Van in mijn prille jeugd ben ik steeds begaan geweestmet dieren. Mijn vader was een verstokteduivenliefhebber en zo heb ik waarschijnlijk de microbe overgenomen. Niet dat ik het zo fel begrepen had op duiven, al vondik deze soms ook wel prettig gezelschap om mee om te gaan.
De eentonige kleurvariatiebij de duiven lag mij echter niet zo goed en zocht dan maar een uitweg bij vogels die meer kleurschakeringen lieten zien.
Links en rechts had ik reeds bij vrienden, vogels gezien die voldeden aan mijn wensen. Als 13-jarige pagaddder wist ik zelfs niet eens dat het hier om kanaries ging. In een vrijstaandeduiven volière van mijn vader begon ik zo metmondjes maat wat aan te schaffen. Zo kreeg ik een bontemengeling samen van vrienden die geen blijf wisten met overtolligevogels. De bevolking van deze grote volièrebleef maar groeien, een echte mengeling van alle denkbarekleuren. Alles zat daar maar samen. In die tijd moest men mij niet vragen wat een pop of een man was. Wanneerik er eentjezag fluiten wist ik na een tijdje toch al dat ik hier met een mannetje te maken had. Voor de rest moest men mij geen vragen stellen want ik kende er hoegenaamd geen jota van.
Zeker moment had ik echter de grote deur van de volière laten openstaan en foetsie waren mijn25kanaries. Bij de buren hebben ze er waarschijnlijk nog wel wat plezieraan beleefd achteraf.
Voor mij was echter de eerste rage als kanarieliefhebber verleden tijd. Na deze tegenslag heb ik mij dan als puber op het voetbal gestort.Mijn vrienden van destijds vertelden mij al eens over hun belevenissen en straffe verhalen die ze hadden beleefd in het avontuurlijke uitgaansleven. Dus ging ik ook maar eens proeven van het genoegen van het leven. Van het een kwam natuurlijk het ander. Ik had immers de leeftijd bereikt dat er aan de toekomstmocht worden gedacht. Al snel kwam ik dan ook mijn uitverkorene tegen en meteen was het hek van de dam. Het leven ging zijn normale gang en na korte tijd konden we ons eigen huisje betrekken.
An, mijn vrouw is een uitgesproken dierenvriend en dit heeft mij er dan ook toe aangezet om een nieuwe start te maken als kanarieliefhebber.
Aan de Ed. Robeynslaan 99 te Diest hadden we ruimte zat om er wat moois van te maken .Het begon allemaal met een siervolière om de tuin wat op te smukken. Tijdens mijn beroepsbezigheden als kok kwam ik dan in kontact met Roland Vervoort. Roland had reeds wat watertjes doorzwommen als vogelliefhebber bij“De Heidevink” in Bekkevoort. Van hem heb ik dan de wijsheid meegekregen dat men met vogels aan bepaalde wedstrijden kon deelnemen, zelfs dat wist ik niet. Nu was het karretje pas echt aan het rollen gegaan. Roland is dan even mijn vogels komen keuren en zag meteen dat er enkele tussen zaten die tentoonstellingswaardig waren. Een volgende uitdaging lag voor de hand, ik zou het eens willen proberen. Na vooraf nog wat inlichtingen te hebben ingewonnen over hetTT-gebeuren had ik mij, bij wijze van test eens ingeschreven in Bekkevoort voor mijn eerste avontuur. Uiteindelijk werden het verschillende ereprijzen. Dit gaf mij een voldaan gevoel en vooral dedrang om er verder mee te gaan. Pretentieus als ik ben zou ik zo snel mogelijk eenkampioen willen spelen,dit gaf me in elk geval een lekker voorgevoel. Enkele weken later is mijn droom dan waarheid geworden. In Rillaar behaalde ik mijn eerste kampioen met een intensief rode kanarie. Nu was de boot definitief vertrokken, zo dacht ik althans.Al snel stond ik echter opnieuw met beide voetjes op de grond en heb moeten concluderen dat de ene week de andere niet is en bovendien dat de tegenstand iedere week wel verschillend is. Toch wilde ik mij verder profileren binnen het kanariewereldje. Een eerste confrontatie wilde ik dan ook met beide handen grijpen. Begin vorig jaar kreeg ik tehoren dat er ook speciaalclubs voor kanaries bestonden. Dit zou misschien de oplossing kunnen brengen om mijn onwetendheden wat bij te schaven. Dit is voor mij geen onoverkomelijke afstand, dus…Begin oktoberhadden ze daar hunShow, en dat wilde ik niet missen. Ik wilde mij eens meten met de grotejongens zoals Ludovic Magis, Johan Laffineur en andere Eddy Stiersen. Ik zocht mijn beste 20 vogels eruit en deze moesten de vuurdoop dan maar ondergaan. Eerlijk gezegd, ik ben naar die TT getrokken met gemengdegevoelens. Zouden mijn vogels wel op kunnen tornen tegen al die gevestigdenamen, anderzijds zat ik ook wel met de gedachte : “Zou ik mij daarniet belachelijk gaan maken? “Nadien,bij het vernemen van het verdict was ik de hemel te rijk,er pronkten 6 X goud, 5 X zilver en 1 X brons op mijn kooien en behaalde nog een mooie 7de plaats in het klassement. Voor mijn debuut tussen de grote jongens kon ik hiermee alleen maar tevreden zijn. De week nadien heb ik dan een bijzondere ervaring opgedaan. Na Oplinter was ik zowat beginnenzweven en liep rond met de gedachte dat ik er al was. De opdofferdie ik de week nadien in Rapertingen te verwerken kreeg was niet mals. Bij SKKLimburg had ik natuurlijk ingeschreven met de uitslag van Oplinter voor ogen en in de hoop om het hier evengoed te doen. Bij nazicht van mijn keurbriefjes leek het meer op een catastrofe uit te draaien. Het resultaat was 1 X brons en daar moest ikhet dan maar mee doen. Deze teleurstelling heeft mij doen inzien dat je best nooit uw verwachtingen te hoog mag stellen, de uitslag kan bij negatief resultaat wel eens een wrange smaak nalaten, zeker bij beginnende liefhebbers. Er zijn zoveel factoren die beslissen over het lot van uw vogels, temeer daar het ogenblikvan de keuring een momentopname is tijdens het wispelturige leven van een vogel. Zo heb ik ook geleerd dat we onze vogels voor, maar zeker ook naiedereTTmet de meeste zorg moeten omringen.. Wat mijn toekomst betreft heb ik mij voorgenomen om niet te veel soorten te gaan houden. Momenteel wens ik het te houden bij de rode (mijn lievelingskleur), de witte en de vetstof Geel intensief. Ik besef als geen ander dat ik nog een lange leerschool voor de boeg heb om de top te bereiken. Ik voel me echter goed tussen de oudereliefhebbersmet een rijke ervaring. Nog belangrijker is misschien wel dat ik een passie heb voor deze hobby. Ik beleef dezehobby in de pure zin van het woord en heb een hekel aan het commerciële aspect er omheen. Wanneer ik ergens in de problemen zit met bepaalde koppelingen of andere kweekperikelen, dan kan ik steeds terugvallen op enkele bekende kwekers die mij uit de nood willen helpen en steedsklaar staan met goede raad. Onder deze waardevolle raadgevers vernoem ik graag Antoon Van Baelen, André Van Winkel, PietMorel en EricDirix. Bij hen heb ik overigens ook heel wat van mijn kweekvogels kunnen aanschaffen, nu is het nog wel afwachten wat de kweekresultaten zullen opleveren.
In de nabije toekomst zou ik mijn pijlen willen richten op de grote COM TT in Mechelen (Geel) en wie weet, ooit eens naareenWKals dit eens goed zou uitkomen quaverplaatsing.
Wanneer er topkwekersbereid mochten zijn om mij nog wat bijkomende goede raad teverschaffen, ik ben één en al luisterendoor.
Tot slot wil ik mijn bewondering uitspreken voor de liefhebbers die het ganse seizoen, iedere week wel ergens tentoonstellen, ik besef maar al te goed hoeveel werk hieraan te pas komt.
Persoonlijk heb ik heel wat steun van mijn vrouw die mij bijstaat bij het klaarmaken van de vogels en de verzorging ervan, al moet ik zeggen dat mijn vogels toch op de 2de plaats komen, na haar 2 lievelingshondjes. Eerlijk gezegd; ik mag echt niet mopperen over gebrek aan hulp.
(Red.:)Dergelijke gemotiveerde liefhebbers, zoals Koen, verdienen onze aandacht en zouden op meer steun moeten kunnen rekenen.
De legende van de Mariadistel leert ons de herkomst van deze benaming. Destijds was Maria met haar pas geboren kindje Jezus op de vlucht naar Bethlehem om koning Herodes te ontvluchten. Tijdens de vlucht kreeg kindje Jezus plots grote honger. Zo klein als hij was, toen was het al een doordrijver. "Vlucht of geen vlucht, ik heb honger en wil eten". Maria haastte zich om haar borstvoedingreservoir van onder haar lompen te foefelen en gaf zoontje lief het gevraagde voedsel. Tijdens het gulzig slabberen morste Jezus echter met het overvloedige witte goedje. Enkele druppels vielen op de bladeren van een distelsoort in hun nabije omgeving. Het onkruid was zeer vereerd dat het de druppels moedermelk over zich heen kreeg van de moeder van God. De witte vlekken op de bladeren zijn in ere gehouden en zijn nog steeds aanwezig op de bladeren van de Mariadistel. Van daar de naam Mariadistel. Tot zover de legende. Hoever legendes geloofwaardig mogen geacht worden zoekt uzelf maar uit. Bewezen is echter wel dat de Mariadistel heel wat krachten worden toegeschreven op velerlei vlak. Zo zou het aan te raden zijn voor personen die gemakkelijk reisziek worden in de wagen of vliegtuig. Een week voor je op reis vertrekt zou het raadzaam zijn om dagelijks wat zaadjes van de Mariadistel op te peuzelen. Volgens wetenschappers zou dit er toe bijdragen om de wagenziekte af te wentelen. Dit maar als een mee te nemen tipje om uw vakantie niet te bederven van bij het vertrek.
In hoofdzaak gaat het er bij ons, als vogelliefhebbers, in hoofdzaak om het nut te leren kennen van wat de Mariadistel teweeg brengt als voedingskracht bij onze vogels.
Een eerste tip, vooraleer we aan het toedienen ervan zijn, wil ik toch meegeven: Wanneer je deze kruiden gaat zoeken om ze te plukken (en dit is van toepassing voor alle kruiden), ga ze dan zoeken op plaatsen waar ze niet te veel in contact komen met uitlaatgassen (langs autosnelwegen) of in de omgeving van vervuilende industriezones.
In feite is Mariadistel een uitheemse plant, afkomstig uit het uiterste zuiden van Europa en Iran.
In onze contreien komt ze minder veelvuldig voor. Meestal vinden we deze distel in verwilderde vorm op braakliggende terreinen, langs wegbermen en sporadisch ook wel eens in onze moestuintjes. De Mariadistel kan uitgroeien tot zelfs 1,50 meter hoogte en staat in bloei tijdens de maanden juni tot september. Oorspronkelijk kende men deze plant enkel als voedselgewas. Zo kon men wel eens "Varkenshaasje op een bedje van Mariadistelblaadjes" tegenkomen op het menu als delicatesse.
Dat Mariadistel de aandacht reeds van in de pré-historie naar zich heeft getrokken bewijzen sommige uitspraken van de "medicijnmannen" en later van de geneeskundige experten.
Zo beweerde enen Plinius de Oudere, dat het kruid niet de moeite waard was om gekookt te worden maar dat het wel een uitstekend middel was om gal af te drijven. Culpeper is dan weer vol lof over deze plant waardoor hij het de Genezende Distel noemde. Volgens hem achtte hij het kruid zeer nuttig bij het voorkomen en genezen van de pest. Ook zou volgens hem deze distel ideaal zijn om verstoppingen in de lever en milt te voorkomen.
Westmacott schreef in 1694 over deze distel: "Het is de vriend van lever en bloed". Om de twijfelaars op het juiste pad te brengen : "Wees gerust, Mariadistel is wel degelijk geneeskrachtig", maak dus gebruik van dit wondermiddeltje van moeder de natuur.
In 1929 begon de Duitse arts H. Schulz met een uitputtend wetenschappelijk onderzoek van o.a. de Mariadistel en andere onkruiden. In de jaren '50 werd de inhoudstof Silymarine bij de Mariadistel geïsoleerd. Een ander bestanddeel is de "Silibinine", deze stof is heden ten dage in ieder antigif centrum van Europa, standaard aanwezig.
Andere inhoudstoffen van deze bijzondere plant zijn o.m.:
- Flavonen (Sibybine, Silymarine - vet van de zaden, Silidiamine en Silychristine)
- Etherische olie - Bitterstoffen
- Slijmstoffen - Tyramine
- Histamine - Fumaarzuur
- Vette olie - Albumine
De voornaamste dezer stoffen is wel degelijk de Silymarine. Deze stof werkt rechtstreeks in op de lever en beschermt deze tegen allerlei gifstoffen. Silymarine zal er voor zorgen dat de lever de nodige enzymen en proteïnen aanmaakt om de lever te herstellen en om nieuwe weefsels aan te maken. We kunnen deze stof bestempelen als een antioxidant.
Even ter zake komende ten dienste van de vogelliefhebbers.
Hoe herkennen we deze plant in de natuur ?
Deze distel, die tot 1,50 m hoog kan uitgroeien is een reukloze plant en smaakt naar artisjok. Zoals reeds gezegd kan je hem sporadisch vinden langs bermen en op verschillende terreinen, tot zelfs in je eigen moestuintjes. Van juni tot september kan je hem het best erkennen aan zijn mooie purperen bloemen. De bladeren zijn glanzend groen met bonte, witte versieringen langs de nerven. Langs de randen van het blad merk je franjes met lange stekels. De vruchtjes zijn glanzend met zwart of geel gemarmerd en dragen een vruchtpluis die aan de voet voorzien is van een krans met tandjes.
Wanneer kunnen we best deze plant oogsten ? ? ?
In het voorjaar oogsten we de wortel, jawel....de wortel, want deze is zelfs zeer nuttig voor onze vogels. De bladeren plukken we in mei en juni. De vrucht is rijp in oktober, deze kan je echter ook reeds oogsten vanaf juni maar de vogels hebben er dan wel last mee om ze te pellen. De zaadjes zijn een echte lekkernij voor onze vogels. Hoe lichter van kleur (bruin) ze zijn hoe gemakkelijker om te pellen voor de vogels, de zwarte zaadjes zijn het hardst. Wil je ze echter toch reeds in zwarte toestand geven aan de vogels, plet ze dan vooraleer te veren. Aan te stippen valt in dit geval wel: Maal de zaden nooit fijn. Trouwens, gemalen pellen zijn waardeloos voor de vogels en ze zouden wel eens last kunnen krijgen van deze overbodige ballaststoffen. Zoals reeds aangegeven, de Mariadistel kan in zijn geheel aan de vogels gegeven worden (bladeren, bloem, vrucht en de wortels).
Roodfactorige vogels hebben zeker nood aan deze plant om hun lever te vrijwaren van overbelasting door de veelvuldige kleurstoffen. Bovendien moet je zeker weten dat de rode kleurstofpigmenten die b.v. de kanaries toegediend krijgen erg nadelig zijn voor het in stand houden van een gezonde van een gezonde lever. Mariadistel mag hier dan ook niet ontbreken .
Preventief kan men de vogels ook regelmatig een thee aanbieden van geplette zaden, om hun lever op peil te houden. We nemen hiervoor een koffielepel geplette zaadjes, deze overgieten we met een tas heet water en laten dit dan zo'n 15 minuutjes trekken. Na het afkoelen zeven we het geheel en voegen de thee toe aan het drinkwater. Wanneer je nu echter aan de luie kant bent kan je ook best in de handel terecht en kan je ook extracten kopen van de Mariadistel om deze in het drinkwater te doen.
