|
|
|
|
|
|
07-04-2019 |
Da Vinci in de abdij van Tongerlo |
Een
e-mail van Artdependence Magazine die
ik regelmatig ontvang en regelmatig open, brengt me een totale verrassing: The full story behind Leonardos Last Supper,
in een artikel van Christina Esquerra van 4 april 2019. Ik
waag niet het artikel van Christina Esquerra volledig over te nemen, maar ik
houd het ter beschikking van al wie interesse heeft. Ik denk ook dat je het
vinden moet op Artdependence Magazine
via Google.
Het
verhaal, ingekort, komt hier op neer dat Lodewijk de XIIde het Laatste
Avondmaal van 1495 heeft gezien in de Basilica di Santa Maria della Grazie in Milaan[1],
dat hij opdracht heeft gegeven het weg te nemen van de muur en het naar Parijs over
te brengen maar dat de fresco niet te verwijderen was en dat er toen een kopie
werd geschilderd op canvas. Na de dood van Lodewijk de XIIde, werd het schilderij
op doek te koop gesteld en werd het gekocht door de abt van de Abdij van
Tongerlo waar het zich nog altijd bevindt, maar echter dringend moet worden
gerestaureerd.
Je
vindt alle gegevens hierover bij Google, Abdij van Tongerlo. De Amerikaanse
kunstcriticus, Jean-Pierre Isbouts heeft een fundraisingcampagne gelanceerd
voor de restauratie van het werk, hiervoor is 500.000 nodig. Al twaalf
Vlaamse bedrijven en organisaties zouden interesse getoond hebben.
Jean-Pierre
Isbouts, National Geography, schreef een boek en maakte een film over het werk
van Da Vinci, hij vertelt hierover aan Christina Esquerra, dat het werk van
Leonardo revolutionair was:
Up to that point artists depicted the Last Supper as the institution of
the Eucharist, the Christian mass. In Ghirlandaios versions of the Last
Supper, for example, you have Christ breaking bread - which in itself is not a
very interesting thing to depict - while the Apostles sit there not doing
anything.
Leonardo comes into the genre wanting action, drama. Thus, he breaks
with the iconography of the Last Supper as the institution of the Eucharist and
depicts the moment in the gospels when Jesus says: one of you will betray me.
This bombshell announcement brings all these different human responses into the
work.
It was a radical change, and it made
everyone at the time want to have a print copy of the work. According to Leo
Steinberg the Last Supper was
probably one of the first illustrations in history that enjoyed wide
distribution. It kept Leonardos memory alive.
Artdependence toont een belangrijk
detail in het doek, Johannes neigend naar Petrus, die aan Johannes de vraag
stelt wie is het die Jezus gaat verraden. Ik trachtte de foto over te nemen op
mijn blog maar ben er niet in geslaagd. Hierop is evenwel heel duidelijk te
zien dat de Johannes een dame is, niemand minder dan Maria Magdalena, een
van de twaalf apostelen op het doek. Er is geen twijfel mogelijk en toch wil
men het niet zien, toch blijft men het hebben over Johannes, als de leerling
waarvan Jezus het meest hield.
Ik
denk dat dit, nu het werk terug in de belangstelling gaat komen naar aanleiding
van de 500 ste verjaardag van de dood van Leonardo, 1452-2 mei 1519, ook het
boek van Dan Brown gaat te berde komen, dat dit voor de Kerk geen goede zaak
wordt, misschien wel voor Jezus.
[1] Van deze fresco, schrijft het
Nieuwsblad dat er ook een artikel aan wijdde, is vandaag nog slechts 20 percent
zichtbaar door pigmentvervaging, aldus Isbouts. Het is Isbouts die tot zijn
verbazing de internationaal nauwelijks bekende kopie ontdekte in de abdij van
Tongerlo. De figuren van Johannes, links van Jezus op het werk en Jezus, midden
op het werk, zijn zelfs allicht door Da Vinci zelf geschilderd, want die zijn
gemaakt zonder schets eronder. De 45 vierkante meter grote replica hangt al
sinds 1545 in de abdij.
