Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    25-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Vijver (1)

                                                                                                         

    Er was ook, in zijn dagelijks leven, de vijver van Johan die een grote resonantie had op zijn geestelijk bestaan. Het was niet de vijver van zijn jeugd, het was deze van zijn oude dagen, een soort annexe toegevoegd aan de persoon die hij geweest was, en hij denkt aan een liedje van vroeger: ‘I got you under my skin’ want het was onder zijn huid, naast het grote bos van zijn jeugd, dat de vijver geschoven werd en soms dacht hij, als hij er heen reed – een tiental minuten met de wagen - zijn bos ontrouw te zijn, door meer naar de vijver te verlangen dan naar zijn droomplaats in het bos, hoewel dit een plaats waar hij naar toe kon wandelen om er als boom onder de bomen te zijn. Maar de vijver was een geliefde van een totaal andere soort, hij lag buiten het dorp en hij was openheid, hij was lucht en wolken, was regen en wind, was koralen van licht in het water. En de eerste maal dat hij er werd heen gebracht door Geert, zijn vriend die  vriend was van Johan, trad de vijver binnen in zijn leven, binnen in zijn geest, lijk een vrouw die hij bezitten kon, die hij lief hebben kon. Het impact van die eerste kennismaking was zo verrassend dat hij er een gedicht had over gemaakt, dat nu al ver in de tijd lag en hij zich zo maar niet herinnerde. Hij had het zelfs mooi uitgeprint en ingelijst en het stond nu nog steeds, schijnbaar onaangeroerd, daar waar hij het had neergezet op de tafel in de, wat Johan, poëet van de natuur als hij was, gedoopt had als de ‘Kabuze’, zijnde een verblijf met zonnepanelen op het dak en met een naam die spontaan bij Johan was opgekomen, zo zegde hij toch.

    De vijver was gelegen midden in de velden in een laagte tussen weiden en hoger gelegen akkers. Je bereikte hem langs een met hek afgesloten verharde weg tussen een bosje kreupelhout enerzijds en de gracht omheen de aanpalende weide anderzijds. Zijn ontmoeting met Johan moet hartelijk geweest zijn want na een paar bezoeken had hij een sleutel gekregen en van het hek en van de ‘kabuze’ zodat hij er vrij heen kon  als het hem paste. Hij reed dan langs licht heuvelende wegen met de horizontlijn van huizen en bomen ver voor zich uit laag boven de velden, er over was de massa van de luchten, soms gesloten, grijs tot grauw, soms met enkel een lichtende band juist boven de horizont, soms met het enorme schuiven van de wolken in een teer blauwe hemel, en soms in de late herfst met het vuurwerk van de dalende zon. Het waren luchten van de grote dagen in zijn leven. Telkenmale hij er heen reed noteerde hij in zijn dagboek, dat hem niet verliet, welke luchten hij ontmoet had en aldus stond het landschap in al zijn variaties geschreven zoals het er stond in hem geprent. Hij had aldus, dankzij de vijver een totaal nieuw landschap ontdekt, het vervreemde hem van het landschap van zijn jeugd met de molen aan de horizont omdat het, in plaats van ingesloten te zijn door de vele bossen, het nu een groot doek geworden was waar lucht en wolken een openheid brachten die hij altijd op zijn reizen had opgezocht.

    Hoe hij die vijver ontdekt had was van minder belang. Hij hoorde er voor het eerst Geert over spreken in de vorige lente: een ‘iemand’ die een moerassig stuk grond, een dichtgegroeide vijver had gekocht, deze had uitgebaggerd, de oevers had verstevigd en dat zo een schitterend watervlak was geworden waar hij kilo’s karpers en andere vissen had in gezet. Een klein wonder dus dat zich daar had afgespeeld. En op een dag in de lente werd hij er heen gebracht door Geert en werd het liefde op het eerste gezicht.  Het was voor Ugo een ‘product’ van de gang van het leven, van omstandigheden die leiden naar andere omstandigheden, die leiden naar ontmoetingen, die leiden naar gesprekken, naar een begin van vriendschap om, uiteindelijk, uit te monden waar je uitmonden moest, in een rijkdom voor het hart. Je hoeft hiervoor niets te doen, enkel te zijn en in te schuiven, de tijd – ce grand sculpteur van Yourcenaer - doet de rest.

    Hij kende er nu al een lente, een zomer en een herfst en vandaag was de herfst/winter er over en voelde hij de winter/lente op komst toen hij er een paar dagen geleden was. De vijver was een verlenging geworden van al wat hij was en nog zijn zou. Verre reizen plande hij niet meer, hij had zijn woning en zijn boeken, hij had zijn vele herinneringen en nu werd er plots, op een zo korte tijd, de vijver als een nieuw herinneren aan toegevoegd. En, was het ook niet een beetje de vijver, durfde hij schrijven, kosmisch geladen  die hem aan het schrijven van zijn boek heeft gezet, of, om het anders te formuleren, zou hij gedacht hebben aan een boek, ware de vijver er niet geweest?

     

    25-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kamal Salibi

     

    Hij weet dat hij met zijn Exodus-interpretatie op zijn hoede moet zijn. Hij herinnerde zich hoe in de Knesseth het Bijbelverhaal van Koning David en Betsabeh ter sprake was gekomen waarbij men David verweet oneerlijke (eigenlijk moorddadige) praktijken te hebben aangewend om Betsabeh, de vrouw van een van zijn legeraanvoerders, in zijn bed te krijgen en te houden. Maar de fundamentalisten in de Knesseth zagen het zo niet en vonden dit een heiligschendende verklaring. Hij is dus gewaarschuwd.

    Het onbegrijpelijke is dat deze bijbelfanaten nimmer schijnen gehoord te hebben dat God in de Kabbala omschreven wordt als de ‘En-Sof’, de Oneindige, naar wie alles convergeert, die één is met het Universum en uit wie alle vormen van leven zijn ontstaan en blijven ontstaan.

    Dan is er nog een tweede zaak die evenmin de fundamentalisten in Israël zal kalmeren, namelijk het geval Kamal Salibi, de geschiedkundige die een totaal nieuwe theorie ontwikkelde over het land waar de Bijbel zich zou hebben afgespeeld. Salibi bewijst dit aan de hand van de plaatsnamen uit het Oude Testament; een groot aantal van deze namen konden nimmer gelokaliseerd worden, zeker niet in Palestina. Salibi beweert deze namen terug te vinden in Saoedi Arabië. Een waardevol voorbeeld van bewijs is de begraafplaats van Sarah, de vrouw van Abraham. Sarah werd volgens de Bijbel begraven in Kirjat-Arba - de vertaling van ‘vier dorpen’ - in de grotten van Makphela, waar ook Abraham zal begraven worden en na hem Isaac en Jacob.

    Salibi maakt zich sterk dat deze namen te vinden zijn in de streek van Qunfuddah, ten zuiden van Medina: vier dorpen hebben er een naam die begint met Kirjat en in de buurt ligt Maqfalah.

    Is Salibi, hoofd van het Departement Geschiedenis en Archeologie van de Amerikaanse Universiteit van Beiroet, - overleden in 2011 - een fantast en hoeven we ons helemaal niet te storen aan zijn werk, of heeft hij het bij het rechte eind als hij onder meer de zwerftocht van Mozes uitstippelt, telkens de bijbelnaam plaatsend naast de gelijkluidende, en nog steeds bestaande naam in Saoedi Arabië en het vroegere Noord-Yemen.

    Hij, Ugo, heeft het geluk gekend, samen met enkele vrienden en onbekenden die vrienden werden, een grote reis te maken doorheen Noord-Yemen, slapend onder de tent en rijdend in een landrover van dorp tot dorp tot stad. Een groot gevoel domineerde als hij de kinderen zag, de mensen, de gesluierde vrouwen; als hij de boeren bezig zag die hun in terrasvorm aangelegde velden omploegden; de jonge meisjes met hun kudde geiten en dit allemaal in een onwezenlijk landschap dat hem ‘déjà-vu’ toescheen. En het gebeurde tijdens die reis dat rond het jaareinde zijn zoveelste verjaardag ‘gevierd’ werd ergens onder de palmbomen aan de Rode Zee, en dat hij er twee boeken ten geschenke kreeg, een van Joseph Conrad en een ander waarvan de titel onmiddellijk raak was: ‘La Bible est née en Arabie’ van Kamal Salibi.

    Het was de avond dat hij de nacht doorbracht op een brits gelegen, onder de blote sterrenhemel, luisterend naar het geruis van de wind in de palmbomen en het schuiven van de golven op het strand en hij volgen kon, nu en dan de ogen openend, hoe het sterrenbeeld van Orion, en de planeten Jupiter en Mars naar de zee toeschoven om naar het eerste gloren toe, onder te dompelen in de Rode Zee. Een onvergetelijk beeld voor een bijna slapeloze nacht. En het was pas tijdens de terugvlucht van Sa’ana naar Parijs, dat hij het boek lezen zou, terwijl onder hem, het land wegschoof waar, volgens Salibi, het Oude Testament zich zou hebben afgespeeld. 

     

    24-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    23-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bemerking bij Blog van 22 februari

     

     

    Indien het opgegeven adres, https://www.youtube.com/embed/44szMNG2fZc. niet antwoordt en je kennis wil nemen van de inhoud ervan, stuur me een mail en ik stuur je de mail door die ik ontving en wel degelijk kan geopend worden.

     

    23-02-2016, 07:06 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Bijbel anders bekeken

     

    Terwijl de zon, in de greep van haar sterrenstelsel, de aarde mee zoog, terwijl de aarde zich keerde en wentelde in haar opeenvolgende banen omheen de zon, de punten van equinox en solstitium voorbijschuivend; heeft hij, geest in de ruimte van geest, omringd door zijn boeken, broeders in dezelfde geest, gedacht de inhoud van de Bijbel, kathedraal van onze beschaving, te mogen zien als waarheden/gebeurtenissen die de schrijvers ervan hebben gemeend te mogen optekenen als komende van de God binnen in hen. Hoewel door sommigen in hun kleingeestigheid, op zijn minst als meer dan overtollig behandeld, zijn deze teksten sacraal voor hem. Vele passages er uit ontroeren hem, omknellen hem lijk poëzie, leren hem hoe groot de mens kan zijn in zijn vernesteling in het Absolute – het Absolute dat Elohim werd genoemd en later Yahweh – maar, wat de filosoferende religieuze mens dacht van God te zijn, is ook denkt Ugo, het domein dat van de aarde is.

    Hij mag erin binnendringen, eerbare voorstellen doen om te interpreteren wat geschreven staat en het boek in de eerste plaats zien ook als een geschiedkundig verslag en het is in deze geest dat hij gewerkt heeft, dat hij dingen die hij geloofde van de aarde te zijn, heeft herdacht en gesitueerd. Als hij zich hier de poëtische passage herinnert uit het ‘Boek van Job’, gelicht uit de King James versie: 

    Who is this that darkeneth counsel by words without knowledge? Gird up now thy loins man; for I will demand of thee, and answer thou me.’

    Dan kan hij vrij antwoorden dat hij het nimmer aandurven zal het woord van Elohim-Jahweh, opwellend uit de mens van toen, te bedekken met woorden zonder inhoud, want hij heeft niet nodig ‘Job’ te lezen om te weten dat hij diep buigen moet, al was het maar voor de enorme orde en preciesheid waarmede de aardmassa zich door de ruimte wentelend beweegt.

    Als hij zich daarna met de wagen begeeft naar de vijver van zijn vriend Johan en omheen de waterspiegel wandelt, die hij ziet als de verlenging van Bijbel en van boeken en aldus de ruimte van zijn mindscape - bij wie las hij dit woord voor het eerst? – verlengt naar zijn landscape, schijnt het hem toe dat de aarde is losgekomen uit de greep van de winter, dat hij dit ruiken kan in de luchten boven hem, in de geuren van struiken en van bomen die ook, zo waagt hij het te denken, hun wortels voor een klein maar wezenlijk deel binnen in hem hebben.

    Zo, denkt hij, laat je werk je gebed zijn en je gebed je werk. Laat beide in jou en met jou vermengd zijn lijk lente in winter en laat de grote rust van deze vijver met de bomen erin weerspiegeld binnenglijden in jou. Je hebt geschreven wat je te zeggen had en je hebt herhaald het grote respect dat je voelt voor de drie Bijbels op je tafel, naast Cervantes en het stuk gesmolten steen of ijzer dat je opraapte in de woestijn en waarvan je dacht dat het een meteoriet was.

