Op 15 juli 1964 ging Willy Van den Eynde over naar de beroepsrenners.Deze overgang deed hij met succes.Hij won te Woluwe, Roeselare en de Druivenkoers te Overijse.Hij werd nog tweede in Opbrakel en derde in het kampioenschap van Brabant te Dworp, Bierbeek en Isbergues (Fr)
Voor het seizoen 1965 kreeg Willy Van den Eynde een contract bij Wiels Groene Leeuw. Ploeg. Deze ploeg stond onder leiding van sportdirecteur Albert De Kimpe. In deze ploeg had Willy bekende ploegmaten : Benoni Beheyt, Jaak De Boever, Arthur De Cabooter, Gilbert Desmet; Walter Godefroot, Eddy Pauwels en Martin Van Den Bossche, Rene Van Meenen, Frans Verbeeck en Michael Wright.
Willy Van den Eynde won in 1965 met voorsprong te Lessen. Ook in Zellik werd hij winnaar door Herman Vanspringel in de spurt te verslaan.
Zijn grootste succes kwam er in de Tour du Nord (Ronde van het Noorden) . De Tour du Nord was een vierdaagse rittenwedstrijd die in het noorden van Frankrijk werd betwist in een streek waar nog veel kasseistroken op de omlopen te vinden waren.
In de eerste rit van deze ronde, Roubaix-Calais, eindigde Willy Van den Eynde veertiende in een groepje dat een achterstand had van 1 minuut 35 seconden op een kopgroep van 11 renners. In de tweede rit A Calais Bruay kwam hij samen met het peloton binnen dat 42 seconden na winnaar Noel Van Clooster over de meet kwam. De tweede rit B Bruay Arras was een ploegentijdrit over dertig kilometer. De ploeg Wiels - Groene Leeuw met Walter Godefroot, Arthur De Cabooter, Jaak De Boever, Gustaaf Desmet en Willy Van den Eynde won deze ploegentijdrit met 21 seconden voorsprong op de ploeg van Flandria-Romeo. Zijn ploegmaat Walter Godefroot werd daardoor leider in de algemene rangschikking.
In de derde rit Arras- Anzin werd Willy Van den Eynde tweede op 12 seconden van Willy Bocklant. In de vierde rit Anzin Roubaix nam een groepje vele minuten voorsprong. Willy was meegesprongen met de Nederlander Wim De Jager, Theo Mertens, Jean-Claude Lefebvre, Pierre Beuffeuil en Bernard Adams. De ontsnapping slaagde, Willy Van den Eynde die het best geklasseerd was, moest vooral de Fransman Pierre Beuffeuil in het oog houden omdat die slechts op 15 seconden na hem was geklasseerd. Willy kon echter alle aanvalspogingen verijdelen en het groepje kwam samen in Roubaix toe. De Nederlander Wim De Jager won de rit. Willy werd vijfde in de rituitslag maar werd eindoverwinnaar van deze Tour du Nord.
In januari 1966 huwde Willy met Mia Clauwaert uit Asse-Terheide. Een paar weken later moest hij reeds voor 4 weken op oefenkamp vertrekken naar Borgio nabij Savonna aan de Italiaanse Riviera.
Willy had voor 1966 een contract ondertekend bij Romeo-Smiths . Deze ploeg stond onder leiding van Guillaume Driessens en had heel wat bekende renners in haar rangen: Frans Brands, Gilbert Desmet; Ivo Molenaers, Willy Planckaert, Guido Reybrouck, Georges Van Den Berghe; Martin Van Den Bossche en Albert Van Vlierberghe.
Dat jaar werd Willy aangeduid om met zijn ploeg deel te nemen aan de Ronde van Frankrijk.
De ploeg van Romeo-Smiths die aan de start stond te Nancy stond onder leiding van sportdirecteur Guillaume Driessens met als renners Frans Brands Joseph Mathy Ivo Molenaers Willy Planckaert Guido Reybrouck de Luxemburg Edy Schutz Georges Van Den Berghe Martin Van den Bossche Willy Van den Eynde en Albert Van Vlierberghe.
De ploeg was in die Ronde erg succesvol. Guido Reybrouck won de tweede rit en Willy Planckaert de vierde en de achtste rit. Planckaert had na de derde rit de groene trui veroverd en zou deze tot Parijs kunnen behouden. Voor een helper in de ploeg was het voor Willy Van den Eynde iedere dag hard werken geblazen om zijn kopmannen in goede posities te houden. Na de Pyreneën-ritten begon het bij Willy zwaarder en zwaarder te worden en kwam hij in de zestiende rit naar Briançon met een grote groep van 27 renners (waaronder ook Rik Van Looy) buiten tijd binnen.
Willy behaalde in 1966 met voorsprong de overwinning in de wedstrijd te Dworp. Hij werd ook derde in Ganshoren, Meerbeke en Auvelais, vierde in Boortmeerbeek, vijfde in Lennik en zesde in Rijmenam.
In 1967 bleef Willy Van den Eynde bij de Romeo-Smiths ploeg. Het werd voor hem niet zo een denderend wielerseizoen. Hij behaalde een tweede plaats in de Zuid-Vlaamse Pijl te Nederbrakel en een vijfde plaats in Ganshoren. Hij nam hij ook deel aan de Ronde van Spanje. Het jaar nadien in 1968 kwam hij bij de ploeg Goldor-Gerka-Main DOr terecht. Deze ploeg stond onder leiding van sportdirecteur Florent Vanvaerenbergh. Het werd een jaar om vlug te vergeten, want slechts enkele ereplaatsen waren zijn enige wapenfeiten.
In 1969 kwam Willy uit voor de ploeg Goldor Hertekamp. Dat jaar kon hij een overwinning behalen door met voorsprong de Grote Prijs Dokter Tistaert te Zottegem te winnen.
Het jaar nadien kreeg hij een contract bij de ploeg Geens-Watneys-Diamant. In deze ploeg was Frans Verbeeck de kopman. Willy startte dat seizoen met veel ambities. Reeds in de eerste wedstrijd de Omloop Het Volk reed hij in dienst van Frans Verbeeck. Het werd een succes want dank zij zijn goede steun kon Frans Verbeeck de wedstrijd winnen. Zo reed hij dat jaar vele malen in dienst van de ploeg. In de Leeuwse Pijl te Sint Pieters Leeuw mocht Willy Van den Eynde de vruchten plukken voor een jaar trouw en hard werken als onvolprezen helper. Daar kreeg hijzelf de steun van de ploeg om naar de overwinning te grijpen en hij deed dit dan ook met schitterend succes.
In 1971 reed hij voor de ploeg Watney-Avia met Willy Jossart als sportdirecteur. Willy werd dat jaar derde in Hoeilaart-Diest-Hoeilaart. Verder noteerden we een tweede plaats te Ronse en vierde plaats in Kerkom en een vijfde plaats in Bazel-Waas. Hij eindigde ook zesentwintigste in Parijs-Roubaix. Na het wielerseizoen 1972 stopte Willy Van den Eynde met wielrennen.
Na zijn actieve loopbaan werd hij café-uitbater te Herent en studiemeester-opvoeder in het toenmalige Rijksonderwijs te Wemmel en Leuven. Tenslotte vond hij zijn bestemming in het bedrijf van Frans Verbeeck (Vermarc-Sport).
Willy Van den Eynde woont inmiddels sinds vele jaren in Keerbergen. Hij volgt nog steeds de wielersport en is op de wielerkoersen nog steeds een graag geziene figuur.
Willy is de laatste jaren ook koersdirecteur van de Grote Prijs Jef Scherens te Leuven. Willy komt nog eens graag naar Delle terug want hij is steeds een trouwe bezoeker van de jaarlijkse wielerbeurs.
Wllly Van den Eynde bij de liefhebbers en onafhankelijken.
De week na het kampioenschap van België voor nieuwelingen ging Willy Van Den Eynde over naat de categorie van de “liefhebbbers”. In de eerste wedstrijd bij de liefhebbers werd hij tweede in Rotselaar. Zijn eerste zege kwam al een week nadien op 1 augustus 1961 te Evergem.
Er kwamen in 1961 nog 7 overwinningen bij; namelijk te Sint Stevens Woluwe, Kraainem, Kampenhout, Winksele-Delle, Wespelaar, Kortenberg en Ganshoren.
Het jaar 1962 werd beloftevol ingezet met een overwinning te Assent in het clubkampioenschap van de Stoempersclub uit Leuven.
In de Ronde van Vlaanderen voor liefhebbers eindigde hij derde, nadat hij een lange achtervolging had gedaan op het ontsnapte duo Ward Sels en Georges Van Den Berghe. Maar een derde plaats op 133 van ’s lands beste liefhebbers mocht hij zeker als eervol beschouwen.
Willy Van den Eynde behaalde in 1962 overwinningen in de Omloop der Drie Provincies te Oetingen, Winksele-Delle, Brussegem, Heist-op-den-Berg, Charleroi, Haacht, Wijgmaal, Ekeren en Opheylissem. Hij kreeg inmiddels ook steun van kachelfabrikant Reno en reed onder leiding van Florent Vanvaerenbergh voor die sponsor de provinciale en regionale wedstrijden.
Op 28 augustus 1962 stapte hij over naar de onafhankelijken. Als onafhankelijke mocht hij wedstrijden betwisten tussen de beroepsrenners. Zo kon hij dat jaar nog enkele opmerkelijke resultaten behalen. Zo werd hij derde te Aarschot achter Frans Schoubben en Theo Mertens. en zevende in Brussel – Alsemberg.
Vanaf 1 oktober 1962 werd hij soldaat te Turnhout, waar hij zijn militaire opleiding kreeg, om vervolgens zijn dienstplicht in Duitsland te vervolledigen. Door zijn legerdienst was er in 1963 van regelmatig koersen weinig sprake. Om zijn conditie toch wat op peil te houden kon hij tijdens zijn legerdienst soms aan wedstrijden deelnemen. Zo kon hij in Duitsland een viertal plaatselijke wedstrijden winnen, ondermeer in Kassel en Baden-Baden.
Na zijn legerdienst startte Willy met veel ambitie het nieuwe wielerseizoen in 1964.
In de Omloop Het Volk voor onafhankelijken (Leuven – Gent) was hij de beste man in koers. Hij leek zegezeker, maar liet zich in de spurt nipt verschalken door de Waal Desiré Cartigny. Een week later in de Omloop van de Vlaamse Gewesten werd hij derde, Noel De Pauw won. In de spurt voor de tweede plaats werd hij toen geklopt door Guido Reybrouck. De dag nadien op 8 maart 1964 te Ichtegem zat Willy weer in de kopgroep. In de spurt kwam hij echter zwaar ten val en liep een sleutelbeenbreuk en talrijke schaafwonden op. Door deze val was Willy voor 5 weken uitgeschakeld, maar hij oefende zodra het ging op de rollen.
Ondanks deze val werd Willy een paar weken later door de KBWB aangeduid voor de Belgische ploeg om deel te nemen aan de Ronde van Marokko.
De deelname aan deze Ronde van Marokko werd een succes .In de eerste rit Casablanca – Rabat die door Jos Timmerman werd gewonnen werd Willy achtste. Zijn conditie werd van rit tot rit beter en in de achtste rit Nador-Oujda waren de zegebloemen voor hem bestemd. In deze ronde stond Jos Timmerman vele ritten aan de leiding en daardoor moesten de andere Belgen in zijn dienst rijden. Tenslotte zou Jos Timmerman tweede worden in de eindstand . De Belgische ploeg werd tweede in de landenrangschikking en daarin was het aandeel van Willy Van den Eynde niet gering geweest.