De ware natuur- en vogelvriend zal zich zeker de moeite getroosten om eigenhandig te gaan zoeken, oogsten en klaarmaken van de Mariadistel voor zijn vogels.
Waarom uw lieve €urootjes naar de apotheek brengen als je het gratis aangeboden krijgt van de natuur. Denk maar eens aan het gezegde: "Alles wat je zelf maakt of doet is altijd beter", in ons geval kunnen we er nog aan toevoegen dat het ook nog gezonder is.
Persoonlijk ben ik nog geen enkele liefhebber, dewelke Mariadistel voert aan zijn vogels, tegengekomen die last heeft gehad van de "zwarte stip" of aanverwante leverziektes.
De Zilveragaat of de Agaat -Wit is een vogel met witte grondkleur waar we alle fouten op zien. Er is geen enkele kleurkanarie te noemen waarbij het geringste foutje zo sterk naar voren komt als bij de Agaat-wit. Het minste spoortje bruin , wat niet gewenst is, valt erg fel op. Deze kleurslag bezit zwart pigment; bestreping op rugdek, flanktekening en baardtekening.
De eerste reductiefactor treedt op bij de agaten, de zogenaamde opbleekfactor, waarbij de bruine phaeomelanine in sterke mate en de zwarte eumelanine in mindere mate worden verminderd. De agaat-wit is en blijft toch nog een redelijke donkere vogel. De waarde van de agaat-wit stijgt naargelang de helderheid van de kleur. Belangrijk is, dat de bevedering niet te lang wordt, dit geeft het juiste kleurtype de gelegenheid zich volledig te tonen. De blauwfactor kunnen we goed gebruiken om het overtollige bruin te verdringen. De kwekers van Agaat-wit kleurkanaries dragen er zorg voor dat hun vogels een zekere graad van blauwstructuur hebben. Hierdoor winnen zij aanmerkelijk in helderheid van kleur. Belangrijk is zeker dat de melanine begint vanaf de snavelbasis, zowel boven als onder de snavel. Een bleke voorhoofdsband of een lichte bef moeten we ten allen tijde vermijden in de agaatkweek. Anderzijds letten we vooral op de typische agaatkenmerken ; de baardstreep in een opgebleekt masker, lichte wangvlekken, lichte wenkbrauwen en de licht kleurloze omzoming van de pennen.
Door de afwezigheid van de - zichtbare- bruine phaeomelanine en de de vetstofkleur (wit is geen echte vetstofkleur) zal de zwarte eumelanine van de tekening meer plaats krijgen en dus breder worden zoals trouwens bij alle schimmelvogels. Een Agaat - wit kan nooit even fijn getekend zijn als een agaat geel of rood intensief. Dat is een utopie. Bij de Agaat - wit dominant houden we de aanslag in de grote vleugelpennen goed in de gaten, hoe minder hoe beter. De Agaat - wit mannen zijn uiteindelijk de beste tentoonstellingsvogels. De poppen zijn meer de kweekvogels, ze laten over 't algemeen nog wat bruin zien en zijn niet helder genoeg. Het komt maar zelden voor dat een Agaat - wit pop het kan opnemen tegen een Agaat - witte man. Voor de tentoonstelling komt het er op neer dat de vogel die de standaardeisen het dichtst benadert ook het hoogste puntentotaal zal bekomen.
De snavel, pootjes en nagels moeten qua kleur een harmonieus geheel vormen met de kleur van de melanine, niet te donker, zeker geen zwarte nagels maar ook niet te licht. Witte teennagels komen geregeld voor en zullen ook zwaar bestraft worden.
Het rugdek van een tentoonstellingsvogel moet een mooie, korte onderbroken bestreping laten zien, ook in de flanken.
De duidelijke onderbroken zwarte rug- en flanktekening moet contrasteren met een donkere grondkleur, vrij van zichtbare phaeomelanine. Door de werking van de eerste reductiefactor zal de bestreping fijner en onderbroken zijn in tegenstelling met de zwartserie. Hier wordt als indicatie gegeven dat de besttreping in de agaatserie ongeveer half zo breed is als de bestreping van de overeenkomende vogels in de zwartserie (indicatie 25/75 verhouding) Bij de schimmels en de mozaïeken mag de bestreping wat breder zijn dan bij de intensieve vogels. Deze bestreping moet wel duidelijk onderbroken zijn. De bestreping moet beginnen op de kop en via de rug doorlopen in de richting van de staart, ook de flanken moeten een duidelijke bestreping laten zien. Deze bestreping moet in harmonie zijn met de rugbestreping.
De typische baardbestreping bij de agaat moet aan beide zijden aanwezig zijn. De grondkleur moet mooi egaal over het hele lichaam. Natuurlijk moet de vogel goed van bouw zijn, kop, lichaam en staart moeten een goede harmonie vertonen. Het poseren van de vogel, daar kun je zelf veel aan doen maar je zal er de tijd moeten voor nemen. Belangrijk is dat de vogel rustig is zodat hij zijn flanken zal tonen zoals ze werkelijk zijn. Een onrustige vogel zal zijn flanken omhoog gooien en krijgt hij als opmerking "flanken opgebleekt", wat in werkelijkheid misschien niet zo is.
Bij te ver opgebleekte of uitgeloogde pennen, wat bij het jarenlang kweken van agaat X agaat wel eens kan voorkomen, wordt het hoog tijd een zwarte (in het geel of wit) te paren met uw kweekvogels. Een ervaren agaatkweker doet dat sowieso regelmatig. Daarvoor gebruik je best een agaat-man met een zwarte pop. Uit deze combinatie worden er al onmiddellijk agaat-poppen geboren en de mannen zijn zwart van kleur maar wel agaat verervend.
Het kweken van tentoonstellingsvogels is verre van eenvoudig er bestaan dan ook geen recepten die gegarandeerd resultaat zullen hebben. Toch zijn er kwekers die elk jaar opnieuw succes behalen met goede en zeer goede vogels. Hier is wel geen sprake van toeval. Deze kwekers weten precies wat aan elkaar gepaard moet worden en voor mij zijn dit echte vakmensen op hun gebied. Een voorbeeld; Men gebruikt een agaat dominant witte man X agaat geel schimmel pop, beiden moeten goed van kleur en tekening zijn. Een tweede voorbeeld; Agaat wit recessief man X Agaat geel split wit recessieve pop.
De VERERVING:
De Agaat vererft geslachtsgebonden en is recessief ten opzichte van de wildvorm maar dominant t.o.v. de isabel. - Mogelijke broeduitkomsten zijn o.m.:
Agaat wit dominant X Agaat geel (schimmel) of omgekeerd:
50 % agaat wit dominant poppen en mannen
50 % agaat geel poppen en mannen.
Agaat wit dominant X Agaat wit dominant;
50 % agaat wit dominant poppen en mannen
25 % agaat geel poppen en mannen
25 % lethaalfactor --- De lethaalfactor is een dodelijke factor die men kan bekomen door het koppelen van b.v. intensief X intensief of in dit geval dominant X dominant.
De lethaalfactor is de oorzaak van sterfte in het ei of bij pasgeborenen
Moet men terugkoppelen aan de zwartreeks (bv: om melaninebezit te verbeteren):
Man Agaat wit dominant X pop zwart-geel (half intensief)
25 % zwart geel mannen, split voor agaat
25 % zwart dominant wit mannen, split voor agaat
25 % agaat geel poppen
25 % agaat dominant wit poppen.
Zwart geel (half intensief) X Agaat wit dominant
25 % zwart geel mannen, split voor agaat
25 % zwart wit mannen, split voor agaat
25 % zwart geel poppen
25 % zwart wit poppen --- Eigenlijk niet zo'n goede paring want men bekomt geen enkele agaat
Zwart geel/split agaat X agaat wit dominant
12,50 % agaat geel mannen
12,50 % agaat wit mannen
12,50 % zwart geel mannen (split voor agaat)
12,50 % zwart wit mannen (split voor agaat)
12,50 % zwart geel poppen
12,50 % agaat geel poppen
12,50 % zwart wit poppen
12,50 % agaat wit poppen
Veel voorkomende fouten bij deze vogels is een te brede en/of te lange bestreping - geen of te zwakke flanktekening. Ook de baardtekening schept soms problemen, of deze tekening ontbreekt of ze is fel opgebleekt, soms zelfs niet evenredig aan beide zijden. De lichte omzoming van de vleugel- en staartpennen kan te breed uitvallen. - De grondkleur (zilvertint) is niet zuiver (helder) genoeg.
De snavel, pootjes en de nagels zijn te zwart in harmonie met de rest van de vogel. Bij de dominanten is er teveel of te weinig gele aanslag te merken in de grote pennen. Ook aanslag schouders en staart komt wel eens voor. Te weinig blauwfactor (vogel wordt te bleek) te veel blauwfactor (vogel wordt te donker)
Te veel schimmel doordat de bevedering te lang is waardoor de vogel erg ruw toont, vooral in de flanken dan.
Zoals je kan merken is deze vogel geen doetje om te kweken, zeker niet wanneer het gaat om kwaliteitsvolle tentoonstellingsvogels.
Niet tegenstaande de carnavalperiode reeds officeel is ingezet op 11 november, hebben we er nog maar weinig van gemerkt. Omdat carnavallisten de "11" hoog in het vaandel voeren zal dit ook wel de rede zijn dat de carnavalperiode ook start op 11-11 van ieder jaar. Stilaan komt nu de tijd om aan de plezierige festiviteiten te beginnen. In de eerste plaats, de soms groots opgezette optochten en pronkzittin- gen. De Prinsverkiezingen zijn grotendeels wel achter de rug maar de feestvarkens zijn niet meer in te tomen. Alle redenen zijn goed om zich in het feestgedruis te storten.
Indien wij onze dagelijkse beslommeringen even kunnen van ons afzetten is dit wel de enige goede gelegenheid van het jaar. De ouderen voelen zich dan weer enkele dagen jong en de jeugd denkt dat zij het nu voor het zeggen hebben. Zo lang het maar gezellig en binnen de perken blijft kan niemand daar iets op tegen hebben. In Limburg is deze traditie nog fel in trek met o.m. optochten in Hasselt, Beringen, Maaseik, Tongeren, Leopoldsburg en vele anderen. Willen we het wat grootser zien moeten we in eigen land naar de stad der ajuinen (Aalst). Net over de grenzen heen kunnen we terecht in Valkenswaard en Eindhoven bij onze Noorderburen. Voor het Duitse grondgebied zijn Keulen en Aken wel de trekpleisters bij uitstek.
Wanneer je nu in eigen regio een carnavalparade wil gaan bekijken zal je raar opkijken van de vele, in "Burka" gesluierde figuren. Vooraleer ik het hierover ga hebben wil ik toch de lezers er aan herinneren dat we in juni a.s. met z'n allen naar de stembus moeten om onze NIET-gewaardeerde mening te zeggen. Wel, de politiekers hebben deze periode dan ook aanzien als een geschenk uit de hemel en zijn reeds gestart met hun campagnes. Je kan er donder op zeggen dat je in iedere stoet wel wat "Burka's" zal te zien krijgen. Precies deze vermomming zal aangegrepen worden door de heren "zakkenvullers" om hun "beloftes" aan de man te brengen. Nu kan je zichzelf afvragen waarom in een Burka ? Iedere belastingbetaler weet maar al te goed dat de hedendaagse politieker niet meer te voorschijn durft te komen omdat het schaamrood van hun smikkel is af te lezen. Zij weten maar al te best dat ze enkel en alleen maar leugens staan te verkondigen en dat al hun beloftes op 20 juni reeds in de vuilbak zijn terecht gekomen.
Dat wij, arme belastingbetaler dit blijven slikken is mij een raadsel. Waarom moeten wij onze nikkel blijven afdraaien om die paljassen een buitensporig leventje te bezorgen ? Als er dan toch even sprake kan zijn van een bonus in de begroting dan staan ze reeds te zwaaien naar Afrikaanse en andere bedenkelijke figuren om hen duidelijk te maken dat ze nog wat in kas hebben om te verdelen, mits er wat tegenover staat (privé dan).
Nee, onze politici hebben geen greintje menselijk fatsoen en denken alleen maar aan het belang van hun eigen bankrekening. Weten ze wel hoeveel Belgen er onder de armoedegrens moeten leven ? Hun antwoord is dan: Dat is hun eigen schuld, ze hadden maar in de politiek moeten stappen.
Een andere vraag is tevens "Waarom zoveel miljoenen verspillen aan deze verkiezingscampagnes die toch helemaal geen aarde aan de dijk brengen". Zeg nu zelf, schudden ze niet zolang met de uitslagen totdat hun vriendjes komen opdagen voor de onmenselijk hoog betaalde postjes in te nemen ? Schaf die onnozele zever toch af en gebruik al die verloren €urootjes om de Belgen een menswaardig bestaan aan te bieden. Stap af van die stemplicht en laat de exentriekelingen maar doen wat ze steeds hebben gedaan: Hun eigen goesting doen,...wij zullen wel werken.
Daarom zou het aangewezen zijn om tijdens de carnaval optochten, de ganse politiek eens duchtig in zijn hempie te zetten. Spreek mij niet meer over deze of gene politieker, allemaal van hetzelfde slag.
De ideale oplossing zou zijn om die heren aan politiek te laten doen aan een minimum loon, benieuwd hoeveel er nog zullen resten... Of....... misschien toch, maar dan zullen het wel omgevormde belgen zijn van Turkse of Marokaanse origine.
BESLUIT: Pas dus op voor de "BURKA's" tijdens het nakende carnaval.
Sedert mensenheugnis kennen we de gele kanarie als zijnde een geel vogeltje dat in ieder huisgezin wel aanwezig was om de gezelligheid erin te houden. Toch is de kanarie van origine niet geel maar heeft een groen pakje aan. Door de jaren heen hebben de liefhebbers destijds het gele verenkleed bekomen door gespecialiseerde kweektechnieken. De drang naar vernieuwing is echter niet te stuiten. Jaarlijks komt men links of rechts wel te voorschijn met een nieuwe kleurslag. Denk nu vooral niet dat het is om de kleine liefhebber een ruggesteuntje te geven, verre van, in tegendeel zelfs. De hoofdbetrachting is in de eerste plaats winst te kloppen uit de geschapen situatie.
Wie denkt ge dat hiervan dan weer de dupe zal worden ?, Juist ja, de kleine liefhebber. Zeg nu zelf, waar vinden we momenteel nog zuivere kweekvogels. Met "zuivere" bedoel ik dan vogelswaarvan je tijdens de kweek niet voor verrassingen komt te staan. Dat een kanariekweker mee wil evolueren met de tijd is de normaalste zaak. Hiervoor mag echter de gezondheid van de vogel niet in het gedrang komen.
Een mooi voorbeeld van ongeoorloofde toepassingen in de kanariekweek is te vinden in de opfok met toediening van rode kleurstof. Wanneer het blijft bij "natuurlijke" kleurstof zou ik het nog kunnen bijtreden. De oude, gekende middeltjes zijn echter niet voldoende meer om de "geldzoekers" te bevredigen. Heden ten dagen zoekt men zijn heil in chemisch spul en andere produkten die de gezondheid van de vogel grote schade kunnen toebrengen maar wel het beoogde doel doet bekomen n.l. de dieprode kleur van het verenpak. Men vergeet dan even stil te blijven staan bij het feit dat b.v. CANTHAXANTHINE wel het verlangde resultaat geeft maar dat deze stof de lever en de nieren van de vogel erg zwaar belasten. Om deze overbelasting wat te camoufleren grijpt men dan weer naar bepaalde medicatie om lever en nieren op peil te houden.