    Heeft hij nu met wat hij denkt dat de Bijbel in de eerste plaats een historisch document is, de waarheid bereikt tot op het bot? Welnee, en het is ook nimmer zijn bedoeling geweest tot op het bot te gaan. Hij herinnert zich de schildpadden-geschiedenis van Fred Hoyle en Co, over een oude dame die, een spreker onderbrekend, maar bleef beweren dat de aarde rustte op de rug van een reuze schildpad, die op haar beurt steunde op een andere, en zo verder schildpad onder schildpad tot in het oneindige.

    Het bereiken van de waarheid is ook iets dergelijks. Karl Popper zegt ergens dat er geen enkele uitleg is die geen nood heeft aan een verdere uitleg. Hij weet voldoende dat bij het cataclysme, gekend als de Tien Plagen van Egypte, dat hij zich tevergeefs tracht in te beelden, niemand gespaard is gebleven, noch de Egyptenaren, noch de Israëlieten, noch de andere volkeren, en dat de tocht of beter de vlucht door de ‘Rode Zee’ - maar het kan ook heel wat anders geweest zijn - zoals het geschreven staat, levens gekost heeft onder de Israëlieten. Hij bereikte dus slechts een deel van de waarheid, steunend op de zoveelste schildpad. Maar dit is het lot van al degenen die zoeken. De schittering van de waarheid zal hen niet zo vlug verblinden.

    Maar zijn belangstelling ging vooral uit naar de aard van de straf die toen door die God werd bedacht, en moet hij hier beklemtonen dat hij het concept van een God die dergelijke straffen zou bedenken niet dit is van de God die hij soms in zich en dan vooral hier onder de ruimte van de luchten over hem, bewegen voelt.

      

    23-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    22-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dyab Abou Jahjah en youtube

     

     Ik citeer Dyab Abou Jahjah uit zijn column in de Standaard van 19 februari 2016 met als titel ‘China is een beetje als vergrijzing’

    ‘Het is ironisch maar het spook dat vandaag over Europa waart, is niet dat van het communisme, maar dat van een wild Chinees staatskapitalisme dat door de globalisering niet te stoppen lijkt. De enige remedie was, is en blijft anders globaliseren. Dat is nodig, niet alleen om een aantal jobs in Europa te houden of om een sector hier en daar te beschermen, maar om de wereld van conflict, ziekte, honger en ecologische verloedering te redden.’ 

    Hij zal wel gelijk hebben, ingesteld als hij is Belg/Europeër met Arabische roots, op de westerse beschaving en daarenboven met een perfecte kennis van ons Nederlands, maar hij vergist zich of komt te kort als hij het heeft over de ecologische verloedering, hij had ook, hij die drager is van de cultuur van de Islam, kunnen spreken over de geestelijke verloedering die zich aanbiedt en gepaard gaat met de hordes vluchtelingen die voor het ogenblik het westen overstromen en op vele plaatsen zelfs verwelkomt worden.

    Ik zou hierover geen blog geschreven hebben had ik niet zo ‘onvoorzichtig’ geweest, in plaats van me in te stellen op het zondagsgebed, een mail te openen die mijn goede vriend Reynold me heeft toegestuurd en die ik, nu het zondag is niet wens verder te mailen naar vrienden en kennissen van mij. De zondag een dag van bezinning zijnde – of zou moeten zijn zoals het ons altijd geleerd werd – verkies ik de mail door te geven op een dag in de week, het mag dan zelfs een maandag zijn.

    Het Youtube filmpje – eigenlijk is het een film van de waanzin – breekt met alles wat ik als ‘geestelijke verloedering’ al gezien heb en schept me op met de vraag die hangen blijft, hoe de op onze beschaving ingestelde oosterlingen in het westen, de Dyab Abou Jahjahs hier op reageren.

    Ik noteer hier het www-adres voor zij die de proef op de som willen doen en een slecht uur beleven willen als ze daarna even gaan denken aan wat onze kinderen en vooral dan kleinkinderen en verder, te wachten staat en ik ook denk aan de Merkels en consoorten, de Verhofstadts van Europa die het voor het zeggen hebben, hoe zij er op reageren. Je riskeert heel wat gemoedsrust als je inlogt op:

    https://www.youtube.com/embed/44szMNG2fZc.

    Voor het overige, mijn vriend het ga je heel goed, maar wat mij betreft heb ik heel wat moeite om verder te schrijven en verder te denken over wat ik me zo plechtig heb voorgenomen te doen. Steun van jullie ware me welkom en kwam die ooit van Dyab Abou Jahjah, dubbel welkom. 

     

    22-02-2016, 06:26 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    21-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Kafka en Eco

     

    Het is meer dan wenselijk te gaan slapen met een idee waarmee je in de morgen je dag kunt beginnen. Maar dit lukt niet als de vermoeidheid toeslaat en je met een leeg hoofd onder de lakens kruipt. Je hebt wel een zin meegenomen uit Kafka’s ‘Kaiserliche Botschaft’, die een trouwe lezer je in de valavond stuurde, maar je weet nog niet hoe die boodschap in te kleden, want zo licht te begrijpen is ze niet: 

    ‘Der Dichter hat die Aufgabe, das isolierte Sterbliche in das unendliche Leben, das Zufällige in das Gesetzmässige hinüberzuführen.’ 

    De dichter heeft de opdracht: het geïsoleerd sterfelijke in het oneindige dat het leven is, over en samen te brengen met het toevallige in het wetmatige. 

    Of, zoals je het in de morgen graag interpreteren wou - en nu zeker, nu Umberto Eco, de auteur die je bewondert, ons verlaten heeft op de ouderdom van 84 jaar – het gewoon dagelijkse (wetmatig toevallige) te verhalen in functie van het eeuwige dat het leven is, of om Eco ter wille te zijn, het te verhalen als een kosmisch gebeuren. 

    Dit fungeert dan als het begin van een nieuwe dag, valt vandaag samen met het gezang van de merel in de ceder, samen met de regen en de wind over het land, samen met Umberto Eco’s overlijden. En dat je met die gegevens op de achtergrond, en er zijn er meer, dat je pogen zult om uit de woorden die je rijk bent, of arm, deze uit te kiezen die je nodig hebt om binnen te wandelen in het landschap, waar ook zich dit  moge ophouden, van het ongeschrevene, van het nog maagdelijke.  En, te beschikken over dit landschap is een soort verslaving van jou waar je vroeg of laat aan sterven zult als alles af zal zijn, gestapeld in hopen woorden die je leven waren.

    Je had nochtans je honger naar woorden kunnen stillen met het lezen van deze van Proust, van Auster, Hertmans, Cervantes, van zoveel zovele anderen die je gekend hebt en die zich, lijk de jaarringen in de stam van de ceder - die je lief is, omdat hij je inspireert in vele momenten, door zijn statigheid als boom, door zijn literaire binding met de ceders uit de Bijbel - lijk de jaarringen die zich bij jou geslingerd hebben omheen de kern die je in wezen bent, die er hun lagen hebben gelegd en in elkaar zijn vergroeid, zoals een prikkeldraad in de schors van de knotwilgen.

    Je ontkende je dus de gelegenheid, de laatste van je dagen te kunnen slijten in peis en vrede en hebt halsstarrig willen bewijzen dat het woord je leven was, zodat je aan te vele zaken, niet de nodige aandacht hebt gegeven, opgeslorpt door het woord als je waart.

    Zo mijn beste vriend, waar denk je dat je uitkomen zult eens de woorden neergezet die je, wellicht onnodig, talrijk wilt en soms, en dit is allesbehalve een winstpunt, zwaar van inhoud om te begrijpen waar je heen wilt gaan? Je bent dus gedoemd, als je zonder voorzorgen de nacht in gaat, elke morgen je de vraag te stellen wat je schrijven zult om de dag binnen te gaan. Het is aldus, en je herhaalt het keer op keer, hoe je leven op gang kwam en hoe het zich nu aan het sluiten is.

     

    Hij schreef dit neer gezeten onder de lamp, een deken languit over de rug geslagen, de kamer een donker holte om hem heen. Er was geen ander gebeuren dat hij vermelden kon of wou. Hij zat er, een metafysisch (gestoord), ingesteld iemand, die opstond in de morgen deed wat hoorde gedaan en dan begon te schrijven tot hij, zijn vingers verkrampt, de pen neerlegde, wat rondliep hier of daar, in de tuin onder de lege bomen, op de wegen door de lege velden of langs de wegels in het bos. En eens de avond gekomen, moe neerlag voor zijn tv scherm, te moe om een boek te lezen, wegdromend, gedurende uren niet bestaande, tot hij eens het scherm gesloten, hij weer wist hoe reëel het leven was dat hij gekozen had en hoe eenzaam het bed in de kilte van de nacht.

     

    21-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    20-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel van

     


    Maar hoe goed het is, te schrijven op zacht papier en met een zachte pen. Eens voltooid zal het boek, met zijn naam, de tijdloosheid binnengaan en levend zijn in deze tijdloosheid; zullen bewegend zijn de ideeën die er in opgenomen werden, bewegend de gevoelens die erin ruimte zoeken, bewegend de poëzie die hij betracht heeft en zal het boek zijn van een roerloosheid zoals 

               the stillness, as a Chinese jar still / moves perpetually in its stillness. 

    Maar hij ook heeft dit al lang begrepen, hij ook weet met T.S. Eliot dat de rust bewegen is. En het boek is meer naar binnen gegroeid dan naar buiten en hij heeft het zo gewild. Maar naar binnen of naar buiten het was steeds in de richting van het licht, de enige richting die gevolgd wordt door boom of plant, met omwegen mogelijks, maar altijd naar het licht toe. Als hij de canadabomen ziet, of de beuken of de eiken als omfloerst met een schijn van kleur in de zwellende botten, dan is hij verwonderd vast te stellen hoe effen - alsof door handen gesnoeid - de ronding is van hun kruin. Waaruit hij besluiten kan hoe evenredig de stam zijn groeikrachten heeft verdeeld over alle takken, over alle twijgen die naar het licht zijn opgegaan.

    Zo ook heeft de geest zich vastgezet in de mens en ligt de groeikracht ervan gelijkmatig verdeeld over alle mensen. Met dien verstande dat de takken en de twijgen hongeren naar de krachten in de stam, terwijl de mens nog altijd de vrijheid heeft deze te volgen of te ignoreren. Hij beseft tevens dat hij dan ook zou moeten getuigen over de toonloosheid, die de mens omknelt. Maar we zijn hier niet om te getuigen over deze materiële wereld, maar om te getuigen over wat ons als mens verheft, niet om te getuigen over de dorheid van de woestijn maar over het vruchtbare land. Hij verwerpt dan ook elke vorm van kunst die deze dorheid benadrukken wil.

    In hem en omheen hem weet hij de geheime krachten aanwezig die het mirakel van de vruchtbaarheid omsluieren. Of, de vruchtbaarheid  van de vrouwelijke schoot die het zaad uitkiest en opneemt en het leven dat zich in een schitterende, onvermoeibare, onuitroeibare impuls manifesteert. Zoals het zich, tot zijn verbazing manifesteerde in het ontkiemde pitje van de appel die hij vanochtend at. Zoals hij ook bemerken kan in de vele zaadjes die hij in de warmte van de badkamer had toevertrouwd aan enkele potten gevuld met aarde, dat de eerste twee blaadjes die te voorschijn kwamen, verschillend zijn in vorm, van de bladeren die erna komen. Alsof het proefblaadjes waren die het aura van de plant in wording zijn (o, Rupert Sheldrake) om in dit aura de vorm van het authentieke blad te verkennen en er zich op af te stemmen bij het groeiproces.

    Hoe graag hij dit alles vermeldt, hoe graag hij het heeft over het o zo wondere leven dat inzicht geeft aan cellen, aan elektronen, om te doen wat moet gedaan. En is de mens van nu er niet om het aura dat van de mens-in-wording is af te tasten?

    Hij wil een ketter zijn in alles wat het wonder van het leven betreft. Dan ook is de coupe champagne, die hij zich nu en dan meent te mogen aanbieden geen beloning, maar een aansporing om verder te gaan op de ingeslagen weg. Bij Claus, want dit is zijn idee, zal het ook wel zo geweest zijn: steeds opnieuw te herbeginnen, opnieuw te betrachten, bewust te zijn van onze gerichtheid en dit alles, steeds maar in andere toonaarden te gaan verwoorden.

    Zo is er ons nimmer een ogenblik van rust gegund, want in de laag humus die van de geest is liggen vele zaden die reeds gezwollen zijn en openbarsten zullen bij het minste teken, bij de minste bezinning, bij de minste aanzet. Hij vermoedt hoe het komt, dat zijn hang naar literatuur, naar poëzie, geleidelijk omgebogen werd tot een hang naar het Onnoembare dat zich manifesteert in en over de dingen, aanwezig zoals de geest van Bruegel leeft in zijn Icaros’ schilderij.

