100. Gered.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< de figuur is onderaan vergroot weergegeven
Polyphemos was in een diepe slaap, verdoofd door de wijn. Nu moest er niet meer getalmd worden. Odysseus haalde de paal met de aangescherpte punt te voorschijn. Hij wakkerde het smeulend vuur aan dat door de cycloop zelf die ochtend was aangestoken. Hij stak de paal met de punt in het vuur. Als de punt vuurrood was, nam hij met een paar van zijn gezellen de paal beet en met vereende krachten ploften ze die met de gloeiende punt in het oog van de cycloop. Een akelig gesis steeg op en bloed welde in gulpen op uit de geweldige oogkas. De cycloop stiet afschuwelijke kreten uit van pijn. Voor zover zijn lome leden het toelieten, kroop hij recht. Wild greep hij om zich heen in een poging om zijn belagers te vatten. Maar het licht was uit zijn oog verdwenen en Odysseus en zijn mannen waren hem te vlug af: ze verstopten zich tussen de schapen en in de hoeken van de grot. De zwaar verwonde reus bleef maar schreeuwen van de pijn, zo luid dat de naburige cyclopen kwamen toegesneld. Ze bleven voor de afgesloten ingang van de grot staan en riepen:
- Wat is toch de oorzaak van dit ijselijk gebrul?
- Men heeft mij pijn gedaan, men heeft mij zwaar veminkt, men heeft mij blind gemaakt!
- Maar wie in godsnaam heeft u dat aangedaan?
- Dat heeft Niemand gedaan! Niemand heeft mijn oog doorboord! Niemand heeft mij blind gemaakt!
De cyclopen antwoordden verbaasd:
- Als niemand u iets aangedaan heeft, dan raaskalt gij en zijt gij niet goed bij uw zinnen. Gij hebt ongetwijfeld een kwade droom gehad. Ga maar weer slapen en maak ons in t vervolg niet meer wakker met uw gebrul als niemand u lastig valt.
En zo snel als ze gekomen waren, dropen ze weer af, elk naar zijn eigen grot.
Als een razende zocht Polyphemus de grot af, maar hij slaagde er niet in ook maar één man te pakken tussen de kudde. Het beste zou zijn, dacht hij, eerst de dieren buiten te laten. Hij rolde de steen weg en stelde zich bij de uitgang van de grot. Hij liet zijn handen glijden over de schapen, want hij vermoedde dat Odysseus en zijn mannen zouden trachten te ontsnappen, gezeten op de rug van de dieren. Maar weer was het Odysseus die een slim ontsnappingsplan had uitgedacht. Hij had zes keer drie schapen naast elkaar geplaatst en onder de buiken van de schapen bond hij telkens één van de zes overblijvende mannen vast. Het zou ongetwijfeld niet bij de reus opkomen om de dieren aan de onderkant te betasten. Zijn vermoeden werd bewaarheid en allen konden ontkomen. Zelf ging Odysseus onder de grote sterke ram liggen en met handen en voeten klemde hij zich vast aan zijn vacht. Toen de ram, als laatste van de kudde, bij de uitgang kwam, sprak Polyphemos hem toe, alleen zijn rug betastend:
- Lief beest, waarom loopt gij achteraan, terwijl gij op andere dagen altijd vooraan loopt in de kudde? Treurt gij misschien om wat uw baas is aangedaan?
Toen liet hij de ram gaan. Odysseus en de anderen waren gered en ze haastten zich naar hun schip.
Toen ze pas ingescheept waren, kon Odysseus niet nalaten triomfantelijk naar de cycloop te roepen:
- Nu hebt gij uw verdiende straf, Polyphemos. Dat zal u leren uw gasten op te eten. Als iemand u vraagt wie u blind gemaakt heeft, zeg dan maar dat het Odysseus is, de koning van Ithaca. Zeg maar dat het door list geschied is, zoals hij ook door list de stad Troje heeft ingenomen.
Nu herinnerde Polyphemos zich dat hem ooit voorspeld was dat een vreemdeling hem het licht uit zijn oog zou ontnemen. Hij had verwacht dat het een reus zou zijn, net als hijzelf: voor Odysseus was hij niet op zijn hoede geweest
In wanhoop greep hij een rots beet, brak er een groot stuk af en gooide het in de zee, naar de plaats waar hij de stem van Odysseus had gehoord. Bijna werd het schip verpletterd. Niettemin bereikten ze zonder averij het eilandje vóór de kust, waar de andere schepen lagen en hun makkers, ongerust over hun lang wegblijven, hen opwachtten.
Ondertussen stond Polyphemos luid weeklagend aan het strand, zijn vader Poseidon aanroepend:
Vader Poseidon! Als gij werkelijk mijn vader zijt, zorg er dan voor dat deze misdaad tegen uw zoon begaan, niet ongestraft blijft. Laat deze Odysseus ronddolen op zee, laat hem omkomen na jaren van veel rampspoed. Moge hij zijn vaderland nimmer bereiken. En als het Noodlot het toch anders heeft beschikt, zorg er dan tenminste voor dat al zijn schepen vergaan en dat al zijn vrienden omkomen en dat hij bij zijn eventuele thuiskomst niets ontmoet dan vijandschap en ellende!

|