Gelukkig voor hen die deze methodes toepassen heeft Michel Van de Bosch van Gaia zijn arendsogen nog niet laten vallen op deze problematiek. Het zou voor de topkwekers van de rode kanaries wel een gat kunnen worden in hun financiële betrachtingen.
Nu ga ik mezelf even tegenspreken door hierna een pleidooi te houden voor het gebruik van Canthaxanthine. Uit liefde voor uw vogels zou uw keuze snel moeten gemaakt zijn, maar ja.... aan u de keuze.
Canthaxanthine bepaalt de kleurenwaarde van uw roodfactorige kanarie. Canthaxanthine is naast Xanthophy carotenoïde (caroteen) is het produkt dat lichaamseigen is bij vele roodfactorige vogels. Om hun rode kleur te behouden is het noodzakelijk dat de vogel bepaalde natuurlijke stoffen kan tot zich nemen. In de natuur zoekt de vogel deze zelf wel op en is hij kieskeurig, in gevangenschap moeten ze nemen wat hun baasje hen verschaft, dus de reeds aangehaalde produkten. Voornoemde produkten en zeker de canthaxanthine zijn volledig oplosbaar in water en kunnen perfect gegeven worden, hetzij in het drinkwater, hetzij gemengd in het opfokvoer.
Bij de toepassing van canthaxanthine dienen we er wel op te letten dat we niet gaan overdrijven en de voorgeschreven dosis niet gaan aanpassen aan onze eigen goesting. Wanneer je denkt dat de rode kleurstof niet het gewenste resultaat geeft, doe dan geen onbezonnen dingen door de dosis te verhogen want dit zou wel eens fataal kunnen uitdraaien.
Wanneer we de kleurstof gaan mengen zullen we zeker nooit te veel gelijktijdig aanmaken want de bewaartermijn is hooguit enkele dagen. Het ideaal is natuurlijk om dagelijk vers klaar te maken. We kunnen tijdens de kweekperiode de kleurstof best mengen in het opfokvoer en dan gebruiken we per kg opfof 1 gram canthaxanthine die we oplossen in lauw water (50cc), goed roeren en na afkoeling onder het zacht voer mengen. Wanneer we het via het drinkwater toedienen gebruiken we de zelfde dosis, dus 1 gram per liter water. Deze aangemaakte kleurstofpreparaten kan men 2 à 3 dagen bewaren in de koelkast (zeker niet in de diepvriezer). We beginnen met het toedienen ervan enkele weken voor de eerste eieren worden gelegd. Ook moet men opletten dat we steeds dezelfde dosis toedienen en zeker niet enkele dagen overslaan, men zal dit dan merken aan de egaliteit van de kleur. Indien je mijn standpunt wil kennen, .... wel, ik ben totaal tegen deze onnatuurlijke vorm van vogels prepareren, denk maar eens na,...of wacht je liever tot Gaia zijn neus aan het venster steekt ?????
Heel wat liefhebbers laten zich steeds weer bedotten doorhun collega’s.“Eigen schuld….dikkebult”.Men gaat meestal op zoek naarkweekvogels bij bekendetopkwekers die op diverse TT steeds op het hoogsteschavotje staan bij de prijsuitreikingen. De kleinere liefhebbers laten zichhierdoor veelvuldig dedas omdoen.
In de eerste plaats moet gezegd worden dat je geen topvogels kan kopen, er wel aan werken en ze zelf kweken. Daar zit nu precies het probleem van menig liefhebber. Men denkt al te vaak dat, wanneermen een koppel topvogels aankoopt voor de kweek, dat daar vast en zeker ooktoppers zullen uit gekweekt worden.Niets is echter minder waar. De mogelijkheid is zelfs erg groot dat je van dergelijke vogels zelfs geen eieren te zien zult krijgen, laat staandat er jonge topvogels gaan uit voort komen. Hoe is dat nu bij God mogelijk zult u zich afvragen.Ik wil nu hier niet met stenen staan gooien en zeker niet veralgemenen. Hopelijk zijn er nog liefhebbers die het eerlijk menen met de hobby, er zijn er echter ook anderen, wees daarmaargerust van..
Stel nu, je hebt 2 topvogels aangekocht om te kweken en om zeker niet in het verwantschap terecht te komen hebt ge ze gekocht bij 2verschillende liefhebbers. Omdat ze van (zo gezegde) topkwekers komen en bovendien zeer mooie vogels zijn hoef ik zelfs niet te weten welk prijskaartjeer aan vast zat. Als goedgelovige ziel begin je dan met hoge verwachtingen aan dekweek. Na de kweekperiode sta je misschien nog steeds met lege handen want van kweken was er helemaal geen sprake.In vele gevallen, zoals hierna zal blijken, mag je de hemel dankbaar zijn als uwtopvogels het einde hebben gehaald. Zonde van uw zuurverdiende €urootjes zou ik zeggen.
Wat is het probleem dat zich hiervoordoet ???
Als goedgelovige kweker kocht u uw kweekvogels bij“vrienden” topkwekers die reeds jaren ervaring hebben en steeds hoge toppen scheren tijdensde wedstrijden.Tot hiertoe is er niets mis met uw manier van handelen. Toch hebt u een belangrijk detail over het hoofd gezien. Bij de aankoop van vogels en zeker van kweekvogels is het van enorm belang dat je van de verkoper te weten komt hoe hij zijn vogels in conditie houdt. Maakt hij gebruik van medicatie, wat voor voeding krijgen ze en welkeaanvullende voeding komt er aan te pas?.Dit zijn zeer belangrijke zaken in het vooruitzicht van de nakendekweek.
Zo heb ik van een vriend, vorig jaar, een triestestory moeten aanhoren. 3 Koppeltjes had hij aangekocht bij een bekende kanariekweker. Omdat zijn eigen bestand er goed bij zat dacht hij dat het met zijn eigen voedingspatroon zeker de goede weg zou opgaan. Achteraf heeft hij echter heel wat ontgoochelingen moeten verwerken.
Reeds na enkele weken lag er al eentje met de tenen naar de hemel gericht, blijkbaar zonder enig teken van ziekte of wat dan ook. Wanneer de kweek in feite zou moeten gaan beginnen bleef er van het zestal topvogels nog welgeteld één (1) over. Graag had hij wat uitleg bekomen van de verkoper in kwestie. Deze had hier ook geen pasklare uitleg voor en verweet de koper ervan als zou hij zijn vogels niet optimaal verzorgen. De vriendschap tussen deze liefhebbers staat sindsdien wel op een zeerlaag pitje. Toch is mijn vriend de oorzaak te weten gekomen, via betrouwbare bronnen en met de samenwerking met een dierenarts.
De vogels van de verkoper kregen het ganse jaar door ESB3 in hun drinkwater, natuurlijk bleven zijn vogels in goede conditie. Neem nu dit stimulerend middel weg en de vogel zal je ziender- ogen zien aftakelen. Voor de verkoper was maaréén zaak van belang en dat is dan zoveel mogelijk vogels kweken om aan woekerprijzen aan de kleine liefhebbers te verkopen.
Een rechtgeaarde liefhebber zal zijn bestand hooguit 2 X per jaar een kuur geven van enkele dagen met ESB3, n.l.: kort voor de kweek en misschien nog eentje in de ruiperiode.
Een goede raad:Ken je zulke liefhebbers in uw omgeving, laat ze gewoon op hun honger zitten en koopzekerGEENvogels bij hen.
Het rietzangertje is een trekvogel uit de orde der Passerifames en behoort tot de familie der Sylvidae. Wanneer hij het in onze streken begint koud te krijgen neemt hij zijn toevlucht tot het Afrikaanse vasteland om er te overwinteren (overzomeren) en te genieten van een welverdiende vakantie. Zelfs wanneer ze lekker vertoeven in de Sahelgebieden ten zuiden van de Sahara voelen zij de drang om op het geschikte moment hun terugreis aan te vatten. Zowat begin mei arriveren de eerste exemplaren opnieuw in onze contreiën. Bij een wandeling langs moerasrijke gebieden of rietvelden kan men ze dan duchtig horen van katoen geven. Men moet zelfs de vogel in kwestie niet gezien hebben, horen doen we hem des te meer. De zang van de rietzanger wordt in snel tempo opgevoerd. Het bijzonderste kenmerk hierin is een dikwijls weerkerend, lang en fluitachtig trillen dat echter zeer aangenaam in de oren klinkt. De strofen doen wel veel denken aan de zang van de kleine en de grote karekiet. De zang van de rietzanger klinkt alleszins welluidender dan deze van de kleine karekiet en wordt de ganse dag vlijtig aangehouden. Opvallend is de variatie in de zangintensiteit dewelke door omstandigheden in de omgeving invloedrijk veranderd wordt. Zo kan de stijgende luchtvochtigheid rond de middag de zang iets afzwakken terwijl bijzondere droge lucht en sterke wind, de zang totaal kan uitschakelen.Dit 12,5 cm lang rietzangertje onderscheidt zich van de even grote kleine karekiet door zijn felle opvallende wenkbrauwstreep en zijn donkergestreepte rugzijde. De onderscheiding met de waterrietzanger is dan nog wat moeilijker.
Door de ornithologische waarnemingen der laatste 10-tallen jaren heeft men wetenschappelijk kunnen vaststellen dat de oudere mannetjes als eerste opnieuw in hun broedgebied arriveren, gewoonlijk rond 1 mei. Enkele dagen nadien maken de jongere mannetjes dan hun opwachting. Een poosje nadien laten de popjes van zich horen. Zouden zij het misschien geleerd hebben van de menselijke dames om de kat uit de boom te kijken en te wachten tot de kust volledig veilig is om de overtocht aan te vatten ? Dit ongewoon gedrag van de mannetjes zou voor een groot gedeelte te maken hebben met bepaalde voorbereidingen die het mannetje nog wil uitvoeren om het broedseizoen op een deftige manier te beginnen ? Waarnemingen hebben tevens uitgewezen dat de rietzanger steeds naar dezelfde plaats terug komt. Hun voorbereiding bestaat er dan ook in om zijn territorium af te bakenen, het nest op te smukken en even- tueel te verdedigen voor mannelijke rivalen. Wanneer de terugkerende vrouwtjes een poosje later overtrekken willen ze pronken met hun afgebakende zone om alzo het geschikte wijfje te strikken. Herkennen we hierin ook niet een trekje van onze vrouwelijke wederhelft ? Het uitverkoren broedterrein van de rietzanger is een moerassig gebied met een voorkeur voor laagveen en enigszins verruigde gebieden.
Hun ideale biotoop is echter een combinatie van een ruime open vlakte met jong en overjarig riet en een dichte, hoog opschietende kruidlaag. Hun voedsel bestaat in hoofdzaak uit insecten die laag in de dichte vegetatie verzameld zitten. Het rietzangertje was een tijd geleden nog een zeer talrijk voorkomende broedvogel in onze streken. Rond de jaren '60 waren ze nog tienduizenden broedparen en noteerden we in de optimale leefgebieden zelfs 10-tallen broedparen per vierkante km. Eind jaren '60 begon men reeds te spreken van een onheilspellende afname. Momenteel kunnen we gewag maken van een noodsituatie want ons rietzangertje is terecht gekomen op de "rode lijst" van de bedreigde soorten. De teloorgang van de rietzanger is ten dele een internationaal probleem. Een combinatie van de jarenlange droogte in het Sahelgebied en het veelvuldig gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticides leiden tot massale sterftes in hun overwinteringsoord. Toch is er bij ons ook een en ander aan de knikker. Opvallend is b.v. dat de soort het eerst verdween uit de kleine rietstroken. Verder blijkt dat er in jaarlijks gemaaid rietveld veel minder broedparen zich huisvesten dan in overjarige rietvelden. Het behoud van de rietzanger hangt dus ook af van de wijze waarop wij omspringen met de nog bestaande rietgebieden. Exploitatie dient met mate plaats te vinden. Ieder jaar zouden wij een fatsoenlijke oppervlakte overjarige rietplantages moeten kunnen bewaren en in stand houden. Dit kan gerealiseerd worden door het natuurbeleidsplan op verantwoorde manier toe te passen. Een natuurlijk oeverbeheer van onze kanalen en andere waterlopen zouden, met inspraak van de Rijkswaterstaat en wetenschappers hier wel enig soelaas kunnen brengen. Hopelijk kan er snel een einde gemaakt worden aan de achteruitgang van de populatie van één van onze beste zangvogels. Het rietzangertje heeft, zelfs meer dan hem lief is, ook heel wat vijanden. Vanuit de hoogte zijn de zijn voornaamste belagers vooral de sperwer, de uilen,kraaien, de Vlaamse gaai maar vooral de klauwieren. De klapekster is dan weer de wolf in de schapenstal. Deze kan zich erg vreedzaam tussen andere vogels ophouden en mee fluiten, om dan plots, zonder enige aanleiding zijn aanval in te zetten. Zelden zal hij echter de oudervogels als doel voor ogen hebben, het zijn meestal de nestelingen die het slachtoffer zullen worden. Onder de zoogdieren heeft de rietzanger bovendien ook heel wat leefgenoten die niet direct vrienden kunnen genoemd worden. Zo zijn de bunzing, de wezel, de marter en de waterratten de voornaamste belagers van ons zangertje. In mindere mate komt ook de vos wel eens aan zijn trekken, evenals de zwerfkatten.
Over het broedgedrag van het rietzangertje kunnen we kort zijn. Na goedkeuring van het nest door het vrouwtje zal ze al snel haar eerste eitje leggen, dit worden er uiteindelijk maximaal 6, meestal maar 4. De broedtijd is zowat 12 à 14 dagen. Beide ouders broeden afwisselend maar het wijfje neemt wel het grootste deel voor haar rekening. Vanaf het uitpikken der eieren is het een zware klus voor de ouders. De jongen sperren ononderbroken de bek en deze moet zonder uitstel steeds gevuld worden. In deze periode zal je ook niet moeten luisteren naar het gezang van het mannetje, hij heeft wel wat anders te doen dan de mensheid op te vrolijken. Aanvankelijk worden kleine insecten en spinnen gevoerd, na de 5de dag krijgen ze al wat grotere brokken voeding met o.a. maden. Na ongeveer 14 dagen verlaten de jongen het nest. De ouders voeren dan nog geruime tijd verder terwijl de jongen dartel en speels te keer gaan in het struikgewas. Na een 5-tal weken beginnen de jonge mannetjes reeds te oefenen in de zangkunst onder leiding van papa de rietzanger. Korte tijd nadien begint dan de rui en beginnen ze zich stilaan op te maken en voor te bereiden om hun zomerverblijf te gaan opzoeken.
Er bestaan 3 soorten weegbree die het meest gebruikt worden
-Ruige weegbree (Plantago media)
-De smalleweegbree ( Plantagolanceolat)
-De groteweegbree(Plantago major)
De Groteweegbree kan 15 cm hoog worden, dit is echter afhankelijk van de bodem- en groeiomstandigheden. De bladeren zijn ovaal en staan in een rozet om de wortel.
Op de lange, niet vertakte stengel staan klein bruin-groene bloempjes. De grote weegbree bloeit van juni tot oktober.
De plant is te vinden in de bermen, weiden en wordt vaak gezien als een algemeen voorkomend onkruid.De bloemen hebben geen kroonbladeren doch erg lange meeldraden en stampers, hierdoor kan de wind zorgen voor de bevruchting en de voortplanting.
-Verse gekneusde weegbreebladeren worden op verse wonden gelegd.
-Als kompres of lotion bij insectenbeten, allergische uitslag, eczeem, ontstoken wonden en bij splinters.
-Verminderd zenuwpijn en uitslag bij /door gordelroos.
-Als crème of zalf bij bloedende aambeien, tandvlees, ontstekingen in de mond en bij herpesblaasjes.
Inwendig:
-Bij Astma, bronchitis en hoest.