    In het licht van de ondergaande of opkomende zon die hier slechts fungeert als het element vuur, naast de drie andere elementen, de aarde, aangewezen door de boer die ploegt, het water door de visser, de lucht door de herder. De wijsheid van Bruegel leert ons aldus dat noch het vliegen van Dedalos, noch de val van Icaros ook maar in iets het wonder van het leven, benaderen en evenmin storen kunnen.

     

    20-02-2016, 06:52 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    19-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het punt van Foucault

     

    Hij wou zich, ongeacht zijn beperktheid, op sommige ogenblikken van zijn leven, totaal afstemmen op dat ene stille punt in de ruimte opdat, zoals het inwerkt op de slinger van Foucault, het ook zou inwerken op hem, op zijn daden als op zijn gedachten, als op zijn creatief zijn. Afgestemd zijn, al was het maar van tijd tot tijd, op dat ene punt, om in het merg ervan, te worden opgenomen, om te zijn, om te leven zoals het hoort voor de mens te leven. En hij kan onmogelijk, in dat ene punt een menselijk handelende God zien die zijn hand boven de hoofden zou houden opdat alles goed zou gaan. En, opdat alles optimaal goed zou gaan, de onderlinge relatie met die God zou moeten bepaald worden in wetten en regels, want dit zou overkomen als de negatie van ons bestaan als ingeschakeld - aslijn en pijl zijnde (Teilhard) - in de spirituele evolutie in en van het Universum.

    De vrijheid werd ons evenwel gelaten om, ofwel ons te beperken tot het gereveleerde en Hem aldus onvermijdelijk te herleiden tot een oppermachtige, ofwel om te gluren naar Hem door de bressen die de tijd geslagen heeft in de muren van woorden die omheen Hem werden opgetrokken. Velen zijn er die dit doen en voortdurend nieuwe bressen slaan, zoekend, reikhalzend naar andere horizonten, naar vollere wereldbeelden.              

    Velen zijn er die, vertrekkende bij het grote mysterie van het oneindig kleine, het atoom en nog verder, het elektron slingerend om de kern in een onregelmatige beweging met de snelheid van het licht, en nog verder als deeltjes van dit elektron, om met dit minimale in het achterhoofd uit te kijken naar de verste melkwegstelsels, en in dit oneindig perspectief, één ogenblik maar, het globale beeld te houden van wat het Universum is. Eén ogenblik maar, dit beeld te houden is voor hem meer dan alle gebeden die hij bidden kan. Hij is in de war van het beeld, het amper te vatten beeld van Edward Witten als hij hoort over zijn snaartheorie waarbij elementaire deeltjes niet geïnterpreteerd worden als gewone puntdeeltjes maar als kleine trillende stukjes snaar. Snaren, zegt Witten, zijn heel erg klein, ruwweg komt het erop neer dat de verhouding tussen het zonnestelsel en een atoom dezelfde is als die tussen een atoom en een trillende snaar. Wat hij hieruit dan wel leert is dat alles trilling is, beweging is, en de moeder van beweging deze is van het grote niet te vatten levende Leven dat beweging is.

    Wat betekent het dan een lucifersdoosje te kleven op een wit blad en dit, ingelijst, op te hangen in een museum; een kom met mosselschelpen te vullen en enkele kamers verder neer te zetten of een plafond van een zaal te vullen met opgehangen preservatifs gevuld met een appel, een aardappel of met wat ook gevuld? Voelen we dan niet de angst van de mens voor wie dit een afgietsel is van de spirituele wereld waarin geleefd wordt, ontheemd, ontkerstend, a-sacraal? En hij die er tandenknarsend langs loopt, niet begrijpend dat dit de afbeelding is van de wereld die hem wacht om de hoek, als hij dezelfde weg zou volgen.

    Het transcendente in wat men ziel noemt, is zijn essentie, zijnde de onsterfelijkheid die zijn geest bezit. En daartegenover het valse afgietsel dat de westerse wereld, zijn wereld, werd ingestuurd: ‘mens, je bent van stof en tot stof keer je terug’, of vers 3, 19 uit Genesis. Absurd, hoe zou een Elohim dit ooit kunnen gezegd of ook maar gesuggereerd kunnen hebben?

    Maar niets is nieuw aan wat hij hier geschreven heeft, aan wat hij hier aan de oppervlakte brengt, dat nog niet zou geschreven staan op witte als op vergeelde bladen?

     

     

    19-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    18-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.For whom the bell tolls

     

    Ik kan niet verder fragmenten uit mijn boek dat wordend is te gebruiken als blog. Met duizend woorden per dag kom ik niet tijdig klaar met mijn boek – heb me een deadline gesteld - en een blog van duizend woorden is te lang om leesbaar te zijn, gisteren was het zelfs, uitzonderlijk, een blog van meer dan 1.800 woorden, wat te veel is. Ik zie dat lezers afhaken en dat, wat ik schrijf misschien wel in boekvorm zou gelezen worden maar niet als het verschijnt als blog. Maar de feiten zijn er, ik ben nu gekomen dat ik met mijn blog onmogelijk de vordering van mijn boek kan bijhouden. Om deze reden zal ik voortaan slechts bepaalde ‘hapklare’ passages over nemen. Dit is vandaag het geval. 

    Het is terug gaan sneeuwen. De vlokken, een geruisloze wriemelende massa die lijk een grijs veld het leven scheidt van de dood. Hij staat voor het venster. Hij weet dat op dit ogenblik in een stadje in de Valais een Fernand Salamin, een vriend begraven wordt. Hij is in gedachten onder de zwijgende menigte over wie de doodsklok luidt die opstijgt uit de Rhonevallei, over de huizen, over de wijngaarden tot de witte lijn van de bergen.

    Het licht in de straten, de schemer van de kerk. Het lichaam dat hij weet liggen in de kist. Het gezicht dat hij, jaar na jaar, heeft zien ouder worden, ineengekrompen. Hij hoort nog zijn woorden toen hij vertelde, hoe hij als jonge knaap, samen met zijn broer, Sylvain, in korte broek, van uit het dorp naar zijn vader klom, die ‘gardien’ was van de cabane de Moiry, meer dan 2.800m. hoog en ze verrast werden op het meest kritieke punt van hun beklimming door een ongewoon hevige sneeuwstorm. Hij hoort nog zijn filosofie over leven en sterven, over het harde brood dat ze aten gedrenkt in de wijn – er werd maar enkele malen per jaar gebakken in het dorp - herinnert zich nog hoe hij sprak over de wijn die uit zijn wijngaard kwam, kent nog de echo van zijn stem en de fonkeling van de wijn in het glas dat hij hoog hield. Het is de tweede vriend uit de Valais die gaat, die meer dan herinnering wordt. Het is de band leven die smaller en smaller wordt; de cirkel die zich sluit. Wie van hen die overblijven nog zal de volgende zijn?

    Hij weet dat dit ook zijn begrafenis is; dat er ook een deel van hem in de kist ligt dat bedolven zal worden door de donkere aarde en hij weet dat het ook voor hem is dat de doodsklok luidt. Hoe zegde Donne het weer? Hij had dus moeten aanwezig zijn om de woorden te horen van de priester, de enige woorden die hij nog bidden kan : Requiem aeternam dona eis, Domine : et lux perpetua luceat eis. En dat hij moge her-opgenomen worden in het grote licht waaruit hij ontstond.

    Hij staat voor het venster. De cirkel in het gras die hij vanmorgen had vrijgemaakt om wat kruimels te strooien is dicht gesneeuwd; maar pimpelmeesjes hangen tegen de zakjes zaad in de jonge dennen, en de dofheid zwelt in hem.

    Zo laat het sneeuwen nu, laat de wereld dicht sneeuwen, laat huis en tuin opgezogen worden door de sneeuw, en neergezet ergens, ergens. Het is op de uitvaart dat hij had moeten zijn om de woorden te horen en hem te volgen op zijn laatste tocht naar het graf onder de bomen waar een andere vriend begraven ligt. En daarna samen met hen die nog overbleven een glas Ermitage te drinken en twee glazen in meer te vullen die niet meer zullen gedronken worden.

    Hij had daar moeten zijn om de lucht te voelen en de bergen te ruiken en te zien hoe krachtig het licht is over de sneeuw. Pas dan zou hij afscheid hebben genomen. Zo laat het sneeuwen, laat alles bedolven worden ook de pijn om de vriend die nu herinnering is. Hij denkt aan het oerbeeld dat het ‘nu’ is, het levende nu, uitgerekt tot in het eeuwige, versplinterd en doorgegeven zoals het geschreven staat in de Bhagavad Gita: Never have I not been, never have you not been, and never have these princes of men not been, and never shall the time come when all of us shall not still be. As the tenant soul goes through childhood and manhood and old age in this body, so does it pass to other bodies.

    Of, denkt hij, zoals de ziel die we in pacht kregen, in ons lichaam overgaat van onze kindsheid, naar onze volwassenheid en naar onze late jaren, zo gaat ze over op andere lichamen.

    En hii begrijpt dat het deeltje geest dat we als mens in pacht hebben gekregen, onsterfelijk is en overgedragen wordt van leven op leven en, ‘altijd ben ik geweest en altijd zal ik zijn’, zoals het geschreven staat in de Bhagavad Gita. 

     

    18-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    17-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Erio herinner je,

     

    Zijn we, zoals Eco het beweert, kosmisch ingesteld als we gaan schrijven over wat is, of was, of over wat nog komen kan, zelfs als we schrijven over wat niet is maar zou kunnen zijn; heeft Eco hier over nagedacht of is het een idee die zo maar, onder het schrijven, uit zijn pen is gevloeid? Als hij nu herleest wat hij een paar dagen geleden geschreven heeft, maar toen aarzelde om het vrij te geven, van waar kwamen die beelden en gevoelens die hij optekende alsof het een gebeuren was dat hoogstens een dag ervoor had plaats gevonden?

    Hij las ooit in ‘Mort voici ta défaite’ van een auteur waarvan de naam hem voor het ogenblik niet te binnen valt, dat elke elektron van ons lichaam de totaliteit bezit van al onze herinneringen. En hij, Ugo, is op herinneringen ingesteld, hij hoeft ze niet op te roepen, ze overvallen hem, komende van waar weet hij niet, ze worden binnen geschoven via een ongekend mechanisme, in een kosmische context. Ze blijven hangen en komen tot leven, hoe weet hij evenmin, hij heeft hier geen wetenschappelijk bewijs voor nodig, het is zo. En over wat ‘is’ kan niet worden getwijfeld. Zo is het ook dat vele gedachten ons vullen van morgen tot avond tot nacht, enkele slechts die verwoord worden, maar hij kan hij niet zeggen hoe het komt of waar de overgang is naar die herinnering en niet aan een andere. Wel zijn er als hij schrijft, zijn er die voorrang krijgen; zijn er die hij zonder moeite terugneemt en zijn er die dieper nog dan alle andere opgeslagen liggen en die hij zelden plaats wil geven, omdat het zo oneindig was, zo overweldigend en zo diep zijn wortels heeft.

    Maar hij heeft een ouderdom waarbij niets meer hoeft verborgen te blijven en dat hij nemen moet wat zich aanbiedt, wat opspringt bij het minste teken, en dit teken hoeft niet veel te zijn, het sterrenbeeld van Orion, de plaats van Venus lijk een lokstem precies boven de kruin van de hoogste den, of een noot muziek precies op het ogenblik dat hij de pen neerzet. Maar wat hij dagenlang heeft achter gehouden wil hij vandaag bloot geven, over die ochtend, toen hij gewekt werd door een stem, komende van nergens en van overal, een stem die zijn naam riep: ‘Erio, Erio’, haar stem uit zijn o zo verre jeugd. ‘Erio - ze noemde hem altijd Erio - waarom ging je weg van mij, je weet dat je mijn grote liefde waart, de liefde waarmee onze volwassenheid begon’; het is Julie naast hem: ‘Erio, herinner je de geur van hooi, herinner je de geur van vers gebakken brood als je moeder de ovendeur opende, herinner je de sijsjes ondersteboven in de berken, de bosduiven die opvlogen over ons, herinner je hoe onhandig, hoe verward we waren. ‘O, Erio, herinner je’. En hij herinnert zich.

    Het is september. Hij zit voor het open raam, hij schrijft of leest misschien. Aan zijn vingers kleeft de geur van paddenstoelen die hij die ochtend met vader had geplukt op de nevelweiden. Julie staat ineens voor hem. Hij ziet het licht lijk goud op haar blonde haren. Ze neigt zich naar binnen en spreekt zacht de naam waarvan zij alleen weet waar ze die haalde: Erio, Erio, een naam die hij niet vergeten kan. Ze laat diep kijken in haar, de kleur van haar ogen is licht blauw, of is het groen. Ze ontwijkt zijn blik niet, maar omkranst hem, houdt hem. ‘Kom’ zegt ze. Hij volgt haar, is met haar over de boomgaard met de afgevallen appelen en peren die ruiken naar cider. Haar hand is klein in zijn hand en hij betast een voor een haar vingers. Hij zoekt naar een versregel van Gilliams, terwijl ze langs de weide gaan. Hier was hij met haar als knaap, en toen ze bezweet neerviel in het gras vol bloemen, en hij over haar gebogen was: stuifmeel op haar wimpers, alsof de weide haar bevruchten wou.

