8. Hermes, het boefje.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hermes is de god van de handel, maar ook de bode van de goden en... de god van de dieven. Desondanks is hij een van de sympathiekste van de Griekse goden. Hij duikt op in vele mythologische verhalen. Dit verhaal gaat enkel over zijn geboorte en zijn prille jeugd.
Hermes was de zoon van de nimf Maia en, jawel, Zeus. Maia was een van de zeven Pleiaden, dochters van Atlas en Pleione. Zowel Atlas als Pleione waren titanenkinderen: Atlas was de zoon van de titaan Japetos, Pleione was een van drieduizend Okeaniden, zijnde de dochters van de titaan Okeanos. Het was in een grot op de berg Kyllene in Arkadië, in het noorden van de Pelopponnesos, dat Zeus gemeenschap had met haar: een vluggertje. Ook de zwangerschap was een vluggertje: na één dag reeds werd Hermes geboren!
Geen kind groeide ooit sneller dan Hermes. Tegen de avond van zijn eerste levensdag hij was nog in luiers gewikkeld verliet hij ongemerkt zijn wieg en hij trok erop uit, richting Pieria, in het noordoosten van Griekenland, alwaar de prachtige kudde koeien van zijn broer Apollo weidde. De gewiekste boreling nam al de koeien met zich mee en leidde ze door heel Griekenland tot in Pylos, in het zuidwesten van de Pelopponesos. Er wordt verteld dat hij stukken van de schors van een eikenboom onder de poten van de koeien bond teneinde speurders op een dwaalspoor te brengen. In Pylos doodde hij twee koeien, stroopte ze de huid af en offerde het vlees aan de goden. De overige koeien verborg hij in een grot. Hij zag daar een schildpad, dewelke hij van haar schild ontdeed. Uit de koeiendarmen vervaardigde hij snaren, waarmee hij het schild bespande. Hij had de lier uitgevonden. Hij betokkelde de snaren met een houten plaatje een plectrum : er kwamen melodieuze klanken uit. Met zijn lier en de twee koeienhuiden begaf hij zich nu snel op weg naar de grot waar zijn wieg stond. Bij de ingang van de grot hing hij de huiden te drogen. Tegen de ochtend vond Maia haar blozend kind in zijn wiegje, rustig slapend en nog in zijn luiers gewikkeld, alsof er die nacht niets gebeurd was...
In geen tijd was Apollo er achter gekomen wie zijn dieren gestolen had. Toen hij bij de ingang van de grot op de Kyllene-berg kwam en daar de huiden zag, was er geen twijfel meer mogelijk. Hermes mocht nog zo zeer de onschuldige uithangen en Maia mocht nog zo hard beweren dat haar kind onmogelijk een dergelijke misdaad kon gepleegd hebben, Apollo was té zeker van zijn stuk: hij greep de kleine boef beet en bracht hem naar de Olympos, vóór de troon van hun beider vader Zeus, onder beschuldiging van een ongehoorde diefstal. De kleine Hermes ontkende eerst alles, maar het bewijsmateriaal tegen hem was dermate groot dat hij uiteindelijk zijn wandaad toegaf. Maar, zo sprak hij, ik heb er maar twee gedood en hun vlees heb ik in twaalf gelijke delen verdeeld en ik heb het geofferd aan elk van de twaalf goden. Op dat ogenblik waren er nog maar elf Olympische goden. Zeus en Apollo vroegen wie die twaalfde dan wel mocht zijn. Die twaalfde ben ík, zei Hermes zelfverzekerd, mijn deel heb ik overigens opgegeten. Terwijl Zeus en vooral Apollo daar hevig tegen protesteerden, haalde Hermes de lier te voorschijn, die hij inderhaast had meegenomen, en hij begon erop te tokkelen. Apollo was zo verrukt over die heerlijke klanken dat hij Hermes voorstelde hem de lier te geven in ruil voor de koeien. Akoord, zei het knaapje, als ik die twaalfde god mag worden. Apollo vond het allang goed, maar Zeus moest natuurlijk zijn toestemming geven. De oppergod bleek snel bereid aan dat verzoek van zijn pientere telg te voldoen en hem zijn zonde te vergeven. Hermes moest echter beloven nooit meer een dergelijke misdaad te plegen, het eigendomsrecht van eenieder te eerbiedigen en niet meer te liegen. Hermes beloofde het, al voegde hij er guitig aan toe, niet te kunnen verzekeren dat hij altijd de hele waarheid zou vertellen.
Zeus gaf zijn zoon een staf met linten, gevleugelde sandalen om zich snel door het luchtruim van de ene plaats naar de andere te kunnen verplaatsen, en een ronde hoed tegen de regen, en hij stelde hem aan tot bode van de goden en tot god van de commercie.
|