-Loopneus bij allergieën, irritatie en verkoudheden.
-Bij spastische colon en blaasproblemen
-Thee werkt koelend bij aanhoudende koorts.
Een voorbeeld van verkrijgbare druppels van de weegbree is de Plantago tinctuurvan Dr Vogel.
Bijonzevogels:
De weegbree is een welgekomen versnapering voor onze volièrevogels, de plant heeft een positief effectop de gezondheid van de vogels. Eens per week een trosje breegweekan wonderen verrichten.
Sindseind oktober is het“Ten dode opgeschreven”Doel(Antwerps havengebied)de attractiepool gewor- den voormenigvogelspotter. Zo konden we fotografen ontmoeten uit Nederland, Duitsland, Frankrijk, Engeland en natuurlijkwaren onze eigen Vlaamsevogelspotters in de meerderheid. Al deze mensen hadden maaréén doel voorogen, n.l. DE ideale foto-shot schieten van een dwaalgast, een verloren exemplaar waarvan wij vermoeden dat zijn GPS – systeem op hol is geslagen. Bovendien was hijblootsvoets
(geen lederen riempjes schoentjesaan zijn poten).De eerstedagen na de ultieme observatie deed het gerucht de ronde als zou het gaan om een, uit gevangenschap ontsnaptebuizerd.Dezezienswijze moest al snel herzien worden wanneerde eerstefoto’s kwamen opduiken en men enkele vaststellingen kon doen die zeker niet overeen komen met een vogel die in gevangenschap heeftverbleven. Een vogel van dergelijkeomvang (ze zijn ongeveer60 cm groot met een vleugelspanwijdtevan ongeveer 1,50 meter) zal zeker beschadigde staart- en vleugelpennen vertonen, bovendien moeten deze vogels een verplichtte gesloten voetring dragen en zullen steedsde lederen riempjes (schoentjes)aanwezigzijn..
Aan de hand van het bekomen fotomateriaal hebben de roofvogel- experts de juistebenaming kunnen plakken op dit individu dat momenteel door het luchtruim van het AntwerpseDoel raast en tevens het gespreksonderwerp van de dag is in de streek. Met zekerheid kunnen we nuookstellen dat het om de zeer zeldzame Arendbuizerd gaat. Bij navraag bij deDirecteur voor de Vogelbescherming voorVlaanderen, dhr Jan Rodts zou het een uniek geval zijn in de Belgische Ornithologischegeschiedenis.
Sommigebetweters beweren echter dat er in het begin van de 20ste eeuw (1905) nog een geval is waargenomen, deze bewering kon echter nergens terug gevonden worden in de archieven.
Deze kostganger beschouwen wij dan ook als het eerste officiële staatsbezoek van deze Afrikaanse eminentie aan België. Tevens moeten wij toch vermelden dat deze bewuste Arendbuizerd wel degelijk eenverdwaalde vogel is omdat er geen enkel spoor te bekennen is van een verblijf in gevangenschap. Dus niet de minste beschadiging van het verenkleed, geen voetring of schoentjes en bovendien verkeerthij in uitstekende conditie.
Deze Arendbuizerd moet toch wel het slachtoffer zijn geworden van een uitzonderlijke oriëntatiestoring om maar liefstenkeleduizendenkm van zijn oorspronkelijke route af te wijken.
Wat moeten we nog meer weten over de leefwijzevan een Arendbuizerd ?
Op zijn naamkaartje vinden we enkele gegevens die ons een idee geven over zijn persoonlijkheid:
-Nederlandsebenaming: Arendbuizerd
-Wetenschappelijke benaming: Buteorufinus
-Familie: Havikachtigen
-Onderfamilie:Buizerdachtigen
-Grootte:Ongeveer60 cm (iets groter dan de gewonebuizerd)
-Vleugelspanwijdte: Tussen 1,30en1,60 meter
-Gewicht: Als volwassen vogel ongeveer1750 gram
-Verspreiding: Noord Afrika – en Zuid-OostEuropa
-Biotoop: Steppen, Half woestijn en het bebostegebergte
-Prooidieren: Kleine zoogdieren zoals hamsters en muizen, hagedissen en slangen
-Broedperiode: Maart-April
-Legsel:2 à 3 eieren, soms wel eens4 à 5 stuks
-Eieren: Kleur: vaal wit met bruine vlekken - 60 X 48 mm eneen gewicht van 73 gram
-Broedtijd:30 dagen
-Nesttijdderjongen: 40 à 42 dagen
-Geslachtsrijpheid:Op de leeftijd van 2 à 3 jaar
De Arendbuizerd kunnen we duidelijk herkennen aan zijn gestalte en zijn maniervan vliegen.Hij is beduidend groter dan de door ons gekendebuizerd. Door zijn bredere vleugels en sterk gevingerde slagpennen gelijkt zijn vliegbeeld meer op dezevan een arend dan op de vlucht van een buizerd. Nog een goed herkenningspunt van de Arendbuizerd zijn de licht roestkleurige kop, hals en staart.
Uit de bestudering van het verenkleed van onze Belgischegast is ondertussen gebleken dat het hier gaat om een vogel die in de zomerperiode komt overleven in Griekenland, Hongarije en Turkije
Zijn kleinere soortgenoten zijn dan weerstandvogels en houden zich meestal op in Noord Afrika (Marokko, Tunesië en Algerijë) enzullen in principe niet afdwalen naar onzestreken. Uit diezelfdestudie is tevens gebleken dat de vogel die in Doel verblijft een tweedejaarsvogel zouzijn (geboren in 2007).
De kans is tevens groot dat deze jonge vogel niet snel van plan zal zijn om het land te verlaten. Trouwens, in de omgeving waar hij zich momenteel bevindtis er voldoende eten voorhanden en heeft hij het echt naar zijn zin.
Vogelspotters hebben zelfs reeds kunnen vaststellen hoe deze Arendbuizerd een konijn tegrazen nam alsprooi.
Deze roofvogel laat zich graag bewonderen terwijl hij op een verheven en veiligeplaatsop deuitkijkzit.
De Arendbuizerd van Doel overnacht meestal in hoge electriciteitsmasten of op verlichtingspalen. Merkwaardig is ook het bericht dat wij ontvingen vanuitFrankrijk. Sinds half september zou er een soortgelijk exemplaar zich ophouden in Barville-en-Gatines, ten zuiden van Parijs. Misschien hebben ze met hun beidjes de grote reis wel ondernomen en zijn ze mekaar uit het oog verloren boven onze contreiën.Of….heeft deze van Doel gedacht: Ik zal die mensen van Doel maar wat helpen om in de belangstelling te komen vooraleer het dorpje met heel zijn hebben en houwen voor de bijl moet gaan. Zijn reisgezel daarentegen zal waarschijnlijk meer houden van het zwoele, bruisende nachtleven van deLichtstad. De nog resterende bewonersvanhet mooie dorpjeDoelzijn alleszinsopgetogen met de internationale belangstelling die zij mogen genieten in de terminale dagen van het bestaan van hun schilderachtigpolderdorpje.
Al bij al, of het nu toeval is of niet, eind november brachten wij een bezoekje aan de Hagelandse Roofvogel- vereniging te Tessenderlo.Deweerman had voor die dag een pak sneeuw voorspeld en wij hoopten dan om ookeenSneeuwuil te kunnen ontmoeten om enkele toepasselijke plaatjesteschieten met de Sneeuwuilindesneeuw.Sneeuw kregen we wel in overvloed maar…deuilstuurdezijn kat.
Tijdens dezeout-door trainingen viel ons oog onmiddellijk op een uitzonderlijk exemplaar.Uit een gesprek met de jongeeigenaar bleek het te gaan om een,jawel, jongeArendbuizerd.Zal wel toeval wezen zeker dat weprecies nu een dergelijke vogel te bewonderen kregen.
Volgens Dennis Wuyts is zijn vogel amper6 maanden oud en kwam hij die dag voor de eerste maal naar devliegtrainingen van declub, hetgeen duidelijk te merken viel aan zijn wispelturig en onrustiggedrag.
Een Arendbuizerd is een zeer zachtaardige vogel en helemaal niet agressief tegenover zijn baasje, voor wat de voeding en verzorging betreft is hij zeker niet moeilijker dan om het even welke roofvogelsoort, aldusDennis. Dezevogel is geboren in de maand mei 2008 in de dierentuin van Detmold in Duitsland.
Hopelijkzal hij ookeen goedeleerling blijken te zijntijdens deoefeningen zodat ik nog veel plezierkan beleven aan dezeprachtvogel.
Zoals u op bijgaande foto wel zal kunnen merken zit hij momenteel nog in zijn jeugdplunje en moet hijzijn volwassen klederdrachtnog wat aanpassen.
Zijn grondkleur zal nog wat roestbruiner moeten worden en debestreping moet nog brederworden, hiervoorzal hij toch nog een jaartje geduld moeten hebben. Dan pas zal hij zich als een volwaardige Arendbuizerd kunnen tonen aan het publiek.
In ieder geval is deze mooie vogel een pareltje onderde roofvogels waar menig liefhebber enkel maar kan van dromen.
Op 7 juni j.l. heeft er een Internationale vergadering plaats gevonden in de Bondsgebouwen van AOBteVorst, georganiseerd door AOB. Op de agenda stonden enkele kleurslagen die de laatste tijd heel wat stof deden opwaaien in het kanariewereldje en vooral binnen de COM – rangen. VoorKBOF waren de heren Jan Van Overvelt en Maurice Kestemont de gesprekspartners.
Als eerste punt stond de Bruin geel intensief op de dagorde. Tijdens de keuring te Mechelen (Geel) maakte dr.Rossi de keurmeesters duidelijk dat de Bruin geel intensief, vanaf dat moment zou gekeurd dienen te worden als een vogel met maximale eu- en phaeomelanine. Een donderslag bij klaar helderehemel. Iedereen had zijn bedenkingenbij dezeeenzijdige beslissing uit het Zuiden. Over deze wijziging in de COM standaard is niet het minste overleg geweest met de overige Federaties van COM. Vraag is dan ook wie er in feite nog mede zeggingsschap heeft binnen COM, behalve dan Italië, (met name dhr. Rossi). Dit is ongetwijfeld een precedentdat niet voor herhaling vatbaar is en in de toekomst absoluut moet vermeden worden. De afgevaardigden van BOU, de heren Cobbaut en Van Overvelt kregen de opdracht mee om hiertegen te reageren op de volgende COM – vergadering. Een degelijke omschrijving maken van de bruin geel intensief is niet zo evident als het voorkomt.Sinds 10-tallen jaren staat vermeld in de meeste standaarden dat er bij deze kleurslag een max. eu- en phaeomelanine zichtbaar moet zijn en dus verweven met de lipochroomkleur. Enkele meningen van de vergadering; Frankrijk wil geen phaeomelanine bij de bruin geel intensief. AOB en KBOF daarentegen willen een max aan eu- en phaeomelanine, verweven met de lipochroomkleur. De dekveren van de vleugels moeten ook donker bruin zijn en niet melkchocoladebruin. De egaliteit van de poten en nagelsis van groot belang. De poten mogen zeker niet te donker zijn, er mag wel een vleugje melanine aanwezig zijn (brunâtre).
CONCLUSIE:
Bij de bruin geel intensief is de donkerbruine eumelanine en de iets minder donkere phaeomelanine maximaal aanwezig. Door de werking van de intensieffactor zal de phaeomelanine deels verweven zijn in de lipochroomkleur.Hierdoor zal de lipochroomkleur tussen de bestreping donkerder zijn dan deze op de borst. Een kleine hoeveelheid zichtbare phaeo aan de rand van de eumelanine bestreping is dus zeker niet foutief. De eumelanine moet maximaal donkerbruin zijn.Ook de grote pennen moeten maximaal donkerbruin zijn tot in de rand van de pluim.
Andere kleurslagen die besproken werden waren o.a. de Azulfactor, de Agaat wit, de Jaspis en de lipochroom-kanaries. In een korte samenvatting zullen we trachtende besluittrekkingen even op een rijtje te zetten zoals ze tijdens deze vergadering aan bod zijn gekomen.
DeAZULbezit zeker goede eigenschappen voor sommige kleurslagen. Vraag is nog steeds of de Azulfactor een mutatie is of bekomen werd door selectie. Duitsland beweert dat het een mutatiefactor is die de phaeo volledig doet verdwijnen.KBOF wil de Azulfactor als mutatie erkennen om eventueel in een afzonderlijke reeks te kunnen aanbieden op de shows.
CONCLUSIE:
Johan Van der Maelen besluit,dat,zolang het niet duidelijk is wat deze factor doet en hoe hij vererft het zeer belangrijk is om te weten in welke kleurslagen we deze mutatie kunnen inbrengen en dit is tot nu toe in de zwart- en de agaatreeks het geval. (ook in de mozaïek). Op de tweede plaats moeten we nog steeds keuren wat we zien en dus is de afkomst van minder belang.Een erkenning is dus momenteel nog niet mogelijk. Welke factoren er in de vogel ook aanwezig mogen zijn, hij moet steeds gekeurd worden volgens de bestaandestandaardnormen. – Verder onderzoek is hier beslist nog nodig.
Voor wat betreft de Agaat wit waren de bedenkingen van de vergadering erg uiteenlopend, we gaan het hier niet hebben over bepaalde details maareen algemene conclusie weergeven van deze kleurslag:
De lipochroomkleur bij de Agaat wit is niet volledig wit, een zekere hoeveelheid phaeo is verweven in de grondkleur om de kleuregaliteit te optimaliseren, evenwelzonderbruin te laten zien. De eumelanine is donker zwart, niet te breed(25/75) en moet goed onderbroken zijn. De baardtekening is aanwezig, evenals de eventuele keelstippen, deze laatste echter niet bij de rode en gele lipochroomkleur. De voorhoofdband is normaal wel zichtbaar doch steeds doorweven van melanine (enige melanine verdunning boven de bek). De poten en nagels mogen lichtjes gemelaniseerd zijn, zeker niet zwart. Vleeskleurig is eveneens toegestaan. De bek mag maximaal een licht puntje vertonen.
Bij deJASPIS moet duidelijk gemaakt worden dat dit geen mutatie is doch een hybride van de kanarie met de Mangelaansys.De Jaspis bestaat in alle kleurslagen. Er is een groot verschil met de grijsvleugel.Bij de Jaspis is er tevens een sterkereductie aan de basis en de opbleking van de staart- en vleugelpennen is verschillend. De vererving is enkel en dubbel dominant en vrij (ook afkomstig van de sys). Naar het schijnt zou deze vogel in Spanje reedserkent worden in enkele dilluaties.
Tot slot nog de LIPOCHROOMKANARIES met witte slag- en staartpennen. In deze soortzijn er 3 categoriën te vermelden, n.l. De intensieve, de schimmels en de mozaïek.Bij de mozaïeken vragen wij een gelimiteerde en begrensde aanwezigheid van de lipochroomkleur o.a. in de grote pennen. Bij de rode en de gele lipovogels vragen we dan weer een maximum aan lipochroomkleur.
In Italië wordt er weinig geselecteerd op de doorkleuring van de pennen. Hierdoor ontstaan er ook bij de niet mozaïeke exemplaren met witte slag- en staartpennen. Door aangepaste voeding kan de aanwezigheid versterkt of afgezwakt worden.
CONCLUSIE:
De voltallige vergadering staat achter de doorgekleurde vleugel- en staartpennen, dus een handhaving van de egaliteit.
Zo te zien en te horen zijn we nog lang niet aan denieuwe patatjes toe voor wat betreft eenvormigheid, laat staan voor een realistische overeenkomst tussen Noord en ZuidEuropa.
Een beleid van eensgezindheid zou hier misschien wel soelaas kunnen brengen om de gemoederen te bedaren.