    Hij houdt nog steeds haar vingers en, ‘hij befluit ze zoetjes tot ze zijn betoverd aan zijn lippen’, zoals Gilliams in zijn gedicht. Ze dringen doorheen de struiken, over de uitgedroogde gracht tussen de varens tot ze komen bij een open ruimte begroeid met erica en dopheide. Er is de geur van bladeren, er is het wilde parfum van schors en hars, verhit en versmolten door de zon, zoals zijn wildste gedachten versmolten zijn met haar gedachten. Hij kust haar, even maar, zijn hand is over haar borst, in haar bloes over de zwellende tepel. Haar bloes is open nu, haar hals wit en lichtend en o zo zacht, zo onuitsprekelijk vol en hunkerend, haar lichaam, een altaar waarop hij zich slachtofferen wil. ‘Kom’, fluistert ze, ‘kom mijn Erio’. Het onmogelijke, het lang verwachte droomgebied van hals en borsten en dijen. Hij is over haar. Haar hand brengt hem binnen in de vochtige, zuigende schoot. De wereld kantelt over hen. Hij glijdt binnen in de oneindigheid van het zijn. 

    Hij schrijft dit neer, in een lang en soms aarzelend heen en weer gaan van de hand over het papier. Hij hoort nog de vlucht duiven over hen, zoals het was in het ‘nu’ van toen, het nu onwezenlijke ‘nu’ van toen, getekend, verzegeld met de echo van hun kreet. De boeken omheen hem zijn niets dan aandacht. Wat hij altijd verborgen hield is nu van hen, is nu van allen. Het levend teken van het oer gebeuren dat met de Big Bang het Universum werd ingeschoten.

    En de plaats van toen is gebleven. Hij stond er, nog niet zo lang geleden. Zelfs al heeft de inprenting van hun lichamen in de warme welige aarde zich sinds lang al geëffend, zelfs al hebben mossen zich vermenigvuldigd en al waren de mieren erover, de spinnen, de bijen, de bosduiven, de sijsjes, zelfs al is het bos thans dichtgegroeid en alle sporen uitgewist, in hem is die plaats gebleven, de plaats waar hun lichaam was, onherroepelijk gebleven, verweven met al het andere, maar nu lijk een messteek deze morgen, een helderheid in zijn geest, er torenhoog boven uit. Hij schrijvend, de beelden oproepend, omkaderend, verinnigend wat kon geweest zijn en nu omgezet in woorden, wat ooit was, herbeleefd in woorden, leeggehaald in woorden. Het ogenblik van toen nu brandend lijk een toorts in de nacht. 

    De eenzaamheid die zwellen gaat. Het oude gebeuren dooraderd door wat erna kwam, gespreid over de jaren: de vrouw die hij huwde en de moeder van zijn kinderen werd, zij die hij ontmoette op het Eliot-ogenblik en, een beeld dat hem nu niet loslaat, zij met wie hij afdaalde in een oase van licht en ruimte, van sneeuw en ijs, over de gletsjer naar Zinal toe, op een dag dat hij terug ontvankelijk was.

    Betekenisloos was het te hopen dat, met het verbranden van alle geschriften ook verdwijnen zouden de pijnen die hij bracht, al waren er ook vreugdes geweest en hoopvol verwachten. Maar openingen geslagen sluiten zich zelden volledig. Je hebt altijd wel een takje mimosa dat je terugvindt in een oud boek of een vergeeld blad met een gedicht dat je van buiten kent. Je houdt wel een boek met een naam erin of een postkaart met de afbeelding van Akhnaton, of een jonge lijsterbes die je meenam uit het bos en die je te dicht bij het huis, onder het venster van je slaapkamer hebt geplant. Zo bewaren we, om nooit te vergeten, een teken van elk gebeuren dat een belangrijk punt was in ons leven, om dan achteraf de betekenis misschien dan toch te vergeten. En dan ook weet je nimmer hoe eenzaam je zult zijn des avonds in het te grote bed, denkend aan wat had kunnen zijn.

    En meer dan ooit kan hij aanvaarden dat het de schijn heeft dat het de toekomst is die het heden bepaalt en dat onze vrijheid van handelen slechts ogenschijnlijk is, omdat elke handeling in feite verlopen is in functie van het komende, dat keer op keer het nu wordt en het enkel het nu-ogenblik is dat van deze aarde is. En denkt hij, moet ik niet geloven dat het invullen dag na dag van één pagina in mijn dagboek een daad is die niet ik me heb opgelegd maar iets of iemand buiten mij die toekijkt, opdat uiteindelijk, uit dit alles zou ontstaan wat thans, o zo tergend traag gestalte krijgt en inhoud.

     

    17-02-2016, 07:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    16-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een kosmische aangelegenheid

     

    Umberto Eco heeft het bij het rechte eind als hij schrijft: genius is twenty percent inspiration and eighty percent perspiration, en dan nog moet er ‘genius’[1] aanwezig zijn, wat hij te bewijzen heeft. Maar van Eco hoort hij ook heel graag dat ‘een roman schrijven een kosmische aangelegenheid is zoals het kosmisch gebeuren waarover wordt verteld in Genesis’. Mag hij roman vervangen door boek en zeggen dat een boek schrijven een kosmische aangelegenheid is?

    Echter, wat is hij, de Ugo van het boek, meer dan een mens onder de mensen, zoals een boom in het bos die groeit samen met de andere bomen? Een boom die misschien wat meer licht ontvangt, wat meer regen, wat meer wind, misschien geworteld is in een andere grondlaag en als gevolg van al dit, verschillend wat zijn groei betreft?

    Maar de groei van de mens is de groei van de geest die ingebrand, de opdracht heeft meegekregen creatief te zijn. En dit creatief-zijn is het kosmisch element dat hem bezielt, dat woekert in hem. Dit is de reden waarom hij nu zijn dagen vult en vullen blijft met dit tasten naar woorden. Woorden die de resultante zijn van alle daden, alle bevindingen, alle ontmoetingen die in zijn leven hebben ingewerkt op hem en hem gevormd hebben. En nu, zoals T.S. Eliot het dichtte: ‘a lifetime burning in every moment’[2]

    Er is een verwevenheid, een interconnectedness die verbaast. De kosmos is een onoverzichtelijk web van gebeurtenissen. Hij kan deze zien in hun globaliteit en zeggen dat alles vervlochten is met alles; hij kan deze zien gecentreerd op de mens en zeggen dat hij geprangd zit in de mazen van dit web en dat de draden ervan, gesponnen zijn dwars doorheen elke atoom van zijn lichaam, doorheen elke splinter van zijn geest, geladen met een wondere energie, een krachtenbron die niet alleen samenbundelt maar ook voedt en inspireert.

    We zijn hier op aarde om hierover te getuigen. En niet alleen om op te treden als getuige maar ook als geïntegreerde deelnemer en dus ook als verantwoordelijke. Hij kan of wil niet meer ontkennen dat hij hierbij intens betrokken is. De bewustwording van zijn materiële betrokkenheid is een feit, de bewustwording van zijn spirituele betrokkenheid is het nieuwe paradigma dat zich aftekent aan de horizont.

    Hij voelt het aan als een rol die hij te vervullen heeft, het leven te zien als een zeer ernstige aangelegenheid dat meer is dan een optreden, dat een band moet hebben met de diepere eigenheid van het leven dat hij het sacraal element zou willen noemen. Het element dat Umberto Eco heeft willen naar voor schuiven als hij het had over het kosmische in het schrijven van een boek, wat evenzeer geldig is voor elke creatie, zo van mijn vriend de beeldhouwer, als van mijn vriend de schilder, de schrijver, de componist. Allen zijn we betrokken bij de verheffing van het zijnde en het afficheren van het sacrale dat van het leven is. Het is het beginpunt en het eindpunt van al wat als kunst aanzien wordt.

     [1]Umberto Eco: ‘Naschrift bij de Naam van de Roos’, Uitgeverij Bert Bakker, 2de druk september 1984, ISBN 90.351.0160.x, vertaling Henny Vlot, pag. 18: ‘Als een auteur tegen ons zegt dat hij heeft gewerkt in de bevlogenheid van zijn inspiratie, liegt hij. Genius is twenty per cent inspiration and eighty per cent perspiration.’ [2] T.S. Eliot : 'Four Quartets': East Coker, vers 194.

     

    16-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    15-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Denkend aan Cervantes

     

    Hij denkt aan een zin van Cervantes die na zijn Don Quijote, enkele korte novellen is beginnen schrijven, para distraer con ficciones las primeras melancolías de su vejez, om met ficties de eerste melacholie van het ouder worden op te vangen. Hij ook weet voldoende dat het onvermijdelijke dichter komt en is het nog niet de dood, het zullen de kwalen van de ouderdom zijn. Wil hij dus iets achterlaten van hem, gedachten van hem die nog gelezen zullen worden later, als hij niet meer van deze wereld zal zijn, als zijn geest de geest van Dante, van Ovidius, van Vergilius vervoegd zal hebben, dan moet het nu gebeuren in de dagen die hem nog resten. 

    Hij slaapt er een nacht over. Maar de overtuiging geïnspireerd te worden door de Divina Commedia groeit. Hij weet wel dat de ideeën van toen niet meer stroken met deze van nu, de aarde staat niet meer in het middelpunt, met de zon en de planeten er omheen wentelend en met God erboven, maar hij wil toch een poging doen de echo van de Commedia, binnen te brengen in deze oude afbrokkelende woning, gelegen aan de rand bijna van het bos dat ook het bos waarin Dante verdwaalde, had kunnen zijn.

    Het licht spetterde in de bomen en de luchten waren, om Dantes woorden te gebruiken, de dolce color d’oriental zaffiro, en in hem was het grote verlangen, nu al, zijn boek achterwege te laten en te beginnen aan Dante, om in zijn alleen-zijn, aan zijn tafel gezeten, voor de vlammen van de haard, een lang gesprek te voeren met Dante, zijn stem echoënd in hem en hij, wandelend in en over de woorden van de Commedia. En een gedachte rees op in hem. Hij zat neer voor zijn dagboek en hij schreef: 

    Waarde Dante, vandaag wil ik, zoals jij plots gestopt bent met je 'Vita Nova’, even plots stoppen met het boek dat ik aan het schrijven ben, omdat ik met je Divina Commedia als inspiratiebron, in de komende dagen van mijn leven, tenminste zo er voor mij nog voldoende dagen weggelegd zijn, het werk beginnen dat me beroemd moet maken. En deze woorden aan jou gericht, vormen mijn in principio, het begin van mijn geschrift over het Inferno van jou.

    Je weet, mijn, waarde Dante - mag ik je zo wel noemen? – dat vroeg in de tijd, een geïnspireerd Iemand, wie dit was doet hier niets ter zake, met rake hand heeft geschreven dat het Elohim is geweest die licht en duisternis, die hemel en aarde heeft geschapen.

    Ik wil je onmiddellijk duidelijk maken dat het niet meer zo eenvoudig is te stellen dat Elohim het Heelal zou geschapen hebben uit het Niets. Als ik hier mijn in principio, omschrijven wil, dan denk ik dat er geen schepping nodig was, dat het Universum bestond in potentie en dat wat potentieel bestond, het zichtbare Universum werd - dit is een idee van mij, hoor, en van enkele anderen - zoals vandaag, het nog komende in potentie bestaat, zelfs dit boek van mij dat ik schrijven wil.

    Vandaag, zeven eeuwen later dan jou tijd, kunnen we dit gebeuren, deze omzetting van potentialiteit naar materialiteit, zien als een schepping, echter een schepping die nog altijd niet voltooid is en doorloopt. Aldus ken ik, wat me mijn leven lang al bezighoudt, het probleem van ons aller oorsprong. Een probleem dat jij Dante ogenschijnlijk althans, niet kende. Jij had je Bijbel die de vraag heel duidelijk beantwoordde.

    Of was er toch enige onzekerheid bij jou aanwezig? Want lees ik niet bij Jorge Luis Borges, in zijn Ensayos, het verwijt dat je in de loop der eeuwen werd toegestuurd, namelijk je geneigdheid de pantheïstische idee van een God die ook het Universum is[1] te aanvaarden. Mijn hoop is hiervan bij jou een glimp van een bevestiging te ontmoeten.

