83. De Trojaanse oorlog.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< tekening J. Bauwens (onderaan vergroot weergegeven)
De Trojaanse oorlog is te situeren in het begin van de 12e eeuw vóór Christus. Vele Griekse schrijvers vertellen ons over deze oorlog, de meest bezongen oorlog aller tijden. De belangrijkste onder die schrijvers is de blinde dichter Homeros. Hij leefde in Klein-Azië, in Smyrna, mogelijk ook op het eiland Chios. Homeros zelf heeft die oorlog niet beleefd: hij werd immers pas een viertal eeuwen na de oorlog geboren. De Ilias, waarin de grote dichter de heldendaden van Grieken en Trojanen bezingt, is gebaseerd op vierhonderd jaar mondelinge overlevering
Gedreven door een gunstige wind voeren duizend schepen af naar Troje. Aan boord van de schepen waren vele duizenden Griekse krijgers. Hun aanvoerder was Agamemnon, koning van Mykene. Waar de stad Troje in het zicht kwam, bij de monding van de Skamanderrivier brachten de Grieken hun schepen aan land. In de vlakte die zich bevond tussen de zeekust en de burcht van Troje zouden zij hun legerkamp opslaan. Aanvankelijk durfde niemand de schepen verlaten, omdat het orakel voorspeld had dat de eerste die voet zou zetten op Trojaanse bodem, ook als eerste zou sneuvelen. Van alle kanten kwamen Trojanen aangelopen en ze bekogelden de schepen met stenen. Uiteindelijk was er Protesilaos die voet aan wal zette. Hij doodde eerst enkele Trojanen, maar werd dan zelf door de vijand gedood, als eerste Griek, zoals het orakel had voorspeld. Zijn medestrijders betoonden hem goddelijke eer en ook de goden zelf wisten deze daad van moed en zelfopoffering naar waarde te schatten. Zij stuurden Hermes naar de onderwereld om er de schim van Protesilaos te halen en deze naar zijn echtgenote Laodamia te brengen opdat de echtelieden, al was het dan maar voor één uur, elkaar nog éénmaal zouden kunnen zien. Maar Laodamia wilde niet nóg een keer afscheid nemen. Ze ontnam zich zelf het leven op t ogenblik dat de schim van haar man moest heengaan en zo vergezelde ze hem naar de onderwereld
De stoere burcht innemen leek geen gemakkelijke opdracht voor de nochtans aanzienlijke Griekse legermacht, die er maar niet in slaagde de stad helemaal te omsingelen en zodoende de toevoer van levensmiddelen en manschappen af te snijden. Teneinde zichzelf te bevoorraden, gingen de Grieken dan maar de naburige dorpen plunderen. Vaak stuitten ze daarbij op hevig verweer vanwege de Trojanen, die eveneens waardevolle krijgers bleken te zijn. In de vele schermutselingen onderscheidde zich bij de Trojanen vooral Hector, de oudste zoon van koning Priamos. Eén was er slechts die hem in moed en dapperheid overtrof en dat was de Griekse held Achilles, de zoon van Peleus en Thetis. Negen jaren lang werd er gevochten, gemoord en geplunderd in de streek van Troje. Aan beide kanten vielen talrijke doden, dorpen werden platgebrand en jonge vrouwen werden door de Grieken als erebruid meegevoerd naar hun kamp. Zo had Achilles de bloedmooie Briseïs tot zijn slavin gemaakt en Agamemnon had zich de jonge maagd Chryseïs toegeëigend, die hij brutaal ontrukt had uit de armen van haar vader Chryses, die zelf een priester was van Apollos tempel. Ondertussen hadden de Grieken nog geen enkele serieuze poging ondernomen om de stadsmuren te bestormen. Negen lange jaren wachtten ze nu al op het meest gunstige moment om tot de ultieme aanval over te gaan. Er was lankmoedigheid en demotivatie bij de Griekse troepen. Sommigen waren als verlamd van heimwee naar hun geboortegrond. Velen begonnen deze oorlog, die wel uitzichtloos leek, te verfoeien. Voor anderen evenwel, die in het vaderland geen geliefde achtergelaten hadden, mocht dit leven in het kamp nog wel even blijven duren.
Maar op een dag, in t begin van het tiende oorlogsjaar, gebeurde er iets, waardoor de oorlog in een stroomversnelling kwam: er brak ziekte uit in het kamp

|