Een paar weken na de Ronde van Marokko stond in eigen land de Ronde van België op het programma. Dat Willy Van den Eynde nog steeds in goede conditie was toonde hij al in de eerste rit Antwerpen – Heusden. Hij won deze rit met voorsprong. In de tweede rit Heusden – Bouillon werd hij achtste. Samen met zijn Reno-Kint ploegmakkers won Willy Van Den Eynde de ploegentijdrit te Vorst. In de eindstand van deze Ronde van België werd hij vijfde. Zijn ploegmaat Roger Verheyden werd eindoverwinnaar.
Willy
Van den Eynde werd geboren op 20 april 1943 te Winksele-Delle.
Willy
doorliep de lagere jongensschool van Delle, om daarna te belanden in het
Koninklijk Atheneum te Leuven, alwaar hij zijn volledige middelbare studies met
succes afsloot.
Zijn
eerste stappen in de sport deed hij als dertien jarige op het voetbalveld bij
het cadettenelftal van S.K. Delle. Het was niet zo verwonderlijk dat Willy voor
het voetbal koos, want zijn vader Jules was toen actief als
voetbalscheidsrechter in eerste provinciale Brabant.
Willy
Van den Eynde sloot zich ook aan bij Atletiekclub PAKT-Tildonk en onderscheidde
zich ook in het veldlopen.
Voor zijn
vijftiende verjaardag (in 1958) kocht zijn vader in Wespelaar voor hem een
koersfiets. De fiets had wel niet de juiste maat voor Willys lange benen, maar
toch startte hij al dezelfde namiddag in een wedstrijd voor niet-aangeslotenen
(onderbeginnelingen) te Vertrijk. In deze wedstrijd kon hij tot op twee ronden
voor het einde het peloton volgen, dan moest hij echter begeven.
In de volgende
wedstrijden kwam er steeds beterschap. In zijn tweede wedstrijd te Everberg
werd hij negende. In de daaropvolgende wedstrijden reed hij achtmaal binnen de
eerste vijf met ondermeer een tweede plaats te Putte en te Erps-Kwerps. In de
veertiende wedstrijd waarin hij startte in Kersbeek-Miskom verliep alles naar
wens en Willy Van den Eynde kon voor het eerst met de zegebloemen naar Delle
terugkeren. Nu had Willy de smaak te pakken en nog datzelfde jaar won hij nog
liefst 10 wedstrijden, waaronder het kampioenschap van België voor
onderbeginnelingen te Zichem. Daar versloeg hij toen Herman Vanspringel in de
spurt. Hij bracht ook de zegebloemen mee uit Tildonk, Wijgmaal, voor een tweede
maal dat jaar in Zichem; Winksele, Herent, Vertrijk, Erps-kwerps,
Sint-Joris-Winge, Kerkom.
In het voorjaar
van 1959 won hij nog 9 wedstrijden bij de onderbeginnelingen namelijk te
Vertrijk + eindwinnaar tweedaagse, Haasrode, Everberg, Veltem, Blanden;
Ruisbeek, Bertem, Erps-Kwerps
Willy Van den
Eynde kreeg vanaf 21 juni 1959 zijn vergunning bij de KBWB om te kunnen starten
in de categorie van de nieuwelingen. De overgang naar deze categorie was een
succes want hij won dat jaar nog vijf wedstrijden, waaronder een wedstrijd voor
eigen supporters in Winksele-Delle. Verder won hij nog te Gilly, Dongelberg
(Geldenaken), Rhismes en Asse.
Inmiddels hadden
enkele wielerliefhebbers in Delle een wielerclub gesticht. Deze wielerclub die
de naam De Rapste Wint kreeg deed er alles aan om hun Willy te steunen.
1960 bracht de
bevestiging van de klasse van Willy. Hij werd de Brabantse vedette bij de
nieuwelingen. Hij won liefst 20 koersen. Deze overwinningen behaalde hij te
Lot, Kampenhout, Vissenaken, Bevekom, Sint Joris Winge, Korbeek-Lo, Tildonk,
Liedekerke, Opprebais, Marbaix,Waterloo, voor de tweede maal dat jaar in
Kampenhout, Geldenaken, Winksele-Delle, Ruisbroek, Grez-Doiceau, Bevekom,
Diegem, voor de tweede maal dat jaar in Sint Joris Winge, Asse.
Willy Van den
Eynde werd in 1960 ook nog 12 maal tweede en won bovendien het jaarklassement
van Dagblad Het Volk Lactovita als regelmatigste renner van de provincie
Brabant met ruime voorsprong.
In
1961 zette hij zijn zegereeks bij de nieuwelingen verder. In het voorjaar won
hij de wedstrijden te Winksele-Delle, Tervuren, Sint Stevens Woluwe,
Erps-Kwerps, Herent, Ganshoren, Vossem, Kortenberg, Kessel-Lo, Overhespen en
Bevekom. Jammer genoeg werd hij wegens ziekte daarna vijf weken uit de beweging
gehouden. Dat was uiteraard geen goede voorbereiding op het nationale
kampioenschap van België waarin men hem niet kansloos achtte.
Dat kampioenschap
had dat jaar plaats op 16 juli 1961 te Deerlijk. De nieuwelingen moesten in dat
kampioenschap 125 km afleggen. In en rond Deerlijk moesten de renners een ronde
rijden van achtentwintig kilometer met de beklimming van de Tiegemberg (ook
bekend als het Vossenhol). Deze ronde moest viermaal gereden worden en tenslotte
eindigde het kampioenschap met een kleine ronde van dertien kilometer.
Tijdens de
wedstrijd waren er heel wat ontsnappingen. In de derde ronde sprong Willy Van
den Eynde tijdens de beklimming van het Vossenhol weg. Willy kon honderd
meter voorsprong nemen maar werd ingelopen door een kopgroepje van het
verbrokkelde peloton. Vervolgens ontstond er een ontsnapping van een groepje
van 11 renners. In dit groepje zaten heel wat favorieten zoals Willy
Planckaert, Walter Godefroot en Jan Nolmans. Tijdens de laatste beklimming van
de Tiegemberg probeerde Willy het opnieuwn maar hij kon geen beslissende kloof
slaan. De kopgroep van 11 renners ging met driehonderd meter voorsprong op het
peloton de laatste kleine ronde in. Tijdens deze kleine ronde kwam alles op een
vijftal kilometers van het einde samen. Ondanks de zware omloop werd het een
massaspurt van 80 renners. Walter Remon won deze massaspurt. uitblinker Willy
Van den Eynde werd nog vierentwintigste in de uitslag.
Het voedingscomité te Winksele in de eerste wereldoorlog
De Duitse inval was zeer rampzalig op economisch gebied. 2/3 van de tarwe werd uit het buitenland ingevoerd en door de oorlog werden de verbindingen verbroken.
Ernest Solvay stichtte een centraal comité voor Hulp en Voedselvoorziening. Hieruit ontstond het Nationaal Comité o.l.v. Emile Francqui. Deze probeerde levensmiddelen uit het buitenland in te voeren en deed een beroep op de Amerikaan Herbert Hoover, de latere president van de U.S.A. Herbert Hoover richtte de Commission for Relief op, die voedingswaren uit Amerika overbracht. De U.S.A. wenste alleen voedsel te leveren als dit niet voor de Duitse bezetter bestemd was.
Het Nationaal Comité voor Hulp- en Voedselvoorziening dat uitsluitend uit Belgen bestond, verdeelde de voedingswaren in ons land. Het had gemeentelijke en provinciale onderafdelingen. Graaf Jan de Merode uit Everberg was ondervoorzitter van het provinciaal comité van Brabant en voorzitter van het kantonaal voedingscomité te Leuven.
Winksele had ook zijn eigen “comiteit”. Dit comité zorgde voor voedselvoorziening en hulpverlening: volkssoep, uitdeling van brood en levensmiddelen, kosteloos of tegen verminderde prijs.
Op 26 april 1915 dankte het gemeentebestuur van Winksele het Amerikaanse volk voor hun medewerking aan de ravitaillering.
Meester Louis Servranckx, hoofdonderwijzer te Delle maakte zelfs een liedje op de werking van het comité te Delle op 22 januari 1915. Hierin werd vooral de openbare uitdeling van soep bezongen.
Hieronder vind u de tekst van de eerste strofe en het refrein van dit lied
LIED DER SOEPHALERS
Naar eene volkwijze voorgezongen door Louis Servranckx, onderwijzer
Delle keek met grote ogen naar de Ronde van de Frankrijk.
Op donderdag 26 juni 1958 beleefde Delle de grootste sportieve belevenis uit zijn geschiedenis met een passage van de Tour de France. Aanleiding was de Wereldtentoonstelling in Brussel. Bij iedereen bekend als de Expo ’58. De eerste rit liep van Brussel naar Gent over 184 km, met start onder het Atomium.
De Tour, toen nog met landenteams, telde tien ploegen van twaalf renners. De Belgen rekenden op Marcel Janssens (tweede in 1957), Jean Brankart, Jan Adriaenssens en Jef Planckaert, want de laatste zege dateerde van 1939 (met Sylvère Maes). De Fransen hadden een sterke ploeg met ondermeer Jacques Anquetil, Louison Bobet, André Darrigade en Raphael Geminiani bij een regionale ploeg. Uit Italië kwam Gastone Nencini, uit Spanje Frederico Bahamontes en uit Luxemburg de sterke klimmer Charly Gaul.
De rit ging van Brussel over Hoeilaart – Overijse – Waver – Hamme-Mille –Blanden – naar Leuven. Via de Cesarsberg ging het verder langs Herent – Delle – Kampenhout – Boortmeerbeek en Mechelen. Vandaar ging het via Willebroek – Dendermonde – Aalst – Ninove – Zottegem - Munte en Merelbeke naar Gent (met aankomst aan de watersportbaan). André Darrigade won die rit in de spurt voor Jos Hoevenaars en Jef Planckaert. Charly Gaul zou dat jaar de Tour winnen na een heroïsche prestatie in de laatste Alpenrit (Chartreusegebergte), waar hij zestien minuten achterstand kon goedmaken en na de laatste tijdrit de Ronde nog met drie minuten voorsprong zou winnen.
Die dag had bijna iedereen in Delle verlof genomen om het Tourspektakel te zien voorbij komen. De baan Leuven-Mechelen was die dag een aantal uren volledig verkeersvrij gemaakt. Eerst kwam de grote publiciteitskaravaan met veel toeters en bellen over de Mechelsesteenweg. De passage duurde meer dan een uur. Iedereen vergaapte zich aan de wonderlijk verbouwde auto’s en rekende op een van de vele gadgets die rijkelijk werden uitgegooid.
Rond 13.15 uur was het dan zover. ‘Zwaantjes’ met loeiende sirenes kondigden de komst van de helden aan. Het publiek werd nerveus, de spanning bouwde zich op. Was er iemand vooruit? een groepje ontsnapt? En wat deden de Belgen?..... In de verte klonk reeds de herkenbare deun van de Rodaniawagen (die tot op vandaag dezelfde is gebleven). Plots was het zover. Een volledig gegroepeerd peloton reed met hoge snelheid door Delle. Er werd gerekt en gestrekt, geroepen en gewezen, maar in geen tijd was de wielerwindhoos voorbij. Dagen uitkijken voor de intense ervaring van één minuut. Delle had de “Tour de France” zien passeren en besefte dat dit misschien nooit meer zou gebeuren.
Op 4 augustus 1914 vielen de Duitsers ons land binnen.
De stad Luik viel op 7 augustus 1914 en langzamerhand rukte het Duitse leger op, richting Leuven en Brussel. Op 19 augustus 1914 kwamen de Duitsers in Delle aan. Het waren ruiters van Ulanenregimenten maar ook infanteristen. Ze bleven vrij rustig tot 24 augustus 1914, toch werd er op 20 augustus een man uit Wilsele doodgeschoten in de Eikestraat.