    Maar mijn enthousiasme je binnen te nemen in deze woning van mij zal toch, alles vandaag wel beschouwd, nog een tijd moeten wachten. Het zou niet wijs zijn van mij, het boek dat half afgewerkt is achter te laten voor wat het is en op te bergen in een of andere schuif. Ik zal het dus niet verloochenen, ik zal er op toezien dat het zich verder schrijft in mij, hopende dat jij op mij zult blijven wachten, zoals de vader die aan de hemelpoort wachten bleef tot zijn zoon aankomen zou. Wat geduld, na zeven eeuwen zal het niet aankomen op een paar maanden. Niet?



    [1] 'Nuevo ensayos dantescos': La nociòn panteísta de un Dios que también es el Universo. Pag.90

    15-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    14-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dante

     

    Ja, waarom Dante, waarom zijn Inferno of Purgatorio of Paradiso? Het is bladerend in zelfde dagboek van precies drie jaar geleden, dat hij gekomen was bij een passage die er hem plots had toe aangezet dat toemaatje – dat nu heel wat meer geworden is - toe te voegen aan zijn mail aan Raoul. En hij verwerkt hier wat hij ongeveer vond in zijn dagboek van die dagen. 

    Het kan dat het niet onmogelijk is, dat iemand in de Librería del Corte Inglés in Alicante, een dun blauw boekje uit de vele rijen boeken heeft gehaald en het, op ooghoogte, boven op een rek heeft achtergelaten, opdat hij, die er langs kwam, het opmerken en nemen zou en getroffen, én door de titel én door de naam van de schrijver, het zou openen en lezen: 

    notas que no leerán los pocos días / que me quedan, ... / un libro y en sus páginas la ajada / violeta, monumento di una tarde / sin duda inolvidable y ya olvidado.

    En, hij ook geconfronteerd met de weinige dagen die hem nog overbleven, denkend aan het verwelkte viooltje dat ook hij eens vond tussen de bladen van een boek, eveneens als herinnering aan een, zonder twijfel, onvergetelijke namiddag die hij dan toch vergeten was, aarzelde niet en kocht ‘Nueve Ensayos dantescos’ van Jorge Luis Borges voor de prijs van negenhonderd pesetas – hij had het ticket in gekleefd. 

    Het is op deze wijze, dankzij degene die het boekje uit zijn rij heeft genomen om het te leggen waar hij het vinden moest, dat het web van gebeurtenissen dat zich voortdurend wijzigt in intensiteit en verweving, een opening heeft gemaakt naar jou, Dante Alighieri en dat je Divina Commedia voor de zoveelste maal zijn wegen heeft gekruist. Dit gebeurde in San Juan bij Alicante in het zuiden van Spanje. En de dagen erna, op de rotsen gezeten, met de zee voor hem als een beeld van beweging en oneindigheid, heeft hij de nuevo ensayos dantescos gelezen en, al had hij af en toe - soms meer dan hem lief was - een woordenboek nodig, zelfs dan waren de woorden van Borges lectuur naar zijn hart, lectuur naar zijn geest. Ze waren voedsel en in zijn onderbewustzijn - onbewustzijn noemt het zijn dochter die psychologie heeft gestudeerd - moeten zich toen perspectieven geopend hebben die onvermoede mogelijkheden inhielden. Hij las bij Borges, dat hij Dante las in het Italiaans met behulp van de Engelse vertaling, en dit onder meer op de tram die hem elke dag, in Buenos Aires, naar de stadsbibliotheek bracht waar hij werkzaam was.

    En zo gebeurde het dat daar, aan de zee gezeten, waar in je Inferno, Dante, Ulysses was voorbij gezeild, waar het grote licht van de wereld zich mengde met het water tot een schittering van vloeiend goud en zilver, dat in hem het wondere gevoel is ontstaan dat de ontdekking van Borges’ boekje een omen was dat een opdracht inhield.

    Terug in die woning van hem, een woning gedrenkt in het grote tijdloze wonder van het openbloeien vroeg in de lente en het stilvallen in de herfst, een woning gevuld met boeken, groeide, voor de open haard op de sofa waar hij lag, de idee de Divina Commedia te gaan lezen in het Italiaans.

    Toevalligheid, het vinden van Borges’ Nueve Ensayos dantescos? Hij gelooft het helemaal niet. En Borges evenmin dacht eraan zijn ontmoeting met de drie kleine volumes van de Commedia toeval te noemen, want schrijft hij in zijn ‘Negen Essays over Dante’en hij is het volledig eens met hem - toeval bestaat niet, wat we zo graag toeval noemen is onze onwetendheid over wat de complexiteit betreft van de machine die alle gebeurtenissen opvangt en verwerkt naar het komende.

    Het was hem duidelijk dat zijn ontmoeting met Borges verweven lag in de oneindig vele vertakkingen van het web van gebeurtenissen, waarvan hij niet de minste notie en waarover hij niet de minste controle had.

    En zo is het, dat geïntrigeerd door de visie van Borges over negen welbepaalde passages uit de Divina Commedia, voor hem het avontuur Dante begonnen is en dat hij maandenlang, met een grote inzet, het voorbeeld van Borges indachtig, Dantes Inferno en Purgatorio gelezen heeft en aan zijn Paradiso was begonnen.

    Zo zijn toen zijn dagen lange tijd gevuld met Dante, was elk vrij ogenblik gericht naar hem, kon hij er niet over zwijgen tegenover vrienden of tegenover wie ook maar iets met Dante te maken had. Hij nam Dante mee naar bed, naar de ontbijttafel, naar de plaats van afzondering waar ook een schrijver van hier, Johan Daisne, in zijn ‘Trap van Steen en Wolken’, een kleine bibliotheek had staan. Uiteindelijk kwam er een moeheid en is hij zijn Paradiso trager gaan lezen, is het maandenlang blijven liggen om dan toch nog een laatste inspanning te doen en uit te komen bij zijn laatste versregel.

    Ja, waarom al zijn tijd inzetten, op je Divina Commedia, Dante Alighieri? Hij bezat toen de Italiaanse, weliswaar goedkope, maar toch zeer handige driedelige uitgave van Superbur classici, 2001, met tal van notities, bijeengebracht door Lodovico Magugliani; hij bezat ook twee Franse versies, deze van André Pézard uit de Bibliothèque de la Pléiade en deze van Lucienne Portier en in meer, de vertaling in het Engels van Dorothy L. Sayers en van Barbara Reynolds die de vertaling van Paradiso, na Sayers’ dood in 1957, heeft voltooid.

    Maar wat bezielde hem, canto na canto te lezen, en de drie delen van je Commedia, voor wie het nog niet zou weten, tellen samen honderd canti, elk van om en bij de honderdveertig versregels wat een totaal geeft van veertienduizend versregels, wat een belangrijk volume is, temeer omdat Dante geen gemakkelijke schrijver is, omdat de tekst voortdurend verwijst naar Vergilius, naar Ovidius, naar tal van namen uit de mythologie en naar een historische achtergrond die hem voor het grootste deel onbekend was. En ook, en niet in het minst omdat Dante van bij de aanvang waarschuwt dat heel wat verborgen is in zijn verzen, vooral dan als hij leest in zijn Inferno: 

    U, met een gezonde geest, kijk naar de leer die schuil gaat onder het gordijn van deze vreemde verzen.[1] 

    En, leest hij verder - hij is er, na al die jaren, door getroffen - het is nu deze morgen, het is nu deze morgen in de lente, deze morgen na het aller hevigste onweer – de binnenkoer bestrooid met afgerukte takken en bladeren en enkele pannen van het dak boven de schuur, verbrijzeld op de grond – aangekomen in het midden, van de laatste periode van mijn leven, van de laatste dagen die me nog resten, schrijvend in mijn dagboek, dat in mij plots een vreemde gedachte is losgekomen, een gedachte die al een hele tijd in mijn onderbewustzijn moet aanwezig geweest zijn, namelijk, Dante, je Divina Commedia te gaan herlezen, alle andere boeken zoveel mogelijk terzijde te laten en te gaan schrijven, ja desnoods een boek over hoe ik je, de dag van vandaag nog lezen kan en vooral begrijpen wat je precies bedoelt met je versi strani en wat erin verscholen ligt.

     

    Tot hier wat hij vandaag wil overnemen uit zijn dagboek van toen. Wat hij zich jaren terug, heeft voorgenomen, heeft hij niet volbracht. Hij is er wel aan begonnen, maar om een of andere reden is hij er mee gestopt, wellicht was het allemaal te veel en te moeilijk. Maar op de sofa voor de uitdovende haard, is hij gaan dromen, werd het hem duidelijk dat het boek dat hij schrijft maar een voorspel is, dat hij verder moet wil hij zijn eenzaamheid blijven vullen en dat de tijd gekomen is om zodra mogelijk, te beginnen met het volbrengen van zijn voornemen van toen, en aldus de leegte die er zal zijn na zijn boek op te vullen met het schrijven over Dantes zo geprezen, onsterfelijk oeuvre, om eindelijk te werken aan iets dat al zijn teksten en gedichten van vroeger zal overkoepelen en overstijgen. Een bezig-zijn dat hij wil noemen het vervullen van zijn laatste opdracht vóór het verlaten van deze wereld. Zijn werk voor de eeuwigheid, zelfs als hij weet dat zijn eeuwigheid van korte duur zal zijn, want hoe lang duurt wel vandaag de tijd van een boek?



    [1] O voi che avete gl’ intelletti sani / mirate la dottrina che s’asconde / sotto il velami de li versi strani. (Inferno, canto IX : 61-63)

     

    14-02-2016, 07:55 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    13-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Orval en andere zaken

     

    Laat diezelfde avond – hij was in slaap gevallen op de sofa - zocht hij in zijn dagboeken naar een spoor van zijn antwoord aan John Storms. Hij vond het in de vorm van een prozaïsch gedicht, geïnspireerd op de enige zin van Poesjkin die hij zich nog herinnerde uit de Russische les: 

    ‘Zing zwaluw, zing mijn hart tot rust’, als de schemer een reflectie is, aan Poesjkin wij gedacht, je brief, mijn vriend, zo zwaluw zacht, zo onverwacht, je woorden neergekomen, 

    een dimensie opgedoken waar de dood ons niet  bedreigen kan, zelfs al zou hij komen, en de avond een bezinnen welke zin we geven aan het leven. 

    Veel is van de zwaluw het gefezel niet, maar aan het laatste licht nog toegevoegd, een zegen van de hemel om het kluwen te ontwarren dat van ons bestaan en van de eeuwigheid is. 

    En, mijn vriend van vele tochten samen, bidden kun je opdat vergeven worde elke pijn aan anderen aangedaan en weten ook met Eliot dat nederigheid de ene wijsheid is die we verwerven kunnen. 

    En niet de boeken zijn het die ons leren zullen, wel de bomen en de luchten, de spiegelvijvers, de stille gang van kleine dingen lijk het mysterie van de bloem die ongeacht tot vrucht zal komen om weer zaad te worden. 

    Dit is, mijn vriend, de leidraad die we volgen moeten: openbloeiend creatief te zijn, vrucht en zaad te zijn en uit te dragen onder welke boodschap ook, om hier op aarde meer mens te zijn. 

    En het is beter dat je het weet:  

    van jou, mijn vriend, je geest het is, die immer overeind zal blijven als de dood gekomen is. 

    Hij mailde dit nog, al was het al diep in de nacht, al was het maar om te tonen dat de wijn geen vat had gehad op hem, de tekst ervan aan Raoul en of hij wel wist wat hij, als uitgeweken Gentenaar, weten moest als hij een Orval aan het drinken was. De ruïnes van de abdij, zouden misschien ruïnes gebleven zijn ware het niet dat een jonge soldaat aan de IJzer, met een kogelwonde in de long door de Duitsers gevonden werd en verzorgd in hun Lazaret, en die jonge soldaat toen zwoer dat hij, bij leven, monnik worden zou. Hij genas en hield woord, hij die Dom Marie-Albert van der Cruyssen werd. Het is hij die Orval herbouwde en aldus de brouwerij terug tot leven bracht, die de werken toevertrouwde aan twee andere stadsgenoten van jou, architect Van Houtte, en Julien Verspeelt, aannemer in centrale verwarming, vader van mijn goede vriend Paul, die er de verwarming installeerde.

    En, mijn vriend Raoul, als je kijkt op het etiket van je flesje Orval, een forel met de trouwring van de Toscaanse gravin Mathilda van Canossa, in de bek en dat het verhaal gaat van de Fontaine de Mathilde die er haar ring verloor en door een forel haar werd teruggebracht.