07-04-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
06-04-2019 |
Waar we staan |
Het is niet aan mij om te zoeken naar een
meer inhoudelijke vorm van geloof, als ik hoor dat hier nog slechts 5% van de
bevolking regelmatig op de dag des Heren, of zelfs, zoals het nu gebeurt, op de
dag ervoor, het misoffer bijwoont. Voor de Kerk is dit een stilaan sterven als
ik er aan denk hoe het vroeger was in mijn jeugd, toen er de zondag, een sliert
van mensen, velen met de missaal onder de arm, te voet op weg waren naar de
zondagmis.
Het is me duidelijk dat
twijfelgedachten, gestoeld in het dogmatische, onze Westerse wereld hebben
gebracht tot waar we ons thans bevinden: losgeslagen en ontheemd, zoekend naar
nieuwe begrippen en nieuwe formules. Zoekend naar een nieuw paradigma, vertaald
naar onze tijd toe, een totaal nieuwe horizon die aanvaard kan worden zowel
door gelovigen als niet-gelovigen.
Als
ik dan terugvind in mijn geschriften van 2012, dat 35% van de leerlingen in de
Gentse stadsscholen Islamlessen volgen tegenover 30% die moraal volgen en nog
amper 26% die katholieke godsdienstlessen volgen - ik haalde dit uit een
artikel van De Standaard van 10 februari 2012 - dan ril ik en ik kijk vooruit.
Vraag ik me af welke de gevolgen zullen zijn vijftien à twintig jaar verder.
Want wat geldig is voor Gent zal het wellicht ook zijn voor heel wat steden in
dit land.
Ik
lees ook dat de Amerikaanse filosoof en neurowetenschapper, Sam Harris, in zijn
boek, Het morele Landschap, The moral
landscape,- een boek van 2010 - schrijft, en ik deel zijn vrees, dat
Europa het gevaar loopt om weldra een kalifaat te worden, en betoogt hij
verder, dat we onderweg zijn naar een mondiale moraal, waarvoor we, aldus
Harris, geen transcendente God nodig hebben. Maar dan heeft hij het verkeerd
voor, dan heeft hij zonder de Islam gerekend. Hun God gaan ze nimmer afgeven,
integendeel ze zullen ons de keuze niet laten, ze zullen hem ons opleggen als
de enige.
Wat ik hier schrijf is een
wanhoopskreet. We hebben altijd getracht
ons los te wrikken van een God die zogezegd tussenkwam en blijft
tussenkomen hier op aarde, er zijn hiervoor in zijn naam, oorlogen en
wrijvingen genoeg geweest en er zijn er andere op komst als het zo verder gaat.
Ik stel me dan ook de vraag wat er
gebeuren zal met het 'Laatste Avondmaal ' van Da Vinci, een mijlpaal in de christelijke geschiedenis - dit is voor morgen! - of, het gerestaureerde Lam Gods van Van Eyck. In welke
wereld zullen deze werken en vooral dan onze
klein- en achterkleinkinderen terecht komen?
We doen iets voor de natuur om ons
heen, maar wordt er ook ernstig gedacht aan wat ons te wachten staat op
sociaal, intellectueel, cultureel en religieus gebied?
Wordt er gedacht aan wat ons te
wachten staat als die 35% gaan uitzwerven in zovele gezinnen?
06-04-2019, 08:59 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
05-04-2019 |
Bloessems |
Ik wordt belaagd door
het woord, belaagd door de boeken in de kamer. Ze dringen zich op, ze vragen om
ingezien te worden. Toch ignoreer ik ze, ik laat ze want ik weet dat als ik me
laat verleiden ik terecht kom in een andere wereld die me verwijdert van het dagelijkse
dat ik vandaag heel bedeesd en vluchtig wil houden.
