijn.

    De onderzoeksresultaten zijn zowel hoopgevend als zorgwekkend. Het aanpassingsvermogen van de meeste Arctische watervogels blijkt indrukwekkend. Maar als we kijken naar de huidige snelheid waarmee de Noordpool opwarmt, tikt de klok beangstigend verder. Rond het midden van deze eeuw zullen de vogels mogelijk andere strategieën moeten gaan inzetten, zoals het veranderen van overwinteringsgebied of van complete migratieroutes, om te voorkomen dat ze uit de pas lopen met de lente op de Noordpool.

    Voor hun broedsucces en overleving is het voor trekvogels cruciaal dat ze op tijd het noordpoolgebied bereiken. Als het voorjaar aanbreekt en de sneeuw gaat smelten, is er een explosie van insecten, planten en ander voedsel. Deze piek duurt maar enkele weken. Als vogels te laat aankomen, missen ze het moment waarop voedsel in overvloed aanwezig is om hun jongen groot te brengen. Daarnaast is er maar een smalle tijdsspanne waarin eieren gelegd, uitgebroed en jongen kunnen worden gevoed alvorens de kou terugkomt. Vertraging kan betekenen dat jongen de trek naar het zuiden niet overleven.











    18-09-2025 om 15:14 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het natuurfenomeen: trekkende vogels

    Geraadpleegde bron: Nature Today: Vette trekvogels vliegen ver [Vogelbescherming Nederland] 

    Eten, eten en nog eens eten. Trekvogels denken aan niets anders, tot ze soms wel twee keer zo zwaar zijn als normaal en alle energie uit dat voedsel hebben opgeslagen als vet. Zo bereiden ze hun reis voor naar het zuiden, waar ze overwinteren. Stel het je voor: in een paar weken tijd, twee keer zo zwaar worden als je nu bent! Voor mensen gruwelijk ongezond, maar voor vogels niet.

    Dat vet levert energie als trekvogels non-stop lange afstanden vliegen en onherbergzame gebieden – zoals woestijnen – oversteken. Vet is de ideale manier om energie in het lichaam te bewaren. Het is compact (dus gemakkelijk mee te dragen), geeft veel energie (om de vleugels te bewegen) en weinig afvalstoffen (waardoor de spieren minder snel verzuren).

    In korte tijd zoveel mogelijk vet opslaan dat je lichaamsgewicht verdubbelt, is echter geen gemakkelijk werkje. Om dat mogelijk te maken verandert het lijf van trekvogels soms op onvoorstelbare manieren voor en tijdens de trek. Het opvetten wordt aangestuurd door hormonen, die ook het eetgedrag veranderen. De vogels lijken plotsklaps onverzadigbaar.

    De kanoet, de grootste strandlopersoort, bijna zo groot als een tureluur, is een mooi voorbeeld van een vogel waarbij het hele inwendige lichaam verandert voor vetopslag. Zo is zijn maag extra groot, maar ook zo sterk gespierd dat kokkels met schelpen en al worden opgegeten om ze daarna te kraken. Maar tijdens de lange vlucht van het noordpoolgebied (rond de gehele Noordelijke IJszee) naar Zuid-Afrika, wordt zijn maag juist verkleind tot een minimum aan ruimte en gewicht. Onderweg eet hij toch nauwelijks, dus een grote maag is dan overbodige ballast. Het opgeslagen vet wordt via het bloed direct naar de spieren gevoerd.

    Een vogel die onvoldoende opvet, komt tijdens zijn reis brandstof tekort en moet landen om te eten. Kanoeten doen dat in het Waddengebied, één van de belangrijkste pleisterplaatsen in Europa. Kanoeten gebruiken de Waddenzee als tankstation tijdens de vogeltrek in het voor- en najaar. Ze is een belangrijke stop tussen hun broedgebieden in het hoge noorden en de zuiderse overwinteringsgebieden. Ze rusten er uit en eten flink bij voor het tweede deel van de tocht. Die tussenstops zijn nadelig, want de vogel verspeelt kostbare tijd. Nakomers beginnen namelijk tijdens de broedperiode vaak te laat aan hun nest, waardoor er niet genoeg eten meer is als hun jongen uit het ei kruipen.