    Denk, mijn vriend, denk aan Mathilda en haar ring en denk aan Dom Marie-Albert van der Cruyssen, denk aan architect Van Houtte, denk aan aannemer Verspeelt, denk aan die Gentenaars en stadsgenoten als je bij Marie in het dorp een volgende Orval bestelt. Het is niet veel gevraagd maar het mag geweten zijn, het weze dus voort verteld aan alle liefhebbers van Orval en ik weet, er zijn er vele. 

    Hij wou stoppen maar een andere gedachte dook terug op en hij voegde er aan toe als toemaatje: ‘Ben aan het denken geweest wat ik ga doen eens mijn boek - maar is het wel een boek? – zal geschreven zijn. En jij, Raoul, bent het die me er moet aan herinneren: ik ga erna een boek schrijven over het ‘Inferno’ van Dante, geïnspireerd op een boekje van Jorge Luis Borges, teken het op in je agenda.

     

    13-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    12-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Derborence en 'raclette'.

     

    ‘Het boek gaat over een stuk berg dat los is gekomen ergens in de XVIII de eeuw, en gevallen is op een deel van het dorpje Derborence. Ik was op die plaats in Wallis, een vreemde plaats, afgesloten van de wereld, met een half dorp met chalets en bewoners nog steeds bedolven.'

    ‘Maar het is juist, ja, hij kent de Valais, hij kent Saint-Luc, hij deed er meermaals de beklimming van de Bella Tola, met John Storms dan nog. Ugo, weet je dat we regelmatig in augustus, een chalet hebben gehuurd van een zekere Jean Berquin uit Deinze, wist je dat?’ Hij wist het niet, maar het verbaasde hem ook niet, vele Belgen gingen die kant uit. Hij zelf was er ooit terecht gekomen omdat iemand, een collega in de Bank, over dat dorp in de bergen, Saint-Luc, met zoveel enthousiasme had verteld dat hij zich had laten overhalen en gereserveerd had. Ze verbleven toen met de kinderen in het hotel ‘Bella Tola’, het hotel van de familie Pont.

    Ze kenden Monsieur Pont, ze kenden het hotel en aten ooit een ‘raclette’ op het terras vóór het hotel, schitterend’, zegde Raoul. 'Maar wij ook aten er raclette, wij ook op die plaats van jullie.’

    Het ijs, als er nog ijs zou geweest zijn tussen hen, was gebroken, de raclette, de bergen en Saint-Luc deden wat weinige herinneringen vermogen. Hij vertelde over Zinal, over Grimentz, het dorp aan de overkant van de vallei, over zijn vrouw die plots overleden was, een paar dagen voor ze vertrekken zouden op vakantie naar Grimentz.

    Ze luisterden, ze waren met hem in het dorp Grimentz, ze kenden het, kenden er het restaurant, hoe was de naam ook weer? En er werd over en weer gepraat. Ann en Raoul over hun tochten in de bergen, hij over zijn vrienden daar. Dit verdiende beter dan thee.

    ‘Ik heb’, zegde Ugo, ‘nog een ‘Amigne’ in de kelder. Ik denk dat het moment gekomen is om deze fles te openen en te zien wat die wijn ons te vertellen heeft, het is vandaag of nooit dat ze moet geopend worden.’ Hij haalde de fles en ontkurkte ze. Het aroma van de wijn oversteeg de geur van de haard, de geur van de boeken, de geur van de vriendschap die zich aan het verinnigen was. Hij schonk de wijn, heel plechtig, in de oude wijnglazen, het enige zegde hij dat me nog rest nog mijn moeder.

    ‘Laat ons opstaan, een Amigne is de Valais, laat ons drinken op de Valais’. ‘En op het succes van je boek’ zegde Ann.

    ‘Ce vin est parfait, zegde ze, il est même légèrement pétillant, ton vin’. Ze hield het glas naar het licht van de namiddag, het licht van het laatste van de winter. Haar handen waren lang en smal, de nagels verzorgd, glanzend.’ Hij keek haar aan en proefde de wijn. Een ietsje over tijd, een lichte nasmaak van Madeira, maar voor hen was hij de Valais, was hij de herinnering, was hij de perfectie.

    ‘Je wijn is zoals je taal, zegde Ann, lichtjes over tijd maar heerlijk om drinken’. Hij wist het én van de wijn én van de taal, maar het was nu eenmaal zo. ‘Ik kom uit een andere eeuw, zegde hij, zeker, nu de tijd vlugger is gaan vloeien en de eeuwen nu herleid zijn tot decades.

    Een ietsje beneveld door de wijn, beneveld door het samenzijn een dag in februari, de haard helpende, de boeken, de woorden, de Valais, zijn ze weggegaan, hij hen omhelzend als vrienden van jaren. Bij het buitengaan vroeg Raoul; ‘Ga je hier iets over vertellen in je boek?’

    ‘Ja, zeker, mijn boek loopt over een herfst en een winter en eindigt in de lente. Een honderdtal dagen, Ik teken alles op wat ik beleef als belangrijk: mijn ontmoeting met jou in het bos met al wat er uit voort gevloeid is. Eigenlijk, mijn beste Raoul is het met onze ontmoeting dat mijn boek begonnen is. Ik vergeet dus niet deze namiddag, dit geschenk van, laat ons zeggen, van de God van ons allen. Ik heb nu nog tot begin april, dan moet het boek af zijn, er resten me dus nog hoog uit vijftig dagen.'

    ‘Dan heb je geen tijd meer te verliezen, man, maar à propos heb je de tekst niet teruggevonden die je aan John stuurde?’ ‘ik heb nog niet gezocht, maar ik vind hem wel, en, jij met je Orval, ik wil je daar ook iets over vertellen, iets dat je verbazen zal, je krijgt het allemaal toegestuurd.’

    Hij heeft alles opgeruimd en naar de keuken gebracht, heeft de lege fles in heet water gelegd om het etiket er af te weken en is gaan neerliggen op de sofa, voor de haard, zijn toevlucht.

    Hoe herinneringen aan plaatsen de mensen dicht tot elkaar kunnen brengen, zijn band met John en nu met Raoul en Ann waarbij een plaats in de Valais een hoofdrol speelt. Stel dat het anders ware geweest, dat zij of hij in Toscane of in Umbrië, of waar ook waren terecht gekomen, hun samen zijn en weg gaan zou niet geweest zijn wat het nu was. Hij herinnerde zich nu ook een avond, waarop een vriend, een erenotaris hem had uitgenodigd samen met enkele leden van zijn familie. Hij zat er aan tafel als een illustere onbekende voor die familie, tot een oude dame, gekluisterd aan haar rolstoel op een geven ogenblik het woord Evolène vermeldde, ze was er regelmatig, als jong meisje met haar ouders en daarna met haar echtgenoot op vakantie geweest, en toen hij haar zegde Evolène goed te kennen, bloeide ze open, lachte ze en is ze blijven spreken over haar jeugd, kijkend naar hem, grappen vertellend en lachend alsof ze die jeugd van toen had teruggevonden en ze geen ouderdom meer had, niet gekluisterd zat aan haar rolstoel, maar als jong meisje met strooien hoed over alpenweide liep op zoek naar edelweiss en gentiaan, naar viooltjes en arnica. Hij was onmiddellijk haar vriend alsof ze samen er hun jeugd hadden doorgebracht.

    Vandaag was juist hetzelfde gebeurd, niet wat hij had voorgelezen had en dichter tot elkaar gebracht maar wel de herinneringen aan Saint-Luc en het Bella Tola hotel en de raclette met een kaas als een karrewiel gehouden voor het houtvuur door monsieur Pont.

    Hoe zijn we ingesteld als we de jaren van een bepaalde ouderdom zijn binnengewandeld, als we roeren gaan in onze herinneringen die elkaar overlappen. Het kan goed zijn dat we ooit op hetzelfde ogenblik in hetzelfde restaurant aanwezig waren, of elkaar gekruist hadden op een of ander bergpad, om ons pas vandaag te realiseren dat de mogelijkheid er in zat.

    Ga vriend en vriendin, dacht hij, ga in vrede, ik zal niets verkeerd zeggen over jullie, integendeel, ik zal je naam wijzigen maar niet je landgoed. Wie me lezen zal, zal weten waar het gelegen is en zal het opzoeken wellicht, tenminste zo wat ik er over zeg voldoende draagkracht heeft, alleen de naam verzwijg ik, niet het jaartal boven de toren poort noch de leeuwtjes links en rechts van de inrit.

    Dit is dan van deze dag die begon als een weekdag en een hoogdag werd. Veel gebeurde er niet, wat onopvallende dingen, een thee namiddag die uitliep op een glas wijn maar voor hem meer dan het vermeldenswaard, al zal niemand er stil bij staan. Of hoe soms de dagen worden ingekleurd door hen die deze beleven.

     

    12-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    11-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Lezing

     

    Raoul belde, samen met Ann, zijn echtgenote, vroeg aan in de namiddag. Aan de deur maakte Ugo kennis met haar, ze oogde jonger dan Raoul die er altijd ongeschoren bij liep en was smaakvol gekleed met een zwarte, gedrapeerde mantel om de schouders.

    ‘Na al wat Raoul over jou heeft verteld’, zegde ze, ‘ken ik je al, Ugo, dan toch het essentiële, dat niet van iedereen kan gezegd worden, je schrijft.’. Haar stem was zacht en warm en haar blank gezicht een en al glimlach, vooral haar blonde, sterk krullende haren vielen op.

    Bij de thee vertelde ze dat ze een boek aan het lezen was van Pierre Alain Bergher, ‘Les Mystères de la Chartreuse de Parme’ van Stendhal, een schitterend boek wist ze, een dat hij lezen moest. Ze zou hem de coördinaten ervan bezorgen. Het was een boek geschreven voor de ‘happy few’, wellicht zijn broeders uit de Vrijmetselarij en gebaseerd op de symboliek van de tarotkaarten, en’, zegde ze, ‘ik had erover verteld aan Paul, een vriend van Raoul en deze is voor mij ‘La Chartreuse de Parme’ gaan ontlenen in de Franstalige bibliotheek in Gent, maar hij vond slechts deel twee dat ik nu ook aan het lezen ben, een ongewoon boek over ongewone mensen en een ongewone liefde, maar het passioneert me te lezen hoe goed Stendhal de Tarotkaarten weet te leggen.

    Hij was getroffen door haar kennis en vooral door de wijze waarop ze sprak, duidelijk, zonder aarzeling en met een ernst die hem verwonderde. Raoul zelf scheen verbaasd. ‘Wel’, had hij gezegd, ‘Kootje’ had hij gezegd, jij hebt me daar nooit iets over verteld.’ ‘Neen’, had ze geantwoord, ’met jou kan ik enkel over bridge spreken, jij bent altijd met je kaartspel bezig. Trouwens, jij vraagt me nooit wat ik lees, maar hier ben ik gelukkig iemand te ontmoeten aan wie ik het vertellen kan.’

    Ugo wenste niet verder kennis te maken met hun echtelijk leven en hij stelde voor enkele pagina’s van zijn boek voor te lezen. Hij zette de pc aan, zocht de gepaste pagina en begon te lezen.

    Hij voelde, naar mate hij vorderde, waar en waar niet, de tekst vlotte, voelde het poëtische er in en het abstracte van bepaalde gegevens. Luid op lezend, dacht hij aan het originele, het nieuwe erin, ook hoe bepaalde zinnen stokkend overkwamen, maar hij las door, de tekst verder afrollend, de stem licht aarzelend waar hij voelde dat een leesteken ontbrak - ik moet hem nog eens grondig herzien dacht hij - maar hij las verder tot hij aan de gap van vijf eeuwen in de Egyptische Chronologie kwam. Hier stopte hij even.

    ‘Ik moet de mogelijkheid van deze holte van vijf eeuwen nog nagaan had hij gezegd, ofwel die zin schrappen en er niet verder over uitweiden, maar als ik hem laat moet ik er een verklaring voor vinden, welke die ook moge zijn.’

    Raoul onderbrak hem: ‘Lees verder, lees verder, ik ben geboeid door wat je verteld.’

    Hij las verder, hij las over Paulus, hij las over de negenennegentig namen van Allah, over de dogma’s van de Kerk die fossielen geworden waren en over wat hij dacht de weg die de Kerk zou moeten inslaan om de behoefte, de hunker van de men naar iets hechter, iets meer aanvaardbaar, iets meer kosmisch gericht dan wat tot nu toe werd gebracht, te vinden en uit te werken, en hij eindigde bij Eugène Drewermann en wat die gaan halen was bij de God Amon.

    Hij wachtte. Geen van beiden scheen iets te willen zeggen of wilde de eerste zijn om te reageren. ‘Dit is een stuk filosofische religie, dit is geen roman meer, dit is geschreven door iemand die amper met de toppen van de tenen op de aarde loopt’, zegde Raoul. ‘Je hebt me geraakt met je woorden, hoe moet het verder?’

