Tweede deel van cursiefje dat drie jaar geleden werd geschreven. Jongste zat toen in het tweede leerjaar van het gewone onderwijs. Hij kreeg begeleiding van een Gon-leerkracht: iemand uit het Buitengewoon Onderwijs die leerlingen met een beperking en hun klasleerkracht enkele uurtjes per week mee ondersteunt. Jongste loopt ondertussen school in het Buitengewoon Onderwijs.
... Sociale vaardigheden, die andere kinderen gaandeweg als vanzelf "uit de lucht" plukken, moeten kindjes als Jongste worden aangeleerd. Het heeft iets kunstmatigs, maar het helpt ze om zich te handhaven. Zo oefent de Gonjuf samen met Jongste dingen zoals: hoe je iemand moet aanspreken, jezelf voorstellen, luisteren tot iemand uitgesproken is, een spelletje spelen en sportief verliezen, je beurt afwachten,... Hij interpreteert het allemaal op zijn eigen, letterlijke manier. Zo op een avond vraag ik hem zich om te kleden voor het slapengaan. "Jongste, doe je pyjama eens aan!" zeg ik, onderwijl nog druk in de weer met iets anders. Hij schijnt het niet te horen. "Jongste, je moet je pyjama aandoen!" herhaal ik even later, terwijl ik iets in de badkamer ga opbergen. Weer lijkt het hem te ontgaan. "Zeg jongen, ga je er nu eindelijk aan beginnen?" kom ik nu ongeduldig. "Wat zeg je mama? Ik heb je niet verstaan!" Ik ben verbluft. Mij niet verstaan? En ik sta nog wel vlak naast hem! "Hoe, je hebt mij niet verstaan?" "Neen," legt hij uit "als je iets tegen mij zegt moet je me áánkijken, anders kan ik je niet verstaan!" Zijn blik is ernstig en onschuldig tegelijkertijd. Ineens begrijp ik dat hij dat heeft geleerd van de juf in de sociale vaardigheidstraining. En het vandaag héél rechtlijnig in praktijk brengt. Later heeft de Gonjuf nog één en ander geprobeerd te nuanceren. "Vooral als er veel lawaai is, moet je iemand aankijken!" heeft ze verteld. Want dat helpt echt als je iemand wil verstaan, of je zelf verstaanbaar wil maken. "Is het nu "veel lawaai", mama?" informeert hij enkele dagen later. "Ja, nogal..." antwoord ik een beetje verbaasd om zijn eigenaardige vraag. "O..., dan moet je me wel aankijken als we praten hé!" onderwijst hij me. Ik kijk recht in de blauwe, zuivere blik van mijn dappere, lerende zoon en aai hem over zijn bol. "Ja natuurlijk!" glimlach ik.
|