    Echter, een vogel die té vet wordt, is traag en vliegt minder snel op. Deze worden eerder gepakt door een roofdier. Vogels streven dus naar precieze vetopname.

    Er zijn ook trekvogels die het bescheidener aanpakken. Lepelaars bv. trekken stapsgewijs naar het zuiden en tanken tussendoor steeds even bij. Ze vliegen van moeras naar moeras, eten daar goed veel vis en leggen per keer ‘slechts’ een paar honderd kilometer af. Maar ook zij doen aan opvetten. De voorjaarstrek verloopt wat vlugger omdat de vogels zo snel mogelijk het broedgebied willen bereiken en de nakende voortplantingsdrang geeft hen ‘extra vleugels’.  De najaarstrek gebeurt wat trager, ze vertoeven immers wat langer op de toevluchtsoorden. Tijdens de trektocht vallen ook veel slachtoffers. Zinloze jacht en afschot en botsingen met windturbines blijken de grootste oorzaak.

    Ook dichter bij huis zijn de tekenen van de aanstaande trek overduidelijk. Let er maar eens op. Zanglijsters en spreeuwen storten zich nu (of binnenkort) massaal op de struiken die al bessen geven – zoals vuurdoorn, vlier en Gelderse roos – want dat is ideaal trekvogelvoer. Ze kunnen per dag hun lichaamsgewicht aan (lijster)bessen, kersen, (val)appels en ook wel druiven in wijnstreken eten, net zo lang tot ze helemaal klaar zijn voor hun (bescheiden) trek naar Frankrijk of Zuid-Engeland of nog verder weg (Italië, Portugal, Spanje, Noord-Afrika). de trek vindt alleen ’s nachts plaats; overdag houden ze zich op in bossen, op akkers of op begroeide hellingen.

    Spreeuwen en roodborsten zijn bij ons het hele jaar door te zien en toch zijn het grotendeels trekvogels. Een aanzienlijk deel van onze spreeuwen- of roodborstenpopulatie trekt weg in het najaar om iets zuidelijker (voornamelijk in Frankrijk) te overwinteren, terwijl heel wat noordelijker spreeuwen of roodborsten bij ons neerstrijken om hun winter hier door te brengen. Deze verplaatsing is, zelfs over een relatief kortere afstand, behoorlijk uitdagend. Vooral voor jonge vogels, die dit vliegkunstje voor de eerste keer ondernemen, is deze uitzonderlijk nauwkeurige navigatie verre van evident. Over het algemeen kan men stellen dat jonge zangvogels hun eerste migratie uitvoeren op basis van aangeboren ‘vectornavigatie’: een overgeërfd programma dat de migratieroute beschrijft als vastgelegde specifieke kompasrichting. Deze aangeboren instructies worden later in het leven aangevuld met aangeleerde informatie (ervaring), zoals het gebruik van geomagnetisme, reukzin (bepaalde geuren) of visuele herkenningspunten onderweg, wat de nauwkeurige navigatie naar de vaste bestemmingen verfijnt.

    Inzicht in de mechanismen achter het vermogen opent ook mogelijkheden voor toepassingen in biomimicry (via wetenschap en technische ingrepen biologische systemen in de natuur nabootsen om menselijke toepassingen uit te vinden, optimaliseren of duurzaam te maken ) en navigatietechnieken. Het is mogelijk dat onderzoekers in de toekomst de principes van magnetische navigatie bij vogels kunnen gebruiken om nieuwe, milieuvriendelijke navigatie-instrumenten te ontwikkelen of om de systemen die momenteel in de luchtvaart en het zeevervoer worden gebruikt, te verbeteren. Dit onderzoek laat zien hoeveel we nog kunnen leren van de meest ervaren reizigers in de natuur.