Ik denk in deze dagen
dikwijls aan een haiku, een kort gedicht dat ik zie als een haiku maar niet
beantwoordt aan de regels ervan. Het gedicht gaat over een Chinese dichter die buiten
op het terras, over zijn boek op de tafel, in slaap is gevallen - het overkomt
ons allemaal - en als hij wakker wordt, je raadt het, hij bedekt is met
kersenbloesems. Het is een beeld dat ik koester, omdat ik die dichter wil zijn.
Omdat ook ik in slaap wil vallen op een boek, bedekt wil worden met om het even
welke bloesem en blijven zo, ingeslapen voor altijd. Een vriend zou er over
schrijven:
Toen,
hij was al van jaren, heeft hij zijn oud Frans boek op zij geschoven, heeft hij
zijn hoofd gelegd op zijn beide armen op tafel en is hij ingeslapen, terwijl het
stil bloesems regende en hem en het boek toe dekten en dit voor altijd. Zo we
hem gevonden hebben, zo hij is heengegaan.
Het kan gebeuren,
niets is meer veelzeggend wanneer de kerselaars in bloei staan. Herinner je de bloesems
in de film The last Samoerai, is er iets poëtischer en, is het geen
eigenschap van de poëzie alles aan te kunnen: de tijdspanne van de bomen in
bloesem te vergelijken met de tijdsspanne van het leven. Een passage in de film,
het hoogtepunt van wat poëzie kan zijn.
Zo gebeurde het ooit
dat ik de wagen had geparkeerd onder de Japanse kerselaars in bloei. Dat het, terwijl
ik binnen was, plots hevig was gaan regenen en toen ik terug naar de wagen
kwam, was deze niet meer wit maar roze, bekleefd met kersenbloesems. Ik reed
weg, het venster open, een gelukkig man, door de straten van de stad. De mensen
keken verrast en sommigen applaudisseerden zelfs.
Het zijn kleine, tere
zaken die gebeuren kunnen als het lente is en het regent en je hebt een witte
Citroën die je achteloos parkeert onder de Japanse kerselaars in bloei, en er
een plotse regenbui is met veel wind, en dit op een dag dat je pas een haiku
hebt gelezen over een dichter die bij het lezen van een boek in slaap gevallen
is, en in zijn slaap met bloesems wordt
bedekt.
Een verhaal om eeuwig
te vertellen en zich eeuwig in te beelden. Je weet het wel als een ijdele hoop maar
je houdt het een paar tellen, voorbijgaand, amper wezenlijk als het moment van
de bloesems. Amper wezenlijk ook mijn betrachten - in feite zijn dit grote
momenten - jullie te bedekken, jullie te omwikkelen met woorden die roze
bloesems willen zijn. Soms, lukt het me, soms niet, soms zijn ze helemaal niet
roze, maar altijd zijn ze, het oordeel van een teruggetrokken bloesem-mens die groot wil doen, woorden
rondstrooiend waarvan hij hoopt dat ze door velen zullen gelezen worden, wat
echter niet het geval is.
Ik schrijf dit neer, en
eens geschreven neem ik er afstand van. Is het niet meer mijn zaak, is het de zaak van
wat roze bloesems meegevoerd door de wind en de regen en neergekomen over jou,
ingeslapen op het boek onder je armen, zoals bij die Chinese dichter, duizend
jaar geleden.
05-04-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
04-04-2019 |
Een leven lang. |
Klara vroeg in de morgen: ik dacht Eric Satie maar het was Maurice
Ravel, de soms lichtvoetige, de speelse. Kon ik maar, even maar, die speelsheid
laten binnen dringen in mijn woorden, ik zou me er goed bij voelen, vernieuwd,
verjongd, maar het is een wereld die ik verloren waan, waar ik aan voorbij ben
gegaan, nu een lange tijd al. Ik vraag me zelfs af of ik die ooit gekend heb. Ik
zat en zit nog altijd waar Pessoa zijn dagen doorbracht, in de wereld van de
ongerustheid. De wereld van het wankele, het onzekere, waarin ik telkenmale op
het punt stond te verdolen, maar er toch ben uitgeraakt, heelhuids dacht ik,
maar zekerheid heb ik niet.
