Het boek "Uit het schuim van de zee" (400 pag.) is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Prijs: 18,95 euro (te betalen na ontvangst van het boek).Tot eind mei 2013 zijn de verzendkosten ten laste van de afzender.
Griekse mythologie voor kinderen Griekse mythologie voor jongeren van 10 tot 14 jaar (5e en 6e leerjaar; 1e en 2e ASO)
28-03-2020
De Twistappel (1)
DE TWISTAPPEL
PERSONAGES (6 dames 7 heren)
HELENA
PARIS
HERMES
ZEUS
APHRODITE
ATHENA
HERA
HEPHAISTOS
DIONYSOS
ERIS
POLYXENA
DIMITRIOS
VERTELLER
DECOR
We bevinden ons in de inkomhal (+ vestiaire) van het paleis van Peleus, koning van Ftia in Thessalië, in Noord-Griekenland. Op de balie en aan de kapstok: jassen en andere attributen. Een prent van Priapos (god van de vruchtbaarheid) aan de muur naast de kapstok; een Grieks beeld; twee stoelen. Rechts twee deuren: achteraan wc, vooraan de buitendeur. Een mand voor de cadeaus en een bus voor de enveloppes met inhoud.
PROLOOG
VERTELLER : (rechts vóór het doek; spotlicht op hem gericht) Dit wordt geen echt leuk verhaal. Het is een verhaal over oorlog. Althans over de oorzaken van oorlog. Oorlog is van alle tijden. Oorlog is de mens ingebakken en niets wijst erop dat het ooit anders worden zal. Economische problemen, godsdienst, gekwetste eergevoelens: dát zijn de grote oorzaken van oorlog. Zo ook van de oorlog waarover het in dit stuk gaat. Die oorlog greep plaats zo'n 3500 jaar geleden, aan de westkust van Klein-Azië. Ongetwijfeld de beroemdste en meest bezongen oorlog uit de geschiedenis: de oorlog van Troje. Amper een halve eeuw na de tweede wereldoorlog begint de herinnering aan de grootste oorlog van de moderne tijd al wat te vervagen, maar de oorlog van Troje staat ons nog voor de geest, levendiger dan ooit! De motieven waren weliswaar dezelfde. In de Trojaanse oorlog evenwel draaide alles om een vrouw. Die vrouw was niet de eerste de beste: ze was de mooiste vrouw die ooit op aarde heeft geleefd. Ze was daarenboven geen gewone stervelinge, ze was goddelijk, een dochter van de oppergod zelf: Helena van Sparta!
(het spotlicht verplaatst zich snel naar links waar Helena staat, met aangepaste geluidsbegeleiding. Na een vijftal seconden keert het spotlicht terug naar de verteller)
Maar laat ik u eerst vertellen wie zij precies was, Helena. Haar wettelijke ouders waren de koning en de koningin van Sparta, Tyndareos en Leda. Haar échte vader evenwel was, zoals dat nogal eens gaat, niet Tyndareos, maar de oppergod Zeus. Het zat zó Zeus had zijn oog laten vallen op de koningin van Sparta. Teneinde alles zo onopvallend mogelijk te laten gebeuren, veranderde hij zichzelf in een zwaan. In die gedaante zwom hij over het water van de koninklijke vijver en slaagde erin Leda te bereiken zonder dat het argwaan wekte. Wie heeft er niet gehoord over "Leda en de zwaan"? Welnu, die zwaan was Zeus. De oppergod slaagde erin in Leda's schoot binnen te dringen en haar te bevruchten (ik hoop dat ik daar geen tekening hoef bij te maken ). Diezelfde dag had Leda ook nog betrekking met haar wettelijke gemaal. Er gebeurde iets wat uiterst zeldzaam is doch theoretisch en wetenschappelijk niet onmogelijk: Leda werd zwanger van twee verschillende manspersonen. Negen maanden later moest ze bevallen en ze baarde twee eieren. Het ene ei was bevrucht door haar echtgenoot en er kwamen twee kinderen uit: Klutaimnestra, die later de echtgenote zou worden van koning Agamemnon van Mykene, en Kastor, de ene helft van de fameuze tweeling die nu als sterrenbeeld aan het hemelgewelf prijkt, Kastor en Pollux. Het ander ei leverde eveneens twee kinderen op: Pollux, die in tegenstelling tot zijn broer onsterfelijk was, en de eveneens onsterfelijke en dus goddelijke Helena, die oneindig mooi was en terecht beschouwd wordt als de mooiste vrouw die ooit de wereld bevolkt heeft.