Samenvattend citaat van het verslag van de vergadering,
Indien de weersomstandigheden het enigszins toelaten vinden we Danny wekelijks terug op de vogelmarkt te Mol. Al is het ook niet meer wat het geweest is door al die strenge regels derwet, aldus Danny.
Wij vonden het dan ook ideaalomhem eens te gaan bezoeken voor “Ten huize van”
Bij mij is de microbe overgeslagen van mijn vader, die heeft ook altijd vogels gehouden en gekweekt. Net als bij hem, is en blijft het ook voor mij een ontspannende bezigheid. Hopelijk kan ik zo snel mogelijk van mijn pensioen gaan genieten zodat ik mij ten volle kan toeleggen op de kweek en de verzorging van mijn vogels.(Red.: dit hebben we nog al eens gehoord).
Eind jaren ’80 ben ik pas op een degelijke manier er toe gekomen om met de kweek en verzorging van mijn vogels bezig te zijn. Voordien was het mij enkel te doen om de gezelligheid van vogels te houden in de volière. Zoals bij de meeste beginners kon je toen in mijn gezelschapsvolière alle mogelijke soorten aantreffen. Meestal ging het destijds om Europeseen kanaries, dus, een mengelmoes van alles wat. Wanneer ik dan al eens een nestje met jongen kon grootbrengen was het voor mij al een succes. Over kwaliteit had ik toen nog geen kaas gegeten, een bonte kanarie was voor mij zeker niet minderwaardiger dan een kwaliteitsvogel. Door de jaren heen ben ik dan toch gaan inzien dat gericht kweken een “must” is indien men in deze hobby iets wil bereiken.
Mijn aansluiting bij “DeZanglijster” uitHelchteren heeft hier wel een bijzondererol gespeeld . Hoe kan het ook anders wanneer je terecht komt tussen kleppers als een Storre Janssens, Martin Claeskens, Guy Bex en andere soortgenoten, stuk voor stuk mannen die de klepel wisten hangen. Van hen heb ik heel wat kennis opgestoken in die periode. Op de tentoonstellingen was ik echter niet bij de uitblinkers, al speelde ik toch al eens een kampioen en wat ereprijzen. Voor mij was dat echt niet het voornaamste, al is het wel mooi meegenomen.Het belangrijkste voor mij om deel te nemen aan een TT was meer het gevoel van er bij te horen en vooral om mijn oren te luisteren te leggen bij de uitleg en discussies van de meer ervaren liefhebbers. Volgens mij is dit de beste leerschool die ik beginnende liefhebbers kan aanbevelen. Begin kleinschalig en doe vooreerst voldoende kennis op en geef uw ogen en oren de kost tijdens een TT, vooral dan bij het inkooiën en de commentaren na de keuringen. Hier kan je de basis leggen voor een mooie carrière als vogelkweker – tentoonsteller.
Na een tijdje ben ik dan wel gestopt met tentoonstellenom diverse redenen. De bijzonderste rede van mijn afhaken was te zoeken in de soms hoog oplopende discussies over deze of gene kampioen, iedereen mag hierin wel zijn mening hebben maar over kleinigheden te zitten bekvechten hoort er toch niet bij. Het verdict van de keurmeester is bepalend en men moet dit maar aanvaarden.Nogmaals, voor mij maakte het niet uit of ik 2de of 22ste stond in het eindklassement.
De sfeer en de leerrijke gesprekken gaven mij reedseen voldoening. Na gestopt te zijn als tentoonsteller ben ik wel contact blijven houden met enkele bekende spelers en bezocht ik regel matig tentoonstellingen in de streek.
Zo had ik het geluk om enkele uitzonderlijke kweekvogels (witte) te kopen van Martin Claeskens. Martin heeft mij overigens de knepen geleerd om mijn witte vogels op een speciale manier te wassen, hetgeen toch nog steeds een pluspunt is bij de keuringen. Links en rechts kocht ik dan nog wat goede kweekvogels bij om in een andere bloedlijn te komen en dat is me goed gelukt.
In 2005 heb ik dan de draad weer opgenomen alstentoonsteller. Regelmatig viel ik de eerste 2 jaar wel binnen de prijzen en zo was het competitiebeestin mij weer wakker geschoten.
In 2007 achtte ik de tijd rijp om mij eens even te gaan meten met de concurrentie in het kanariewereldje.
Bij de BSKK (Brabantse Speciaalclub voor Kleur- Kanaries) behaalde ik direct 1 X goud – 2 X zilver – 1 X brons en zilver in stam met rec. Wit.
Enkele weken later inRapertingenbijSKK Limburg was het 1 X goud – 2 X zilver en 1 X brons.
Na deze 2TT gaf ik mijn vogels een tijdje de nodige rust om te bekomen en om ze voor te bereiden op het Limburgs kampioenschap. Dit is misschien ook wel een punt dat vele beginners over het hoofd zien. Gun uw vogels de nodige rust tijdens het TT-seizoen, zeker de vogels waarmee je volgend kweekseizoenwil kweken. Van uitgebluste vogels moet je zeker geen positieve resultaten verwachten. Persoonlijk hou ik het aantalTT’s zeer beperkt. Enkel confrontaties met degelijke concurrentie ga ik nog aan. Van de uitslagen op de kleinere tentoonstellingen krijg je soms een verkeerde inschatting van de waarde van uw vogels
Een volgende stap in 2007 was dan het Provinciaal Kampioenschap met toch een zeer positief resultaat als eindbalans, n.l.: 2 X goud -3 X zilver en 2 X brons, dit resulteerde dan ook nog in een 4de plaats bij de kleurkanaries. Na deze onverwachteresultaten wilde ik ook wel eens de sfeer opsnuiven van eenWK.
Dit is nu net zoals in de wielersport, een renner die nooit de Tour de France heeftgereden staat voor velen geboekt als zijnde 2de rangsrenner. In onze hobby is heteveneens een “must” om minstens éénmaal deel te hebben genomen aan ‘n wereldkampioenschap om het etiket van “volwaardig liefhebber” te mogen dragen.
In Hasselt had ik slechts 4 vogels ingeschreven met als resultaat:91 punten voor mijn rood ivoor isabel schimmel-90 punten voor een Opaal wit en respectievelijk 89 en 88 punten voor de 2 rec. Witte vogels, met dezeuitslag kon ik best tevreden zijn.
Aan de beginnende liefhebbers zou ik de raad willen geven om op klein niveau te starten en niet onmiddellijk te streven naar de top.Bouw langzaam uw carrière uit en begin met hooguit 2 à 3 kleurslagen, wanneer je dit onder de knie hebt kan je nog altijd uitbreiden met andere soorten.
Momenteel kweek ik met agaat wit-agaat opaal wit -rec. Wit – Opaal geel ivoor – rood isabel ivoor schimmel en zwartkopsysjes, op deze laatsten ga ik mij vanaf volgend seizoen nog wat meer toeleggen omdat ik dit een mooi en vinnig vogeltje vind.
Jaarlijks kweek ik om en bij de 200 vogels. Door de steeds maarduurder wordende voedingsstoffen heb ik wel besloten om er een drastische rem op te plaatsen en de kweek te beperken.
Om van mijn overtollige vogels af te raken trek ik, indien de weersomstandigheden het toelaten, bijna wekelijks naarMol markt . Belangrijk bij deze samenkomsten is het sociaal karakter van de markt, men komt er in contact met de echte kenners van heinde en ver.Hier komen dikwijls belangrijke afspraken tot stand en de vriendschapsbanden worden nauwer aangetrokken.
Voor wat mijn kweekprocedure betreft heb ik voor niemand geheimen en kan ik met de hand op het hart zeggen dat ik nooit of te nimmermedicatie gebruik, ook niet preventief. Een vogel die gezonde voeding krijgt heeft niets meernodig, ik zit niet te knoeien met een potje van dit en een flesje van dat. Al die zo gezegde“wondermiddeltjes”laat ik gewoon aan mij voorbij gaan.
Mijn vogels krijgentwee kuren per jaar met ESB3, de eerstenet voor de kweek en een tweedein de ruiperiode en daar stopt het wel mee.
Tijdens de kweek tot na de rui geef ik zeeivoer van Obbergen met per vogel een aantal pinky’s en buffalo- wormpjesgemengd om de dierlijke eiwitten aan te vullen. Meestal doe ik er ook nog wat geraspte wortelen onder en daarblijft echt niets van over.
Tot slot wil ik toch nog even benadrukken dat iedere beginnende liefhebber bij mij terecht kan indien ze vragen hebben over bepaalde situatie tijdens de kweek of bij de verzorging der vogels.
Indien iedereen een handje zou toesteken om beginnende liefhebbers met raad en daad bij te staan, zou onze hobby er alleszins beter voorstaan en zouden we niet op onze knieën moeten gaan smeken bij de jeugd om toch maar lid te willen worden, ook de clubs zouden volgens mij meer mogelijkheden moeten krijgen om nieuwe leden aan te trekken.
Vitamines, een veelbesproken thema en soms een bron van discussie bij de vogelliefhebbers-kwekers. Laat ons niet om de pot draaien; Vitamines zijn van levensbelang voor ieder levend wezen. Om optimaal te kunnen functioneren zijn deze dan ook onmisbaar. In onze dagelijkse voeding treffen we de broodnodige vitamines wel aan in beperkte hoeveelheden. Het ene levend wezen zal hiermee reeds voldoende hebben, anderen zullen, door omstandigheden, misschien in nood geraken aan een tekort van een bepaalde soort. Iedere levensfunctie heeft n.l. nood aan deze of gene vitamine. Zo kan er enerzijds ook wel een situatie ontstaan dat het lichaam een teveel van een bepaalde soort bevat en dit kan dan ook weer negatieve uitwerkingen hebben. Als voorbeeld kan ik aanhalen dat levertraan bijvoorbeeld slechts beperkt mag toegediend worden, onder welke vorm dan ook. Een teveel aan levertraan zou een overdosering teweeg brengen van de vitaminen A en D en zal in vele gevallen voor de dieren uiteindelijk een fatale afloop kennen. Om een goed begrip te krijgen en een inzicht omtrent de betekenis van vitamines moeten we eerst en vooral beseffen wat de diverse vitaminen verrichten in het lichaam en vooral, wat zijn vitaminen eigenlijk. De vitaminen behoren tot het organische gedeelte van iedere voeding en op wetenschappelijk vlak zal hier wel nooit een eindpunt gezet worden. Wereldwijd worden door deskundigen, onafgebroken proeven gedaan en vergelijkingen gemaakt met bevindingen van anderen. Op dit vlak is de wetenschap reeds zeer ver, gelukkig tot heil van alles wat leeft. De vogels zijn geschapen om rond te vliegen en alzo zichzelf te voorzien van voedsel, dit wordt door zijn instinct meegegeven. Zo zien we b.v. bij zaadetende vogels dat deze zich soms tegoed doen aan het vangen en eten van insecten. Dit is reeds een bewijs dat zij zich willen voorzien van meer gevarieerde eiwitten maar tevens dat ze nood hebben aan bepaalde vitaminen en mineralen die aanwezig zijn in deze insecten. Een ander voorbeeld: Strooi eens wat keukenzout in uw tuin en vermeng dit lichtjes met de bovenlaag. Zeker moment zal je merken dat de vogels er druk doende zijn geweest. Waarom zul je zeggen, wel, zij hebben het overvloedig aanwezig natrium gevonden en benutten dit om hun spijsverteringsproces te bevorderen. Bij bosbranden ziet men nadien heel wat vogels in het gebied scharrelen in de asresten, zij zijn zich dan aan t bevoorraden met de achtergebleven houtskool. De zaden van onkruiden en planten worden gretig opgezocht door de vogels. Het ene zaadje valt al meer in de smaak dan het andere, de vogel geeft hierdoor te kennen dat hij bepaalde stoffen opzoekt die noodzakelijk zijn voor zijn gezondheid. Door vrij rond te kunnen vliegen in de natuur zijn deze vitaminerijke stoffen steeds binnen het bereik van de vogels. Het zal heel wat complexer worden wanneer de vogel in gevangenschap zal moeten leven. Door deze gedwongen situatie is de vogel totaal afhankelijk van wat zijn baasje hem voorschotelt en vooral, van dezes deskundigheid op dat vlak. Het tijdperk dat de dieren nog konden spreken behoort tot de legende van de middeleeuwen. Om onze vogels een gezond leven te verzekeren zijn er duizend-en-één middeltjes in de handel. Niettegenstaande er steeds wel een gebruiksaanwijzing bij hoort moet men toch alert blijven in het toedienen van deze preparaten. Voor de behoefte aan vitaminen is dit wel een leidraad aangezien er in verschillende omstandigheden, of meer, of minder vitaminen nodig zullen zijn. Vogels die in een kelderruimte worden gehouden zullen de noodzakelijke Ultra-violetstralen moeten ontberen. In de natuur komt deze straling van de zon en vanuit de ruimte. Door de UV-stralingen worden in het lichaam de D3 vitaminen gevormd. Al het voorgaande wijst erop dat elke doorsnee liefhebber zich best wat meer zou verdiepen in zijn kennis van de voedingsleer. Tevens is het een aanrader voor iedereen om te weten vitaminen er moeten gebruikt worden in welke omstandigheden. Het minste dat we toch zouden moeten weten is de wetenschap wat voor werking de vitamines in het lichaam teweeg brengen. Om de leek een handje te helpen in deze wetenschappelijke materie gaan wij hier de belangrijkste vitaminen en hun eigenschappen even nader toelichten: Om het duidelijk aan de man te kunnen brengen voor iedereen gaan we al de vitamines splitsen in 2 groepen. In de 1ste groep komen de vitaminen aan bod dewelke oplosbaar zijn in OLIE. In de 2de groep komen de in WATER oplosbare vitamines aan bod. De in Olie oplosbare zijn de vitaminen A D E en K -- De vitaminen B en C zijn dan weer oplosbaar in Water. Deze twee groepen moeten we wel goed weten te onderscheiden. Wanneer we de vitaminen van de eerste groep willen toedienen moet er vet of olie aanwezig zijn in het voedselrantsoen van de vogel. Om de bedoelde vitaminen in het darmstelsel oplosbaar te maken en hierdoor werkzaam te doen deelnemen aan de opbouw en het onderhoud van het lichaam is het een must dat olie of vet aanwezig is. Een voedselrantsoen dat weinig of geen voedingsvet of olie bevat is slecht voeder. De vitaminen zullen niet kunnen oplossen en bijgevolg niet aan de gestelde eisen voldoen. De in olie of vet opgeloste vitaminen zullen opgeslagen worden in de lever van de vogel voor eventueel later gebruik. Hier schuilt echter een addertje onder het gras.. Wanneer geven we genoeg en wanneer te veel ? De periode , waarin de vogel leeft op dat moment is bepalend voor de hoeveelheid vitaminen dat hij dan nodig heeft. De vitaminen D3 is voor een vogel meer van waarde. Van de UV-stralen weten we reeds dat onze vogels deze omzetten in D3 vitaminen. s Winters is de capaciteit van de UV-straling echter tot een minimum herleid. Daarom zullen wij onze vogels kunstmatig moeten voorzien van deze versterking. Zeker in de kweekperiode eveneens denken aan de nodige bijvoeding. Het is nl. zo, dat in de kweekperiode onze vogels extra moeten voorzien worden van kalk, fosfor en vitaminen D3. Dit is trouwens het tijdstip dat er nieuwe skeletten gevormd worden en dan zijn deze voorzieningen zeker geen overbodige luxe. De aangehaalde elementen, kalk, fosfor en de vitaminen D3 zijn onafscheidelijk met mekaar verbonden. Je moet immers weten dat de vitaminen D in het vogellichaam de kalk /fosfor stofwisseling op peil brengt en onderhoud. Een tekort aan deze vitaminen D heeft tot gevolg dat er een slechte stofwisseling plaats heeft en deze laat zich dan gevoelen door gebreken in het beendergestel. Buiten deze kweekperiode, tot zowat aan de herfst, is