Ik ben Stien
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is integratiewerkster.
Ik ben geboren op 24/10/1956 en ben nu dus 68 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: literatuur, film, politiek, kunst, reizen,.....
Ik hou er van om dingen scherp te stellen, uit te vergroten. Niet alles wat hier staat strookt dus met de werkelijkheid.
Stiens' Kitchen
dank zij mij staat hier geen andere onzin
01-06-2011
Duren
Duren is een mooie stad op de grens van de hertogdommen gisteren en vandaag. Men drijft er handel in overuren
de tijd ligt er opgeslagen in metershoge korenschuren wachtend op de eeuwigheid om alle stoptekens te ommuren
de wachters op de torentransen zorgen er voor dat Duren duren blijft want er zijn kapers op de kusten
zoals de liefde die er wonen wil met haar gevolg van lusten omdat de wispelturigheid van de mens haar vuur en passie blusten
maar ook vrouwen die hun zinnen hebben gezet op één van de vele paleizen ze hopen dat door hun verblijf aldaar hun schoonheid niet zal vergrijzen
en haat en nijd werden er over de grens gezet om elders hun heil te zoeken zo blijft Duren de trotse stad uit Omas sprookjesboeken
Al die zaken die zo belangrijk schenen ze waren niets, ze brachten niets teweeg geen troost die door de zon beschenen een morzel hoop bracht in een armensteeg
ze stonden daar maar hun woede uit te schreeuwen met de beschonken logica van de tirannieke dril van moeten, zullen, willen tot in der eeuwen amen, als stond de wereld stil
als niet dat ene doel, dat ene streven ons doen en laten richting gaf tot wij om niets anders meer konden geven en over lijken gingen in gestrekte draf
en dat wij dan vergaten licht te zijn en olijk tot in den treure vrolijk alsof wij in een achtbaan zaten dat was een bres in de dijk van dat zelfgenoegzame koninkrijk
ze hingen daar al eeuwen in hun lijsten met vlekken en vegen in het gezicht indianenkreten in rode en gele verf oorlogszuchtig over hun vel gespild
zo graag zouden ze zich een keertje wassen de smurrie van hun wangen vegen om waardig de arrogantie te trotseren van mensen die hun waarde kwamen wegen
ooh en aah riepen en hen met de vinger wezen alsof ze aan een acute vorm van elephantiasis leden zo moesten ze dag in dag uit spitsroeden lopen en dan beginnen zelfs kunstwerken licht te wanhopen
ach, hadden ze maar armen dan zouden ze dat vermaledijde knoeiwerk op hun canvas slopen en die jongen die altijd met zijn vinger over hun intieme delen wreef een flinke hengst verkopen
gauw, gauw nog wat eikels rapen want het wordt winter en er gaat van alles in de bossen om. Er scheurt onrust door de zompige poelen van de avond
schichtig scheren ze over het bladerdek de staart gesikkeld als een vraagteken, de nagels tot slagtanden gescherpt, de neusvleugels klapwiekend van de geursporen
rusteloos, gedreven door instinct en een vaag besef van braakland in de poten en bange nestelingen in de vacht, ruwend de touwen van hun ouderlijke plicht
knagen aan de schors van eeuwenoude zilverberken, want de honger staat al op een kier, schraapt de laatste restjes mildheid uit zijn lompen. Wijdbeens
ontsnappen moet je uit dit wad van weten want in het oosten van de angst treden al de jagers aan. En de boeren hebben het koren onder de daken van de drost geschoven
Kerstmis maalt de uren tussen de tanden de sneeuw zoent de laatste vogel dood kinderen stelen troost met wollen wanten want huid is teder nu, als week witbrood
de lucht kamt de geur van wildgebraad van dennenhars en donzig engelenhaar hij klimt in de plooien van het licht snuit de stugge nukken van de kandelaar
kijk daar, komen en gaan zwerven hier rond tussen tafelzilver en tantes uit Bommerskonten ze lepelen muziek uit het Boheems plafond steken vuur aan de veel te korte lonten
en na het defilé van kalkoenen en patrijzen wordt de apellation controlée gelost om de snedigheid van het woord te spijzen tot de waan van de small talk in ontbost
dan valt de avond in scharlaken sluiers over de schuilkelders van de zondagsplicht hij wist de zonden van de vrome ruiters legt een waas van vrede over hun gezicht