(spot op zelfde wijze weer naar Helena .. en terug)
Al gauw was in heel Griekenland bekend dat aan het koninklijk hof van Sparta de mooiste prinses ter wereld woonde. Alle huwbare koningszonen dongen naar haar hand. Aan het hof van Sparta was er dus een drukte van jewelste. De vele trouwlustige prinsen liepen het koninklijk paleis plat en ze eisten van koning Tyndareos dat hij zijn dochter zou uithuwelijken aan één van hen. Tyndareos vond zijn mooie dochter weliswaar nog te jong voor een huwelijk, maar omdat hij op de duur niet meer kon weerstaan aan de opdringerigheid van de kandidaten, verklaarde hij zich bereid zijn dochter te schenken aan de prins van haar keuze. Op één voorwaarde! Dat allen van te voren onder ede zouden beloven het huwelijk dat Helena zou aangaan door dik en dun te verdedigen en dat ze als één man zouden opstaan tegen degene die de huwelijksband in gevaar zou brengen. Allen zwoeren het plechtig, bij de oppergod Zeus. Toen gaf Tyndareos met gerust gemoed zijn dochter aan de prins van haar dromen, Menelaos, die de broer was van Agamemnon en die alzo door zijn huwelijk met Helena, de opvolger van Tyndareos werd als koning van Sparta. Maar het huwelijk zou wreed verstoord worden. Hoe dat komt gaan wij u vandaag laten zien. Hoe het uiteindelijk allemaal afgelopen is, vertel ik u aan het einde van het tweede en laatste bedrijf. Ondertussen ga ik mij even afzonderen met Helena. (knipoogt)
(spot gaat met de verteller mee naar Helena, beiden verlaten de scène, het doek gaat op)
EERSTE BEDRIJF
(Uit de feestzaal -links- komt vage muziek, die aanzwelt telkens als de deur opengaat. Achter de balie Polyxena; Dimitrios komt net binnen.)
POLYXENA : Ha, eindelijk ben je daar. Ik sta hier al de hele tijd alleen aan de vestiaire. Je weet toch dat al de goden uitgenodigd zijn op dit feest?
DIMITRIOS : Dat zeggen ze, ja. Geloof jij dat ze allemaal gaan komen, Polyxena?
POLYXENA : Zo ziet het er toch naar uit, Dimitrios. Er zijn er toch al enkele binnen, en niet van de minste! Poseidon (toont drietand), Artemis (toont boog en pijlenkoker), Apollo (toont lier) en Demeter (toont tarweschoof). Stuk voor stuk goden die zetelen op de Olympos. Kom Dimitrios, steek een handje toe en hang die dingen netjes aan de kapstok.
DIMITRIOS : De drietand van Poseidon! Is dat niet de god van de zee? En een grote paardenliefhebber? Noemden ze hem ook niet "de paardengod"?
POLYXENA : Zéér goed Dimitrios! Van de godsdienstlessen heb je dan toch nog wat opgestoken, zie ik.
DIMITRIOS : Wij noemdem hem "de paardenzót"!
POLYXENA : Spot niet met de goden, Dimitrios, en ga door met je werk.
DIMITRIOS : Hé, de boog van Artemis. Dat is toch die knappe griet met paardenstaart en mini-rok? Had ze haar mini-rok aan?
POLYXENA : Ik geloof het wel.
DIMITRIOS : Hm, die zou 't mij geen twee keer moeten vragen! Echt míjn type.