Maar in de speelse lichtheid - zo voelde ik het toch - van de Ravel[1] vanmorgen
bezit ik niet meer, het zijn de jaren. Het is, al is het amper een begin van
lente, de herfst neigend naar de winter zelfs die er met vlagen al is. Ik
geraak er moeilijk uit, dan toch de laatste dagen niet, een soort van
voorgevoel dat me omkneld, zoals een begin van stijfheid in mijn rechterknie
die storend is voor mijn evenwicht.
Aanzie me niet als staande aan de Klaagmuur. Het is maar dat ik me
tonen wil, onhandig in lichaam en in geest, wat blijken moet uit wat ik
achterlaat als een spoor van
wie ik ben.
Ik was
gisteren aan de vijver, de openheid van het land als een balsem. Ik voelde het
licht op mijn handen. Ik zag de meidoorn, de wilde kerselaar als met late
sneeuw bedekt - T.S.Eliot - maar ik voelde niet het licht binnen in mij. En de
woorden die ik zocht kwamen niet, een stugheid die hangen bleef. Alsof ik de
lente niet herkennen wou, niet voelen wou in mijn doen en laten.
Ik voelde me goed toen het regenen ging, toen de wind en de regen de witte
bloesems meenamen waar ze een tijdje drijven bleven op het water, liggen bleven
in het gras aan mijn voeten. Hoe ik ooit van een lichtheid was weet ik niet
meer; hoe ik ooit van het grote leven was, weet ik niet meer; hoe ik er toe
gekomen ben duizend paginas vol te schrijven evenmin. Weinig weet ik nog hoe
het ooit was. Alsof er een laken van stilte over mijn herinneren lag.
Ik voel, nu de woorden komen, beter hoe het gisteren was. De woorden die
zich ergens in mij hadden opgestapeld die ik nu teruggevonden heb, na Ravel te
hebben gehoord. Misschien was Ravel zelfs niet nodig geweest, stonden ze te
trappelen, klaar om genomen te worden door de eerste de beste die er langs
kwam, die ik was, gelukkig. Een bevinding die ik opgetekend wou om te bewaren
voor een later of voor wie er naar luisteren wil, al zijn ze weinig talrijk die
me lezen nog.
Zo worden mijn dagen uitgeklaard. Wat van gisteren was, ook van vandaag is
en ook van morgen, als het weer eens ochtend is: een snoer van uren en momenten aan
elkaar geregen.
Een leven lang.
[1]
Maurice Ravel: Le
Tombeau de Couperin, deel 3 Forlane, Piano Julien Libeer.
04-04-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
03-04-2019 |
Wat gedacht en niet geschreven wordt |
Old men ought to be explorers
Here and there does not matter
We must be still and still moving
Into another intensity
For a further union a deeper communion[1]
Wat ik, old man maar al te graag interpreteer als een dieper binnen
dringen in het mysterieuze van leven en sterven, om te komen tot een grotere
levensintensiteit, en een grotere verbondenheid met het minuscule als met het
immense: explorer zijn tot in het
ongerijmde. Mijn blog van elke dag is
er het bewijs van.
En ook: we must be
still and still moving. We moeten rust zijn en
altijd geestelijk in beweging. Zoals we lezen in logion 51 van het evangelie
van Thomas[2]:
Si lon vous interroge:
Quel est le signe de votre Père qui est en vous?
Dites-leur
Cest à la fois un mouvement et un repos.