Door een uitval van het Belgisch leger vanuit de vesting Kontich nabij Antwerpen werden de Duitsers weer achteruitgeslagen. Als wraak voor hun nederlaag werd het gebied tussen Leuven en Mechelen één vuurhaard.
Vanaf die dag begonnen de Duitsers te plunderen en te moorden. Ze doorzochten elke woning en uit de kasten verdwenen veel waardevolle voorwerpen in de zakken van de belagers.
Op 25, 26 en 27 augustus werden in Delle zonder enige aanleiding 57 woningen geplunderd en platgebrand, waaronder de lagere gemeenteschool. De acties hadden een wraakzuchtig en barbaars karakter.
Heel wat inwoners werden aangehouden en mishandeld. Paul Schoeters, de vroegere eerste schepen, die niet snel genoeg meer marcheerde wegens opgelopen verwondingen, werd neergeschoten. De 70-jarige Germaan Lambrechts, die verlamd was, werd door de Duitsers gefusilleerd. Daarna werd zijn huis in brand gestoken. Op 25 augustus vielen de Duitsers binnen bij de 42-jarige landbouwer Philippe Van Bellingen. Hun 3-jarig zoontje Jan Van Bellingen werd vermoord onder de ogen van zijn ouders. Ze mochten het lijkje niet begraven en werden op de vlucht gedreven, terwijl de Duitsers het huis in brand staken. Edward Pauwels was met zijn zevenjarige zoon Willem gevlucht maar werd aangehouden. Willem Pauwels kreeg een steek in de buik en overleed een paar uren later. De bezetter stak ook de pachthoeve in brand van Frans, Karel en Pieter Staes. Toen de drie broers de brandende hoeve wilden ontvluchten, schoten de Duitsers de twee oudste broers Frans en Karel dood. De jongste broer Pieter kon nog ontkomen in de naburige velden waar hij – vreselijk gekwetst – een ellendige dood stierf.
De Duitsers ageerden identiek in Leuven, Herent, Beneden-Veltem, Buken, Tildonk, Haacht, Kampenhout-Sas, en andere gemeenten. De stad Leuven kreeg op 25 augustus 1914 ‘een strafexpeditie’ van de Duitse troepen op bezoek. De stad werd gedeeltelijk platgebrand en 218 burgers werden vermoord.
Tweeduizend tweehonderd van de ongeveer zesduizend huizen die Leuven toen telde werden in de as gelegd Ook de universiteitsbibliotheek viel ten prooi van blinde woede. De Duitsers keken toe hoe een kwart miljoen boeken, waaronder duizenden onvervangbare middeleeuwse manuscripten, in vlammen opgingen. Merkwaardig genoeg liep de Statiestraat (nu Bondgenotenlaan) nergens schade op.
Pastoor Moons, tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in de Weerstand, moest op 19 augustus 1915 Delle ontvluchten omdat hij door de Duitsers werd gezocht. Op 4 augustus 1917 werd hij in Brussel aangehouden en door de Duitse Krijgsraad ter dood veroordeeld. Op 16 maart 1918 werd hij gefusilleerd in Fort V in Edegem.
Er sneuvelden ook vier soldaten uit Delle. Theophiel Stroobants sneuvelde op 26 augustus 1914 bij een gevecht in Namen, Pieter Cnops vond de dood op 25 januari 1915 in het Franse Calais. Op 20 augustus 1915 sneuvelde Filip-Jozef Piot in De Panne en Theophiel Van Muylder, die gevangen was genomen, overleed in Lamstedt (Duitsland) op 8 juni 1916.
In Delle werd na de oorlog een plaatselijke commissie opgericht tot huldiging van onze oorlogslachtoffers. Op 31 december 1918 had een eredienst plaats voor de gesneuvelde soldaten en burgers van Delle. Delle kreeg ook een oudstrijdersvereniging.
Zoals in vele gemeenten uit de streek kwam er ook een oorlogsmonument. De gedenkzuil werd onthuld op het kerkhof op 19 oktober 1919. Aan de achterzijde van dit monument staan de zeven namen van de burgers die vermoord werden in augustus 1914.
LAMBRECHTS GERMAAN 70 JAAR
PAUWELS WILLEM 7 JAAR
SCHOETERS PAUL 69 JAAR*
STAES FRANS 60 JAAR
STAES KAREL 51 JAAR
STAES PIETER 38 JAAR
VAN BELLINGEN JAN 3 JAAR
*Paul Schoeters, wiens gedenkfoto jarenlang aan het oorlogsmonunent stond, werd geboren in Herent op 26 augustus 1845. Hij was landbouwer van beroep. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1895 werd hij verkozen tot schepen, in 1899 tot eerste schepen. Na de verkiezingen van 1903 bleef hij die functie behouden. Paul Schoeters is de grootvader van Bertha Schoeters en dus ook de overgrootvader van Maria en Alice Grauwels. Zijn foto aan het oorlogsmonument is sinds een paar jaar jammer genoeg verdwenen, mogelijk het gevolg van de jaarlijkse opruimingswerken op het kerkhof.
Op
28 oktober 1897 begon Joseph de Behault du Carmois een brouwerij in de
Potestraat in Delle met steun van de familie Peeters.
Joseph de Behault de Carmois huwde op 30 september 1897 met Amelie Peeters. Zij was een dochter van Antoon Peeters (den Reuts)
en een jongere zus van Filip Alois Peeters (den Witte Reuts).
Joseph
de Behault du Carmois had ook een broer August, dokter en burgemeester in
Tildonk.
De
brouwerij werd opgericht naast het ouderhuis Peeters, maar werd een mislukking.
In 1901 trok Joseph de Behault du Carmois als koloniaal ambtenaar naar Kongo.
Een primeur voor Delle en Winksele.
Het
brouwerijgebouw werd eerst café en later ongebouwd tot huurwoningen.In Delle bleef wel men spreken van de oude Kamme,
of die woont in de Kamme.Kam of kamme
komt van het Latijnse woord camba dat brouwerij betekent.
In de Eikestraat in Winksele-Delle staan nog steeds de resten van een merkwaardig gebouw dat al een hele geschiedenis kende.
Nadat “Het Hof ter Eycken” in de 18de eeuw eigendom was geworden van de Heren van Gaasbeek, werd daarna gekocht door oud-burgemeester Arnoldus Van den Schrieck, daarna werd het aangekocht door de zusters ursulinen van Tildonk. Het deed tevens dienst als noodkerk en vrije meisjesschool.
Arnoldus Van den Schrieck werd geboren te Tildonk op 14 februari 1791 en overleed te Winksele op 27 juli 1879. Hij huwde met Barbara-Theresia Bosmans, dochter van meier Henricus Bosmans en van Petronella Gordts, en kwam zo in Winksele terecht. Arnold Van den Schrieck vestigde zich op een drieledig pachthof in de Eikestraat te Delle, beter bekend als het Hof ter Eycken. Door de nieuwe gemeentewet van 1836 werd hij ook verkozen tot burgemeester van Winksele. Hij werd bijgestaan door schepenen Jean Baptist Verhulst en Petrus Waerzeggers die in de Potestraat te Delle woonde. Hij bleef burgemeester van Winksele tot 1872.
Na zijn overlijden in 1879 werd het ‘Hof ter Eycken’ door zijn kinderen in eerste instantie verkocht aan een architect. Die bleek echter na een tijd zijn schulden niet meer te kunnen betalen. Deze architect had volgens ‘de volksmond’ een lening aangegaan bij het klooster van de ursulinen te Tildonk, lening die hij niet meer kon terugbetalen.
De overste van het klooster kreeg nu ook belangstelling voor het gebouw. Omwille van een grote toename van het leerlingenaantal in 1885 konden de zusters het toezicht tijdens de wekelijkse wandelingen der kostschoolgangers niet meer aan en werden er ‘meesteressen’ aangesteld. De wandelingen gebeurden tot dan toe op en af langsheen de vaart, doch dat zinde de toenmalige zuster overste, Renilde niet. Ze was beducht voor ‘ongewenste’ ontmoetingen… Daarop werd uitgezien naar een verder afgelegen locatie die als vaste eindhalte van de wandelpartijen kon dienen, en zo kwam men terecht bij het voormalige Hof ter Eycken in het naburige Delle.
De aankoop liep echter niet van een leien dakje, waarop de hulp van Sint-Antonius-van-Padua werd ingeroepen. Aangezien de Franse taal in onze streken nog overheerste en zeker in de kloosters met wat aanzien, werd er gebeden tot Saint-Antoine de Padoue, vandaar de naam ‘Padoue’. Blijkbaar met succes: in 1885 kon zuster-overste Renilde het Hof ter Eycken verwerven. De oude hoeve werd na de aankoop gedeeltelijk afgebroken. De zusters ursulinen bouwden in het pachthof een picknickzaal voor het Tildonkse pensionaat bij.
De feestelijke ingebruikname werd in de Tildonkse Annalen als volgt beschreven: ‘Lorsque tout fût prêt, les élèves: grandes, moyennes et petites, en firent l’inauguration par un goûter champêtre servi sur la pelouse magnifique qui s’étale devant la grande et belle salle. Celle-ci est ornée de divers emblèmes religieux, entre autres d’un grand tableau représentant St. Antoine, dont la statue orne également la façade principale. Il serait difficile de décrire l’animation de nos chères enfants à ce premier repas sur la pelouse à Padoue! Depuis lors, on les y conduit au moins chaque semaine et tous les ans, le lendemain de la fête de la Supérieure…’.
Op 3 november 1899 vroeg het grootste gedeelte van de inwoners van Delle de oprichting van een eigen parochie aan. Hieraan werd gevolg gegeven en vanaf 2 juli 1900 was de zelfstandige parochie van Delle een feit. Het oprichtingsdocument werd op 25 juli 1900 door kardinaal Goossens getekend en het koninklijk besluit dat de oprichting wettigt, droeg dezelfde datum. Vanaf 25 juli 1900 telde het bisdom één parochie meer: de parochie ‘Heilig Hart van Jezus’ in Delle.
Een volwaardige parochie had echter een centraal punt nodig waarrond het parochiale leven zich afspeelt, namelijk een kerk.
Voor dit probleem zochten en vonden de Dellenaren een oplossing.
E.H. Moons, de eerste pastoor, ging in zijn nieuwe parochie dadelijk op zoek naar een plaats waar hij de misvieringen kon doen. Hij vond samen met Zuster-overste, Marie Ignace, van het klooster van de Ursulinen van Tildonk spoedig een oplossing. Het klooster van de Ursulinen had enkele jaren voordien het Hof ter Eycken of de Padoue gekocht en Zuster- overste werd bereid gevonden om een deel van de picknickzaal tijdelijk te laten inrichten als – een noodkerk - , en dit tot 1936.De Zusters Ursulinen waren de nieuwe parochie Delle zeer genegen want ook bij inrichting van de noodkerk werden verschillende beelden en een kruisweg aan onze Heilig Hart parochie geschonken.
E.H. Moons nam het oude hoevegebouw in gebruik als pastorie. Onder zijn impuls en opnieuw in samenwerking met de Zuster-overste Marie Ignace startte men in 1903 ook een katholieke meisjesschool in de Padoue
Een deel van de picknickzaal werd vanaf1903 gebruikt als noodkerk en in een ander gedeelte werden twee klassen ingericht. Tot dan gingen de meeste meisjes van Delle naar de school van de zusters Annonciaden in Buken. De zusters-onderwijzeressen kwamen van het klooster in Tildonk elke dag naar Delle, eerst te voet en later met de fiets. Van de oudere generaties hebben bijna alle meisjes uit Delle school gelopen in de Padoue.