POLYXENA : Ik vrees dat jíj niet háár type bent.
DIMITRIOS : Is zij overigens niet van de verkeerde kant?
POLYXENA : Dat is inderdaad algemeen geweten, Dimitrios. Maar praat niet zo luid. Laat niemand jouw spottende taal horen!
DIMITRIOS : En toch zou ik dat katje eens zonder die mini-rok willen zien. Zo helemaal in haar blootje.
POLYXENA : Het zou je niet goed bekomen, Dimitrios. Je zou het met je leven kunnen bekopen. Ken jij het verhaal van Aktaion?
DIMITRIOS : Nee. Wie is dat?
POLYXENA : Aktaion was een kleinzoon van de koning van Thebe, een jager. Helemaal per ongeluk zag hij Artemis naakt, badend in een bergmeertje. Woedend besprenkelde ze hem met water uit het meer en daarbij sprak ze een toverspreuk uit. Daardoor werd Aktaion veranderd in een hert. Zijn honden zagen in hem nog enkel een stuk wild en ze verscheurden hem.
DIMITRIOS : Brr, je maakt me nu toch echt bang, Polyxena. (hangt vlug pijlenkoker en boog weg en neemt de lier) En deze mattenklopper, van wie is die?
POLYXENA : Onnozelaar! Dat is hét muziekinstrument van de zonnegod Apollo, waarmee hij de muzen begeleidt: de gouden lier! Behandel ze asjeblief met zachtheid.
DIMITRIOS : Oei, oei, oei (hangt de lier weg en begeeft zich naar de tarweschoof). En dit, van wie in godsnaam is die tarweschoof?
POLYXENA : Van Demeter, domkop! Eén van onze oudste en eerbiedwaardigste godinnen. Een zuster van Zeus.
DIMITRIOS : Waarom loopt die met een bussel tarwe rond?
POLYXENA : Demeter is toch de godin van de gewassen en van de oogst. Het is haar mérk, haar symbóól.
DIMITRIOS : Ach Polyxena, hechten wij niet een beetje te veel belang aan die goden? Al die zotte dingen, neem nu "met een bussel tarwe rondlopen" (slaat armen ten hemel): dat doen ze toch alleen maar om zichzelf te verkopen, zoals de politiekers!
POLYXENA : Zwijg stil. Straks laat Zeus ons nog neerbliksemen. Breng liever eer aan de goden. En dank hen dat ze het huis van onze heer en koning, Peleus, zoveel eer aandoen. Weet je, Dimitrios, dat dit een unicum is: nog nooit eerder hebben al die Olympische goden het trouwfeest van een sterveling met hun aanwezigheid vereerd.
DIMITRIOS : Waarom heeft Peleus de goden eigenlijk uitgenodigd?
POLYXENA : Dit is geen gewoon huwelijk, Dimitrios. Peleus is niet de eerste de beste en zijn bruid Thetis evenmin. Weet je dat Zeus zelf, ja, de oppergod in hoogsteigen persoon, haar tot bruid had gewild?
DIMITRIOS : Waarom heeft zij dan Peleus, een sterveling, verkozen boven Zeus?
POLYXENA : Zij hééft Peleus niet verkozen. Zeus zelf heeft afstand gedaan van Thetis, omdat hij bang was voor wat het orakel voorspeld had.
DIMITRIOS : Het orakel?
POLYXENA : Het orakel had voorspeld dat de eerste mannelijke nakomeling van Thetis groter en machtiger zou worden dan zijn vader. In het geval van Zeus betekent dat noch min noch meer dat de eerste mannelijke nakomeling die hij bij Thetis zou verwekken hem van de troon zou stoten, zoals hijzelf dat met zijn vader Kronos had gedaan en zoals zijn vader Kronos dat al eerder met zijn grootvader Oeranos had gedaan. Zeus heeft zich dan ook wijselijk teruggetrokken en is in het huwelijk getreden met zijn zuster Hera. (bezorgd) Ik begin mij af te vragen of het oppergoddelijk echtpaar nog wel komt vanavond.
