103. Betoverd...
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< tekening van Jan Bauwens, naar een schilderij van Waterhouse (onderaan vergroot weergegeven)
Odysseus had de nacht doorgebracht onder de blote hemel. t Was nog vroeg in de morgen toen zijn makkers hem wakker schudden. Ze waren vol ongeduld om het eiland te verkennen. De zon scheen reeds aan de hemel. Ze stapten door met gras begroeide vlakten waar allerlei dieren rondhuppelden: geiten, herten, schapen, konijnen, eekhoorns
Een lieflijk schouwspel. En er was nog meer! Wat verder landinwaarts zagen ze drie aanlokkelijke vrouwspersonen hen tegemoet komen: het waren nimfen die in dienst waren van de godin Kirke, de heerseres over dit eiland. De nimfen, allerlieflijkste wezens, leidden de mannen naar het paleis van hun meesteres. Kirke, zowel als de nimfen, toonde zich zeer opgetogen met dit onverwachts mannelijk bezoek, zij het dat ze er maar magertjes en verzwakt bijliepen, en sjofel gekleed. Kirke gaf opdracht aan de nimfen een lekkere en versterkende maaltijd te bereiden voor de gasten. Zelf ging ze een kruik van de heerlijkste wijn halen, wijn waarin ze een toverdrank had gedaan, door haarzelf bereid
Toen allen van de wijn gedronken hadden, leidde Kirke Odysseus naar de badkamer. Ze stelde hem voor een bad te nemen vooraleer aan tafel te gaan. Toen ze teruggekeerd was tot de mannen sprak ze een toverspreuk uit over hen. Allen veranderden terstond in varkens. Toen Odysseus opgefrist ten tonele verscheen, sprak ze ook over hem dezelfde toverwoorden, maar tevergeefs. Hij leek wel immuun voor haar toverkracht
Odysseus keek rondom zich. Geen mannen zag hij, enkel varkens. Het werd hem al snel duidelijk wat hier was geschied. Hij greep zijn zwaard en ging dreigend voor Kirke staan:
- Geef mijn mannen hun menselijke gedaante terug, of dit zwaard zal uw lichaam doorboren!
Zij antwoordde:
- Nu herken ik u. Niemand minder dan Odysseus zijt gij, de overwinnaar van Troje. Wie anders dan de grote Odysseus zou mij immers kunnen weerstaan. Steek uw zwaard weer in de schede en laten wij vriendschap sluiten. Ú immers wil ik geen kwaad doen.
- Hoe zou ik vriendschap met u kunnen sluiten, na wat gij míjn vrienden hebt aangedaan? Verbreek deze betovering, nu terstond!
Odysseus maakte aanstalten om toe te slaan. Kirke echter knielde onderdanig voor hem neder. Vol deemoed keek ze naar hem op, met haar verleidelijke donkere ogen. Ze sprak:
- O mijn stoere held, mooi van lijf en leden, aan wie geen enkele vrouw weerstand kan bieden! Ik smeek u nogmaals: steek uw zwaard weer in de schede. Wat ge mij vraagt is onmogelijk. Ik kan de betovering niet op staande voet ongedaan maken. Daarenboven: als ge mij doodt, zullen uw makkers gedoemd zijn om als varkens verder te leven tot het einde van hun dagen. En wat meer is: gij kunt mij niet eens doden, vermits ik een godin ben en goden en godinnen niet kunnen niet sterven. En dan moet ge ook nog weten dat ik de enige ben die u op weg kan helpen naar uw vaderland. Maar bovenal: mijn hart staat in lichterlaaie voor u. Het liefste zou ik u bij mij houden, voor altijd. Maar ik weet dat gij niets liever wilt dan terugkeren naar Ithaka en naar uw familie. Maar sta mij toe, u toch minstens één dag te beminnen, één nacht met u het bed te delen.
Ze had zijn enkels vastgegrepen. Tranen rolden over haar wangen. Deze mooie goddelijke vrouw, die smekend aan zijn voeten lag, vertederde plots Odysseus hart en deed ook zíjn hartstocht oplaaien. Hij liet zijn zwaard uit zijn handen glijden en tilde haar op met zijn sterke armen, alsof ze een pluimpje was. Hij droogde haar tranen en drukte haar warme lichaam stevig tegen het zijne aan. - Eén nacht, sprak hij. Niet méér.

|