111. De koeien van de zonnegod.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< tekening Jan Bauwens
Zoals we gezien hebben in nummer 108, landden Odysseus en zijn zes overgebleven makkers op het eiland Trinakria, alwaar de heilige kudden van Helios graasden, koeien en schapen, onder het wakend oog van Phaetusa en Lampetia. Die twee waren eveneens dochters van de zonnegod, verwekt bij de nimf Neaera. Odysseus had iedereen onder ede laten beloven zich tevreden te stellen met het voedsel dat Kirke hen had meegegeven en géén van de heilige dieren van de zonnegod te stelen. Pas hadden ze hun schip op de kust getrokken of er stak een felle zuidenwind op. De wind blies in alle hevigheid, dertig dagen lang. Afvaren was onmogelijk
Het proviand was ondertussen op geraakt en de mannen poogden hun lege magen te vullen met de karige vruchten die op het eiland groeiden. Ze gingen op visvangst en op jacht naar vogels. Het weinige wat zij vingen was evenwel niet in staat hun honger te stillen en aan de stormwind bleek maar geen einde te komen. En toen Odysseus op een keer te slapen lag, sprak Eurylochus de anderen toe:
- Waarom zouden wij hier blijven honger lijden, terwijl rondom ons honderden runderen grazen? Laten wij er één slachten en het vlees braden: op zijn minst twee weken zullen wij daar heerlijk van smullen.
Maar de anderen antwoordden:
- Hebben wij niet gezworen de kudden onaangeroerd te laten? Als wij onze belofte niet houden zullen de goden ons laten omkomen op zee.
Waarop Eurylochus weer:
- Ik geloof vast dat de goden begrip zullen tonen. Ik stel voor dat we beloven een tempel te bouwen voor de zonnegod, van zodra we op Ithaka teruggekeerd zijn. En daarenboven: hier lopen zoveel dieren dat het niet eens zeker is dat de god het zal merken als hij er eentje mist.
De anderen stonden nog weigerig tegenover Eurylochus voorstel, maar hij ging verder:
- En wat dan nog, als de goden ons laten omkomen op de zee. Dat is nog altijd te verkiezen boven de hongerdood. Niets in wreder dan de hongerdood!
En
de mannen lieten zich overhalen. Ze slachtten één van de vetste koeien, ze braadden het vlees en smulden hun buiken rond. En ondertussen namen ze zich voor de zonnegod ruimschoots schadeloos te stellen. Misschien was er wel één bij die speelde met de gedachte om Helios een gouden kalf te schenken
Dit alles geschiedde terwijl hun leider sliep
Toen Odysseus wakker werd, zag hij vol afschuw wat er gebeurd was. Hij barstte in woede uit en sprak:
- Gij hebt het aangedurfd de goden te tarten! Ellendelingen zijt gij! Nooit zult gij uw vaderland terugzien. Laten we nu maar zo snel mogelijk dit oord des onheils verlaten.
Een paar dagen later was de wind in kracht afgenomen. Het schip werd te water gelaten. Ondanks alles hoopten ze nog op een behouden thuiskomst
|