    Vogels trekken ’s winters niet naar het zuiden om vorst en sneeuw te ontvluchten, want kou kunnen ze vaak best hebben, zolang ze maar genoeg eten. Uit voedsel halen ze namelijk de energie om warm te blijven. Het knelpunt is dus eten: ’s winters kruipen de insecten diep weg en zijn de dagen kort, dus is er minder zoektijd. Veel vogels trekken dan zuidwaarts, omdat voedsel vinden daar door de hogere temperatuur gemakkelijker is.

    Er zijn vogels die altijd trekken (gierzwaluw), vogels die altijd hier blijven (huismus) en vogels die ieder jaar opnieuw bepalen wat ze doen (roodborst, lijster en spreeuw). Welke trek-strategie vogels kiezen, hangt af van de weersomstandigheden, hun leefwijze en favoriete voedsel. Insecteneters zullen doorgaans vaker zuidwaarts trekken dan zadeneters.

    Van alle trekvogels legt de noordse stern de grootste afstand af. Het record staat op 90 000 km per jaar, afgelegd door een noordse stern, die in Groningen werd gezenderd. De noordse stern broedt in het Hoge Noorden en overwintert rond Antarctica, waardoor de vogel ook het meeste daglicht ziet.











    09-09-2025 om 16:02 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De holenduif is de discreetste van onze duiven

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: Holenduif [Dirk Draulans]

    Het is een prachtduifje, maar slechts weinig mensen zijn zich bewust van het bestaan van de holenduif. Er zijn ornithologen die het diertje bestempelen als ‘de meest over het hoofd geziene vogel van onze contreien’.

    Haar pracht schuilt mede in haar discretie. De holenduif is kleiner dan de veel algemenere houtduif en mist de opvallende witte keelvlekken en de witte banen op de boven-vleugels. Haar keelvlekken zijn glanzend paarsgroen, maar je moet er bijna met een verrekijker naar kijken om ze goed te kunnen zien. De onder-vleugels zijn grijs en de boven-vleugels licht blauwgrijs met 2 korte zwarte strepen, donkere achter-rand en vleugelpunten. De staart heeft een brede zwarte eindband. De middelgrote duif heeft een lichaamslengte van ongeveer 32 cm, een spanwijdte die varieert tussen 60 en 66 cm en een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 290 en 330 g. De mantel is grijs en de borst wijnrood. De ogen zijn donker wat de duif een zachte en vriendelijke uitstraling geeft. Zijn poten zijn roze en de snavel is geel met een lichte wasachtige basis.

    Het voedsel is vooral plantaardig en bestaat uit zaden, vruchten en granen. In de herfst en winter eet de holenduif graag eikels en beukennootjes. De jongen krijgen duivenmelk uit de krop van de ouders. Hierdoor hoeven de ouders geen insecten te vangen voor de kuikens. Ook de roep, een laag ‘boe-hoe-hoe-oe’ merk je nauwelijks op als je er geen oor voor hebt. De duif doet alles om niet op te vallen. Ze lijkt altijd op haar hoede, argwanend rondkijkend en klaar om weg te vliegen, zelfs op voederplanken waar ze geregeld een graantje komt meepikken. De holenduif heeft minder vertrouwen in haar leefomgeving dan de houtduif of de Turkse tortel.

    Het broedseizoen loopt van maart tot september, maar afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden kunnen ze het hele jaar door broeden. Binnen het eerste levensjaar worden ze geslachtsrijp en in gebieden met voldoende nestgelegenheid en een rijke voedselvoorziening kunnen ze meer dan 5 broedsels per jaar produceren.