De parochie kreeg ook altijd medewerking van de leerkrachten voor de voorbereiding van de eerste en plechtige communie, het Heilig Vormsel en het inrichten van de sacramentsprocessies.
In 1928 werden aan de Padoue twee klassen bijgebouwd en in 1939 werd, zeer tegen de zin van de toenmalige pastoor Van Eyck, de meisjesschool ook opengesteld voor jon-gens. Vanaf september 1957 werd de school in de Padoue overgedragen aan de zusters Annonciaden uit Veltem. Deze zusters zouden er nog drie schooljaren de schoolactiviteiten verderzetten.
De gebouwen van de Padoue werden in 1960 verkocht aan de familie Vanvlasselaer uit Winksele-Delle, die er hun bedrijf van centrale verwarming in onderbrachten.
De Padoue mag dan al geen monument zijn in de strikte zin van het woord, er is echter geen enkel ander gebouw in Winksele-Delle dat zo’n rijke geschiedenis met zich meedraagt.
Wie was Zuster-overste Marie Ignace
Zuster Marie Ignace met haar volledige naam als kloosterlinge Zuster Marie Ignace de Marie Inmaculée (en met als meisjesnaam Corinne Van Den Borre) werd geboren te Enghien (Edingen) op 13 december 1843.
Zij legde haar kloostergelofte af in het Klooster van de Ursulinen te Tildonk op 17 september 1867.
Zuster Marie Ignace werd tot overste gekozen op 16 januari 1889 en tot algemeen overste van het Klooster te Tildonk vanaf 1895 tot 1919.
Zij was dus algemeen overste in het Klooster te Tildonk toen de parochie Delle werd gesticht en door haar welwillende medewerking kwam de noodkerk van Delle in “de Padoue” . Zij zorgde tevens mede voor de inrichting van deze noodkerk.Zij steunde E.H. Moons bij de oprichting van de vrije katholieke meisjesschool te Delle in 1903 en zorgde voor de eerste kloosterlingen die in deze school de lessen verzorgden.
Tot na de eerste wereldoorlog had zij een grote invloed binnen de meisjesschool en het parochiale leven in Delle.
Zuster-overste Marie Ignace overleed op 14 mei 1921.
In
Delle zijn amper twee oude kapelletjes overgebleven. Gelukkig maar, want het
heeft weinig gescheeld of ook die waren afgebroken.
Het oudste kapelletje, het
Onze Lieve Vrouw kapelletje dateert van 1837 en kwam er dankzij Antonius
Vandevelde en zijn echtgenote Christina De Vleesschouwer, die toen wat verderop
in de Ellestraat (richting Groenstraat) woonden. Het werd gebouwd op de hoek
van de Ellestraat en de Potestraat en lag nabij de vroegere hoeve van de
familie Peeters. Het echtpaar was verwant met de familie Peeters, want Marie,
de zus van Christina De Vleesschouwer, was getrouwd met Jacques Peeters
Sommige
leden van de familie Peeters hebben een rol gespeeld in de geschiedenis van
Delle en Winksele. Daarom duiken we even in het verre verleden.
Jacques
Peeters en Maria De Vleesschouwer hadden 2 kinderen: Antoon en Jean-Baptist.
Antoon
Peeters (= den Reuts) werd geboren in Delle op 13 juli 1834. Hij trouwde met
Maria Catharina Vanderveken (°1847) op 26 oktober 1870. Zij zouden zeven
kinderen krijgen. Antoon Peeters bleef na zijn huwelijk in het ouderhuis wonen
op de Potestraat. Hij bouwde in 1871 het kapelletje van de Heilige Familie in
de Ellestraat en was lid van de eerste kerkfabriek van de parochie Delle.
Antoon Peeters overleed op 28 december 1904.
Zijn
oudste zoon Filip Alois Peeters (= den Witte Reuts)werd
geboren in Delle op 6 oktober 1871en trouwde met Adelia
Petronella Goossens (°1862). Zij bouwden een hoeve op de hoek van de Potestraat
en de Ellestraat, naast de Onze Lieve Vrouwkapelletje uit 1837, later werd dit
ook wel het kapelletje aan den Witte Reuts genoemd. Filip Alois Peeters
overleed in Buken op 8 mei 1960.
Een
van zijn zonen, Frans Peeters geboren op 24 januari 1901, zette de hoeve op
dezelfde plaats verder. Frans Peeters was getrouwd met Julia Kinnen en was ook
een tijdje gemeenteraadslid.
Het
Onze Lieve Vrouw kapelletje op de hoek van de Ellestraat en de Potestraat was
één van de rustpunten in de toen jaarlijkse processie die tot 1965 door de
straten van Delle trok. Voor die gelegenheid was de kapel mooi versierd met
bloemenslingers en kaarsen. De pastoor gaf de neergeknielde parochianen op die
plaats ook de zegen van het Heilig Sacrament.
Na verloop van tijd waren de kapelletjes aan een
opknapbeurt toe. Vooral dat van de Heilige Familie in de Ellestraat was in
slechte staat. Op verzoek van Gust Goossens, voorzitter van de parochieraad,
begonnen enkele parochianen, o.a. Norbert Soetaert, met herstellingen. De
kosten werden betaald met een deel van de inkomsten van de jaarlijkse
parochiale feesten. De restauratieploeg leverde goed werk en spoedig was het
kapelletje weer als vanouds. Op iniatiatief van de Landelijke Gilde Delle werd het op een van de processies van de Kruisdagen op 17 mei 1991 opnieuw ingewijd.
Voor het Onze Lieve Vrouw
kapelletje op de hoek van de Ellestraat en Potestraat kwam het gevaar uit een
andere hoek. Op 8 maart 1993 werd de kapel en de
lindebomen ernaast bijna met de grond gelijkgemaakt toen de achterliggende
gronden werden verkaveld. Op het nippertje konden de buurtbewoners de werken
nog laten stilleggen met o.a. de steun van burgemeester Willy Kuijpers.
In 2010 kwamen de
rioleringswerken en de heraanleg van de Potestraat. Het lastenboek van de
aannemer voorzag in de kap van de twee lindebomen, maar daar had Delle pas weet
van toen de aannemer wou beginnen.
Op 25 mei 2010 kwam er nog een actiecomité van de dorpsraad tot stand om de
bomen alsnog te redden. De twee grote lindebomen naast de kapel waren noch ziek
noch te oud en vormden evenmin een gevaar voor de buurt. Volgens de
buurtbewoners behoorden ze tot het dorpsgezicht van Delle en waren ze vergroeid
met het landschap en de mensen die er woonden. De buurtbewoners vreesden met de
kap voor onherstelbare schade aan het kapelletje. Ze waren bovendien kwaad
omdat ze nooit waren ingelicht over de plannen, ook niet op de
infovergaderingen.
Ondanks het hevig
protest gingen de lindebomen een dag later tegen de grond. Er kwam nog een
interpellatie op de gemeenteraad van juni 2010, maar de bestuurscoalitie maakte
er zich vanaf met enkele smoesjes. Een van de bomen zou ziek geweest zijn. Zij
beloofde wel twee andere bomen twee elzen met een minder breed
wortelgestel. Misschien kan er werk gemaakt om onze twee oude kapelletjes te
laten klasseren als monument.
In juli 1831, na de eedaflegging in Brussel, bracht Koning Leopold I een bezoek aan de voornaamste steden van ons land. Zo trok hij ook naar Leuven waar hij aankwam langs de steenweg Mechelen-Leuven. In Delle heeft hij met zijn gevolg halt gehouden aan ‘een afspanning’ ter hoogte van de Eikestraat om van paarden te wisselen. De koning zat in een open koets en groette de talrijk opgekomen menigte die hem een warme hulde bracht. De Sint Sebastiaansgilde van Winksele begroette hem in feestkledij.
Van zijn doortocht bestaat er nog een rekening van tien francs en vijftig centiemen voor de aankoop van driekleurige vaandeltjes speciaal voor dit bezoek aangekocht door de gemeente.
De Verbindingswegen.
*De Baan Mechelen – Leuven.
De aanleg van verharde, dus gekasseide, wegen tussen de grote steden heeft vooral plaats gehad in het Oostenrijkse tijdvak. Voor zo’n baan was een octrooi nodig. De stad Mechelen nam in 1709 het initiatief voor een weg van Mechelen naar Leuven. Oorspronkelijk dacht Mechelen de kosten te delen met Leuven, maar uiteindelijk zou Mechelen er alleen voor opdraaien.
Op 9 juni 1730 kreeg Mechelen zijn octrooi van Keizer Karel VI van Oostenrijk. Men zou een rechtlijnig tracé trekken van de Sint Romboutstoren naar de toren van de Sint Janskapel op de Cesarsberg in Leuven. Het zou een “kasseiweg” worden van 4,72 meter breed met een zomerweg naast de kasseiweg en grachten van 1,60 meter breed en 50 cm diep. In februari 1732 was de weg klaar. Naast het hele traject werden aan beide zijden alles samen meer dan 22.000 eiken aangeplant. Ze dienden voor koelte en schaduw maar ook als kasbon. Door regelmatige kap (en heraanplant) en door verkoop van het hout hoopte men de onderhoudskosten gedeeltelijk te verhalen.
Er kwam een verbreding van het gekasseid gedeelte van november 1934 tot eind maart 1935. Met de weg Mechelen-Leuven kreeg Delle een grote verbinding met alle voor- en nadelen die aan zo een weg verbonden zijn.
In 1958 en 1959 werd de baan in twee fases volledig vernieuwd met een betonlaag. De volledig rechte baan tussen Leuven en Mechelen kreeg een aanpassing met een lus (de Omleiding) rond Herent. Zo werd het toenemende verkeer uit het centrum van Herent geweerd.
*De Eikestraat en de Potestraat.
Burgemeester Arnold Van den Schrieck woonde op het pachthof ‘Hof ter Eycken’ in de Eikestraat in Delle. Hij kwam met het voorstel om de Mechelsesteenweg te verbinden met Tildonk door een kasseibaan. De werken startten in 1838 en vielen tamelijk goedkoop uit omdat de inwoners van Delle er kosteloos aan meewerkten. Door deze voor die tijd goede verbinding met Tildonk werden de contacten met Winksele-dorp er niet beter op. Om in Winksele-dorp te geraken moest men over drassige en slechte veldwegen. In de volksmond heette Winksele al snel ‘het mausgat’ of moddergat.
In 1903 deed de gemeenteraad voorstellen voor een degelijke verbinding van de Potestraat naar Winksele-dorp, maar Delle zou tot ...1956 moeten wachten tot de weg er werkelijk lag. De Potestraat werd ingehuldigd op 28 juni 1956.
*Busverbinding Mechelen - Leuven
Bij Koninklijk besluit van 26 april 1927 werd de Nationale Maatschappij van Buurtspoortwegen gemachtigd een busdienst in te richten tussen Mechelen en Leuven. Delle kreeg drie stopplaatsen toegewezen: de Zwarte Fles, de Oude Hoevestraat en de Ellestraat. De lijn werd verpacht aan het autocarbedrijf De Voeght uit Kampenhout. Vanaf januari 1991 werd de verbinding overgeheveld naar De Lijn.
Na het vertrek van Jozef Eerdekens was het voor de parochie Delle weer
afwachten wie de geestelijke leiding zou toegewezen krijgen.Het werd E.H. Cor Anthonissen, die op 14
september 1997 officieel werd aangesteld tot administrator van de Heilig Hartparochie
in Delle. Een maand eerder (15 augustus) was hij ook al aangeduid tot missieprocurator
van de Paters Salesianen van Don Bosco. Hij resideerde in het klooster van
Boortmeerbeek.
E.H. Anthonissen werd geboren op 26 juni 1947 en was afkomstig van
Essen.