    ‘Ik hoop dat ik verder kan, ik wacht op de dingen die komen, zoals jullie wachten op de terugkeer uit Bourgondië van jullie dochter; maar jullie weten wie ze is en hoe ze is en wat ze vertellen zal en wat niet, maar ik weet niet wie er voor de deur zal staan als het vervolg aanklopt en ik ga opendoen.’

    Ugo, zegde Ann, dit is zeer ongewoon wat je geschreven hebt, het is zeker geen roman hoewel het er op lijkt, maar je graaft heel diep, je legt de wortels bloot van onze beschaving en het is goed geschreven, het zijn warme woorden die je gesproken hebt. Ik zie er naar uit om je boek in de hand te houden, zoals ik Bergher in de hand houdt en het te lezen, traag zoals Wittgenstein wil dat zijn woorden gelezen worden, zoals je zegt. Het was heerlijk om naar jou te luisteren.’

    Hij voelde hoe hij haar genegen was, maar hij liet niets blijken, geen jota toegeven dacht hij. Hij sloot zijn pc, en wou een nieuwe tas thee inschenken, maar die was koud wellicht. ‘Mag ik jullie even alleen laten, ik zet een nieuwe kop thee, het is zo gedaan. Hij ging naar de keuken en hoorde terwijl hij doende was, hoe ze aan het spreken waren, wellicht over hem, over zijn alleen zijn in deze oude woning met de vele boeken, misschien over het moeilijk begrijpen van bepaalde passages. Toen hij terugkwam stond Ann voor het rek boeken waarvan ze de titels las. ‘Wat een boeken jij leest’, zegde ze, ‘Er zijn er maar enkele die ik ken, ‘Le grand Meaulnes’ zegde ze en je hebt zelfs ‘Derborence’ van Ramuz. Ik heb over Ramuz gehoord maar heb hem niet gelezen.’

     

     

    11-02-2016, 08:17 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    10-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie volgt hem op zijn pelgrimstocht?

     

    Wie volgt hem op zijn pelgrimstocht, wie heeft er enig idee wat het betekent aan werk, opzoekingen, noteren, schrijven en keer op keer herschrijven om tot een resultaat te komen die hij voor zich zelf kan aanvaarden? Pas, nadat hij al wat hij te zeggen heeft zal geschreven en geordend staan, pas dan kan hij een definitief oordeel vellen over wat er zal overblijven en hoe dit in een boekvorm kan worden gepresenteerd. Om daarna te beginnen, aan wat weet hij nog niet, aan zijn dagboeken misschien, aan zijn gedichten misschien, aan om het even wat als hij maar vasthoudt aan het ritme dat hij zich heeft opgelegd.

    Op zijn ouderdom is er geen verpozen meer, dient alles te worden afgehandeld wat kan afgehandeld. Hij vertelde dit aan Raoul die hij ontmoette in het dorp. Hij was naar de slager gereden, had zijn wagen geparkeerd en de wagen van Raoul zien staan. Hij was een tijdje blijven zitten hopende dat tot hij terugkeren zou, maar het wachten duurde te lang en hij was uitgestapt om zich naar de slager te begeven toen de  deur van de enige herberg in het dorp werd geopend en Raoul hem binnen riep: ‘Ugo wat een geluk, ik zag je aankomen, je hebt wel even tijd niet, kom binnen.

    ‘Wel, wel, wat een verrassing, ik kom hier nu en dan, zegde hij, ‘mevrouw heeft hier een excellente Orval die ik thuis niet heb, maar mijn dag is goed je hier te zien, bestel ik er een voor jou?’

    ‘Neen, voor mij is bier op dit uur te zwaar op de maag – op mijn hersenen dacht hij - als het mag, een tonic’.

    De vrouw die de tonic bracht bekeek hem aandachtig, ‘jij bent Daniël’ zegde ze, ‘of Georges’. ‘Toch niet’, antwoordde hij, ‘ik ben Ugo, de oudste van de drie.’

    ‘Oh, maar jij bent van voor mijn tijd dan, ik dacht aan een van je broers’.

    ‘Ik begrijp het, maar ik ben enkele jaren ouder’ zegde Ugo.

    ‘Oh’, zegde ze en ging weg.

    Hij zat voor Raoul aan het tafeltje: ‘Is het niet wat te vroeg voor een Orval’ vroeg hij.

    ‘Neen man, het is een bier met standing, een bier met de spirit en de wijsheid van de paters erin, je smaakt er een deeltje God in.’ Hij keek Ugo in de ogen, ‘ik zeg dit maar omdat jij beweert dat er in alles een deeltje God is.’

    ‘Ja, ik denk dit, maar jij bent dit ook, het is een kwestie van er op ingesteld te zijn of niet, ik meen echter te weten dat jij er niet gevoelig voor bent.’

    ‘Helemaal niet, neen, zeker niet getekend met die overtuiging van jou. Maar zeg me, hoe staat het met Oedipus, en …, hoe staat het met je boek. Je beloofde me er iets uit voor te lezen.’

    De laatste pagina’s hadden Ugo heel wat tijd en inspanning gevergd. Ze kwamen neer op een wat hij noemen wou, het veilig stellen van zijn ideeën over de Bijbel en over die God van hem, nu dat nog kon: ‘Het is meer Akhnaton die me zorgen geeft, een eerder rare geschiedenis zoals ze me bereikt, met tal van vragen die er verband mee houden en die open blijven. Maar wat mijn boek betreft wil ik wel, het zal tevens een test zijn om te horen wat iemand, zoals jij, een halve ongelovige, er over denkt. Ik ga het geschrevene van de laatste dagen nog eens na kijken en ik kom er mee bij jou, of liever jij komt bij mij, want de tekst bestaat enkel op mijn pc.’

    ‘Hoe, heb je die dan eerst niet uitgeschreven in je dagboek?’ ‘Gedeeltelijk wel, maar de definitieve tekst, noteer, de voorlopig definitieve, staat op de harde schijf van mijn pc. Ik kan er dus moeilijk mee naar jou komen. Maar kom deze namiddag een tas thee of koffie drinken, wanneer het je past, ik ben thuis en ben bereid voor te lezen wat ik de laatste week geschreven heb.’

    ‘ik ben je man, sprak Raoul, ik zal dienen als schietschijf voor je verbeelding’.

    Het is geen verbeelden, het is rauwe ernst’ antwoordde Ugo, ‘geschreven in grote eenzaamheid. Man, zegde hij, je weet niet hoe eenzaam ik me voel. Ik schrijf en ga steeds maar verder het bos van mijn woorden binnen. Het is zo ver gekomen dat ik niet meer weet wat ik al geschreven heb. Ik denk aan iets en hoe ik het verwoorden zou en achteraf weet ik niet of wat ik gedacht heb ook geschreven staat. Ik ben nu een goede maand geleden opgestaan uit een droom en ben met die droom begonnen en pas nu kom ik tot de bevinding dat ik iets aan het samenbrengen ben dat lijkt op wat Dante schreef, met zijn ‘De vulgari eloquentia’ een soort van filosofisch, theologisch, poëtisch essay – the three semantic fields of creation and creativity, zoals George Steiner ze noemt - hoewel het theologisch aspect bij mij eerder te verwaarlozen is.’

    En, nu je Akhnaton hebt ingeschakeld, doe je ook aan Egyptologie’.

    Correct, en ik weet niet waar die Akhnaton me voeren zal, ik kan hem niet meer wegdenken en ben het niet zinnens ook, het schijnt me om diverse redenen belangrijk toe. Maar, en dit is mijn eenzaamheid, ik heb niemand om er een oordeel over te geven, ik schrijf me totaal weg in het bos. Jij en John, jullie zijt de enige die weten dat ik aan een boek begonnen ben – er is nog iemand dacht hij - weet je wat ik willen zou is eens aan een stuk, dertig pagina’s uit mijn boek voordragen aan jou en John die me gisteren nog telefoneerde. Niet zo zeer om te weten wat je er over denkt maar om te voelen, om intuïtief te voelen, hoe geboeid je zou luisteren naar mij.’

    ‘Ik kan, zegde Raoul, ik kan mijn vrouw meebrengen, zij is een grote lezer van boeken, ook mijn dochter leest veel maar die is nog steeds niet terug.

    Ugo aarzelde, hij herhaalde wat hij gezegd had over zijn eenzaamheid en wat het hem kostte, maar hij vond het voorlezen goed en gepast: ’ik ben ongeveer een derde ver, kom maar, ofwel alleen ofwel met je dame.

    ‘Ik bel je nadat ik er met haar over gesproken heb’.

    Toen hij zijn beurt afwachtte bij de slager, dacht Ugo er aan dat het misschien geen goed idee was hen samen te laten komen, dan nog een dame die veel boeken las. Zou ze wel gesteld zijn op zijn filosofisch betoog dat op heel wat plaatsen een rem moet zijn op het verhaal? Hij was voor het ogenblik in een cirkel, in een spiraalvorm aan het schrijven, om daarna, op een gegeven ogenblik, de spiraallijn te verlaten om een lijn te volgen die rechtdoor lopen zal naar een einde toe dat zich min of meer al aftekent. Echter, de tekst die hij denkt voor te lezen, zal  slechts een spie zijn uit de cirkel, zal hij dan niet moeten zeggen waar hij heen wil gaan en hoe hij eindigen wil?

     

     

     

    10-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    09-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hij is gewoon te denken al schrijvende

     

    Hij schrijft. Hij is gewoon te denken al schrijvende, en mijn beste Freeman Dyson[1], het mirakel van de hand is inderdaad groot en wonderbaar. Maar hij is ook een vreemde man - Anja was de eerste om het hem te zeggen op de gletsjer: ‘Ugo je bent een vreemde man’, maar, had ze er aan toegevoegd, ’een man naar mijn hart’ - telkens hij het bos betreedt, groet hij de zelfde boom, legt hij zijn hand even op de schors en zegt ‘dag boom’ of ‘hoe gaat het boom?’ En dan gelooft hij dat de boom deze groet opneemt en doorgeeft. En al weet hij wel dat velen dit geloof niet delen toch denkt hij dat mens en boom iets gemeen hebben. Hij kan nog eens Paulus erbij roepen die schrijft dat we een tempel Gods zijn en dat de geest van God in ons woont. Zou hij dan ook niet wonen in die boom die hij groet en zouden de contacten tussen mens en boom niet gebeuren precies langs het deeltje God dat boom en mens bezielt en levend houdt?

    Het is het doel van zijn bestaan hier op aarde – en het kan dat hij dit destijds heeft geschreven aan John Storms – dat, wat is van God, wat is van Elohim, en roert in hem, te benaderen en af te tasten, te omkringen en erin binnen te dringen. Het is het beeld van zijn queeste naar de negenennegentig namen van die God, neergeschreven (18 + 81, weliswaar in Arabische cijfers) in de palm van onze beide handen. Namen die hij ziet, niet als de negenennegentig eigenschappen van God/Allah maar als zovele mogelijkheden om Hem te omschrijven. Hij beseft ook dat deze zoektocht niet altijd volgehouden wordt, dat er heel wat breekpunten zijn, momenten dat hij begaan is met andere zaken waarbij hij amper de dag ziet opengaan en de dag ziet sluiten. Maar het is duidelijk: zijn beeld van God valt niet samen met het beeld dat Paulus ons voorhoudt. Paulus schrijft trouwens, dat alleen de geest van God het wezen van God kan kennen. Hij schrijft ook dat we niemand behalve onszelf kunnen kennen. Maar Paulus is een uitzondering hierop. Hij kent Jezus omdat ‘God besloten had zijn zoon aan hem te openbaren’. Wat betekenen moet dat dankzij deze ‘openbaring’ Paulus in de mogelijkheid is te spreken over de Jezus van Jezus en niet, zoals men logisch denken zou, over de Jezus van Paulus.

    Waar deze openbaring heeft plaatsgevonden en onder welke vorm zal wel niemand weten, want Paulus aarzelt niet te bekennen dat hij, na de ‘roep’ van de Heer, op de weg naar Damascus – het oer arme Damascus van vandaag - te hebben gehoord, onmiddellijk, zonder een mens te raadplegen naar ‘Arabië’ vertrokken is, om pas drie jaar later naar Jerusalem te komen waar hij Kefas (Petrus) en Jacobus, de broeder van de Heer, zal ontmoeten.’

    Neen, zijn beeld van God loopt niet parallel met dit van Paulus omdat zijn opvatting over God, zijn weg naar wat hij denkt een van de namen van God te zijn, van binnen in hem vertrekt en niet vanuit de geschriften van Paulus. Hij kan enkel zijn eigen weg bewandelen doorheen de diepste roerselen van zijn geest. Aldus kunnen allen die hem lezen de essentie vernemen van wat levend is binnen in hem. Zoals anderen in de geschriften van Paulus alles kunnen vernemen over de essentie van Jezus in Paulus. Hoe vreemd het is - en dit maakt deel uit van de man die hij is - bezeten te zijn van de wil, van de nood dit alles neer te schrijven want, wie leest hem ooit?