    Door te roepen probeert het mannetje een vrouwtje te lokken en om andere mannetjes te waarschuwen. Tijdens het koeren vliegt het mannetje vaak in cirkels rond het vrouwtje. Tijdens de balts probeert hij het vrouwtje te imponeren door zijn borst op te zetten en de staartveren te spreiden. Hierbij buigt hij herhaaldelijk door de knieën waarbij de kop bijna de grond raakt. Hierdoor lijkt hij indrukwekkender. Tijdens het pronken, biedt hij tevens het vrouwtje voedsel aan.

    Holenduiven zijn een belangrijke voedselbron voor roofvogels, zoals, haviken, uilen en sperwers. Kraaien, kauwen en eksters roven de jongen en de eieren. Ook zoogdieren, zoals katten, marters en wezels plunderen de nesten.

    Al merk je ze niet gauw op toch is de holenduif niet zeldzaam. Ze wordt almaar vaker in wat verwilderde tuinen opgemerkt. Haar broedbestand in Vlaanderen wordt op 20 000 tot 50 000 koppels geraamd. Er wordt gebroed in bomen langs bosranden en open plekken in oud loofbos, ook wel in parken. De grootste aantallen holenduiven bevinden zich in het ‘traditionele’ agrarisch gebied, met verspreid staande boerderijen, akkers en bossen. De laatste halve eeuw nam de soort in onze regio sterk in aantal toe nadat ze in de jaren 50 en 60 bijna was gecrasht door grootschalig gebruik van chemische zaadontsmettingsmiddelen in de landbouw. Het blijft verbazingwekkend hoe achteloos de industrieel denkende mens onze leefomgeving chemisch vervuilt. Als zaadeter kreeg de holenduif toen zoveel gif binnen dat ze bijna uit ons landschap dreigde te verdwijnen. Nu gaat het gelukkig weer beter.

    De holenduif – haar naam zegt het – broedt in holen, niet zoals de houtduif, die een bescheiden takkennestje in een boom maakt. Door het verouderen van onze bossen, komen er steeds meer holen, wat goed is voor de holenduif. Ze profiteert ook van de opmars van onze spechten, die echte holenhakkers zijn. En ze is een van de weinige soorten, die voordeel halen uit de maïsmonoculturen die welig tieren, omdat ze er in de winter kan terugvallen op achtergebleven oogstresten.

    De holenduif is grotendeels standvogel, maar her en der kan ze in de winter groepen vormen van soms meer dan duizend exemplaren. Niet op maïsakkers, wel op aangelegde vogelakkers met wintergranen. Het is een spectaculair gezicht als ze de lucht ingaan, opgeschrikt door bv. een roofvogel, het duivenequivalent van een spreeuwenwolk.

    In het vakblad Urban Ecosystems verscheen een analyse van de vraag waarom de holenduif zich veel minder dan de houtduif aanpast aan een leven in de stad. Ze moet uiteraard holen ter beschikking hebben, maar dat kan met nestkasten worden gecompenseerd. Blijkbaar is het probleem vooral dat ze huivert om grote afstanden over ongeschikt gebied af te leggen, zodat ze niet gemakkelijk een stad bereikt. Ook dat is mogelijk een gevolg van haar ingebakken voorzichtigheid.











    04-09-2025 om 15:58 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • De kunst van het vliegen – deel 3
  • De kunst van het vliegen – deel 2
  • De kunst van het vliegen – deel 1
  • Het vogelgriepvirus slaat ferm toe
  • De rode wouw is extra gevoelig voor vergiftiging
  • De kleine plevier, kampioen van de vluchtige kansen
  • Trekvogels versnellen hun overtocht naar de Noordpool, maar de klok tikt verder
  • Het natuurfenomeen: trekkende vogels
  • De holenduif is de discreetste van onze duiven
  • De sprinkhaanzanger, meester verstoppertje van de ruigte
  • De Koekoek, een raadselachtige vogel die blijft verrassen
  • De buizerd, een weinig gewaardeerde roofvogel
  • De boomvalk, steeds minder trouw aan zijn broedplaats
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    kodalinefansite
    www.bloggen.be/kodalin
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs