Op de achterkant van het kalenderblaadje van 16 februari (scheurkalender De Druivelaar) prijkt het verhaal van Erichtonios. De tekening is van mijn oude studiemakker en collega Marc Van Hoye, ortopedisch chirurg "op rust".
Erichtonios was een van de eerste koningen van Athene. Een drietal waren er hem voorafgegaan, maar Erichthonios wordt beschouwd als de echte stamvader van de Atheners. Zijn ontstaan is alleszins merkwaardig. Het is een verhaal dat we situeren op de Akropolis lang voordat Athena tot schutsgodin van de stad werd gekozen, ten nadele van Poseidon. Het begint met de lelijke kreupele god Hephaistos, die vrijwel bij geen enkele vrouw terecht kon om zijn sexuele drift te bevredigen. En bij de godin Athena was hij al helemaal aan het verkeerde adres. Athena had immers gezworen maagd te blijven. Toen Hephaistos Athena wilde verkrachten bleek echter dat zij allerminst een katje was om zonder handschoenen aan te pakken. Ze ontworstelde zich uit zijn greep en verkocht hem een dermate krachtige stamp tegen de onderbuik dat alle lust tot verdere toenadering hem ontvlood. Bij dit incident was het zaad van Hephaistos terecht gekomen in de aarde, zeg maar in de schoot van moeder Gaia. Het kind dat Gaia baarde had een slangenstaart: het was Erichthonios. Ze schonk dit kind aan Athena: deze laatste wás het immers voor wie Hephaistos de vader het kind had bedoeld. Athena stopte de pasgeborene in een mandje en ze gaf het aan de drie dochters van de allereerste koning van de stad, Kekrops. Deze drie dochters kregen als opdracht over het kind te waken, zonder dat ze evenwel het deksel van het mandje mochten oplichten en het kind aanschouwen. Maar, nieuwsgierig als vrouwen zijn, ze deden het toch... En óf ze geschrokken waren: ze zagen een kind met een kronkelend slangenlichaam. Schreeuwend van angst renden ze naar de rand van de Akropolis en sprongen de afgrond in, hun dood tegemoet.
Athena was ondertussen bezig een enorm rotsblok naar de Akropolis te zeulen, ter versterking, toen haar toenmalige lievelingsvogel, de kraai, haar de ongehoorzaamheid van Kekrops dochters kwam melden. In haar verontwaardiging liet zij het blok vallen, aan de rand van de stad: het werd later de Lykabettos-heuvel, twee keer zo hoog als de Akropolis zelf. Ze vervloekte de kraai, die het onheil had gemeld. De vogel moest zijn witte veren inruilen voor zwarte en zijn zoetgevooisde stem voor een vervelend gekras. Ze koos nu voor een andere vogel, de uil, en ze verbood de kraai en zijn nakomelingen nog ooit de Akropolis te betreden. En dat is waarom wij nooit kraaien zien op de Akropolis...
Athena moeide zich nu verder met de opvoeding van Erichthonios. Met veel tederheid bracht ze hem op, alsof het haar bloedeigen kind was. En dat kind zou later koning worden in Athene. Te zijner ere bouwden de Atheners een mooie tempel op de Akropolis. Vlak naast deze tempel het Erechteion was het dat Athena haar olijfboom plantte. De inwoners van Athene zijn overigens te allen tijde fier geweest op hun autochtone afkomst, uit de schoot van Gaia, uit de eigen roodkleurige Attische grond, in tegenstelling tot de stamvaders van de andere grote Griekse steden, die meestal inwijkelingen waren van buiten de grenzen van hun land. Het moge nu ook duidelijk zijn waarom ook de god Hephaistos een heel bijzondere verering genoot in Athene. Zo werd er een prachtige tempel gebouwd aan de overzijde van de agora gezien vanuit de Akropolis te zijner ere, een tempel die tot op heden nog goed bewaard is en nog steeds fraai oogt.
(Uit "Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 7)
|