    Zo wat bezielt hem thans het te wagen een poging te doen om over Elohim en de Bijbel te schrijven, nu een deel van de wereld, de God eruit, in de onderste schuif heeft weggeborgen. En ook, hoe inspirerend is het niet, op te staan met Venus in het zuidoosten voor het raam en af te dwalen naar Paulus, de geestelijke reus van onze westerse beschaving. Hij kan dus zelden op voorhand weten waar zijn gedachten hem voeren zullen in dit geschrijf, dat hij dag na dag opnieuw laat ontstaan. Maar hij zal er nimmer behoefte aan hebben te zeggen dat God of Jezus zich aan hem openbaarde. Hij heeft wel voldoende inzicht, voldoende spirituele kracht meegekregen opdat hij weten zou dat deze kracht enkel komen kan van Hem die hij eens het Ego van het Universum heeft genoemd. Hij weet dat het zijn opdracht is ‘levend’ te blijven en niet een levende dode te worden - Rilke wist dit ook - dat het zijn opdracht is, het wezen van die God binnen te dringen en te trachten Hem te lezen.

    Dit alles is dan ook het relaas van zijn nooit eindigende zoektocht. Het is een tocht die gericht is naar, en het is Eugen Drewermann die dit schrijft: ‘De naam die het aroma van het leven is. Woorden die de Egyptenaren richtten tot hun God Amon, geboren als zoon van God uit de schoot van een koningin’. Deze woorden kunnen elke mens die het deeltje God in zich ontmoet en zichzelf hierin terugvindt, tot voorbeeld dienen.


    [1] Freeman Dyson: ‘Infinite in all Directions’ , Penguin Books, 1990, pag. 118: ‘To me the most astounding fact in the universe, even more astounding than the flight of the monarch butterfly, is the power of the mind which drives my fingers as I write these words.'

     

    09-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    08-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het goddelijke in de Bijbel

     

    Het goddelijke in de Bijbel is aan het verdwijnen, de band tussen God en de mens openbaart zich meer en meer op een totaal andere wijze omdat waarheden van toen symbolen zijn geworden en dogma’s fossielen. In zijn hunker naar het Allesomvattende sluipen nieuwe elementen binnen, slingeren zich omheen de oude en versmachten deze, niets kan de vernieuwing nog tegenhouden. De zoektocht van de mens verloopt thans voorbij de God van de Kerk, de theologie zal in een andere dimensie moeten geschreven worden.

    En het is hem duidelijk, de oude banden zijn afgelegd, hij wenst niet meer het spoor te volgen van de theologen die vertrekken van gegevens waarvan het stramien opgetekend ligt in boeken waaraan niet mag getornd worden. De mens wil zich bevrijden van deze bolster van waarheden op vergeelde bladen; wil voor zich de oneindigheid waarvan hij, dankzij de geest in hem, een deeltje is, en de geest de zuivere essentie zijnde van het Universum, hij deel is van deze essentie. Het is zijn vrijheid zich te situëren tussen hemel en aarde en hoe verder hij de hemel binnendrijft hoe rijker, hoe voller, hoe meer geïntegreerd hij zich voelt en ook, hoe inniger zijn band is met al degenen die denken zoals hij. Het is een leven vullende harmonie van het kleine in het sublieme en het sublieme dat het kleine vult en kleurt. En zo kan hij ook voorop stellen, met de pastoor van Crécy uit le Journal d’un Curé de Campagne van Bernanos: ‘Les petites choses n’ont l’air de rien mais elles donnent la paix’. En kan hij eraan toevoegen dat de kleine dingen van het leven niet alleen rust brengen in ons maar dat het ook vingerwijzigingen zijn naar het oneindige toe. Dit te zien, dit aan te voelen brengt ons in het spoor van de mens die wordende is.

    Dit ingesteld zijn op, is inherent aan ons mens-zijn, het volstaat buiten het alledaagse te treden opdat we terecht zouden komen in een inspiratiebron die onze wereld van gedachten en gevoelens bevloeit. Het is dit magische gevoel van creativiteit dat een uitwerking zoekt in al diegenen die werken aan een boek, een schilderij, een symfonie, die werken aan om het even welk kunstwerk. We zijn gelukkig hiermee. Het is het doel van ons mens-zijn. Het is het openrukken van ons mens-zijn op het kosmische, het verhevene, dat de creativiteit in zich draagt.

    Als dan Schillebeeckx die hij destijds las, schrijft dat God een evolutieve kosmos heeft gewild om daarin de mogelijkheid voor te bereiden voor een menselijke vrijheid en dus van liefhebben, dan zijn dit maar wat woorden. Hij had liever gelezen en gehoopt in plaats van: ‘van liefhebben’, te zullen lezen: ‘van creatief te zijn’. Creatief-zijn betekent te lopen in het voetspoor van het creatieve van een kosmos in evolutie. Trouwens welke kosmos zou de God die aanroepen wordt anders kunnen gewild hebben, een statische?

    De Bijbel, elk boek, elk kunstwerk is het bewijs van dit creatieve dat ingebouwd is in het Universum en zich reflecteert in het creatief karakter van de mens. Het beeld van de vrijheid van de mens is aldus vooreerst dat van zijn vrijheid in zake creativiteit. Hij weet dat er beweging komt in het religieuze denken en dat het bevreemdende van de New Physics tijd nodig heeft om door te dringen. Maar onvermijdelijk is een nieuw paradigma op komst in de gedachten gang van de levende mens en dit nieuwe paradigma zal zeker niet gestuit worden door om het even welke Encycliek die een dergelijke boodschap niet zou uitdragen.

    Zoals de New Physics doordringen tot de wereld van het onzichtbare, het raakvlak met het metafysische, zo ook heeft het religieus denken nood aan het onzichtbare dat te zichtbaar wordt voorgesteld. Die tijd is voorbij, de begrenzing van het woord maakt plaats voor de ruimte van de geest. De mens overschrijdt thans de drempel van een totaal nieuwe dimensie, deze van zijn afgestemd zijn op de beweging van het Universum, en de boeken van de Bijbel, het grote epos van de mens in zijn verhouding tot zijn God die woorden sprak en daden stelde, is te hernieuwen in een epos van de mens in zijn zoektocht naar zijn geïntegreerd zijn, naar zijn betekenis, naar zijn bestemming.

      

    08-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    07-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Oude Testament (2)

     

    ‘Door één mens is de zonde in de wereld gekomen’ schrijft Paulus aan de Romeinen, en la Bible Osty voegt er in een voetnoot aan toe dat het met deze zin is dat de leer van de erfzonde haar intrede doet in de christelijke gedachte: ‘c’est une date dans l’histoire de l’humanité’. Geïntrigeerd gaat hij zoeken in de “Dictionnaire théologique” van de abbé Bergier, uitgegeven in 1792, in acht, in leder gebonden delen – die hij op een dag vond op het oud papier van zijn buur - om er te lezen onder ‘Péché originel’ dat het dogma van de zonde van Adam en het dogma van de verlossing nooit te scheiden zijn en dat het ene innig verbonden is met het andere.

    Maar hij, Ugo, vraagt zich niet af of Paulus deze belangrijke zin zou gepuurd hebben uit de woorden van Christus, die het toch zou moeten geweten hebben, hij heeft genoeg aan de verklaring van Teilhard de Chardin die stelde, meer dan een halve eeuw geleden, dat de bestaande dogma’s fossielen geworden waren. Als hij echter de zin van Paulus heeft aangehaald dan is het om te bekennen dat dankzij één mens, Immanuel Velikovsky, het historisch aspect van de Bijbel, voor hem een belangrijk element is geworden en dan nog in deze zin dat door Velikovsky, het dak boven zijn hoofd, de God van de Bijbel, weggenomen werd. Het is een beeld dat hij haalt bij Pasternak waar Zhivago ergens zegt dat door de revolutie het dak boven Rusland werd weggeschoven.

    God was een geborgenheid, een toevlucht, een eindbestemming geweest voor hem, terwijl hij na Velikovsky ervaren heeft dat de God uit de Bijbel slechts zinsbegoocheling is, een vinding van de mens die gebeurtenissen verhaalt als geënsceneerd door een God.

    Waar Velikovsky zijn aandacht op vestigde is het feit dat de meest indrukwekkende gebeurtenissen, voorkomend in het Oude Testament: de ‘tien plagen’ van Egypte, de stilstaande zon en maan ten tijde van Jozua, catastrofen waren van een zeer uitzonderlijk karakter die de aarde moet gekend hebben ongeveer vijftienhonderd jaar, vóór onze tijdrekening. Het debat dat hierover kan gevoerd worden is zeer beperkt. Ofwel was hier de hand van God in het spel, ofwel was het gebeuren ‘slechts’ een natuurfenomeen.

    Zijn besluit is dan ook eenvoudig en duidelijk, het kan niet dat een God, een ‘rustende’ God, dergelijke methodes zou gebruiken om te bereiken wat hij wil bereiken. Meer wil hij er niet over zeggen. Wie Velikovsky lezen wil kan hem lezen, en of de tien plagen van Egypte het gevolg waren van het voorbij zoeven van een komeet die later Venus zou geworden zijn, is de zaak van Velikovsky, hijzelf heeft hier geen boodschap aan. Voor hem geldt de vraag of de God van wie men zegt dat het een rechtvaardige, een liefhebbende God is, er behoefte aan heeft, een volk te straffen en een ander als bevoorrecht uit te roepen.

    Het is duidelijk dat zijn antwoord hierop negatief is zoals het hem ook duidelijk is dat velen hem hiervoor met de vinger zullen wijzen. Maar hun probleem is dat ze niet voldoende oog hebben voor het feit dat hun God zijn Universum heeft gecreëerd met de natuurwetten erop en eraan; dat dit Universum in beweging is en in beweging blijft, dat sterren ontstaan en sterren vergaan. Hij de perfectie zijnde, was zijn begin ook perfect en hoefde Hij niet meer bij te sturen, elke bijsturing, elke catastrofe zelfs, inherent zijnde aan zijn schepping.

    Het ontgaat hem hierbij niet dat hij ondanks alles, rondloopt met diep in zich het schuldgevoel de Bijbel te hebben onteerd, te hebben onthoofd en zeker nu, op het ogenblik dat hij dit zwart op wit toevertrouwd aan zijn maagdelijk blad papier. Evenwel blijft zijn respect voor elke zin, voor elk woord ervan, en was de mens die dit neerschreef zijn broeder in de geest, zoekend zoals hij, naar het onvatbare, Elohim aftastend, omschrijvend, niet immer begrijpend, niet immer precies benaderend, maar teder en verlangend.

    Er hangt over de teksten van de Bijbel, het parfum van thymus en laurier, van eucalyptus en engelenwortel, van salie en van absint, een parfum dat zich mengt met het geluid van de zee erover of de stilte van de woestijn, het majestatische van de bergen of het geruis van een vlucht wilde eenden over hem. Hij ook wenst van uit die aanwezigheid van geuren, beelden en geluiden te schrijven over het kosmische gevoel hieraan verbonden dat bij momenten alles overheerst.

    En deze morgen Proust gelezen waar deze het heeft over het evangelie van Lucas, wanneer de dubbelpunten ‘gelezen’ worden die de tekst onderbreken. En, schrijft Proust: avant chacun des morceaux presque en forme de cantiques dont il (het evangelie) est parsemé heb ik de stilte beluisterd van de gelovige die deze teksten luidop las en bij elk ‘dubbelpunt’ de lezing even onderbrak om het volgende vers aan te vatten; alsof het een psalm was die hem herinnerde aan de vroegere psalmen uit de Bijbel, et plus d’une fois, tandis que je lisais, il m’apporta le parfum d’une rose que la brise entrant par une porte ouverte avait répandu dans la salle haute où se tenait l’assemblée et qui ne s’était pas évaporé depuis dix-sept siècles.En meer dan eens, terwijl ik las, bracht hij me de geur van een roos die de wind, langs een open deur, had binnengebracht in de hoge ruimte van de zaal waar de vergadering zich ophield, een geur die na zeventien eeuwen (?) nog niet verdampt was.

    Hij leest dit en voelt de grote poëtische kracht van Prousts woorden, schuilend even zeer in de klank van het woord als in de betekenis ervan en groter nog is het gevoel dat hij onrecht heeft aangedaan aan het Boek der Boeken, dat hij nemen moet en lezen, traag, heel traag zoals Wittgenstein wenst dat zijn zinnen gelezen worden.

     

    07-02-2016, 07:57 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs