104. In het rijk der doden.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< tekening Jan Bauwens (naar J.H. Füssli) onderaan vergroot weergegeven
Kirke en Odysseus gingen aan tafel, waar de nimfen de heerlijkste spijzen hadden klaargezet. Na de maaltijd begaven ze zich ter ruste en ze gaven zich over aan elkaar. Odysseus raakte helemaal in de ban van de verliefde godin, die de kunst van de lichamelijke liefde zo goed bleek te beheersen. Dagen, weken en maanden verstreken zonder dat het heimwee naar huis aan Odysseus hart knaagde. Pas toen bijna een jaar verstreken was, sprak Odysseus tot Kirke:
- Lieveling, ik voel dat mijn hartstocht voor jou begint te tanen. We hebben samen een heerlijke tijd gehad, maar de hang naar mijn vaderland en naar mijn familie komt weer boven en wordt met de dag groter. Wordt het niet stilaan tijd dat je mijn makkers hun menselijke gedaante teruggeeft en mij de weg wijst die ik moet volgen om veilig Ithaka te bereiken?
Hij sprak met overtuiging en het was duidelijk dat zijn woorden geen tegenspraak duldden. Geschrokken doch beheerst antwoordde de godin:
- Nooit heb ik een beter minnaar gekend dan jij, mijn allerliefste held. Dolgaarne had ik je nog langer bij mij gehouden. Maar ik zie dat het je menens is. De weg die je dient te volgen kan ikzelf je niet wijzen. Maar ik kan je wel vertellen wie dat wél kan. Het is Teiresias, de ziener.
- Maar bevindt die zich niet reeds bij de doden?
- Precies. Daar is Teiresias nu, in de Hades. En naar het rijk der doden zal jij je moeten begeven. Vaar weg van dit eiland en de Noordenwind zal je brengen naar het westelijk uiteinde van de wereld. Daar zal je een in mist en wolken gehuld strand vinden, waarachter zich een bos van wilgen en populieren bevindt. Dat bos is gewijd aan Persephone, de godin van de onderwereld. Graaf daar een put en stort daarin het water, de melk, de honing en de wijn die ik je zal meegeven. Ook geef ik je een ram mee en een ooi. Die moet je offeren aan Teiresias. Vang het bloed van de offerdieren op. Een deel ervan moet je gieten bij de andere vloeistoffen in de kuil. Van het andere deel moet je de schimme die op je afkomen laten drinken het zijn de schimmen van de doden. Alleen op die wijze zal je met hen een gesprek kunnen voeren. Let er evenwel op dat je met niemand spreekt vooraleer je Teiresias aan het woord hebt gelaten. Als je de nodige informatie gekregen hebt van de ziener, keer dan zo spoedig mogelijk naar dit eiland terug. Tegen die tijd zal ik al je vrienden hun menselijke gedaante teruggegeven hebben. Dat zweer ik je, op de Styx.
Odysseus handelde zoals Kirke hem had opgedragen. Toen hij de kuil gegraven had en de offers geplengd, kwamen inderdaad talloze schimmen op hem af, maar, Kirkes woorden indachtig, negeerde hij ze allen, tot hij de schim had herkend van Teiresias, die ook in de onderwereld de gave van de profetie had behouden. Hij gaf Teiresias te drinken van het offerbloed. Ziehier hoe deze tot hem sprak:
- Gij hebt de god Poseidon ten zeerste vertoornd, door wat gij zijn zoon Polyphemos, de cycloop, hebt aangedaan (zie verhaal nr. 100). Maar alles zal goed komen, als gij er maar zorg voor draagt de kudde van Helios, op wiens eiland gij zult stranden, onaangeroerd te laten. Doet ge dat niet, dan zal nog veel rampspoed uw deel zijn: al uw vrienden zullen omkomen en op een vreemd schip zult gij uw vaderland bereiken en wat gij daar zult ontmoeten, zal niets zijn dan ellende.
Odysseus wilde nog wat vragen maar Teiresias was alweer verdwenen. Zag hij daar niet de schim van zijn moeder? Zijn moedertje die tijdens zijn jarenlange afwezigheid gestorven was, gestorven van verdriet? En was dát niet Agamemnon? Die had dus na zijn triomfantelijke uittocht uit Troje, ook al het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. En Achilles! Odysseus gaf hem te drinken van het offerbloed en sprak tot hem:
- O, grote Achilles, hoe goed herken ik u nog, aan uw fiere gestalte! Ook hier straalt gij nog steeds de onoverwinnelijkheid uit!
Maar Achilles antwoordde hem:
- Tracht mij niet te vleien. Ondraaglijk is het, hier voor altijd te moeten ronddolen. Ik zeg u: beter is het onder de levenden de geringste onder de knechten te zijn, dan de grootste koning in de onderwereld!
En daar zag hij ook nog de schim van Patroklos en van nog vele anderen. Ajax, bijvoorbeeld. Maar Ajax wendde zich direct af: het leek erop dat hij nog steeds kwaad was omdat Odysseus de wapenrusting van Achilles voor zijn neus had weggekaapt
(zie verhaal nr. 93)
Plots werd Odysseus overvallen door de vrees dat hij hier wel eens de schim van Medusa kon ontmoeten. Misschien was zelfs haar schim nog in staat hem in steen te doen veranderen?
Dan maar gauw rechtsomkeert gemaakt, terug naar Aiaia.

|