In het vorig verhaal heb ik
verteld hoe Kronos, de jongste van de twaalf kinderen van Ouranos, zijn vader
uit de hemel stootte, na hem zwaar verminkt te hebben, en zich alzo de hemelse
troon toe-eigende. Kronos bevrijdde zijn broeders en zusters, de
Titanen, die door hun vader Ouranos diep in de schoot van de aarde waren
begraven. Met één van hen, zijn zuster Rhea, huwde hij en hij verwekte bij haar
zes kinderen: drie dochters (Demeter, Hestia en Hera) en drie zonen (Hades,
Poseidon en ik, Zeus). De voorspelling van zijn vader indachtig, bibberde
Kronos bij de gedachte dat één van zijn kinderen hem op zijn beurt van de troon
zou stoten. Daarom gebood hij zijn echtgenote hem ieder kind direct na de
geboorte te overhandigen opdat hij het zou kunnen verslinden. Vijf kinderen
werden alzo door hun vader verorberd. Toen echter het zesde kind geboren werd,
misleidde Rhea haar echtgenoot door hem in plaats van het kind een in luiers
gewikkelde steen aan te bieden. Kronos merkte het verschil niet en verslond de
steen.
Dat jongste kind was ik, Zeus. Mijn moeder bracht mij in veiligheid op het eiland Kreta. Op de berg Ida, op Kreta, woonden nimfen, samen met een goddelijke geit, Amaltheia. De nimfen waren ontstaan uit de bloeddruppels van de verminkte Ouranos, waar ze op de grond neergevallen waren. Amaltheia was ontstaan uit de vereniging van twee Titanen, de god Okeanos en de godin Tethys. De nimfen hadden, hoog op de berg Ida, een wiegje voor mij klaargezet.

Ik werd gevoed met de melk van Amaltheia

Ik groeide snel. Als kleuter stoeide ik met de nimfen en met Amaltheia. Op een dag brak, tijdens het spel, één van de hoorns van de geit af. Ik vulde de hoorn met korenaren en vruchten en allerhande kostbaarheden en ik schonk hem aan Tyche, eveneens een dochter van Okeanos en Tethys, een zuster dus van Amaltheia. De Romeinen gaven Tyche de naam Fortuna, de godin van het geluk. De hoorn draagt de naam cornucopia, de Hoorn des Overvloeds: de hoorn schenkt de houder ervan alles wat zijn hartje lust.
|