Cor Anthonissen begon op 1 september 1968 het noviciaat te Bierbeek (Wilderhof) en sprak op 7
september 1969 te Oud-Heverlee, zijn de religieuze gelofte uit en trad zo toe
in de congregatie van de Salesianen van Don Bosco. Hij volgde de
filosofische en theologische studies aan het Centrum voor Kerkelijke Studies te
Leuven (met een tweejarige onderbreking waar hij als opvoeder stage liep in het
Jongenstehuis Don Bosco te Vremde, en zijn eerste ervaring als leraar opdeed in
het technisch instituut Don Bosco te Hoboken). In het 4de jaar van
de theologisch ambtsopleiding werd hij op 5 maart 1977 priester gewijd.
Na zijn militaire dienst als aalmoezenier in
Lüdenscheid (Duitsland) verhuisde hij naar het Don Bosco Instituut van
Sint-Denijs-Westrem.Daar werd hij
internaatbegeleideren
godsdienstleraar.In 1985 werd
Anthonissen verantwoordelijke van het onthaal- en oriëntatiecentrum De Waal
in Eeklo. Vijf jaar later vinden we hem terug in het dagcentrum De Takel in
Oostende. Daarna (1996) werd hij internaatbeheerder van de Technische School in
Sint-Pieters-Woluwe Cor Anthonissen leidde op vrijdag 2 juni 2000 de viering van het
honderjarig bestaan van de parochie met een feestelijke eucharistievieringdie werd voorgegaandoor Kardinaal Godfried Danneels.
Hij bleef administrator van de parochie Delle tot augustus 2005.Op zondag 13 november 2005 werd hij pastoor
in de Sint-Trudoparochie van het Limburgse Hechtel-Eksel.Op 23 november 2008 nam hij er afscheid en werd
pastoor in de Federatie Bierbeek-Oud-Heverlee, waar sinds 12 september 2010 nog
slechts twee priesters werkzaam waren voor 10 geloofsgemeenschappen (8 parochies en 2 kapellen).
Dat waren ondermeer de Sint-Annaparochie in Oud-Heverlee,
de Sint-Lambertusparochie in Lovenjoel, de Heilig Kruisparochie in Korbeek-Lo
en de Sint-Jorisparochie in Sint-Joris-Weert.
Sinds
Pasen 2012 (8 april), is Cor Anthonissen terug voltijds in dienst van de
congregatie en verhuisde hij terug naar het missiehuis van de Salesianen te
Boortmeerbeek (Wespelaarsebaan 250). Hij werd gevraagd opnieuw de (nu een
uitgebreidere) taak van missieprocurator op te nemen, de taak welke hij ook tijdens
zijn dienstjaren in o.a. de H.Hartparochie van Delle deed van september 1997 tot augustus
2005.
Met Rik Van Dun kreeg de parochie Delle zijn vijfde pastoor.
Hij werd geboren in Turnhout op 10 april 1920. Op zijn negentiende trad hij in bij de Paters Oblaten. Hij legde zijn eerste geloften af in Korbeek-Lo (11 oktober 1940) en zijn eeuwige geloften in Waregem (11 oktober 1943).
Op 8 juli 1945 werd hij priester gewijd in Velaines. Als missionaris-oblaat van Maria zwierf hij gedurende 20 jaar door Duitsland met de kapelwagen van Oostpriesterhulp. Vervolgens was hij elf jaar onderpastoor in de Sint- Amandusparochie in Antwerpen. Vanaf 1982 werd hij kapelaan van de Kapelarij ‘Ten Broek’ in Alsemberg.
E.H. Rik Van Dun werd pastoor in Delle op zondag 21 december 1986. Die dag had er in de parochie een jubileummis plaats, want de parochie vierde ook de 50-jarige inwijding van de kerk.
Pastoor Van Dun fungeerde ook als proost voor alle verenigingen, een taak die hem nauw aan het hart lag. Hij woonde de vergaderingen bij en animeerde de feestelijkheden. Hij had voor iedereen een vriendelijk woord en was dan ook spoedig een graag gezien pastoor. Jammer genoeg zou hij geen twee jaar in Delle pastoor kunnen blijven. In de hoogmis van zondag 27 november 1988 werd hij onwel waarna hij om gezondheidsredenen het priesterwerk moest opgeven.
Rik Van Dun overleed in Leuven op 18 maart 2002. Zijn begrafenis had plaats op zaterdag 23 maart 2002 in de kloosterkapel van de Missionarissen Oblaten in Kessel-Lo.
Door de ziekte van E.H. Van Dun moest de dekenij op zoek naar een geestelijke om de weekenddiensten in Delle te verzorgen. E.H. Leo Gustaaf Vrebos, de oprustgestelde oud pastoor van Wilsele-Putkapel, zou de taak op zich nemen.
Pastoor Vrebos was afkomstig van Meerbeek (geboren op 5 oktober 1913) en priester gewijd in Mechelen op 15 augustus 1940. Daarna werd hij onderpastoor in de Onze-Lieve-Vrouwparochie van Huldenberg, de Pietersparochie in Bekkevoort, de Sint-Lambertusârochie in Ekeren-centrum en de Sint-Michielsparochie in Leuven.
Hij promoveerde tot pastoor van de Sint-Agathaparochie in Wilsele-Putkapel in 1953 en bleef dat tot zijn opruststelling in 1985.
In 1989 en 1990 fungeerde hij als dienstdoend pastoor van Delle. Hij overleed in Leuven op 12 augustus 1999.
Jozef Eerdekens was afkomstig van Bree en werd geboren op 27 december 1935. Hij deed zijn humaniora aan het Damiaancollege in Aarschot van 1947 tot 1954.
In 1954 begon hij zijn noviciaat bij de Paters van de Heilige Harten. Een jaar later (8 september) legde hij zijn tijdelijke geloften af en in 1958 zijn eeuwige. Op 18 december 1960 werd hij priester gewijd in Zandhoven. Van 24 augustus 1962 tot 10 februari 1976 verbleef hij in Zaïre. Daar was hij leraar middelbaar onderwijs en verantwoordelijke voor de religieuze vorming van inlandse geestelijken. Op 1 april 1976 werd hij pastoor in de Heilige Hartparochie van Bilzen. Hij zou daar blijven tot 31 augustus 1986. Ondertussen was hij (sinds 1985) ook Missieprocutor geworden van de Paters van de Heilige Harten voor de Vlaamse provincies.
Vanaf 1 februari 1987 werd hij aangesteld in de Sint-Antoniusparochie van Buken. In 1993 was hij ook parochieadministrator van de Sint-Michielsparochie in Beisem . Op 14 oktober 1990 werd hij aangesteld als pastoor in de Heilig Hart parochie van Delle in cumul met de Sint-Antoniusparochie van Buken.
Op 1 juni 1997 verliet pastoor Eerdekens de parochies Buken en Delle, maar bleef als priester eerst nog verbonden met de dekenij Herent. E.H. Eerdekens werd daarna zondagsonderpastoor in de parochie Sint-Kwinten in Leuven (1997-1999), medeverantwoordelijke voor de pastoraal in het dekenaat Erps-Kwerps (1999-2000), parochievicaris in de Sint-Jozefparochie in Relst (1999-2001) en ten slotte in diezelfde parochie parochieadministrator (2001-2007)
Pastoor Eerdekens overleed in Kampenhout op 3 oktober 2011. Zijn uitvaartplechtigheid had plaats op zaterdag 8 oktober 2011 in de kerk van de Sint-Jozefparochie in Relst.
Jozef Eerdekens kreeg in de periode 1990-1997 assistentie voor de erediensten in Delle van E.H. Raf De Smedt. Die verbleef toen in de pastorij van Delle en was leraar bij Groep-T in Leuven. In de jaren negentig werd hij proost van het KLJ: eerst Provinciaal (1992-95), daarna nationaal (1995-98). Vanaf 20 juni 1997 werd hij benoemd tot administrator van de Sint-Antoniusparochie in Buken. Op 14 mei 2000 werd hij Federatiepastoor in de Sint-Pietersparochie van Bekkevoort.
Pater Frans Claes - Priester van de Sociëteit van Jezus
Na het vertrek van pastoor Zephirin kon de parochie Delle vanaf september 1984 een beroep doen op pater Frans Claes als hulppastor. Voor hij naar Delle kwam had hij reeds parochiewerk gedaan in Veltem. In Delle verzorgde hij de weekenddiensten, doopsels, huwelijken en de begrafenissen en nam ad interim de taak over van proost van de Delse verenigingen - o.a. van de KVLV. Van deze vereniging woonde hij de vergaderingen en vieringen stipt bij. Hij zou parochiewerk doen in Delle tot eind 1986. In Delle wisten veel mensen niet dat deze man van weinig woorden maar met een zeldzame werkkracht ook nog een zeer gewaardeerd lexicograaf was.
Frans Claes werd geboren in Webbekom op 5 juni 1928. In navolging van zijn broer volgde hij de Latijns-Griekse humaniora aan het Sint-Jan Berchmancollege in Diest. Zijn collegejaren (1939-45) vielen samen met de Tweede Wereldoorlog en de bezetting.
Hij trad in bij de paters jezuïeten van Drongen op 7 september 1945. Na zijn noviciaat en zijn kandidatuur klassieke filologie (via de centrale examencommissie) maakte hij in 1949 deel uit van een groep Vlamingen die wijsbegeerte ging studeren op het Berchmanianum te Nijmegen. Toen hij in 1952 weer in ons land was bracht hij de gebruikelijke stage door als surveillant in Aalst. Daarna werd hij drie jaar klasleraar aan het College van Turnhout. Hij studeerde vervolgens theologie aan de jezuïetenfaculteit van Leuven van 1957 tot ’61.
Op 10 augustus 1960 werd Frans Claes in Leuven priester gewijd door aartsbisschop Ferdinand Perier van Calcutta.
In de Dijlestad nam hij in 1962 zijn intrek in het Lessius Universitair College (L.U.C.). Hij behaalde er het diploma van licentiaat geaggregeerde in de Germaanse Filologie.
Toen hij hoorde dat pater Verschueren nog medewerkers zocht voor de verkorte versie van het Verschueren-woordenboek trok hij naar Brussel. Na zijn promotie legde Frans Claes zich volledig toe op het woordenboek. Pater Jozef Verschueren was tevreden over het werk van zijn pupil en vond in Frans Claes een goede opvolger.
Na het overlijden van Verschueren in 1965 kwam de bewerking van het woordenboek in handen van Claes. Als kersverse hoofdredacteur (1968-1996) liet hij een nieuwe wind waaien op de redactie. Het duurde nog tot 1979 voor de achtste editie verscheen, maar deze editie luidde dan ook een heel nieuwe periode in. Het woordenboek werd herwerkt en verscheen nu volledig in kleur. Frans Claes bewerkte ook nog een negende (1991) en tiende editie (1996) die zo mogelijk nog fraaier waren dan de vorige.
Claes heeft ook meegewerkt aan andere projecten. Zo was hij hoofdredacteur van het synoniemenwoordenboek van Brouwers, “Het juiste woord”. Hij werkte ook mee aan taalkundige tijdschriften zoals “Taalbeheersing in praktijk” en “Over taal en Nederlands van nu”, en was een tijdlang voorzitter van de heemkundige vereniging Oost-Brabant.
Naast zijn wetenschappelijk werk verrichtte hij ook een aantal kerkelijke taken. Na zijn parochiewerk in Veltem en Delle werd hij aalmoezenier van ‘Topvakantiekampen’, kustvakanties voor minder begoede kinderen. Hij verzorgde de kampleiding, organiseerde spelen, boottochten, roeiraces en hengelconcoursen, en plande (voor de oudere jeugd) fietstochten tot diep in Frankrijk. Hij vergat ook hun culturele opvoeding niet en deed stads- en museumbezoeken en streekexploraties.
