In de
herfst van 2010 opende het Musée départemental de Flandre in Cassel zijn
deuren. Wij zijn vier jaar verder en ik
was nog niet tot in Cassel geraakt. Deze
week is het mij eindelijk gelukt.
Ik stond
versteld van de charme die uitgaat van het plaatsje Cassel en van de elegantie en
statigheid van het Renaissance gebouw, lhôtel de la Noble Cour, waar het
museum in ondergebracht is. Het gebouw
straalt prestige uit. Het was immers in
de middeleeuwen de zetel van de kasselrij Kassel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog installeerde
maarschalk Foch er zijn hoofdkwartier.
Sinds 1677
behoort Cassel tot Frankrijk, maar de Vlaamse origine wordt niet verstopt.
Een grote
tentoonstelling wordt voorbereid: Vlaanderen en de zee. Die wil ik begin juni gaan bekijken met Quo
Vadimus. Een groot deel van de
thematisch ingedeelde vaste collectie zal moeten wijken voor de tijdelijke
tentoonstelling.
Laat ons
hopen op goed weer tijdens ons bezoek, want de vergezichten op het vlakke land
zijn indrukwekkend vanop de heuvelrug.
Een tweede
plaats die ik verkende is Bailleul, het vroegere Belle. Zo goed als compleet vernietigd in 1918, werd
het plaatsje in Vlaamse stijl heropgebouwd zodat het er Vlaamser uitziet dan
voorheen, met belfort en al. Wij zullen er het museum Benoît-De-Puydt bezoeken
onder leiding van de Nederlandse directrice, Hedwig van Hemel. Zij zal ons ook spreken over het Huis van het
Nederlands van Belle en over het onderwijs van het Nederlands op school.
Het wordt
een dag om te ontdekken hoe de rijkdom van de Vlaamse culturele en artistieke identiteit
gekoesterd wordt in dat deel van Frans-Vlaanderen.
Het potjevleesch
smaakt er voortreffelijk!
31-01-2015 om 07:50
geschreven door John 
|