Wie was Cheong Fatt Tze (1840-1916)? Een arme luis uit Zuid-China die eerst zijn geluk kwam beproeven in Batavia, bij de Hollanders. Lukte aardig, Cheong verleidde de dochter van een goed draaiende shop en huwde met haar. Later kwam Cheong naar Maleisië, alles wat hij aanraakte veranderde in goud (tinmijnen, rubber en bankzaken. De bank die hij stichtte zou later The bank of China worden, actueel de grootste ter wereld). Zijn dood in 1916 was overal wereldnieuws, ook in Amerika. Want Cheong was intussen Chinees ambassadeur en had in die hoedanigheid een jaar voor zijn dood de Chinese delegatie geleid op de festiviteiten in San Francisco ter ere van de opening van het Panamakanaal. Een krant noemde hem de Rockefeller van het Oosten, en ook wel de laatste mandarijn, want Cheong financierde in het geheim ook de subversieve activiteiten van de zes maanden in Penang verblijvende Sun Yat Tse, de vader van de Chinese republiek (maar geen communist). Enkel wife number 7 (Cheong had 8 vrouwen) had hem in de tang, hij hield teveel van haar. Voor de rest: quite a guy, die zich slim als een kameleon gedroeg: Chinees gekleed bij Chinese partners, Westers als hij met Amerikanen of Britten in de weer was.
Het spreekt vanzelf dat zon personaliteit niet in een gewoon huis vertoeft. Dit reusachtige pand, gebouwd in 1894, mocht testamentair niet door Cheongs vele kinderen verkocht worden, enkel het langst levende kleinkind mocht tot een verkoop overgaan (intussen waren Cheongs directe nazaten bijna allemaal failliet gegaan, eerst door potverteren, later door de economische ineenstorting die Maleisië trof toen de Jappen het land tussen 1941 en 1945 bezetten). De verkoop van het inmiddels vervallen pand geschiedde pas in 1988, en gelukkig was de koper geen nietsontziende projectontwikkelaar, maar een architect die het huis helemaal restaureerde. Zo goed dat hij er een prijs van de UNESCO voor kreeg. Toen diezelfde UNESCO Penang en Melaka in 2008 tot beschermd Werelderfgoed verklaarde, mocht iedereen op beide oren slapen. The Blue Mansion (de alternatieve benaming, vanwege de kleur van de gevel) zal behouden blijven, in tegenstelling tot honderden oude Chineze huizen die hier in de jaren 80 en 90 gesloopt werden voor nieuwbouw. Het is tegenwoordig ook een luxehotel (wij probeerden er een kamer te bietsen, maar alle 38 kamers waren vier maanden geleden al uitgeboekt), elke dag vinden om 11 en 2 hr begeleide tours voor gewone bezoekers plaats (goeie gids! Zelf een Chinees uiteraard) en dit oord is bovendien vermaard in de film en tv-wereld. De bekendste film: de Franse Oscarwinnaar Indochine met Catherine Deneuve, grotendeels hier opgenomen. Verder zullen onderstaande fotos wel voor zichzelf spreken, zeker? Maar pas op, we zijn ook erg tevreden over ons eigen Campbell House hoor. Zeer goed van eten, dankzij die Italiaanse chef-eigenaar, en elke dag op de kamer gratis een andere versnapering als toetje bij de koffie van het Nespresso-apparaat op de kamer. En vijf keer goedkoper dan het Cheong Fatt Tze-hotel, ongetwijfeld.













|