In september 1996 werd hij getroffen door een eerste hersenbloeding. Van toen af moest hij hulp krijgen en verbleef hij in het Jezuïetenhuis in Heverlee. Pater Claes overleed er op 30 november 2006.
E.H. Albert Zephirin werd geboren te Hulst in Nederland op 11 februari 1917.
Hij was de zoon van Joannes Franciscus Zephirin en Paulina Josephina Holemans uit Werchter. Hij studeerde af aan de Groot Seminarie te Mechelen in 1939 en werd priester gewijd in Mechelen op 25 juli 1943.
E.H. Zephirin werd op 29 november 1943 tot onderpastoor benoemd in de Sint-Pieterparochie in Langdorp. Op 1 mei 1949 werd hij onderpastoor in de Sint Stefaanparochie van Hingene. Daarna werd hij vanaf 20 juni 1952 onderpastoor in de Sint Remigiusparochie van Wambeek en op 1 juli 1955 van de Sint-Rumoldusparochie in Steenokkerzeel. Op 1 oktober 1966 werd hij als vierde pastoor aangesteld in de Heilig Hartparochie van Delle
Pastoor Van Eyck, de kerkenbouwer, had tijdens zijn ambt steeds sober moeten omgaan met de centen om de kerk afbetaald te krijgen, wat hem uiteindelijk lukte. Zijn opvolger pastoor Zephirin zou de parochie Delle verder uitbouwen.
In de wereldkerk was dit ook de periode van het Tweede Vaticaans Concilie. Ook in onze parochie beinvloedde dit de liturgische diensten. Pastoor Zephirin voerde met zijn komst de volkstaal in. In de kerk kwam een nieuw altaar en een nieuwe lezenaar dichter bij de mensen. De nieuwe pastoor overtuigde ook een aantal vrijwillers van de bouw van een kleine vergaderruimte voor de Delse verenigingen. Er werd gekozen voor een plaats achter de kerk. De eerste parochiale feesten op 15 augustus 1967 hadden plaats toen de kleine parochiezaal nog onafgewerkt was. Er kwam in 1968 een parochieraad die onder de leiding stond van August Goossens. Andere leden van de parochieraad waren - naast pastoor Zephirin , Jef Pues, Gerard Penoey en Norbert Soetaert. De parochieraad zou later steeds zorgen voor de organisatie van de jaarlijkse parochiefeesten in de maand augustus en in 1980 voor de bouw van de grote parochiezaal.
In die jaren is er pionierswerk geleverd. Er werd keihard gewerkt door veel vrijwilligers, maar Delle had na een tijd zijn eigen zaal had, wat niet elke parochie kon zeggen.
In de kerk kwamen op initiatief van pastoor Zephirin gasradiatoren en met de schilderwerken kreeg de kerk een mooie opknapbeurt. In 1968 zorgde hij voor de lokalen voor de meisjesgidsen, die een afzonderlijke afdeling gingen vormen en niet meer bij de afdeling Buken wensten te blijven. De lokalen voor de VVKM-Bavo Delle kwamen tussen de pastorij en de kerk.
Samen met Gusta Perdieus moedigde de pastoor onze koster-organist Raf Vanvlasselaer aan om te starten met een parochiaal zangkoor. Ze deden een beroep op muziekminnende Dellenaars en in december 1970 kon een gemengd zangkoor van start gaan. De kerk van Delle bezat geen eigen kerkorgel en daarom werd er een elektronisch orgeltje aangekocht. Op 10 oktober 1976 had de inwijding plaats van een nieuw orgel, deze keer een ‘echt’ kerkorgel, dankzij pastoor Zephirin, de kerkfabriek en de milde steun van het gemeentebestuur van Winksele.
In 1972 werd een weekkapel gebouwd voor 40 à 50 personen achter tegen het koor aan.
Als proost van de Delse verenigingen volgde de pastoor hun activiteiten op de voet. Zo nam hij vanaf 1983 samen met Jos Peeters en diens echtgenote Alberte het initiatief, voor een jaarlijkse bustocht naar het gekende bedevaartsoord Lourdes. De bustocht kreeg de naam van ‘de Lourdes express’ omdat hij rechtstreeks van Delle naar Lourdes reed. Dat gebeurde onder de veilige begeleiding van chauffeur Willy, die na een paar uur werd afgelost door Jos. Veel parochianen hebben aan deze reizen nog mooie herinneringen.
E.H. Zephirin bleef pastoor in Delle tot 31 augustus 1984. Daarna zette hij zich nog vele jaren in bij de ontvangst van de bedevaarders in Scherpenheuvel. Hij reisde ook nog verschilende keren mee naar Lourdes met zijn parochianen en de ‘Lourdes express’.
E.H. August Van Eyck werd geboren in Kasterlee op 24 april 1890.
Hij werd priester gewijd in 1916 en op 15 juni 1916 benoemd tot onderpastoor in de Sint-Pietersparochie in Sint-Pieters-Woluwe.
In 1920 werd hij onderpastoor in de Sint-Amandusparochie van Blaasveld (nabij Willebroek). Hij verzamelde er fondsen voor de heropbouw van de kerk, die in 1914 zwaar beschadigd was tijdens de gevechten om het fort van Breendonk. Met succes, want in 1922 was de kerk weer helemaal hersteld.
Op 1 januari 1925 werd hij onderpastoor in de Sint-Martinusparochie in Asse. Op 18 juni 1928 werd hij aangesteld in de Heilig Hartparochie van Delle. Hij kreeg van kardinaal Jozef Van Roey de speciale opdracht mee om de kerk van Delle te voltooien.
Pastoor Van Eyck werd feestelijk ingehuldigd in Delle. Het feestcomité zorgde met de hulp van veel Dellenaars voor een stoet waarover nog lang werd over nagepraat. Elke hoek van het dorp had zijn eigen versierde feestwagen, getrokken door sterke Brabantse trekpaarden. De herinnering aan de stoet werd vastgelegd in een prachtige 20-delige set prentkaarten.
Pastoor Van Eyck vatte vol vuur zijn opdracht aan en probeerde op alle mogelijke manieren geld bij elkaar te krijgen. Zo begon hij met de uitgifte van 2 prentkaarten: foto’s uit 1929 van de kerk in opbouw, met daarop het rekeningnummer waarop de mensen geld konden storten. Met zijn bedeltocht kreeg hij zo 55.000 frank bij elkaar. Zelf stond hij nog borg voor 65.000 frank. Samen was dat goed voor meer dan eenderde van de totale kostprijs. Acht jaar na zijn aanstelling werd zijn inzet beloond en was de kerk klaar. Op 20 december 1936 werd ze de door Mgr. Van Cauwenbergh ingezegend.
Pastoor August Van Eyck had zo’n een grote verering voor Onze-Lieve- Vrouw dat hij ter ere van haar eigenhandig een Lourdesgrot bouwde achter de kerk. Hij kreeg hierbij de hulp van August Verhoeven. De grot werd ingezegend op 3 oktober 1937 door Jozef Alfons Geens, de deken van Erps-Kwerps en Mgr. Karel Cruysberghs, de toenmalige algemene proost van de Belgische Boerenbond, hield een gelegenheidstoespraak
In 2003 werd de grot verplaatst naar de andere zijde van de kerk. Ze werd met dezelfde stenen getrouw nagebouwd door Norbert Soetaert.
Bij de inval van de Duitsers in mei 1940 ging hij zoals veel parochianen op de vlucht. Bij een bombardement in Oudenaarde werd zijn huishoudster Marie gedood. Julia Goovaerts zou later haar dienst overnemen. Bij zijn terugkomst op de parochie vond hij de pastorij geplunderd. Dit en het gebeuren met zijn voorganger pastoor Moons bezorgde hem de nodige schrik. Hij kleedde zich daarom een tijdje niet meer als priester.
In 1941 vierde de parochie zijn zilveren priesterjubileum. De feestelijke samenkomst had plaats in de ‘Padoue’. De leiding lag bij de zusters Josefa en Alfonse van de Ursulinen. Het programma vermeldde een spreekbeurt, een kort toneelspel en een felicitatiebrief met o.a. de zin “En mocht ook de tweede kerk die u in uw leven bouwde eens betaald geraken”. Een verwijzing naar de kerken van Blaasveld en Delle, waarvoor hij zich zeer verdienstelijk had gemaakt bij de bouw.
Gelukkig voor pastoor Van Eyck en de parochie Delle doorstond de pas gebouwde kerk de oorlog zonder schade, maar de afbetaling ervan zou nog zeer lang een zorg blijven.
De pastoor had ook een sterke binding met Onze Lieve Vrouw van Beauraing. Hij ging geregeld naar Beauraing om er zijn vriend en dorpsgenoot Monsieur Louis Heylen te bezoeken. Mgr. Heylen is 41 jaar bisschop geweest van het bisdom Namen en was net als Van Eyck geboren in Kasterlee.
Mgr. Heylen was er ook bisschop tijdens de verschijningen eind 1932. Onze Lieve Vrouw verscheen toen aan vijf kinderen (4 meisjes en 1 jongen). In 1949 erkende de kerk hun verhaal als miraculeus. Van toen af groeide Beauraing als bedevaartsoord. Jaarlijks trok pastoor Van Eyck er met zijn parochianen op bedevaart. Ook zijn bedevaarten naar Scherpenheuvel werden erg gewaardeerd.
Eind jaren vijftig richtte hij een altaar op ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Beauraing in de zijbeuk van de kerk (waar nu het orgel staat). Het grote beeld staat nu achteraan in de kerk nabij de doopvont.
In 1960 stelde hij een perceel grond ter beschikking van de zusters Annonciaden uit Veltem voor de bouw van een school. Het betrof een stuk grond tussen de kerk en de Ketelstraat, dat had gediend als waarborg voor de bouw van de kerk.
E.H. Van Eyck was een persoonlijkheid die een grote stempel heeft gedrukt op de parochie. De oudere generatie zal zich hem herinneren als een toegewijd pastoor, soms omstreden, maar ook met veel verdiensten.
Op 11 juni 1966 vierde Delle zijn gouden priesterjubileum en het feit dat hij al 38 jaar pastoor was van de parochie. Een paar maanden later ging hij op rust.
Hij overleed in Herent op 21 december 1969 en werd op eigen verzoek begraven tussen ‘zijn’ parochianen op het kerkhof van Delle.
Na de vlucht voor de Duiters van E.H. Moons heeft E.H. Paulus Braeckmans, de onderpastoor van Tildonk, bijna drie jaar tijdens de oorlogsjaren de dienst in de parochie Delle waargenomen. Na de oorlog bleef Delle gelukkig niet lang zonder parochiepriester. Op 11 mei 1918 werd E.H. Jozef Raeyen aangesteld als tweede pastoor.
E.H. Raeyen werd geboren te Diest op 28 april 1878 en was voor hij naar Delle kwam onderpastoor van de Sint-Jan Baptistparochie van Werchter.
E.H Raeyen liet in 1922 op eigen kosten een pastorij bouwen naast het terrein dat voorzien was voor de bouw van de kerk. Een paar maanden later stelde hij de gemeente voor de pastorij over te nemen voor 41.350 frank. De gemeenteraad keurde dit voorstel echter af met 7 tegen 2 stemmen. De prijs was voor de gemeente veel te hoog. Op 27 september 1923 sloot de gemeente een akkoord met pastoor Raeyen en nam de pastorij over voor 30.000 frank.
Ondertussen bleven de werken aan de kerk steeds maar uit en dat was ook het bisdom niet ontgaan.
Op 24 mei 1928 werd pastoor Raeyen, wegens gebrek aan inzet bij de verdere wederopbouw van de kerk overgeplaatst naar de Sint Quirinusparochie van Wersbeek, een deelgemeente van Molenbeek-Wersbeek.