In
het boek Infinite in all Directions,
van Freeman Dyson had hij gelezen over Socinus, een Italiaanse heretic die leefde in die hoogst
gevaarlijke (althans voor hem) XVIde eeuw. Socinus waagde het te
beweren: that God learns and grows as
the universe unfolds.
Of
God, het Al dat is, nog iets te leren heeft betwijfel ik, maar dat Hij zich
openvouwt in de zoekende mens, wil ik graag aanvaarden omdat de mens aldus
dichter komt tot het beeld dat het Al wilt dat de mens heeft ervan. Er zijn dus
duidelijk twee dimensies, de dimensie in rust van het Al dat tijdloos is en de
dimensie in beweging van het Al in de mens.
Het
korenveld van Van Gogh, en de manier waarop het geschilderd werd komt voor mij
neer op de beweging van het Al in de mens Van Gogh. Toen hij het korenveld
schilderde, was het niet de sukkelmens Van Gogh die schilderde, het was de substantie
van Van Goghs geest die schilderde. Hij geloofde, huizenhoog, dat wat hij deed
waardevol was, dat wat hij schilderde het teken was van de geest van het Al in
hem. In dit aspect alleen was hij een groot schilder die zijn tijd een generatie
voor was. En hij wist het, hij wist dat hij zichzelf verloor telkens hij aan
het schilderen ging, dat hij het niet was die schilderde maar de geest in hem die
bezig was tot alles gezegd was wat hoefde gezegd. Daarna, de fractie tijd erna realiseerde
hij zich de mens die hij was, geconfronteerd met alle ongemakken niet alleen deze
van zijn lichaam, maar het meest deze van zijn bestaan als onsuccesvol, onbegrepen,
schilder.
Zo
het korenveld verdween en Van Gogh verdween uit de zichtbare, tastbare wereld,
en een nieuw korenveld is opgerezen en een nieuwe, nu begrepen Van Gogh is opgestaan
dankzij het zich in de mens openvouwend Al. Van Gogh aldus te zijn, hoe
minimaal ook, het spiegelbeeld van de levende, groeiende bewegende van het Al
in de mens. (Noteer terloops dat er zijn die een boek schreven over het Het.
Ik schrijf hier over het Al.)
Het
is duidelijk, de dode Van Gogh leeft. Hij leeft in de geest van zijn doeken die
zijn naam uitademen, hij leeft in de geest van hen die voor zijn doeken staan,
hij leeft in de geest van zij die die bewuste namiddag aan zijn graf en dit van
zijn broer Theo stonden geschaard, terwijl het licht verzwakte, terwijl het
regenen ging over hun graf, terwijl het regenen ging over de velden, over
Auvers-sur-Oise en over de weg, langs waar hij die middag - het was in juli -
met zijn schildersmateriaal op de rug en een zwaar iets in de zak, voorbij was
gekomen.
Zo,
het korenveld en de woorden van mijn blog, vermengen zich. Mijn laatste regel,
is zijn laatste penseeltrek, misschien was het de laatste grote kraai die hij
tekende. En hij wist toen, na de laatste kraai, wat er gebeuren ging.
Ettelijke
malen heb ik getracht de laatste gedachten van Van Gogh te achterhalen: des
nachts als de slaap niet kwam, des morgens bij het eerste licht dat binnenviel.
En telkens meende ik dat ik, dichter en dichter bij de realiteit van het
gebeuren kwam, alsof het mijn gebeuren was. Maar de gedroomde tekst is de
perfecte tekst, precies omdat hij niet geschreven of niet werd gedacht. Dit wist Fernando Pessoa
maar al te goed als ik lees bij hem:
Jai composé tout en me promenant,
bien des phrases parfaites dont je ne me rappelle pas un mot, une fois rentré
chez moi. La poésie ineffable de ces phrases tient-elle à tout ce quelles ont
été, un bref instant, ou bien, au contraire, au fait même quelles nont jamais
été?[3]
En ik
heb niet vertaald wat al een vertaling was.