Pontificaal splijt hij de ruimte tot op het hazenhart geschoord door pijlers van eeuwen onbetwist heer en meester zijn
helmboswuivend, met bluf en branie opgetuigd bijt hij de navelstreng door die mij aan de rede bindt
een man, een woudloper die in de mangroves van alle vrouwelijke oevers huist en spiedt en lokt met oergeluiden
zijn ogen slaan verboden ankers in mijn vlees zijn muskusgeur springt als een gazelle over mijn barrières als een venusschelp ruist hij zeeën in mijn oor
zegezeker klieft hij alles wat ons scheidt de lucht, het verleden, het bezwaard geweten vuurspuwend, vonkend, de benen stoer gespreid terwijl ik in rep en roer, bewonder worstel en vervloek
en tot op het tandvlees moegestreden de vingertoppen van mijn blik als ijsbrekers over zijn nekvel schuif mijn lippen vul met warme woorden mijn zegewagens onder zijn afdak stal
als jouw lichaam een tempel was zou ik in je bidden iedere godsdienst belijden die jij als godheid hebt bedacht om op jouw stenen tafels mijn dagelijks brood te kunnen breken
en in een kleed van licht geruwd damast zou ik het inwijdingsritueel doorzweten tot ik een paragraaf ben in de boeken van je geest of uit de vleespotten van je rijk kan eten
want liefde is een religie die je moet eren met handenvol gewillig vlees en spaarbekkens vol met ogentroost en kamerlinde
ze hult zich in het lijnwaad van de vrees als haar loop door grensgeschillen wordt verstoord
als jouw lichaam een tempel was zou ik zoals Delilah de hunker in je wekken met soepele flanken en de ogen van een ree tot mijn schoonheid je als een kind doet wenen en je op mijn stenen bruidsbed de zuilen van je hartstocht breekt
Wie in de sociale sector werkt kan er niet omheen. Geen haar in de boter of er wordt over gepalaverd tot motief en dader van de halsdaad zijn gekend. Vergaderen heet deze soms erg verhitte woordendans, en het is een vast onderdeel van de alternatieve bedrijfscultuur. Het is een ritueel dat zijn beslag krijgt onder het mom van democratische besluitvorming. Want elke hopman uit het maquis der softies wil als een gezapige ome Willem geschiedenis maken en bekend staan als een man die elke beslissing aan het oordeel van de massa onderwerpt .
Gelukkig heeft hij de keuze uit een uitgebreid menu. Je hebt ontbijt-, lunch- en algemene vergaderingen. Je hebt vergaderingen van het dagelijks bestuur of jaarlijkse plenumsessies van de aandeelhouders. Je hebt grote meetings die met een buffet worden afgerond, en je hebt teamrondjes die met een bakje troost worden opgepept. Ook qua locaties is er een breed scala van mogelijkheden. Zo lenen het Stuivenbergkasteel, Poupehan, refters van scholen of een stofvrije bezemkast zich uitstekend als decor voor deze formele onderonsjes.
De eyecatchers tijdens zon praatbarak zijn evenwel de sprekers. En ook die zijn van een pluimage dat zo divers is als de bonte was. Je hebt praatvaren met een stamboek in de Rederijkerskamer, die met gezwollen rethoriek en veel armgezwaai een bommelding maken van elk akkefietje. Je hebt de kreukvrije jonge Turken in tweedelig pak die bij Willem Ruys in de leer zijn geweest en met gladde verkooppraatjes de oren van je hoofd kwijlen. Je hebt de stotteraars en de mannen met de ziekte van Tourette die soms verrassend origineel uit de hoek komen. En dan heb je uiteraard ook the silent majority: zij die de verbale wapenwedloop gelaten ondergaan. Omdat zij zich te pletter vervelen en met hun interventies de calvarietocht niet nodeloos willen rekken. Of omdat zij weten dat ze het loodje moeten leggen voor het spraakvernuft van de letterridders die geadeld zijn in de kunst van de verbale belletrie. Immers, in een democratie, trekt hij die het hardst kan roepen aan het langste eind. De macht is aan de brulboeien, die eilaas niet noodzakelijk ook de slimsten zijn. Als klap op de vuurpijl eindigt vrijwel iedere vergadering met de aankondiging van een nieuwe vergadering waar de onopgeloste problemen opnieuw ter sprake zullen komen. Van water naar zee dragen gesproken!
