Het adagium zegt : dura lex sed lex. De wet is de wet zelfs als is hij zwaar te aanvaarden. Het principe van het vluchtelingschap is dat wij mensen in nood helpen als deze niet meer in hun land kunnen verblijven wegens inhumane omstandigheden. Ons land heeft er zich toe verbonden samen met de rest van de beschaafde wereld om deze mensen op te vangen, onderdak en voedsel te geven alsmede medische hulp en opleiding. Dit allemaal op kosten van onze samenleving zonder dat wij enige tegenprestatie verwachten. Of misschien toch ? De absolute voorwaarde om deze hulp te verkrijgen is dat de vluchteling zodra hij in staat is om naar zijn land terug te keren dit ook daadwerkelijk doet. Op deze wijze kunnen wij andere vluchtelingen helpen die tevens onze ondersteuning vragen. Je kan het vergelijken met een huis met drie kamers. De eigenaar bewoont er één van en stelt twee kamers ter beschikking van de vluchtelingen. Zodra deze weg zijn kan hij zijn twee kamers ter beschikking stellen van andere vluchtelingen. Meer nog kunnen de vluchtelingen die hier een opleiding hebben genoten terug naar hun vaderland gaan en de kennis die zij hebben verworven aldaar doorgeven. Hierdoor zal hun vaderland verrijkt worden qua kennis door de hulp die wij hebben gegegeven. De vraag stelt zich dus wie in feite hier a-sociaal is. Diegene die de vluchtelingen hier willen houden omdat zij zich geïntegreerd hebben en kennissen hebben gemaakt of diegene die de wet nauwgezet willen toepassen zodat wij andere vluchtelingen kunnen opvangen. Bepaalde landen zoals Roemenië dragen nu al de gevolgen van de leegloop en worden hierdoor armer en armer met als gevolg nog meer "economische" vluchtelingen. Dan spreken we nog niet van de mensenhandelaars die zich kunnen verrijken omdat de vluchteling denkt nooit meer te moeten terugkeren. Het spreekt voor zich dat een dergelijke terugkeer niet zonder begeleidende maatregelen kan gebeuren. De voormalige vluchteling moet de middelen krijgen om zich opnieuw in zijn vaderland te integreren. Een uitlopende steun van het OCMW uitbetaald in het land van terugkeer lijkt te verkiezen boven een éénmalige oprotpremie. De voormalige vluchteling dient zich dan op regelmatige tijdstippen aan te bieden bij het consulaat van het land alwaar hij werd opgevangen. Ten slotte mag niet uit het oog verloren worden dat elke vreemdeling in het land van oorsprong een verblijfsvergunning kan aanvragen bij het consulaat van het land alwaar hij naar toe wenst te gaan. Mauro kan dus eenmaal terug in zijn land een verblijfsvergunning aanvragen voor Nederland op basis van de bijzondere band die hij met het land inmiddels heeft. Zodoende bewandelt hij de juiste juridisch weg. Indien hij in zijn land van oorsprong wenst te blijven kan hij tevens een toestenvisum aanvraag voor een duurtijd van drie maanden zodat hij nog geregeld zijn pleegouders en vrienden kan zien. De wet is dus helemaal niet zo onmedogeloos als men hem correct opvolgt, integendeel het is in ons belang, het belang van de vluchteling, het belang van de andere vluchtelingen en het belang van het land van oorsprong dat de vluchteling terugkeert.
|