DIMITRIOS : Het is hier inderdaad erg stil in de vestiaire. Ik ben hier nu toch al een minuut of tien(kijkt op horloge), zonder dat er zich iemand heeft aangemeld.
POLYXENA : Ga eens op de uitkijk staan, Dimitrios. Kijk in de verte, of je niemand ziet die de Pelionberg afdaalt en in deze richting komt.
DIMITRIOS : (gaat naar de deur, opent ze, schrikt en slaat de deur weer dicht) Er st..staat iemand voor de deur.
POLYXENA : Laat die dan toch binnen, Dimitrios.
DIMITRIOS : Maar het is niet iemand voor het bal, me dunkt. Een vrouwspersoon, in slordige kleren. 'k Zou niet weten wie dat wel mag zijn.
(er wordt weer gebeld)
POLYXENA : Maar doe dan toch open.
DIMITRIOS : (nadat hij de deur weer heeft geopend) Wie kan ik aanmelden?
(een slonzige vrouw komt binnen en gaat met driftige stap tot vlak vóór Polyxena staan; het is de godin Eris)
POLYXENA : Mevrouw? Met wie heb ik de eer?
ERIS : (de vraag negerend) Alle goden en godinnen zijn op dit feest uitgenodigd, naar ik heb vernomen?
POLYXENA : Zo is dat, mevrouw eh
ERIS : Zijt ge daar helemaal zeker van?
POLYXENA : Dat heeft men mij toch verzekerd!
ERIS : Waarom heb ík dan geen uitnodiging gekregen? Of sta ik misschien tóch op de lijst van de genodigden? Was 't adres niet juist of was de brief misschien niet voldoende gefrankeerd? Kijk dan of ik op de lijst sta! Mijn naam is Eris, godin! De godin Eris! (kwaad en driftig) Sta ik er op of sta ik er niet op?
POLYXENA : (verveeld) Ik zet mijn bril even op (zet haar bril op). Eris, nee Gelukkig maar, want in die kleren had ik u toch niet kunnen binnen laten.
ERIS : Omdat ze bang zijn dat ik voor ruzie ga zorgen, hebben ze mij niet gevraagd! Ze noemen mij de godin van de twist. Ze willen mij niet! Ze beschouwen mij als uitschot. Ze zijn zélf uitschot! Mooi uitgedost van buiten. Smerig en rot vanbinnen zijn ze, allemaal!
(er wordt gebeld)
POLYXENA : Deur openen, Dimitrios.
DIMITRIOS : (opent de deur) Wie mag ik aanmelden?
(Athena komt binnen en slaat met haar staf op het hoofd van Dimitrios)
ATHENA : Dom uilskuiken. Ik ben Athena, Pallas Athena, godin van de wijsheid, de wetenschap en de kunst, in 't bijzonder de weefkunst (klopt nogmaals op het hoofd van Dimitrios). Was je er met je verstand niet bij tijdens de godsdienstlessen? Zat je misschien te dromen, of door het venster te staren? Of naar de mooie ogen van de lerares?
DIMITRIOS : Verschoning, o machtige godin.
ATHENA : Voor zoveel onwetendheid bestaat geen pardon. Je mag blij zijn dat ik in een goede bui ben, anders gaf ik je zo'n stamp (ze stampt tussen de benen van Dimitrios) dat je ogen in je broek zakten.
(Dimitrios grijpt naar zijn kruis en trippelt jankend over de scène).
(Athena heeft nog geen acht geslagen op Eris; heftig gebaart Polyxena Eris zich te verstoppen in het toilet; daarna richt Polyxena zich tot Athena)
POLYXENA : Godin van de wijsheid, onstaan uit het hoofd van Zeus, schutsgodin van de machtige stad Athene, let maar niet op hem. Geef mij uw lans, uw helm en uw schild.
ATHENA : Alstublieft (overhandigt lans en schild). Mijn helm, die houd ik liever op. (deponeert haar cadeau, een boek) Is mijn vader Zeus er al?
