Dionysos (Bacchus voor de Romeinen) was een zoon van Semele en Zeus. Semele was de dochter van Kadmos, koning van Thebe, en Harmonia. Zeus liet zijn oog vallen op de mooie maagd Semele. Hij benaderde haar in de gedaante van een knappe jonge man en hij had geslachtelijke omgang met haar. In alle oprechtheid vertelde hij haar dat hij niemand minder was dan de oppergod Zeus, in menselijke gedaante. Semele dacht dat haar geliefde slechts een grapje maakte, maar diep in haar binnenste knaagde toch de twijfel. Ze vertelde alles aan haar zusters, die het verhaal belachelijk vonden. Ze zeiden: als hij werkelijk Zeus is, dat hij zich dan eens vertone in zijn goddelijke gedaante, al is het maar één enkele keer. En toen de jongeman haar weer benaderde en haar volop zijn liefde betuigde, zwoer hij in een onbezonnen ogenblik, dat hij haar, als bewijs van zijn liefde, alles zou geven wat zij maar wilde. Zij wenste maar één ding: dat hij zich, al was het maar één enkele keer, aan haar zou vertonen in zijn goddelijke gedaante, in zijn schitterend gewaad, met staf en bliksem en al. Zeus was niet weinig geschrokken door die wens. Hij wist immers dat geen enkele sterveling de aanblik van de oppergod in zijn ware gedaante kon doorstaan. Hij smeekte haar een andere wens te doen. Maar Semele bleef vastbesloten en wat Zeus plechtig beloofd had, daaraan moest hij nu voldoen. Hij deed nog zó zijn best om zijn geliefde een vreselijk lot te besparen: hij haalde zijn minst schitterende kleed uit de kast en uit de kist waarin hij zijn bliksems bewaarde, diepte hij zijn allerkleinste bliksempje op... Alles tevergeefs. Toen Semele de oppergod in al zijn glorie aanschouwde, vatten haar lijf en leden vuur en smeulend ging zij ten onder. En op dat ogenblik realiseerde Zeus zich dat zij zijn kind droeg. Hij riep zijn trouwe zoon Hermes ter hulp en gebood hem de ongeboren vrucht via een keizersnede uit de buik van de moeder te halen. Daarna liet Zeus de foetus bij zichzelf inplanten in het losmazig weefsel aan de binnenkant van de dij, om hem daar verder te laten groeien: een ingreep waar de hedendaagse chirurgen een punt kunnen aan zuigen. Toen de tijd van voldragenheid gekomen was, verloste Hermes zijn vader Zeus van een zoon, Dionysos, die aldus ten tweede male werd geboren. Hermes nam het kind Dionysos op de linker arm en hij hield het een tros druiven voor. De beeldhouwer Praxiteles heeft dit toneeltje op onnavolgbare wijze in beeld gebracht: de "Hermes van Praxiteles", het mooiste beeldhouwwerk dat ooit werd voortgebracht, is te bezichtigen in het archeologisch museum van Olympia. Hermes bracht vervolgens deze jongste spruit van Zeus naar een veilig oord, waar hij door nimfen opgevoed en bewaakt werd. Want de woede van Hera richtte zich naar alle bastaardkinderen die uit de talloze misstappen van haar echtgenoot voortsproten.
Dit goddelijk kind zou weldra een echte god worden, de god van de wijn en de goede sier. Hij was de dertiende onder de Olympische goden, maar toen de godin van de haard, Hestia, de meest bescheidene van alle hoge godinnen, zich terugtrok, waren ze op de Olympos weer met zijn twaalven...
Vijf nimfen namen de opvoeding van de jonge Dionysos waar. Ze voedden hem met honing en andere zoete spijzen. Mogelijk hieraan te wijten zijn de blonde lokken en de vrouwelijke trekken van de volwassen god. Als dank voor hun goede zorgen plaatste Zeus de nimfen - de Hyaden - als sterrenbeeld aan de hemel. Hera bracht verdwazing in het brein van de bastaardzoon van haar gemaal en zo komt het dat Dionysos er een extravagante levenswandel begon op na te houden. Vermelden we nog dat hij tijdens zijn verblijf bij de nimfen in de bergen van Beotië op eigen kracht ontdekt had hoe van druiven wijn kon gemaakt worden. Hij kreeg een heel stel volgelingen, die in bewondering stonden voor deze knappe jonge god, met zijn uitbundige levensstijl en zijn wonderbare geestrijke drank. Wie waren die volgelingen? Eerst waren er de maenaden: sommigen van hen waren nimfen, anderen gewone sterfelijke vrouwen. En dan waren er de saters: mannelijke wezens met een menselijke gedaante, doch met horentjes op hun hoofd, bokkenpoten en een geitenstaart en een altijd opgerichte fallus. De bekendste onder de saters was de bosgod Pan: hij was de zoon van de god Hermes en de nimf Dryope, een "boomnimf". Pan zelf verwekte vele saters bij de nimfen, maar van een aantal andere saters is Hermes de vader... Opgehitst door de wijn en door het wilde enthousiasme van hun god trokken ze zingend en dansend, en zich te buiten gaand aan allerlei baldadigheden, door het land. Ze waren gewapend met zwaarden en levende slangen en met de thyrsos, een staf omkranst door wijnranken en met een dennenappel op de top. Ze waren zo driest dat ze de dieren in het bos aanvielen en doodden en aan stukken reten, en hun vlees verslonden onder het uiten van wilde kreten. En ze trokken de grenzen van hun land over en kwamen in andere werelddelen, alwaar ze de bevolking wijn leerden bereiden en verscheidene steden stichtten, onder andere in Egypte en India. Uiteindelijk keerde Dionysos met zijn gevolg terug naar zijn geliefkoosde Beotië.
Het is de god Dionysos zelf die de mens de kunst van het wijnmaken heeft bijgebracht. Het gebeurde in Kalydon, een stad in het Ziudwesten van het Griekse vasteland. De koning van Kalydon was Oineus. Er was geregeld goddelijk bezoek aan het koninklijk hof in Kalydon. De hoge bezoeker was Dionysos, de god van de wijn, bij wie alle geneugten des levens hoog in het vaandel stonden. Of Oineus dan zulke goede maatjes was met de god? Welnee. Dionysos kwam in de eerste plaats voor Althaia, s konings echtgenote die hij het hof maakte. Had Oineus dat niet in de gaten? Zeer zeker wel, maar Oineus tolereerde het overspel van zijn vrouw. Hij deed alsof hij niets merkte en telkens als de god op bezoek kwam trok hij zich bescheiden terug op zijn akkers. Dionysos wist deze handelwijze van Oineus zeer naar waarde te schatten. Uit erkentelijkheid leerde hij Oineus hoe hij uit druiven wijn kon maken, een kunst die tot dan toe enkel voorbehouden was aan de goden. En via Oineus heeft deze kennis zich verder verbreid over het mensdom. De oinologie, ook oenologie of enologie genoemd, de leer van de wijn en de wijnbouw, hebben we te danken aan de god Dionysos en aan Oineus, de tolerante koning van Kalydon, die niet te beroerd was om al eens een oogje dicht te knijpen...