extra versterking van vitaminen D niet meer, of in veel mindere mate nog nodig. Dan hebben we de vitaminen A, ook wel epitheel beschermende vitaminen genoemd. Deze A vitamines zijn verantwoordelijk voor een goede afbouw en onderhoud van alle slijmvliezen van het verteringskanaal, de luchtwegen, de geslachtswegen en de ogen. Ook de opperhuid wordt intact gehouden door de vitaminen A. De vitaminen A moeten volledig via de voeding worden aangevoerd, het ontstaat niet door invloeden van buiten af of door chemische reacties zoals bij de vitaminen C wel het geval is. Het is genoegzaam bekend dat bij gebrek in een vogellichaam van de A vitaminen er minder vitaminen C kunnen aangemaakt worden. Dit wil ik hier toch duidelijk stellen. Veel vogelliefhebbers beweren en geloven er zelfs sterk in dat, wanneer ze de vogels vitaminen C opvoeren alles in orde is en het evenwicht hersteld is. De realiteit is echter anders. Indien de vogel voldoende vitaminen A had gekregen dan moest men niet ingrijpen door vitaminen C toe te voegen. Zulke vogels zullen zich tijdens en even na het innemen van deze vitaminen C wel goed voelen maar dit zal maar van zeer tijdelijke duur zijn. Dit wil nu ook weer niet zeggen dat het extra toedienen in sommige gevallen van vitaminen C geen soelaas zal brengen. In de kweekperiode bv.: in de kweekperiode. De eierschalen zullen van prima kwaliteit zijn dank zijn dank zij een meer aanbod van de vitaminen C. Wij hadden het echter nog steeds over de vitaminen A, om duidelijkheidsredenen heb ik er even de vitaminen C moeten bijhalen om de lezer van deze de functie van de vitaminen A beter te laten doordringen. Toch moeten we de draad met de vitaminen A opnieuw opnemen om duidelijk te stellen dat de vitaminen A een belangrijke functie heeft in het hele bestel en dat er heel wat afhankelijk is van deze Bij gebrek aan vitaminen A zal dit bij de vogel onmiskenbaar waar te nemen zijn. Indien de vogel beschikt over het minimum behoefte zal het wel moeilijker zijn om een juiste diagnose te stellen. Bij een groter gebrek zullen de kenmerken echter heel duidelijk naar voor komen. De vogelkweker zal dan ook de ene desillusie na de andere te verwerken krijgen zonder er echter een pasklare verklaring voor te kunnen vinden. Pas wanneer het gebrek aan vitaminen A zich duidelijk begint te manifesteren zal men er zich van bewust worden dat de A-vitaminen er voor iets tussen zitten. De slijmvliezen zullen bij gebrek aan deze vitaminen in een staat van verval terecht komen en hierdoor zullen allerhande ziektekiemen de kans krijgen om hun vernietigende taak aan te vatten. Op de, in slechte conditie verkerende slijmvliezen hebben de ziektekiemen een goede voedingsbodem en vermeerderen zich dan ook zeer snel. Het nefaste resultaat is dan ook: Het uitbreken van ernstige ziektes op de ogen, de luchtwegen, het verteringskanaal en de geboortewegen, allemaal vitale organen zou ik zo denken. De omstandigheden van de huisvesting kunnen de uitbraak van deze ongezonde situatie erg in de hand werken en versnellen. In plantaardige voeding komt vitaminen A evenwel niet voor, wel het pro-vitamine A (Caroteen). Dit Caroteen wordt wel omgezet in het lichaam tot vitaminen A en ook als dusdanig gebruikt. De meeste groene planten die wij onze vogels voeren bevatten dit Caroteen. Waar we wel vitaminen A aantreffen als dusdanig is b. in levermeel, volle melk en eieren. Nu moet u zich geen illusies koesteren en denken van nu maar zoveel mogelijk van deze producten in de voeding mengen en klaar is kees. Dit zou een oerstomme redenering zijn want dan vergeet u wat hiervoor is omschreven. In deze toegevoegde waarden zijn immers ook andere voedingstoffen aanwezig dewelke dan weer niet in de voeding mogen terecht komen. Door een te hoge concentratie van de aangehaalde producten zou het toelaatbare percentage wel eens kunnen overschreden worden en dan stellen zich weer andere problemen zoals daar zijn ; ernstige darmstoornissen. In deze situatie vindt er geen vertering meer plaats van de eiwitten, in de plaats daarvan zal zich een rottings- of gistingsproces manifesteren hetgeen zware gevolgen kan hebben op de algemene conditie van de vogel. De grondstoffen die we in de vogelvoeding aanwenden moeten ook vogeleigen zijn. Dit wil zeggen dat ge de vogel zijn voorkeur ook wel wat moet respecteren en hem niet dwingen om hem te doen eten waar hij geen zin in heeft. Probeer een koe maar eens safraan te doen eten . Over de veelvuldige synthetische preparaten die zogezegd speciaal voor vogels zijn bestemd treffen we de vitaminen A en D aan. De concentraties in deze preparaten zijn eigenlijk veel te hoog voor onze vogels en zijn meer geschikt voor menselijk gebruik. Bij een regelmatige verstrekking van deze, aan onze vogels zal er snel een overdosering optreden en dat is toch niet de bedoeling. Vitaminen D toedienen via, hetzij levertraan, bladgroen of rode wortel moet steeds in beperkte mate geschieden . Overdaad zal snel leiden tot een aftakelende conditie. Het teveel verstrekken van een bepaalde voedingstof heeft evengoed nadelige gevolgen als wanneer we niets zouden geven. Dan komen we nu terecht bij de vitaminen E. Deze vitamine heeft in de wetenschappelijke literatuur heel wat functies toegewezen gekregen . De behoefte aan deze vitamine wordt mede bepaald door de voedselsamenstelling die de vogel krijgt voorgezet. De mengeling die wij onze vogels in gevangenschap toesteken bevatten in ieder geval te weinig vitaminen E . Deze vitaminen zijn voor de vogel zeker van groot belang in verband met de vruchtbaarheid, de groei en de stofwisseling. Indien er een absoluut tekort is aan deze vitamine kunnen er evenwichtstoornissen optreden. Het meest zichtbare kenmerk van deze storing zijn het ongecontroleerde bewegingen van het hoofd. In uiterste gevallen kan het soms leiden tot steriliteit. Tijdens de kweekperiode hebben de vogels met grote legsels meer behoefte aan vitaminen E dan in gewone omstandigheden. De gewenste dosis vitamine E per kgr eivoer bedraagt ongeveer 5 à 10 IE (Internationale Eenheden). Voor vogels die niet beschikken over dierlijk voedsel gaan we het vitamine E-gehalte opdrijven tot zowat 40 IE. In tarwekiemolie, mais en gerst vinden we de vitaminen E in hoge mate terug. Een modernere benaming van deze vitamine is TOCOFEROL. Denk er echter steeds aan dat de vitamine E een vitamine is die zich in oliën en vetten oplost. Zoals eerder reeds beschreven dienen we hier extra voorzichtig mee om te springen, remember: het opslagen van het vet in de lever. Een andere vitamine is de vitamine K. Deze vitamine speelt een belangrijke rol in het bloedstollingsproces en is nodig voor de aanmaak van Protrombine in de lever. Een tekort aan deze vitamine zal een vertraagde bloedstolling tot gevolg hebben. De vitaminen K vinden we vooral terug in groene plantendelen zoals sojabonen enkele graansoorten en ook wel in wortelen. In dierlijke produkten zullen we deze vitamine slechts sporadisch terugvinden . Een overdosis van sulfamiden ( ESB3, S-MEZ e.a.) kunnen een vitamine K tekort veroorzaken. Tot hier hebben we kennis gemaakt met de vitamines die zich laten oplossen in vetten en/of oliën. Anders is het echter gesteld met de 2de groep, de wateroplosbare vitamines B en C. Van de vitamine B kennen we een uitgebreid complex van B-factoren gaande van de B, B1,tot en met de B12. Men kan de vitaminen van het B-complex ook wel terug vinden onder andere benamingen zoals bv. Thiamine of Ancurine voor de B1 of Riboflavine voor de B2, voor de B6 is dit Pyridoxine , Pyridoxal en Pyridoxamine. De benamingen Niacine of Nicotinezuur, Pantotheenzuur, Choline, Biotine, Inositol en Foliumzuur zijn eveneens benamingen voor vitaminen, behorende tot het B-complex. Wanneer er van deze B serie teveel zou verstrekt worden aan de vogel zal dit teveel afgevoerd worden via de urine of het mest en kan dus weinig onheil veroorzaken. Een gevaar voor overdosis is bijgevolg dan ook haast onbestaande. Wel is het zo dat onze vogels regelmatig een toediening van deze vitaminen moeten krijgen. We weten inmiddels dat het verenkleed van de vogel gevormd wordt uit voedingseiwitten. Daarom is in de ruiperiode een sur-plus van B6 vitamine nodig. Zeer goede bronnen van B-preparaten zijn o.m. vers groenvoer, bladgist en biergist, om er maar enkele te noemen. Gezonde, verse en onbespoten bladgroenten vinden is soms wel een obstakel. Geen nood echter, in de speciaalzaken kan men het complete B-vitaminen complex aanschaffen in vloeibare vorm. Dit is dan gemakkelijk via het drinkwater toe te dienen. Het vitamine B1 (Thiamine) heeft als taak om de stofwisseling van de koolhydraten te regelen. Deze koolhydraten zorgen in het lichaam dan weer voor de arbeidsprestaties en de temperatuur. Om deze koolhydraten toe te laten om hun functie naar behoren te laten renderen is het een noodzaak dat deze in het lichaam dan ook goed worden omgezet. Een algemeen tekort aan B-vitaminen is bij de vogel meestal uiterlijk goed waarneembaar. Enkele uiterlijke kenmerken zijn o.a.:
- Slechte en/of ruwe bevedering
- Het minder actief zijn van de vogel
- Verlammingsverschijnselen
- Afsterven van de vrucht in het ei
- Langzame of onvoldoende groei
- Kromgroeien van de tenen
- Storingen in de stofwisseling
Zoals je kan merken zijn er door een tekort heel wat narigheden te verwachten. Het is dan ook de moeite waard om even bij deze vitaminen te blijven stilstaan en wat nader toe te lichten. Voor een liefhebber-kweker is het uiteraard van cruciaal belang om het hoe en het waarom te achterhalen wanneer zijn vogels plots uit conditie geraken en zelfs afsterven. Wanneer ze het waarom al kunnen terugvinden is het een koud kunstje om bepaalde levensstoffen aan de voeding toe te voegen om onze vogels van een gewisse dood te vrijwaren. Wie zijn vogels dagelijks goed observeert zal vrij vlug de kenmerken van vitaminen B tekort kunnen vaststellen. In de meeste gevallen komt men er slechts achter wanneer het tekort reeds in een vergevorderde fase is terechtgekomen en dan is het des te moeilijker om doeltreffende ingrepen te lanceren. Wanneer we de verschijnselen van een tekort vaststellen in de kweekperiode kunnen daar echt nare gevolgen van achter blijven. De oudervogels verliezen hun activiteit en zullen de jongen niet meer of onvoldoende voeren met sterfte als enige gevolg. Jongen, dewelke niet de nodige vitaminen B van de ouders meekrijgen zullen zodanig verzwakken dat ze niet meer de kracht kunnen opbrengen om hun hals te strekken en te sperren dat ze het met de dood moeten bekopen. De twee hoogstbelangrijke vitaminen B zijn zeker de B1 en de B6. Dit wil nu ook weer niet zeggen dat de overige vitaminen uit het B-complex niet belangrijk zijn . De vitamine B6 (Pyridoxine) is als een onderdeel van verschillende enzymen bij talrijke stofwisselingsprocessen betrokken , zoals o.a. bij de stofwisseling van de eiwitten (opname van aminozuren en vetzuren). Een verhoogde opname van eiwitten of koolhydraten zal dus de behoefte aan vitamine B6 doen verhogen. Een verhoogde opname van eiwitten of koolhydraten zal dus de behoefte aan vitamine B6 doen toenemen. De geschikte hoeveelheid vitamine B6 per kgr voer bedraagt ca 3 à 5 mg. Gist, gekiemde zaden, eigeel en melkprodukten zijn de beste leveranciers van deze en hebben een hoge concentratie B6 als eigenschap. Zoals reeds gezegd is de B6 vitamine verantwoordelijk voor de vorming en het onderhoud van het spierenstelsel en voor de nieuwbouw en onderhoud van het verenkleed. Dus kunnen wij concluderen dat de B6 niet alleen in de kweekperiode zijn rol speelt maar tevens en zeker niet in mindere mate tijdens het ruiproces. Bij een tekort aan B1 en/of B6 ontstaat er in het bloed een sterke verhoging van het melkzuur. Deze verhoging werkt dan weer circulatiestoringen in de hand en dan is er absoluut geen sprake meer van een gezonde vogel. We kunnen dit vergelijken met een sportman die te kampen heeft met melkzuurverhoging in de spieren, deze zal onherroepelijk de zogehete Klop van de hamer krijgen en geen prestatie meer kunnen leveren. Over de vitaminen B12 wordt algemeen gezegd dat deze door de vogels in hun darmgestel wordt geproduceerd. Deze bewering is slechts gedeeltelijk waar. B12 is de enige vitamine die een metaal bevat n.l. Kobalt. Deze B12 is dan ook hoofdzakelijk belangrijk voor de omzetting van bepaalde aminozuren in andere aminozuren (zie bij de eiwitten) . In tweede instantie is de B12 belangrijk voor de vorming van de bloedlichaampjes. Een vitamine B12 gebrek zal slechte broedresultaten tot gevolg hebben en de eventuele jongen zullen weinig levensvatbaar zijn en meestal snel afsterven. In de vrije natuur kan men vaststellen dat zaadetende vogels zich regelmatig bedienen van insecten, vooral tijdens de kweek. Door deze insecten zijn ze in staat om B12 in verhoogde mate aan te maken. Omdat onze opgekooide vogels niet in de mogelijkheid verkeren om hun instinct te volgen zullen wij hen hierbij moeten bijstaan. Deze noodzakelijke hulp kunnen we best verwezenlijken door de geschikte eiwitten in het opfokvoer te mengen. Behoudens de slechte broedresultaten ban een B12 gebrek eveneens leiden tot bloedarmoede en een slechte bevedering. Tegenover dit tekort staat dan weer het fenomeen van de overdosering. Gelukkig hoeven we ons hier geen zorgen om te maken daar we reeds weten dat de vitaminen uit deze categorie oplosbaar zijn in water en bijgevolg zal het teveel worden uitgescheiden via de urine of het mest. Een gedreven vogelliefhebber-kweker zal jaarlijks meer dan één ronde kweken en zal dus ook extra hoge eisen stellen aan de kwaliteit van het voer voor zijn vogels. Hygiëne is steeds geboden natuurlijk. Een logisch gevolg van deze is echter verstoken blijft van bepaalde elementen die hij in de vrije natuur wel zou kunnen vinden. Kweekmislukkingen kunnen we minimaliseren door onze, in gevangenschap levende vogels in hun rantsoen te voorzien van de tekorten die er ontstaan door gebrek aan de vrije natuur. Een totaal, alles inhoudende zaadmengeling is er zeker niet op de markt dus zullen we steeds moeten terugvallen op extra toedieningen van bepaalde voedingstoffen. De vitamine B12, ook wel Cabalimine genoemd komt in geringe mate voor in melk en eidooiers. Antibiotica zoals peniciline, streptomycine en terramycine kunnen een tekort veroorzaken aan B12 vitamines, dus extra opletten bij het gebruik van antibiotica en andere medicatie. Een normale toevoegingsdosering via de voeding kan u best beperken tot 0,010 à 0,015 mg per kilo. Dan