Felix Moons werd geboren in Diest op 10 april 1869.
Zijn vader was winkelier in wol en zaden en tevens barbier. Felix Moons was van 1876 tot 1885 leerling aan het college van de Kruisheren in Diest . Hij werd tot priester gewijd in Mechelen op 6 april 1896 en reeds op 8 april 1896 benoemd tot onderpastoor in de Heilige Michael en Jozefparochie in Wezembeek-Oppem. In 1897 was er in Wezembeek-Oppem een typhusepidemie en Felix Moons hielp er pastoor Jan Frans Struyf met de verzorging van de zieken.
Op 14 september 1897 werd hij overgeplaatst als onderpastoor naar de Sint-Niklaasparochiein Perk. E.H Moons werd vanaf 25 juli 1900 door kardinaal Petrus-Lambertus Goossens, aartsbisschop van Mechelen, als eerste pastoor aangesteld in de nieuwe Heilige Hartparochie van Delle.
E.H. Moons ging in zijn nieuwe parochie dadelijk op zoek naar een plaats waar hij de misvieringen kon doen. Hij vond samen met Zuster overste, Marie Ignace, van het klooster van Tildonk spoedig een oplossing. Het klooster van de Ursulinen had enkele jaren voordien het Hof ter Eycken of de Padoue gekocht en Zuster overste werd bereid gevonden om een deel van de picknickzaal tijdelijk te laten gebruiken als noodkerk. E.H. Moons nam een gedeelte van het oude hoevegebouw in gebruik als pastorie. Onder zijn impuls en in samenwerking met de zuster overste van het klooster van de Ursulinen van Tildonk startte in 1903 ook een katholieke meisjesschool in de Padoue. In een gedeelte van het gebouw werden toen twee klassen ingericht. Tot dan gingen de meeste meisjes van Delle naar de school van de zusters Annonciaden in Buken. Omdat de meisjes toen op jonge leeftijd de school verlieten, stichtte hij als naschoolse activiteit een lessenreeks om te leren kantklossen. Deze activiteit had spoedig veel succes, want ook meisjes uit de naburige parochies kwamen de lessen kantklossen volgen.
Pastoor Moons lag ook aan de grondslag van de stichting van de Boerengilde afdeling Delle in 1908.
E.H. Moons was een geliefd volkspastoor,die ook zoals veel van zijn parochianen duivenmelker was.
E.H. Moons zette zich ook in voor de bouw van een parochiekerk en slaagde erin na heel wat moeilijkheden, de vereiste som voor de bouw samen te krijgen (toen 82.847 Belgische frank). Hij schonk daarbij zelf 10.000 Belgische frank als persoonlijke gift, een bewijs dat hij niet onbemiddeld was.
Het zou een kerk worden naar de plannen van 1912 van de bekende architect Pieter Langerock uit Leuven. Delle zou een grote neo-gotische kerk krijgen met een spitse toren van 46 meter hoog, een lang koor, twee zijbeuken en een sacristie. De werken begonnen in juni 1914, maar moesten worden stilgelegd bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914.
Pastoor Moons was tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in de Weerstand. Bij het begin van de oorlog zorgde hij ervoor dat jongeren van Delle en omgeving via Nederland naar het IJzerfront konden om er dienst te nemen. Hij hield zich ook bezig met een inlichtingendienst die het Belgische en Engelse leger informatie bezorgde over geheime dossiers en over troepenbewegingen. Hij vermomde zich daarbij als veekoopman, leurder of pachter en meldde zich met valse identiteitskaarten op de Duitse bureaus.
Omdat hij door de Duitse geheime dienst gezocht werd, verliet pastoor Moons met medeweten van zijn kerkelijke oversten de parochie Delle op 19 augustus 1915. Hij dook onder in Brussel bij een zekere mevrouw Witvrouw, die zelf ook aan spionageactiviteiten deelnam.
Pastoor Moons kon nog bijna twee jaar onvindbaar blijven voor de Duitse inlichtingendienst. Ondertussen leverde hij nuttig en gedurfd werk. De Duitsers die hem reeds lang zochten, konden hem op 4 augustus 1917 in Brussel aanhouden en brachten hem naar de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen. Volgens notulen van de Duitse Krijgsraad was pastoor Moons op dat ogenblik een van de gevaarlijkste spionnen die werden gezocht. Hij had het Duitse leger veel nadeel berokkend en voor de Duitsers was zijn aanhouding een opluchting. In de gevangenis werd pastoor Moons vijf maanden lang ondervraagd en mishandeld, maar hij bekende niets en bleef zwijgen. Zonder bekentenissen werd hij door de Duitse krijgsraad in maart 1918 samen met 5 andere lotgenoten ter dood veroordeeld.
Op 16 maart 1918 werd hij gefusilleerd in Fort V in Edegem. Zijn laatste woorden waren een getuigenis van zijn diep christelijk geloof en fierheid, die van hem afstraalden:
"Wat 'n genade de goede GOD mij schenkt, het stervensuur vooruit te kennen. Het is niet sterven dat ik doe, het is slechts overgaan van 't Aardse in 't Hemelse leven".
Drie dagen voor zijn dood had hij aan zijn zuster deze laatste brief geschreven.
"Gevangenis van Antwerpen, 13 Meert 1918.
Beminde Zuster,
De wil Gods is dus volkomen geschied in overeenstemming met mijn vurigste verlangens; mijn leven te mogen opofferen tot meerdere eer en glorie van den Hemelsche Vader, uit liefde tot Jesus voor ons uit liefde gestorven, tot eer van het Priesterschap en voor de vrijheid van mijn dierbaar Vaderland.
Lieve Zuster, offer de overige dagen van uw leven zoals ik mijn leven en mijne dood op dit ogenblik opoffer, tot de meerdere eer en glorie van God, uit liefde van Jesus, voor ons uit liefde gestorven.
Vaarwel, beminde Zuster, tot weerziens in het Hemelrijk, ons ware Vaderland, waar eeuwige vrede heerst".
Pastoor Moons werd na de bevrijding plechtig begraven te Antwerpen, in aanwezigheid van eerste minister Léon Delacroix en minister Louis Franck. Kardinaal Désiré-Joseph Mercier celebreerde de mis, generaal Hannotaux en commandant Delvaux vertegenwoordigden de Koning. Zijn kist was bedekt met de Belgische en Engelse vlag, de vlaggen van de landen waarvoor hij gespioneerd had.
Op 21 maart 1919 besliste het stadsbestuur van Diest onder voorzitterschap van burgemeester Edward Robeyns de straatnaam ‘Overstraat’ (de straat waar Felix Moons geboren was) te veranderen in ‘Felix Moonsstraat’, als eerbetoon voor zijn heldhaftige trouw aan het vaderland.
Daarnaast staken enkele Diestenaars en oude schoolmakkers de koppen bij elkaar om een fonds te stichten ter nagedachtenis van Pastoor Moons. Het fonds kreeg de naam "Felix MOONS vrienden”. De bijdragen die het fonds zou inzamelen door vrijwillige giften zouden dienen voor een jaarlijkse kerkelijke dienst (jaargetijde) en voor het oprichten van een gedenksteen. Wekelijks verscheen in een plaatselijke krant, de Gazette van Diest, een lijst van vrijwillige bijdragen. In de eerste week (de week van 15 maart 1919) kreeg het fonds reeds 230 Belgische frank binnen. Op 27 mei 1919 kon de Gazette van Diest melden dat het fonds liefst 2.214,50 Belgische frank aan giften had ontvangen.
De gedenksteen werd een arduinen grafzerk met groot kerkhofkruis. Wat het jaargetijde betreft, dit had plaats in de St.-Sulpitiuskerk tot even voor de 2de Wereldoorlog.
Er werden ook stappen ondernomen om het stoffelijk overschot van pastoor Moons terug in Diest te krijgen Op zondag 18 mei 1919. rond 18.00 uur begonnen alle klokken van de kerken te luiden in Diest, ter ere van de terugkeer van het stoffelijk overschot van Pastoor Felix Moons. De kist was die dag per trein vanuit Antwerpen naar Diest overgebracht.
Op maandag 19 mei 1919 heerste er een drukte van belang op en rond de Grote Markt. Aan alle openbare gebouwen en huizen hing de Belgische driekleur halfstok als teken van rouw. Talrijke maatschappijen en verenigingen met omfloerste vaandels. troepten samen op de Grote Markt.
Om negen uur verlieten de burgerlijke, geestelijke en militaire overheden het stadhuis. De stoet zette zich in beweging naar het Stationsplein, waar de lijkkist van de overledene stond opgebaard. Een dubbele rij soldaten vormde de erehaag en de kist was bedekt met de Belgische en de Engelse vlag. Verder lag op de lijkkist een koorhemd, de stool en de bonnet. Na de nodige eerbewijzen begon de terugtocht naar de Grote Markt, langs de Antwerpse, de Schaffense en de Koning Albertstraat. Op de Grote Markt werd een zieledienst opgedragen door Kardinaal Mercier. Voor het stadhuis was een altaar opgetrokken onder een prachtig baldakijn. Duizenden toeschouwers woonden deze plechtigheid bij en heel wat mensen volgden de plechtigheid vanuit de ramen. De uitvaartmis werd opgeluisterd door een koor gevormd door zijn vroegere schoolmakkers.
Na de uitvaartmis trok de stoet langs de St.-Jan Berchmansstraat, de Botermarkt, de Wolvenstraat en de Graanmarkt (nu Verstappenplein) naar het kerkhof, gelegen op het St.-Jansveld, waar pastoor Moons werd begraven. In verscheidene grafredes werd het leven en de moed van de overledene onderstreept.
Op het kerkhof van zijn parochie Delle werd op 19 oktober 1919 een gedenkzuil onthuld. Hierin staat gegrift: ‘Delle, hulde aan onze gesneuvelde soldaten en burgers 1914-18’.
In oktober 1968, meer dan 50 jaar na de feiten, had er een dodenhulde plaats in Fort V in Edegem, ingericht door de Bond der Antwerpse Politieke Gevangenen van de oorlog 1914-1918.
In 1970 werd het oude kerkhof op het St.-Jansveld opgeruimd, de grafzerken en -kruisen werden verwijderd en het geheel werd geëffend om plaats te maken voor een verbindingsweg met de Parklaan. Wat gebeurde er met de stoffelijke resten van de overledenen? Ze bleven doodeenvoudig in de grond steken, ook dat van onze voormalige held, Pastoor Felix Moons.
Toch bleef er iets bewaard van zijn nagedachtenis, met name een straatnaam in Diest, de Felix MOONSSTRAAT. Felix Moons werd geboren in de Overstraat nr. 4 (de huidige Felix Moonsstraat), Zijn geboortehuis stond waar vroeger het A.S.L.K.-kantoor was gevestigd, de hoek gevormd door de Felix Moons- en de Schotelstraat. Vroeger droeg dit grote hoekhuis als uithangbord een prachtige gebeeldhouwde draak, die nu in een privéverzameling is terechtgekomen.
De Felix Moonsstraat is nu een moderne winkelwandelstraat geworden. Het was zelfs de eerste winkelwandelstraat in Diest. De straat is gelegen in het centrum van de stad, nabij de Grote Markt.
FORT V TE EDEGEM
Op 11 november herdenkt de gemeente Edegem jaarlijks wapenstilstand, in samenwerking met de oud-strijdersvereniging KNSB, met een eucharistieviering in de basiliek Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdes. Daarna worden, onder begeleiding van fanfare Sint-Rosalia en met de hulp van de brandweer van Edegem, kransen neergelegd bij de monumenten. Aansluitend is er een kleine plechtigheid aan het monument van de gefusilleerden van 1914-1918 op Fort V
In Fort V te Edegem staat een mooi herdenkingsmonument met op de herdenkingsplaat de namen van 16 weerstanders uit de Eerste Wereldoorlog.
