Men zegt dat dit meesterlijk plan Odysseus ingegeven was door Athena. Epeios was de architect die zich met de bouw ervan belastte. Een enorm houten paard, gemaakt om binnenin veertig tot de tanden gewapende Griekse krijgers te herbergen. De meest waardevollen onder de Grieken Agamemnon uitgezonderd waren het die alzo achterbleven in de buik van het paard, op het strand van Troje. Alle anderen trokken naar hun schepen en bliezen de aftocht of althans: zij lieten het vóórkomen alsof het hele Griekse leger verslagen huiswaarts keerde. In werkelijkheid voeren zij niet verder dan tot het eiland Tenedos dat amper een paar mijlen van de kust van Troje verwijderd was. Er werd afgesproken dat één man zou achterblijven op het strand. Zijn naam was Sinon en zijn taak zou erin bestaan de Trojanen, dank zij een machtig stukje toneel in de val te doen lopen, de val van het Trojaanse paard.
Toen de Trojanen opmerkten dat alle Griekse schepen verdwenen waren en de vijand op het strand enkel een reusachtig houten paard en één armzalige strijder hadden achtergelaten, waren de meesten onder hen de mening toegedaan dat de Grieken inderdaad afgedropen waren en dat de overwinning binnen was. Toch waren velen op hun hoede. Was dit paard geen valstrik? En was die Sinon geen achtergelaten spion? Sinon verklaarde dat de Grieken hem hadden willen offeren aan de godin Athene, om haar bijzondere hulp af te smeken voor een voorspoedige thuisvaart, nu voor hen de oorlog toch verloren was. Maar hij had kunnen ontsnappen en had zich verborgen gehouden; alzo was hij ternauwernood aan een gewisse dood ontsnapt. En wat wist Sinon over het reusachtige houten paard? Ook dát was bedoeld om eer te brengen aan Athena en om de godin gunstig te stemmen. Waarom was het paard zo groot? Er zat toch niets in verborgen? Het was zo groot omdat het niet door de poort van de burcht zou kunnen, want als eenmaal het paard binnen de muren van de stad zou zijn, zou Troje machtiger worden dan het roemruchte Mykene. Dat alles wilde Sinon wel verklappen: dat was zijn wraak, vanwege het wrede lot dat de Grieken hem hadden willen laten ondergaan
Sinon had zijn rol bijzonder goed gespeeld en zo goed als iedereen geloofde zijn woorden. Wel was er s konings dochter, de zieneres Kassandra, die het van de daken schreeuwde dat het houten paard een list was en dat het vol gewapende mannen zat, maar, zoals wij weten (zie verhaal nr. 74), niemand geloofde haar. Ernstiger werd de waarzegger Laokoön genomen, de broer van Anchises. Ook hij was ervan overtuigd dat de buik van het paard vol soldaten zat. Maar toen hij zijn speer naar de buik van het paard slingerde kwamen twee grote giftige slangen opdagen uit de zee. De slangen kronkelden zich om de lichamen van Laokoöns beide zonen die op dat ogenblik op het strand een offer pleegden ter ere van de god Apollo. Laokoön kwam de jongens ter hulp. Tevergeefs. Samen met zijn beide zonen werd hij door de slangen doodgebeten. Dat was voor de Trojanen het ultieme bewijs dat het paard veilig kon binnengehaald worden. Triomfantelijk werd het dan ook binnen de muren gesleept. De poort was inderdaad te smal, zodat een deel van de vestingsmuur diende afgebroken te worden. In het paard: het kruim van wat nog van het Griekse leger overbleef
Toen het paard binnengehaald was, werd er volop feest gevierd binnen de muren van de stad. Er werd muziek gemaakt, er werd gezongen en gedanst. Het reusachtig houten paard werd versierd met bloemenkransen en er was vreugde alom. Er werden ook grote hoeveelheden wijn genuttigd, zodat allen dronken werden en tegen de avond in een diepe slaap verzonken. Alleen de Griek Sinon, die met de Trojanen had meegevierd, was nog wakker. Toen alles stil geworden was, sloop hij voorbij de slapende poortwachten, klom op een heuveltje met een lichtbaken in de hand en gaf alzo aan de bij Tenedos achtergebleven strijdmakkers het teken tot de aanval. Nadat de slapende wachters door de aangestormde Grieken op vakkundige wijze naar de andere wereld geholpen waren verlieten de krijgers in de buik van het paard hun schuilplaats. Zonder enig mededogen hakten zij erop los. Wat zich nu voordeed was een ongeziene slachtpartij. De meeste Trojanen werden in hun slaap gedood. Te allen kante werden hoofden afgehouwen, bloed stroomde bij beken. Zo goed als niemand slaagde erin te ontsnappen. Ook koning Priamos niet. Het fiere Troje bestond niet meer. (Uit: "Uit het schuim van de zee, hoofdstuk 99 en 100)