116. Odysseus spoelt aan op het eiland Kerkyra.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< de afbeelding wordt onderaan vergroot weergegeven
Het was een stevig vlot waarmee Odysseus wegvoer van Ogygia. Het was voorzien van een mast en van een roer en van een reling. Kalypso had doeken meegegeven om als zeil te dienen. Ze had ook gezorgd voor een gunstige wind. Ze had Odysseus de raad gegeven s nachts de sterrenhemel goed in de gaten te houden en vooral het sterrenbeeld van de Pleiaden en dat van de Grote Beer. Hij diende zo te varen dat hij de beide sterrenbeelden steeds aan zijn linker kant had.
Na zeventien dagen, net toen Odysseus toch weer begon te twijfelen aan de goede bedoeling van de goden, zag hij plots land opdoemen. Maar op dat ogenblik kreeg Poseidon, die pas teruggekeerd was van zijn reis, hem in gaten. Poseidon vroeg zich af wat de andere goden achter zijn rug bekokstoofd hadden. Het zag er naar uit dat Odysseus nu ongehinderd zijn vaderland zou gaan bereiken. Ongehinderd? Daar zou de grote god van de zee inderhaast nog een dikke stok voor steken
Poseidon mobiliseerde nu snel alle winden en liet ze razen omheen het vlot. Met zijn drietand omwoelde hij de zee. Odysseus werd in de woelige baren geslingerd, maar slaagde erin al zwemmend weer het vlot te bereiken. De mast en het roer waren doormidden gebroken. Hij was nu de speelbal geworden van de golven en hij stevende af op een rotsachtige kust. Het leek erop dat hij tegen de rotsen te pletter zou slaan. Toen verscheen plots een vrouwelijke gestalte aan zijn zijde. Zij was gehuld in een witte sluier en ze sprak hem toe:
- Verlaat dit vlot en tracht zwemmend de kust van dit eiland te bereiken!
Odysseus aarzelde. Was dit weer een valstrik van de goden? Hij antwoordde:
- Hoe zou ik er kunnen in slagen de kust te bereiken in deze onstuimige zee? En hoe zou ik die steile rotsen kunnen beklimmen?
- Vrees niets, sprak de vrouw. Ik ben de godin Leukotheia (zie verhaal nr. 12) en mijn goddelijke macht zal u beschermen. Ontdoe u van al uw kleren, neem mijn sluier en leg hem om uw schouders en zonder moeite zult gij het eiland bereiken. Zwem dan langsheen de kust tot gij komt op de plaats waar een riviertje in de zee vloeit. Daar zult gij gemakkelijk aan land kunnen gaan. Vergeet echter niet mijn sluier terug te gooien in de zee, van zodra gij het eiland hebt betreden.
De godin was verdwenen en Odysseus was weer alleen op zijn vlot, midden de woeste baren, met in zijn hand de sluier. Hij aarzelde nog, maar toen hij op het punt stond tegen de rotsen geslingerd te worden, deed hij zoals de godin hem opgedragen had: hij waagde de sprong in zee en probeerde langs de kust te zwemmen. Dank zij de sluier lukte dit wonderwel. En het duurde niet lang of de riviermonding kwam in zicht. Op de oever viel Odysseus uitgeput ten gronde. Met wat hem nog aan kracht restte gooide hij de sluier zo ver mogelijk in zee en daarna sleepte hij zijn naakte lichaam verder tot bij een bosje, waar hij zich neervleide in het kreupelhout en zich bedekte met wat bijeengescharrelde droge blaren, ter bescherming tegen de koude. Hij viel in een diepe slaap.
|