hebben we nog de vitaminen C of Ascorbinezuur. Bij de omschrijving van de vitaminen A zijn we reeds in aanraking gekomen met deze via de zijdelinkse beschouwingen. We herhalen het nog eens, de A vitaminen kunnen door het vogellichaam zelf worden geproduceerd . In het verleden zijn echter tegenovergestelde beweringen de wereld ingestuurd . Deze misvattingen zijn heden wel weggewerkt. Duidelijkheidshalve wil ik hier wel vermelden dat deze regel niet op ieder dier van toepassing kan gebracht worden. Zo zullen apen, marmotten, prairiehonden en reeën deze C vitaminen niet zelf aanmaken doch aangewezen zijn op regelmatige toevoer via de voeding. Vitaminen C wordt door de werking van bepaalde enzymen enkel uit suikers gesynthetiseerd. Bij de vogels vindt dit proces plaats in de nieren. Bij vogels in gevangenschap kan het zeer goed zijn dat sommigen, door bepaalde omstandigheden, onvoldoende vit. C produceren . In dergelijke gevallen zullen wij zeker hulp moeten bieden om deze tekorten aan te vullen. De A vitaminen hebben een nauwe band met de B12 omdat precies deze twee erg werkzaam zijn bij de bloedvorming. Om bloedarmoede te voorkomen dienen deze twee vitaminen in voldoende mate aanwezig te zijn in het vogellichaam. Bij vogels die onderworpen worden aan langdurige of veelvuldige verplaatsingen (vervoer) , bij ziektes of vergiftigingen zal de productie van de A vitaminen tijdelijk stilvallen en dienen wij voor de nodige aanvullingen te zorgen. Per kgr voer is de gewenste hoeveelheid dan best te houden op 50 à 100 mg. Goede leveranciers voor deze vitaminen zijn o.a. groenvoer en diverse vruchten. Tot besluit kunnen we stellen dat iedere kooivogel noodzakelijk alle voedingstoffen moet voorgezet krijgen . Onder alle voedingstoffen verstaan wij dan ook alle ingrediënten die een vogel nodig heeft om zijn algehele gezondheidstoestand en zijn prestaties. Zo moeten we er toch nog aan toevoegen dat koper en ijzer, als sporenelementen niet mogen ontbreken in de voeding. Het ijzer bindt zich aan het voedingseiwit en vormt alzo het rode bloedlichaampje. Bij deze tot standkoming spelen de B12 en de C vitaminen een opmerkelijke rol. Het zal fout aflopen wanneer één van deze stoffen (ijzer, koper, eiwit, vitamine B12 en de vitamine C) zou ontbreken of een te kort zou laten optekenen. De rode bloedlichaampjes worden, geladen met afvalstoffen na afgifte van de zuurstof. Indien er nu te weinig rode bloedcellen aanwezig zijn zal er hierdoor een onvoldoende transport plaatsvinden van de afvalstoffen die ontstaan zijn door de verbranding. De gevolgen laten zich dan wel raden: We zullen vogels krijgen die aan vitaliteit te wensen over laten en zeker niet meer tot enige prestatie zouden komen. Bloedarmoede kan ook andere dan rechtstreeks lichamelijke oorzaken hebben. Hier denken we dan in de eerste plaats aan de jaarlijkse invasie van de gevreesde bloedluis. Deze mijten zuigen s nachts het bloed van de jonge en oude vogels op en verschuilen zich overdag in de kleinste reetjes en spleetjes van de kweekruimte. Wanneer de bloedluizen hebben de vogels een erbarmelijk bestaan en hun conditie gaat zienderogen achteruit. Hun lichaam is immers niet in staat om de hoeveelheid bloedlichaampjes aan te maken die door de bloedluizen opgezogen worden. Preventief ontsmetten en bestrijden is in dit geval voor de vogelkweker zeker geen overbodige luxe. In dit artikel is misschien wel veel gezegd maar het had nog meer gedetailleerd kunnen zijn, ik hoop echter dat men toch een idee heeft gekregen over de werking en het nut van bepaalde vitaminen in het vogellichaam. Aan te raden is echter om toch niet te lichtzinnig er overheen te lezen en er toch iets van op te steken. Het is n.l. een thema dat van levensbelang is voor uw vogels en mede daardoor ook kan bijdragen tot uw eigen eer en glorie als kweker. Om een goed begrip voor iedere lezer toch nog even de belangrijkste puntjes op een rijtje gezet: Vitaminen A: - Is een vitamine die oplosbaar is in olie en opgeslagen wordt in de lever. - Langdurige en te hoge toediening kunnen even goed gevaar opleveren al het niet toedienen ervan - Ook in de rui speciale aandacht besteden aan de vitaminen A om de vogel de kans te geven zich te versterken tegen de winterperiode. - De behoefte aan vitaminen A verloopt duidelijk anders dan deze van het B complex Vitaminen B: De B vitaminen zijn in water oplosbaar en moeten dagelijks in voldoende mate worden opgenomen. - Bij onvoldoende toediening in de verschillende periodes zal de vogel ernstige nadelen ondervinden, zeker in de kweekperiode, zo zal er o.m. een onvoldoende vertering van het voedsel zijn. Slechte bevedering der jongen in het nest. De ouders zijn niet meer bereid om hun jongen voedsel te geven. Slechte spier- en peesontwikkeling bij de jongen In de RUIPERIODE: Geen of onvoldoende vedervorming met de nefaste gevolgen voor de vogel in de soms koude behuizingen. In de RUSTPERIODE: Is er meestal voldoende B vitaminen aanwezig in de voeding Overdosering der B vitaminen heeft geen nadelige gevolgen Weet ook dat de vitaminen D? in samenspraak met fosfor en kalk zal zorgen voor een stevige opbouw van het beendergestel. In de overige periodes is de vitamine D minder belangrijk dan de overige Vitaminen Aan volgroeide vogels kan men al snel een overdosis vitaminen D toedienen Van de vitaminen E onthouden wij dat deze oplosbaar zijn in olie en vet en we hier goed moeten doseren. Enkele weken voor de paringen zullen we de vogels een voedsel toedienen met extra aanwezigheid van de vitaminen Halverwege de kweek kunnen deze extra voorzieningen worden gestopt, de normale aanwezigheid hiervan is dan voldoende omdat deze dan voldoende werden opgeslagen in het lichaam. Toch ook niet vergeten dat een overdosering van sulfamiden zoals ESB3 en S-Mez een tekort kan veroorzaken van de vitaminen K. Indien u dit artikel met de nodige aandacht hebt gelezen zal je wel stof tot nadenken hebben voor enkele dagen. U kan zich misschien wel afvragen wat je foutief hebt gedaan in het verleden en vind je in deze tekst misschien een gehele of gedeeltelijk antwoord. Toch nog even een goede raad meegeven aan de doorsnee liefhebber-kweker: Handel nooit zomaar en ondeskundig wanneer het hem gaat over het toedienen van vitaminen of andere medicatie aan uw vogels. Wanneer er problemen opduiken, hetzij door ziekte, hetzij door verminderde conditie of in omstandigheden dat de gezondheid van uw vogels in het gedrang komt , grijp dan niet zo maar onmiddellijk naar het apotheekkastje op eigen ingeven. Laat u ook niets op de mouw spelden door collegas die denken van het te weten met achteraf misschien alweer een desillusie rijker. Nee, in geval zich abnormale situaties zouden voordoen in de gezondheid van uw vogels die twijfels oproepen, aarzel dan niet en zet de stap naar de veearts. Deze zal wel de juiste diagnose kunnen stellen en u de geschikte preparaten voorschrijven. Denk zelf nooit dat je slimmer bent dan de paus (zelfs dit kan in twijfel getrokken worden) . Al is deze bijdrage verre van volledig, toch hoop ik met deze toch iets te hebben bijgedragen aan het welzijn van uw vogelbestand.
Wanneer we de naam Halsbandparkiet horen vallen, moeten we ontegensprekelijk denken aan een exotische parkiet.Van origine afkomstig uit tropisch Afrika en Zuid Azlë. De Halsbanden (Psittaculakrameri)behoren tot het rijk van de Animalia in de orde der Psittacidae.
De Halsbandparkiet is een opvallend, groen gekleurde parkiet met een hel rode snavel.Met zijn 42 cm lengte is het een vrij grote vogelmet een lange, puntige staart. Het geslacht is nogal duidelijk te onderscheiden. De mannetjes hebben een duidelijke band om de hals die in de nek rose is en in de keelzone zwart, de middelste staartpennen hebben een blauwachtige schijn.Bij de poppen is de halsband minder intensief en ontbreek het zwart in de keelzone, soms ontbreekt de band zelfs helemaal.
Zoals reeds gezegd is de Halsband een exotische parkiet die zijn biotoop heeft in de bossen, parken,steden, tuinen, velden en heggen, dus zowat overal, behalve in de bergen en in de woestijnen. De Halsband is een erg luidruchtige gast met een scherp, doordringend geluid.Hij heeft bovendien ook meer vijanden dan vrienden. Hij leeft het liefst in grotegroepen (zeg maar zwermen) zoals wij dat kennen bij onzespreeuwen.Dat de Halsbanden niet tot de meest geliefde vogels behoren bewijst hun vernielzuchtig gedrag. Boeren en telers van graangewassen, zonnebloemen of fruittelers zien ze liever niet in hun buurt. Zo is het niet ondenkbaar dat ze tijdens de oogsttijd, in grotegroepjes deze velden bestormen en er een wareravage achter laten. Ookaan koffieplantagesen boomgaarden brengen ze graag een bezoekje. Het resultaat van dergelijke samenkomsten kan leiden tot een vernieling van zowat 20 % van de gewassen.
De Halsbandparkiet zou reedseen populaire huisvogel zijn geweest in de periode van voor onze tijdrekening (het oude Romeinse tijdperk). Wat de voeding betreft is het een zeer gemakkelijke gast, allerhande granen, bessen,fruit en groenvoer staan op zijn dagelijkse menu.
Dit inleidende gedeelte wil ik maar even aanhalen om u de Halsbandparkietin zijn originaliteit even voor de geest te roepen en omzijn persoonlijkheid even op te frissen. Wanneer we een wandelingetje maken in de Brusselse parken of bossen aan de rand der grootstadzouden we ons wel even in een exotisch land wanen, ware het niet dat we dagelijks te maken hebben met ons Belgisch rotklimaat. Vraag is; waarom hebben die vogels hunvertrouwde omgeving en hun exotische rootsverlaten om hier het geluk te komen zoeken ?
De oorzaak is te zoeken bij een zekere Onesikritos, een stuurman van de vloot van Alexander de Grote. Hij bracht alseerste een levende Halsband mee naar het Europese continent.Dit was tevens deeerstepapegaaiachtigevogel op het Europesevasteland. Door ontsnapte kooivogels of zelfs door vrijwilligeuitzettingen van de Halsbanden begon er zich na verloop van tijd een ware wildgroei te ontplooien op diverse plaatsen in Europa. Dezewildgroei heeft zijn begin gekend in het Zuid-Westen vanGriekenland en heeft zich geleidelijk voltrokken over 35 landen op alle continenten. Zijn opmars is niet meer te stuiten en wij zullen moeten leren leven met deze kromsnavel in ons leefmilieu. De parkieten liefhebbers en in t bijzonder de kwekerservan hebben er toe bijgedragen dat de Halsbanden enorm aan populariteit hebben gewonnen in de laatste jaren. De verschillendemutaties hebben hier alles mee te maken. Zeg nu zelf, wat is er nog mooier dan een tamme, witteHalsband, om dan nog niet te spreken over de lutino of deblauwe mutatie.
Behoudens op Antartica is de grootste populatie van de originele groene wildkleur waargenomen in het Zuid-Westenvan Engeland met 12.500 vogels, België met zowat 9.000 vogels, Nederland met 6000 vogels en Duitsland met een hoeveelheid van om en bij de 6.500 vogels.
Om de oorzaak te zoeken naar de grote populatierondBrussel moeten we even terug in de tijd. De toenmalige directeur van het Brusselse Melipark vond het in 1974 nodig om een aantal Halsbanden de vrijheid te geven. Al snel verspreidden de vogels zich in de nabij gelegen bosjesen parken en zelfs tot in de randgemeenten van Brussel. Het eerstebroedgeval kon men reedsnoteren in 1975.De vogels pasten zich wonderwel aan en overleefden de soms toch barre winterse periodes in die tijd en zorgden voor hetnodigenageslacht. Alleen de sterkere exemplaren overleefden hetgeen er voor zorgde dat ze een zeersterk ras tot stand hebben gebracht.
Een vriend van mij, die alsambtenaar werkzaam was in deze omgeving, vertelde mij eens dat hij van in zijn bureauop de 9de verdieping,menigehalsband tijdens een erg strenge winter, gewoon heeft zien uit de bomen vallen, dit waren dan waarschijnlijk de zwakke schakels, zeg maar, een natuurlijke selectie.
In 1985 schatte men het aantal reedsop meer dan 500 exemplaren. Eind2007 werden er, volgens een telling doordata Aves, reedsmeer dan 7000 halsbanden genoteerd. Momenteel werden er reedsbroedplaatsen gevonden in o.a. het JetseDieleghembos en het Laarbeekbos, ook het Zoniënwoud is een geliefkoosde thuishavenvan de Halsbandparkieten. De broedplaatsen verspreiden zich hoe langer hoe meer over de rest van Brussel en omliggendegemeenten.Eind jaren 90 hadden de Halsbanden een gemeen- schappelijke slaapplaats gevonden op de terreinen van het Navo hoofdkwartierteEvere, sinds enige tijd heeft een groot deel der populatie een overnachtingsplaats gevonden in het Elisabethpark te Koekelberg.
Wegens de overbevolking derregio zijn er reeds heel wat voortrekkers die hun leefgebied meer naar het Noorden hebben verplaatst. Zo kan men in het Antwerpse ook al enkele kolonies aantreffen o.a. in het Schoonselhofpark. Ook in Nederland heeft men eenzelfde tendens kunnen waarnemen. Zo heeft men er reeds enkelen aangetroffen in het NoordelijkeFriesland.
Wanneermen nu weet dat de Halsbandparkiet een holenbroederis zorgt deze overbevolking tochvoor enige ongerustheid over het lot van onze eigen holbewoners zoals de boomklever, de diversespechten- soorten en andere holenbroeders.Zo ontstond er een ware nestholen revolutie waarin meestal onze inheemsekandidaat bewoners het onderspit moesten delven tegenover de opdringerige exoten. Het gevolg van deze strijd laat zich dan ook gevoelen in een sterke afname van onze inheemseholenbroeders op plaatsen waar de kromsnavels de plak zwaaien. Ook demensenhand helpt gedeeltelijk mee aan de achteruitgangvan onze, oh zo vertrouwdespechten e.a.In een echt natuurlijk bos zal er zeker geen gebrek ontstaan aan beschikbare holen. De oude bomen en stronken geven voldoende nestgelegenheden. De stadsparken, de meeste Europese bossen en beschermdemilieugebieden worden echter onderworpen aan de strenge regels vanbos- en milieubeheer, hierdoor moeten de oudere bomen en gewassen stelselmatig gekapt en moeten dan plaats ruimen voor jongere plantages. Door deze ingrepen zullen er heel wat broedgelegenheden sneuvelen onder dezewetgevingen zal ons rijke vogelbestand verderaftakelen.
Regelmatig komen er klachten binnen op de dienst milieubeheer en worden er schadeloosstellingen geëist voor opgelopen averij aan landbouwgewassen, boom- en wijngaarden.
Toch zien we dat de Halsbandparkietnog op heel wat bewonderaars kan rekenen. Het jaar 2004 werd immersuitgeroepen tot het jaar van de Halsband parkiet. Dat het een succes was kon men vaststellen aan het aantal liefhebbers die dat jaar een bezoekje brachten aan de verschillende territoria van de Halsbandparkieten.