Op 16 maart 1918 werd E.H.Moons terechtgesteld met 5 lotgenoten.
Deze vijf waren:
Hendrik van Bergen, hij zetelde in de legatieraad te Leuven, geboren te Koekelberg op 27 juli 1875 en werd terechgesteld te Edegem op 16 maart 1918.
August Naelaerts was een goudsmid te Antwerpen, en was er ook geboren op 10 juni 1886. Hij was tijdens zijn aanhouding in het bezit van belangrijke documenten over Fort VI en werd terechtgesteld te Edegem op 16 maart 1918.
Arthur Wattiez was een ingenieur te 's Gravenbrakel, geboren te Beelers (Henegouwen) op 29 april 1872 en werd terechtgesteld te Edegem op 16 maart 1918.
Hendrik Jozef Jespers was een scheepsbevrachter te Antwerpen, geboren te Zoersel op 21 januari 1878 , aangehouden door verklikking op 4 augustus 1917 en werd terechtgesteld te Edegem op 16 maart 1918.
Jacob Jozef Leroy was een brigadier incasseerder bij de Nationale Bank te Antwerpen, geboren te Céroux-Mousty op 14 maart 1871 en werd aangehouden op verdenking van spionage op 12 november 1917 en werd terechtgesteld te Edegem op 16 maart 1918.
De naam 'Winksele' kan waarschijnlijk verklaard worden als de samenstelling van 'Winiko', een Germaanse persoonsnaam, en 'sele', een Germaans woord dat staat voor ‘een woning die uit één ruimte bestaat’. De oudste bekende schrijfwijze ‘Wenekensele’ dateert van het jaar 1133.
Delle: het ontstaan van parochie en kerk
Reeds in 1891 wenste E.H. Joannes Franciscus Celis, pastoor van Buken, zijn parochie te vergroten met Delle en Beneden-Veltem. In 1897 slaagde hij erin Beneden-Veltem parochiaal bij de Sint-Antoniusparochie van Buken te voegen. Ook Tildonk poogde Delle parochiaal te annexeren. De drassige veldwegen maakten het de inwoners van Delle dikwijls moeilijk om de vieringen in de kerk van Winksele bij te wonen.
Op 3 november 1899 vroeg het grootste gedeelte van de inwoners van Delle de oprichting van een eigen parochie aan. Hieraan werd gevolg gegeven en vanaf 2 juli 1900 was de zelfstandige parochie van Delle een feit. Het oprichtings-document werd op 25 juli 1900 getekend door kardinaal Petrus-Lambertus Goossens en het koninklijk besluit dat de oprichting wettigde droeg dezelfde datum. Het bisdom Mechelen had vanaf nu één parochie meer: de parochie ‘Heilig Hart van Jezus’ in Delle.
Felix Moons werd als eerste pastoor aangesteld en ging in zijn nieuwe parochie dadelijk op zoek naar een plaats waar hij de misvieringen kon doen. Samen met de Zuster-overste, Marie Ignace, van het klooster van Tildonk vonden zij spoedig een oplossing. Het klooster van de Ursulinen had enkele jaren voordien het Hof ter Eycken of de Padoue gekocht en Zuster-overste was bereid gevonden om een deel van de picknickzaal tijdelijk te laten gebruiken als noodkerk. Pastoor Moons nam een gedeelte van het oude hoevegebouw in gebruik als pastorie. De zusters Ursulinen waren de nieuwe parochie Delle zeer genegen, want zij schonken niet alleen een groot kruisbeeld met stervende Christus, maar ook een beeld van Sint-Antonius van Padua, een beeld van de Heilige Theresia van Avila, een Heilig Hartbeeld, een beeld van Sint-Jozef en een kruisweg. Deze beelden en kruisweg zijn nog steeds aanwezig in de kerk van Delle en zijn waarschijnlijk nu meer dan 150 jaar oud.
Pastoor Moons zette zich samen met de kerkfabriek in voor de bouw van een parochiekerk. Er waren echter twee grote problemen: er was geld nodig en een stuk grond voor de bouw van de kerk.
Wat de grond betreft: die werd geschonken door Mevrouw Adelaide Quirini, weduwe van baron Alfons de Smet de Nayer die in Gent woonde. Zij was de dochter van de Leuvense Professor Ignace Quirini. De parochie kon kiezen tussen een stuk grond gelegen op de hoek van de Oude Hoevestraat en de Potestraat (lange tijd de weide van Raymond Tobback) of het stuk grond waarop de kerk nu is gebouwd, aan de Mechelsesteenweg. De gemeenteraad gaf op 28 februari 1908 de veldwachter de opdracht om met lijsten rond te gaan in Delle. Het werd dus een soort referendum dat onder toezicht stond van provinciaal bouwkundige Trappeniers en waarop 66 Delse gezinshoofden konden kiezen waar de nieuwe kerk zou komen.
Na het referendum bleek het stuk grond aan de Mechelsesteenweg (39 are 12ca) "te voldoen aan de wens van het grootste gedeelte van de bevolking van Delle". De kerkfabriek volgde het voorstel en op 12 november 1908 stemde ook de gemeenteraad vóór (met 5 stemmen tegen 3 en 1 onthouding).
Wat het geld betreft: in 1905 schatte men de bouwprijs van de kerk op 75.000 frank. De bouwplannen van de kerk van Delle vormden zelfs de inzet van de gemeenteraadsverkiezingen in 1911. Pastoor Moons slaagde er uiteindelijk in de vereiste som voor de bouw samen te krijgen. De kerkfabriek kon 25.000 frank inbrengen. De staat en provincie gaf ook een subsidie van 25.000 frank. De gemeente tenslotte droeg 15.000 frank bij. Pastoor Moons schonk daarbij zelf 10.000 frank als persoonlijkegift, een bewijs dat hij niet onbemiddeld was.
Op 9 maart 1914 volgde de aanbesteding door de gemeente. De werken werden toegekend aan de gebroeders Theophiel en Nestor Peeters uit Waver voor 82.847 frank. Het zou een kerk worden naar de plannen van de bekende architect Pierre Langerock uit Leuven. Delle zou een grote neogotische kerk krijgen met een spitse toren van zesenveertig meter hoog, een lang koor, twee zijbeuken en een sacristie. De werken begonnen in juni 1914, maar moesten worden stilgelegd bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914.
Pastoor Moons was tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in de Weerstand en moest op 19 augustus 1915 Delle ontvluchten omdat de Duitsers hem zochten. Op 4 augustus 1917 zou hij in Brussel aangehouden worden en nadien door de Duitse Krijgsraad ter dood veroordeeld worden. Op 16 maart 1918 werd hij gefusilleerd in het Fort V in Edegem. Tijdens deze turbulente oorlogsperiode ging al het geld verloren dat Felix Moons had bijeengehaald voor de nieuwe kerk. Na de oorlog stond het kerkgebouw er nog steeds zoals bij de inval van de Duitsers: er waren de grondvesten en enkele beginnende pilaren, maar langzamerhand begon de bouw te verkommeren tot een ruïne.
Delle bleef gelukkig niet lang zonder parochiepriester. Op 11 mei 1918 werd E.H. Jozef Raeyen aangesteld als tweede pastoor. Hij liet in 1922 op eigen kosten een pastorij bouwen naast het terrein dat voorzien was voor de bouw van de kerk. Een paar maanden later stelde hij de gemeente voor de pastorij over te nemen voor 41.350 frank. De gemeenteraad keurde dit voorstel echter af met 7 tegen 2 stemmen. De prijs was voor de gemeente veel te hoog. Op 27 september 1923 sloot de gemeente een akkoord met pastoor Raeyen en nam de pastorij over voor 30.000 frank. Ondertussen bleven de werken aan de kerk steeds maar uit en dat was ook het bisdom niet ontgaan. Op 18 juni 1928 werd pastoor Raeyen, wegens gebrek aan inzet bij de verdere bouw, vervangen door E.H. August Van Eyck, die een speciale opdracht mee kreeg van de bisschop: de voltooiing van de kerk.
Pastoor Van Eyck vatte vol vuur zijn opdracht aan en begon gelden in te zamelen. Na zes jaar had hij voldoende geld bij elkaar voor de bouw die ondertussen geschat werd op 315.000 frank. De verdeling der gelden zag er als volgt uit: de Staat 63.000 frank, de gemeente 30.000 frank, de kerkfabriek 25.000 frank, materialen nog ter plaatse 76.287 frank, giften 55.000 frank. Voor de ontbrekende 65.000 frank stelt Pastoor Van Eyck zich persoonlijk borg.
De werken werden opnieuw aanbesteed op 29 augustus 1935 en deze keer toegewezen aan bouwonderneming Georges Vandekerckhove uit Ingelmunster voor een bedrag van 305.289 frank. Men hield in deze prijs wel rekening met de reeds gebouwde delen en de nog beschikbare bouwmaterialen. De parochianen, en daarbij vooral de gebroeders Vandergeeten, hadden in 1914 stenen gebakken voor de bouw van de kerk. Dit was in de streek gebruikelijk, aangezien de ondergrond voldoende leem bevatte. De kerk werd gebouwd met kareelsteen, gemaakt met de leem die uit de grond werd gehaald achter de kerk. Op de plaats waar de leem werd uitgegraven ontstond een put, die we nog altijd vinden als een vijver in de tuin van Maria Dewit (weduwe van August Pardon) achter de parking aan de Ketelstraat.
In 1936 word met de bouw kerk opnieuw begonnen naar de oorspronkelijke plannen uit 1912, maar die waren om financiële redenen sterk gewijzigd. Zo werd o.a. de geplande toren van zesenveertig meter hoog weggelaten, zodat Delle nu een kerk heeft met een toren die lager is dan de hoofdbeuk. De kerk werd voltooid in 1936 en plechtig ingezegend op 20 december 1936 door Monseigneur Jean Van Cauwenbergh, vicaris-generaal van het bisdom. De kruisweg en de beelden verhuisden voor het grootste deel van 'de noodkerk De Padoue' naar de nieuwe kerk. Het hoofdaltaar kwam uit een Brussels klooster en de preekstoel met een mooi Magdalenabeeldje uit de Brusselse Magdalenakerk. Bij nazicht van alle rekeningen bleek dat de bouw van de kerk, inclusief bijwerken, 333.594 frank zou kosten.
De kerk van Delle doorstond de Tweede Wereldoorlog vrijwel ongeschonden, maar pastoor Van Eyck vond na de oorlog slechts moeizaam fondsen om de bouw van de kerk verder af te betalen. In die jaren kon hij niet rekenen op een actieve kerkfabriek die mee die lasten opnam. Wellicht is dit ook de reden waarom het kerkgebouw tot 1966 niet werd geschilderd en weinig of niet werd verwarmd. De oudere generatie zal zich ongetwijfeld nog het koude kerkgebouw herinneren en de rokende kolenkachel.
Op 1 oktober 1966 werd E.H. Zephirin de nieuwe pastoor van Delle. Hij zorgde geleidelijk voor heel wat vernieuwingen in de kerk. Er kwamen gasradiatoren voor de verwarming en met de schilderwerken kreeg de kerk een mooie opknapbeurt. Pastoor Zephirin gaf ook de aanzet voor de bouw van de kleine parochiezaal en liet in 1972 tegen het koor aan een weekkapel bouwen.
Op 21 december 1986 vierde de parochie het 50-jarig jubileum van de kerkwijding. In het jubeljaar 2000 werd op 2 juni het 100-jarig bestaan van de parochie gevierd met een feestmis, waarin kardinaal Godfried Danneels voorging.