Heeft iemand zich eigenlijk al ooit de vraag gesteld wat het met je doet als je geest urenlang op water en droog brood wordt gezet? Weet iemand hoeveel baarlijke nonsens afgevuurd in ware combatstijl iemand straffeloos kan incasseren? Want niemand zal ontkennen dat het literair gehalte van het vergaderjargon doorgaans ondermaats is. Niemand zal bestrijden dat het sec gehakketak met woorden de pijngrens van een mens meermaals overschrijdt. Vaak maken de sprekers zich schuldig aan mentale masturbatie, gaan zij helemaal op in eigen woordenpracht, terwijl de toehoorders lijdzaam moeten ondergaan en geen verweer hebben tegen de wolkbreuk van barokke pleonasmen, tautologieën en contaminaties die op hun arme hoofden neerdaalt. Hun hersenen worden niet zelden met de pneumatische hamer bewerkt. Auditieve en mentale mishandeling noemt men dat in het psychiatrische bargoens.
En hier kom ik tot de kern van mijn betoog. Er bestaan Europese richtlijnen inzake de ergonomische normen waaraan het kantoormeubilair moet beantwoorden, er is een arbeidswetgeving en de komitees veiligheid, gezondheid en hygiëne draaien op volle toeren. Maar welke bescherming bestaat er tegen de terreur die er uitgaat van het vergaderlokaal? Ik zou een lans willen breken voor een wetgeving op het vergaderterrorisme. Ik pleit voor strenge straffen voor spookrijders in het vergaderverkeer. Het zou de algemene sfeer in de sociale sector ten goede komen. Het zou alvast mijn mentale gezondheid ten goede komen. Iemand ideeën om dat soort problemen in de werksfeer op een ludieke manier af te handelen? Iemand?
Het infuus tekent met een brandnaald patronen op haar binnenramen mandalas van voorspoed en geluk het kind in haar bijt haar teerste vliezen stuk knijpt haar laatste veerkracht samen
Oktober. De wind schudt de bladeren uit zijn kaken maar binnen wrijft de warmte de stramme vreugde rood de verloskamer drijft buitengaats op een wilde zee trotseert de golven van metershoge barensnood
terwijl haar lichaam kromtrekt in een stuip schraapt ze de bodem van haar uitgeperste vat ze wist niet dat leven geven vermiljoenen kleuren had of de struwelen vacht van een verlopen lapjeskat
dan splijt ze open als een Rode zee de sluizen van de binnenvaart zetten zich schrap het leven vloeit uit haar gestremde aders in de diepste schachten van haar zoon
bij zijn eerste ademstoot is al het geleden leed vergeten
vaak zag ik je steels en vol heimwee naar de piano kijken als wilde je de muziek uit zijn notelaren klankkast graaien en met de vingers over zijn koperen gerinkel strijken bevangen door een tederheid die je zelf had ontbeerd
en geruisloos brak je als de regen nocturnes van Chopin op de ruiten tokkelde en het daglicht purperrood door de hoogovens van de avond werd verteerd
spottend met die handen in je schoot roerloos als dode takken het strelen van huid en toetsen al lang verleerd
de nesten in zijn takken waren pleisterplaatsen voor vogels van divers pluimage
ze kwamen en gingen hingen hun buidels vol hoop en zegen onder zijn oksels groeven zich in onder zijn schors terwijl hij een zwanenzang componeerde
hij spande zijn netten tot ver buiten de bebouwde kom van heinde en ver kwamen ze om de jaarringen in zijn bast te zien hij streek zijn bladerdek glad schudde de vlinders uit zijn knoesten
één voor één ving hij ze met zijn bemoste vingers pelde schijn en schaamte van hen af was zon en schaduw in hun hoogseizoen tot de najaarsregens hem versteenden
bent bipolair, zei de een je bent gewoon polair, zei de ander je hebt een polaire kop, polair gedrag en polaire streken en bovendien een onderkoeld hart dat in het permische ijs van Vladivostok is blijven steken
en dat er weldra een nieuwe tripolaire stoornis bestaat dat heb jij op je geweten want naast die vele ups en downs is er ook midscheeps iets afgeweken iets dat gevaarlijk balanceert op de grens van paranoïde schizofrenie en gewone apenstreken
voorwaar ik zeg u, jij gaat nog vele potten breken
en ik die dacht dat ik gewoon een doktersbriefje af kwam smeken
wij hebben onze rozenoorlogen gestreden ik ken je buigen en barsten als geeneen ik ken het haaien en harken van je smeekgebeden dat aura van Teutoonse weemoed om je heen
ik ken je ploegen, je beuken en je steken je woelen in de stugge vezels van mijn buitenschil om mij één keer vrouwelijk meegaand te zien breken onder de rusteloze branding van je wil