Wat de toekomst in dit verband nog zal brengen is voorlopig nog koffiedik kijken. Het lijkt er echter toch op dat de grens van uitbreiding nog lang niet is bereikt.In steden als Amsterdam en Brussel zou de opmars misschien beperkt kunnen worden maar buiten de huidige vestigingssteden zouden er voldoende alternatieven aanwezig zijn, het zou hier gaan om kleinestedelijkeparken of natuurdomeinen. VolgensU A (Universiteit Antwerpen) zouden er geschikte uitbreidingsgebieden te vinden zijn in Turnhout, Bilzen en Brugge. Het ziet er dus nog rooskleurig uit voor onze Halsbandparkieten in België.De Halsbandparkiet is echter niet de enige papegaaiachtige die in Europa zijn opwachting maaktalsbroedvogel in de vrijenatuur.
Zo is er in Nederland een kolonie Monniksparkieten aan een opmars begonnen en in Dusseldorf leeft er sinds enige tijd een populatie Grote Alexanderparkieten in het stedelijk park.
Wanneer we nu nog het tropisch klimaat naar onze streken kunnen importeren kunnen wij ons op lange termijn misschien verheugen en ons inbeelden dat we in een tropisch land leven dat België heet. Misschien wel een droom die werkelijkheid kan worden voor een van de volgende generaties. Je weet maar nooit met de opwarming van de aarde.
Meer en meer vogelliefhebbers doen tegenwoordig de overstap naar de afdeling van de Europese cultuurvogels. Eén van de belangrijkste oorzaken van deze opwaardering is zeker te wijten aan de ongekende en zeker niet gewaardeerde veranderingen in de standaardnormen waar onze vogels tegenwoordig moeten aan voldoen. Zowel bij de exoten, parkieten als bij de kanaries zijn deze veranderingen schering en inslag Ook het importverbod van vele soorten steekt hier een handje toe bij, hierdoor zijn de handelsprijzen der vogels enorm de hoogte ingeschoten. Welke beginnende liefhebber kan het zich permiteren in deze benarde financiële tijd om nog honderden uro's te spenderen aan één vogel waar je tenslotte de kwaliteiten nog moet afwachten. Een Europese cultuurvogel is daar wel veel minder gevoelig voor. Let op, ook hier kan je voor verrassingen komen te staan, zeker wanneer je het gaat zoeken in de verschillende kleurmutaties, maar dan zoek je het zelf natuurlijk. Men kan zich soms de vraag stellen of deze hobby nog wel bedoeld is voor de kleine liefhebber of het niet eerder een hobby is voor de rijkere elite van deze wereld. Om het de liefhebbers gemakkelijker te maken voor wat betreft inlichtingen en begeleiding van beginners is er destijds de Nationale WEV opgericht. Deze zijtak van de overkoepelende KBOF is momenteel werkzaam in iedere Vlaamse provincie onder toezicht van een Nationaal Bestuursorgaan. Voor WEV-Limburg kan u steeds terecht voor nadere inlichtingen bij:
Dhr. Roger VANLOOK, Duivenstraat 4, te 3582 BERINGEN of bij Dhr. André PANIS, Maastrichterstraat 18, te 3690 ZUTENDAAL
Wil je er echter alles over weten, breng dan eens een bezoekje aan hun website: www.wevbelgie.be
Wegens tijdgebrek omwille van de unieke winterse aangelegenheid om mooie natuurfoto's te schieten ga ik hier dit artikeltje over de WEV beëindigen . Kom hier beslist nog wel op terug in de komende dagen.
Door de moderne evolutie van het medialandschap der laatste jaren, heb ik een nieuwe uitlaatklep gevonden in de vorm van een eigen "Web-blog" Deze blog is echter niet te rangschikken in de categorie van de gewone (normale) blogs. Voor velen is het genoegzaam bekend dat ik opgescheept zit met een harde maar soms erg "Scherpe" pen. Dit argument is dan ook voor sommigen "De steen des aanstoots". Mijn manier van feiten of gebeurtenissen te verwoorden zal niemand kunnen veranderen en men zal er moeten leren mee leven. Heb je het daar moeilijk mee, negeer de boodschap dan gewoon. De titel van dit stukje: SCHUIN BEKEKEN, is trouwens voor vele hobby liefhebbers een sein om zich voor te bereiden op straffe en/of soms wel aanstootgevende uitspraken waarvoor ik de volledige verantwoordelijkheid op mij neem. Het typische van deze inhoudelijke teksten is echter dat iedereen er over spreekt maar dat niemand erover openlijk durft voor uit te komen, tenzij dan op een achterbakse manier en zeker nooit tegen de belanghebbende personen of instanties. Mijn pen dwingt er mij echter toe om dit WEL te doen en de vuile was aan de schandpaal te hangen. Zij, die zich gekwetst voelen zouden best eerst eens voor de spiegel gaan staan om hun geweten even te raadplegen. Het zijn precies deze mensen die een scheve schaats plegen te rijden of rondlopen met een "bruine tong" die het gevolg is van het veelvuldig .....likken. Sinds enkele maanden heb ik de brui gegeven aan iedere vorm van activiteit in groepsverband. Deze beeindiging is een gevolg van een vaststelling bij de hedendaagse verenigingen dat het hoofdzakelijk gaat om eigen winstbejag en dat de leden er maar bijlopen om de kas te spijzen. Van enige mentaliteitsverandering is er hoegenaamd geen sprake. Erger nog, het egoïsme en de hebzucht neemt steeds grotere vormen aan en steeds is het de kleine liefhebber die moet opdraaien voor de overheersing van (in iedere club komt ge ze wel tegen) enkele fanatieke wellustelingen. Aangezien ik geen enkele verantwoording meer hoef af te leggen tegenover derden in verband met teksten op mijn eigen site doet dit wel bredere deuren open om de verzuchtingen van de man met de pet te voorzien van de realiteit. Trouwens, ik ken heel wat liefhebbers die mij de nodige tips zullen doorspelen om van deze blog een gevreesde site te maken . U zal de titel "SCHUIN BEKEKEN" nog ettelijke malen terugvinden in de toekomst. Ik zou zeggen: "Wees op uw hoede" en mis er niets van. Bij wijze van toelichting zal deze waarschuwing wel volstaan denk ik. - Denk nu ook weer niet dat hier enkel negatieve zaken aan bod zullen komen, in tegendeel. Vanaf morgen zullen er interessante artikels verschijnen over diverse onderwerpen. Hopelijk zullen er ook wel tussen zitten die u en uw hobby aanbelangen......So long......
Aangename KENNISMAKING met de PC - dokter van dienst
Wie heeft er nog geen problemen gekend met zijn PC ? Waag het niet om uw vinger op te steken want wij weten dat je staat te liegen. Iedereen kent wel de problemen van dit gemoedelijke, maar ooh zo fragiele kastje. Het is in feite een wonderbaarlijke uitvinding tot......het bakske niet meer doet wat jij wil. Indien ge beschikt over een massa geduld dan kan het nog meevallen. Soms kunnen we zelf niet verhelpen dat we in de knoei geraken en met virussen opgescheept zitten. In de meeste gevallen liggen we echter zelf aan de basis van deze besmetting. Raadpleeg daarom zo snel mogelijk een PC-dokter om te voorkomen dat dit onnozel viruske zal uitgroeien tot een dodelijke tumor. Je kan dan uw toevlucht zoeken bij een "speciaalzaak" maar, hou dan tevens uw geldbeugel bij de hand. Een tweede en veel doeltreffender oplossing is: Lid worden van de "Computervriend Koersel". Wil je graag up-to-date blijven voor wat de nieuwste snufjes betreft op uw PC, dan is deze computerclub in Koersel wel de meest juiste keuze. Hier moeten we toch even de melding maken dat wij gehuisvest zijn in de Laakstraat te Koersel (tegenover het rusthuis De Laak), 't Is maar dat ge niet op het verkeerde adres terecht komt. De Computervriend Koersel, is een verzameling van echte PC-freaks die de gezelligheid niet schuwen en die geen problemen kennen met hun PC-kes
De OPENINGSUREN der club - (Ingang aan achterkant van het gebouw)
DINSDAG: van 19.00 tot 22.00 uur VRIJDAG: van 19.00 tot 23.00 uur ZONDAG: van 09.00 tot 12.30 uur
Tijdens de openingsuren is er steeds een PC Dokter-specialist aanwezig die u met een kwinkslag van uw problemen zal verlossen. Ben je geïnteresseerd, kom dan gerust eens een vrijblijvend bezoekje brengen om de gezellige sfeer eens op te snuiven. Voor een prikje (30.00 uro ) kan je een gans jaar terecht met uw problemen bij onze dokter, De leden genieten bovendien onbeperkt van een prima service. Al uw problemen worden GRATIS opgelost terwijl u rustig wacht. Wens je uitleg over bepaalde PC-aangelegenheden dan zal die u verschaft worden in een verstaanbare taal (Nederlands) zonder die moeilijke PC-termen. Regelmatig worden er in de clubook cursussengegeven zoals b.v.: De basiscursus voor Vista - Tekst- en fotobewerking - tekenprogramma's voor logo's, visitekaartjes enz... Wil je vooraf eerst wat uitleg, doe dan een e-mailtje naar: computervriendkoersel@elenet.be of breng een bezoekje aan de website: http://www.computervriendkoersel.be en je komt alles en nog veel meer te weten
Volgens mij hebben wetenschappelijke instanties een totaal andere visie op het wereldwijde natuurprobleem dat ze "De opwarming van de aarde " noemen. Mij hebben ze destijds duidelijk gemaakt op school, dat, wanneer het kwik in onze termometers steeg, het steeds warmer zou worden, of hebben ze ons toen reeds voor het zotteke gehouden ?. Zal er ook wel aan liggen in welke stand je de thermometer bekijkt, zullen hem waarschijnlijk onderste boven gehouden hebben. Dan zal de temperatuur natuurlijk dalen wanneer het kwik omhoog gaat. Als we nu de wetenschap ook al in twijfel hoeven te trekken, wie moeten we dan eigenlijk nog wel geloven ? (De Belgische Politici misschien) Min 20° Celcius, dag Jan, en de gevoelstemperatuur lag waarschijnlijk nog een stukje lager. Wij kunnen ons nog wel beschermen tegen deze temperaturen, maar.... ook al eens gedacht aan onze vogeltjes ? Zij kunnen zich onze luxe niet permiteren, eten vinden ze ook haast al niet en waar geraken ze nog aan drinken ? Ja, ze kunnen zich tegoed doen aan de sneeuw, maar.... Indien een vogel te veel in de sneeuw zit te pikken om zijn dorst te lessen, dan zal dit een zekere dood voor gevolg hebben....Hoezo... van de sneeuw ? De duizenden tonnen strooizout dat op onze wegen en in de sneeuw is terecht gekomen voor de veiligheid zijn precies de boosdoeners voor onze vogels. De samenstelling van het gebruikte strooizout bij deze lage temperaturen bevatten bepaalde chemische elementen die de ingewanden van de dieren zodanig aantasten dat de dood niet te voorkomen valt. Zorg dus dagelijks voor het nodige drinkwater en aangepaste voeding voor onze tuinvriendjes. Zij zullen ons dankbaar zijn binnen enkele maanden met hun vrolijk gezang. TJip
Het edele zoogdier dat zich "Ezel" laat noemen is alom bekend om zijn nukkigheid en zijn vastberaden willetje. Voor de grijze "langoor" is nu eenmaal een "NEE" ook een vastberaden NEE. Geen zielig mens kan hier verandering in brengen. Flikflooien of zoete woordjes zullen hem niet van mening doen veranderen. "Koppig" is een passend alternatief voor zijn gedragspatroon, en terecht zou ik zeggen. Zeg dus nooit "Ezel" tegen iemand die zijn eigen willetje tot uiting wil brengen. Na bijna een halve eeuw verenigingsleven kan ik wel terugblikken op voldoende ervaring over de onmiskenbare negatieve evolutie in het runnen van een club. Wat mij in 't bijzonder heeft doen nadenken over de doelstelling van hobbyclubs is in elk geval het gebrek aan respect voor mekaar. Hoe langer hoe meer komt het aspect "Geldgewin en egoïsme" aan de oppervlakte. Ga tegenwoordig nog maar eens op zoek naar een hobbyclub waar je een eerlijk antwoord krijgt voor uw eventuele problemen of waar je de hulp kan inroepen van de ervaren ratten die je op het juiste pad kunnen (willen) zetten. Met grote uitzondering zal je dit misschien nog wel vinden. Wanneer je er dan toch nog eentje hebt gevonden wees dan toch maar op je hoede want de mooie schijn kan wel eens bedriegen. Eenmaal ze je lidgeld binnen hebben kan het snel verkeren, tenzij ze denken om nog wat profijt te kunnen halen voor hun eigen imago. Nu zal je mij niet horen beweren dat er geen eerlijke liefhebbers meer bestaan, in tegendeel, maar zij houden het dan echter wel erg bescheiden en geven hun ogen en oren rijkelijk de kost en pikken, links en rechts wel wat nuttige gegevens mee, die ze tijdens onderlinge gesprekjes of cafébabbeltjes kunnen opvangen. Voor de rest bemoeien ze zich niet met het reilen en zeilen van de club, bescheidenheid op dit vlak is, zoals het spreekwoord zegt; 'De moeder van de porceleinenwinkel". Indien je mij vraagt wat ik als "ezel" in mijn jarenlange ervaring heb onthouden, dan is dat zeker het feit dat je als gewone sterveling, u best kan specialiseren door met enkele vrienden (betrouwbare) samen te werken en geen geheimen voor mekaar achter de hand te houden.In een goede relatie tussen enkele vrienden kan je soms meer bereiken dan in een grote groep waar men er meestal toch maar op uit is om zoveel en zolang mogelijk te profiteren van de naieviteit van de kleine man met de pet. Dit zal bij velen misschien wel slecht in de oren klinken maar, laat het dan door een ezel gezegd zijn: Steek je zuur verdiende centjes rechtstreeks in uw hobby en hou het sober en gezellig. Competitiegeest heeft maar één doel, het is n.l. de aanleiding tot egoïsme en hebzucht van hen die denken van alles beter te weten. Het plezier in een hobby is dan ook snel ver te zoeken en een hobby zonder pretbeleving is al snel ten dode opgeschreven. Ieder maakt natuurlijk zijn eigen keuze hierin, maar ik zou zeggen; Denk vooral goed na vooraleer je de beslissing neemt.
De lancering van deze blog is een reactie op het egoïsme van deze moderne tijd en tevens een blamage aan het adres van heel wat zogezegde hobby-clubs. Na 40 jaar ervaring in het verenigingsleven is het de hoogste tijd om mijn bevindingen openbaar te maken en mijn visie hierop kenbaar te maken bij de kleine liefhebbers van diverse organisaties. Onder de schuilnaam "TJip" zal ik dan ook diverse wantoestanden in het daglicht stellen. Om persoonlijke redenen zal ik mij voorlopig nog niet uitvoerig bekend maken, maar zal dit zeker doen wanneer de gepaste tijd is aangebroken. Vandaar dan ook mijn geimproviseerde zelfportret hierbij. Natuurfotografie is één van mijn uitgesproken hobby's en die zullen dus ook veelvuldig aan bod komen.
Ik ben Theunis Julien, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TJip.
Ik ben een man en woon in Mijngebied - Beringen (Belgisch Limburg) en mijn beroep is Typograaf - Drukker .
Ik ben geboren op 24/08/1939 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Ornithologie - Fotografie - Fauna en Flora - Verslaggeving - Interviews - Fotosessies.
Ben vooral bekend om mijn "Scherpe pen" - Sommige artikels laten een wrange nasmaak achter bij nogal wat indi