[1] T.S.Eliot: Four Quartets, East Coker, 200-206
[2] LEvangile selon Thomas, Editions Metanoia, 1975
[3] Fernando Pessoa : Livre de lIntranquilité.
03-04-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
02-04-2019 |
En toen was er Van Gogh. |
Er is geen vreugde vandaag
om wat ik doe of laat, er is bij momenten enkel de toonloosheid van al wat is
en van al wat komen gaat. Ik vraag niets, ik hoop op niets, ik ben maar wat te
zijn.
Ik denk dat ik de kracht niet meer heb, het
inzicht niet meer om me er tegen te verzetten. Het overviel me gisteren, de
nacht heeft geen raad gebracht en het is blijven hangen tussen de plooien van
de uren. Wat zal ik vertellen over de
tijden die waren als er geen tijden meer zijn die zijn. Niemand zegt ooit hoe
het met hem is gesteld, niemand geeft zich ooit volledig bloot, de diepste
roerselen van de ziel blijven geborgen, je neemt die mee in je graf.
Vincent Van Gogh had
er een antwoord op. Hij schilderde in Auvers-sur-Oise, zijn Champ de Blé aux Corbeaux: het rijke leven
dat zich uitte in zijn kleurenpalet, hier een vol geel, rijpend korenveld onder
een dreigende lucht, met een zwerm slungelige kraaien. En het was, toen het af
was, dat het schot afging dat echoën bleef tot bij ons en hij, gewond, is teruggekeerd
en gaan neerliggen is in dat kamertje in lauberge
Ravoux, om er te sterven in de geuren van zijn schilderwerken waarvan
toen, niemand wou, de tijd ervan nog niet gekomen zijnde.
Niet dat dit een
voorbeeld is, wel hoe het gebeuren kan dat op een gegeven ogenblik de
radeloosheid toeslaat en je er toe gedwongen wordt afscheid te nemen met een pas
geschilderd korenveld vóór het onweer losbarsten gaat. Hij had, lang genoeg
geleefd om niet meer vergeten te worden.
Je stond in dat
onooglijk kamertje met het bed en de stoel. Je stond ook aan zijn graftombe die
hij deelde met zijn broer, Theo. Het was een namiddag in de lente naar de avond
toe en het regende, een stille lenteregen, onhoorbaar. Je bent gewandeld tot de
plaats in de velden waar het korenveld zou geweest zijn, met op de hoek van het
veld, onder glas, een afbeelding van het schilderij. En het regende, om je het
te blijven herinneren aan het gevecht met zich zelf dat hij daar moet gestreden
hebben, schilderend in een furie, om te besluiten, de kraaien er boven, terwijl
de dood hem omcirkelde en bezit van hem nam. Evenwel niet van zijn werken.
Hoe komt men er toe
moe geschilderd te zijn en geen
ontfermen meer te willen kennen. Hoe denkt men eraan, de trekker over te halen,
zo maar?
Ernest Hemingway in
zijn For whom the bell tolls heeft
het over zijn vader die ook de trekker had overgehaald en over de revolver die
hij in het meer heeft gegooid. Hij schrijft ook in zijn boek, zo iets zou hij nooit doen. En
toch, later, als de leeftijd hem bij het strot hield, heeft hij het toch
gedaan. Ik ken er niet de omstandigheden van, maar wat ook, hij respecteerde
niet wat hij geschreven had. Zullen we het hem vergeven?
De wegen van de
levende mens zijn ondoorgrondelijk, evenzeer die van de stervende. Fernando Pessoa
juist voor zijn vertrek, vroeg zijn bril om er mee te sterven. Dacht hij die te
gebruiken waar hij aankomen zou, of was het een van zijn laatste troeven die
hij uitspeelde?
Hem vergeven we het
zeker.