lucht en aarde waren we, vuur en water vier elementen op een veel te krappe grond en s morgens was er altijd weer die kater van het ochtendlicht dat de romantiek ontbond
dat ons genadeloos toonde hoe sterfelijk we wel waren terwijl wij zo graag geloofden in het tegendeel en verbijsterd leerden dat schoonheid kon verjaren en dat, mijn lief is voor de wufte liefde een pijnlijk godsoordeel
en dat we milder werden met de jaren de wijn vervingen door water met wat prik dat kwam door het het vallen van de blaren in onze boomgaard van welig woekerend ik
en zie,
ons, wij, elkaar, samen nog steeds onpaar maar toch een paar door banden aan elkaar geklonken als snaren op een luchtgitaar je ziet ze niet maar ze swingen en ze vonken
kijk hoe wij je naam in kwartalen breken één voor één voor elk seizoen hoe wij ter ere van jou gebaren maken die uit een plakboek werden geknipt, zo hoekig dat zij over je ronde vormen de benen breken en struikelen over je breedgerande zomerhoed
en zie, hoe wij telkens weer je kleed besmeuren met geveinsde onschuld tussen eb en vloed met twee lichamen tot een barbaars gebed gevouwen met lippen die stamelen in de bermen van hun vlees
weeg deze handen die strompelen over huid en haar van aangespoelde vreemdelingen deze zuchten die gaten smeken in de purperen voorhang van je gesteven hemelbed
en leer ons door jouw blinde ogen het smeulen van de rots te zien het trillen van je bleke magma in te kelderen in ons bloed het stampen en dagen van je adem tot een snaar van vreugde te spannen die het huilen van de wolven in het bos vergeten doet
en zegen ons zegen ons in lengte van dagen met de lommerrijke schaduw van die breedgerande zomerhoed
Als je niet meer van me kan houden mijn vlees geen koorts meer opwekt in je bloed, als je voelt dat het je koud laat dat ik je kleine ijdelheden voedt
strooi mijn as dan uit op de plekken waar we de duivels in elkaar ontbonden met lichamen vol strakgespannen gretigheid
de natte banken in de parken de low budget kamers in krakende pensions de stranden waarop we met elkaar vergroeiden
zaai het verlangen dat we samen deelden uit in straten en op pleinen laat iedereen weten dat het bestond kerf onze namen in bomen en kerkportalen zodat moeders hun kinderen vertellen ove de unieke liefde die ons bond kijk dan nog één keer over je schouder naar de verre kusten in mijn blik de vloedlijnen waarlangs je zal gaan dwalen met je nieuwe hartsvriendin
en verdwijn dan met de noorderzon ik zal geen eeuwen om je treuren heb geen nood aan een excuussermoen wat ooit perfect was, zal nooit verkleuren ik bewaar alleen maar een plukje van je haar om de deur achter ons dicht te doen
Wees mild voor hem hij kan het niet helpen hij is een zielepoot voor alles heeft hij wel een niets of zon bijtende solvent die wit tot zwart verkleurt
hij stuurt zijn gifwolken de wereld in om de leegte in zijn hart te vullen ranselt heilige huisjes de vernieling in om de woede uit zijn tong te krullen
het grauw is hem te wit het rood te blauw het gras te groen voor de overkant en van al wat te mooi voor woorden is krijgt hij het Spaans benauwd
Maar als hij s avonds voor de spiegel staat ziet hij de schaduw van een niets dat alles wel had willen zijn maar het nooit goed vatten kon
een wereld onder stroom, magnetisme van strak vlees in een driehoekje van textiel belofte en frivoliteit in lichamen die aanzuigen als peperkoeken huisjes
jongens ruggelings wegdromend op hun bed het puberen van hun clichés bijlange niet ontgroeid frèle kindvrouwtjes met starre poppenogen wonen in de dorpskom van hun natste dromen
ze willen niets wereldschokkends met hen doen alleen maar met ze praten over ditjes en datjes en kijken hoe ze vlinderlicht en charmant over de horde van moeilijke onderwerpen strijken
als filosofen van het lichtgewicht ze hebben zo veel minder om het lijf dan die nuffe meiden van vlees en bloed de hindes van de papieren erotiek
echte liefde beloven ze, in tabloïd formaat maar eeuwig hoeft die niet te duren één sms-je lang, als het wat minder gaat
Bent u voor of tegen de herinvoering van de prachtige woorden 'vierklauwens', 'redekavelen', 'verwatenheid'. Bij voldoende interesse lanceer ik een actie om deze terug op te waarderen!