02-04-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
01-04-2019 |
Er zijn van die dagen. |
De reis gaat verder,
ik ontdoe de dagen van hun naam, zie hoe het licht de dingen tekent en hoe de
dingen me benaderen, niets is wat er de vorige morgens niet was, een vlucht
duiven misschien, de roep van de overvliegende aalscholvers misschien, maar
onvermijdelijk is er het schrijven dat me wacht, het gebeuren dat zich onveranderlijk
opdringt.
Denk ik dan: man je
gaat er aan ten onder, op een dag zul je vertrekken zonder aan te komen, zul je
onderweg ergens steken blijven, in het midden van een zin, in het midden van
een woord zal je adem stokken en wie zal dan verder schrijven de luchten in, de
dagen verder, de maanden naar december toe?
Ademnood is
schrijversnood, je weet wat het is maar je schuift het op zij. Je denkt, het is
nog niet voor mij bestemd, toch niet vandaag, morgen kan het of de dag erna, maar
niet vandaag, niet nu, het ogenblik van dit eeuwige, opstandige nu, van het
zijn in het nu ogenblik, er in opgetild, er in vastgezet en weer losgelaten,
keer op keer in een volgend nu.
Wachtend op het woord
is je dag zoals hij gisteren was en toch ook
niet want je wachten is niet wat het gisteren was. Het is een
aaneenschakeling van verschillende wachten, de dag door, de nacht in.
Hoe je leeft is hoe
je bent, losgeslagen of bepaald in wat je dacht en hoe je er waart op ingesteld. Je torent er
niet boven uit, je bent geen feniks, je ploetert maar wat in je woorden om in
leven te blijven, nog niet te vergaan in ledigheid. Je wilt strijdend ten onder
gaan. Een ijdele gedachte waar geen mens beter van wordt en, rust is je niet
gegund, geen sikkepit, de tijd is er om gebruikt te worden niet om ingeslapen
rond te lopen. En als het zo is, als je het zo zeker weet, waarom klaag je dan?
Jij zelf hebt het
opgezocht, het is niet naar je toe gekomen, het heeft niet gezegd, ik ben hier
je hebt me te nemen, neen, je interpreteerde als een must, de uitdaging die
plots is opgerezen uit de bladzijden van een boek. Trouwens, vraag je nu maar
af, wie je zou geweest zijn ware dat boek er niet geweest: een arme sterveling.
Niet dat je er nu beter aan toe bent, maar je hebt toch iets dat een houvast is
om mee binnen te varen in de zee van dagen over jou. Stel, dat het er niet ware
geweest: je dagen leeg, hoogstens gevuld met de woorden van anderen om naar op
te kijken. Nu heb je het voorrecht op te zien naar de woorden van jezelf, de
woorden die er waren, die er altijd zijn geweest in de wereld om je heen.
Denk, dat je uit de
massa opgerezen bent om woord te zijn, in de schaduw weliswaar van de groten
van de aarde en je weet, de plaats van nu is de plaats die je was voorbehouden,
het licht van hen heb je niet bereikt, al wou je wel, al lag het in je
betrachten, in de wijze waarop je je hebt ingezet en je je hebt opgesteld. Maar
meer was niet voorzien voor jou in het Boek dat van het leven is.
Je kunt vergaan in
deze leuze, geen plus est en vous,
maar, contentez-vous de ce qui est en vous
want meer bereikt je niet en houd dit je voor gezegd.
Wat is er van de dag
van 1 april, waar je de zotten brengt waar je maar wil. Ik ben niet zo ver
gegaan. Ik ben gebleven binnen de openheid van het nu ogenblik dat ik uitgerekt
heb tot het uiterste punt ervan om het volledig leeg te halen. Een soort gebed
tot de Heer, of de Dame, of het Zijn van het Universum.
Ik voel me er niet
goed bij. Er zijn van die dagen.
01-04-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
|
|
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
|