POLYXENA : Nog niet, heiligheid. Hoge heren laten vaak lang op zich wachten Dimitrios, leid de godin binnen in de feestzaal.
DIMITRIOS : (houdt hand voor de genitaliën en brengt, een beetje angstig, de godin naar de ingang van de feestzaal; roept met luide stem) De godin Athena!
(Athena af in feestzaal)
(Eris komt te voorschijn, sakkerend; Dimitrios staat nog steeds verkrampt van de pijn)
ERIS : De vervloekte heks! Heeft ze u pijn gedaan mijn jongen? (ze aait Dimitrios over het hoofd) Ha, ontstaan uit het hoofd van Zeus. Een vuile familiegeschiedenis, ja. Zeus vergreep zich aan Metis, zijn tante. En toen Metis zwanger was geworden, kreeg hij ruzie met haar: hij vrat haar op met huid en haar!
DIMITRIOS : Een serieuze ruzie was dat.
ERIS : En dan noemen ze míj een ruziemaakster! Maar het beviel hem slecht. De "opperkloot" kreeg verschrikkelijke buikpijn. Hij ging op zijn bed liggen en de pijn vergleed van zijn buik naar zijn hoofd. Tot hij Hephaistos de opdracht gaf zijn hoofd met een bijl te klieven. En uit zijn hoofd kwam toen Athena te voorschijn, met helm en al, het meest frigide en meest arrogante schepsel dat er ooit heeft rondgelopen.
POLYXENA : Zwijg toch met die oneerbiedige taal. Jij brengt nog groot onheil over het huis van koning Peleus.
ERIS : (gaat onverstoord verder) Mannen die haar met begerige blikken bekijken maakt ze blind. (ze wendt zich tot Dimitrios) Zal ik u vertellen wat er met Hephaistos is gebeurd? Toen hij op een mooie dag bij haar avances maakte - 't was boven op de Akropolis - gaf ze hem zo'n kwalijke stamp (Eris stampt in het kruis van Dimitrios die vlak bij haar in de buurt staat) dat zijn zaad in de schoot van moeder Aarde terecht kwam (Dimitrios verrekt van de pijn en kijkt rondom zich naar de grond). Daaruit is Kekrops geboren, de stamvader van de Atheners. En dan maar overal verkondigen dat zíj de stammoeder was. Mijn oren! Uit moeder Gaia en vader Hephaistos zijn de Atheners geboren. En toch heeft Athene er een beetje de hand in gehad, zegt men dan De "voet", ja!
DIMITRIOS : (met van pijn vertrokken gezicht) D..daar heb ik in de lessen van godsdienst niets over geleerd.
POLYXENA : (vergoelijkend) Dat komt omdat hij het niet verder heeft gebracht dan de lagere school.
ERIS : (onverstoord) En arrogant dat ze is. Arrogant! Mens, ge hebt er geen gedacht van. Arachne, een meisje uit Lydië, kon er van meespreken. Omdat Arachne met Athena een wedstrijd aanging om uit te maken wie van beiden het mooiste kunststuk kon weven, veranderde Athena het meisje in een spin. "Nu kan je verder weven tot in de eeuwigheid" sprak ze. Het stuk dat Arachne geweven had was inderdáád mooier dan dat van Athena, maar 't was zogezegd oneerbiedig tegenover de goden. Omdat het Zeus voorstelde terwijl hij een nimf aan 't verkrachten was. Gewoon "realistisch", dat weefselstuk van Arachne. Of wat denkt ge dat Zeus heelder dagen doet als hij niet met zijn donder en bliksem aan 't rommelen is? En let wel: dan ben ík de ruziemaker. Waaróm dan wel? Enkel en alleen omdat ik de wáárheid durf zeggen. Omdat ik het boekje open doe van die rotte bende die zich deugdzame goden durft noemen!
POLYXENA : Hou toch op, straks delen wij hier nog allemaal het lot van Arachne.
ERIS : Ach laat toch iemand die eerlijk is, zijn gedacht zeggen. Sidder en beef niet voor de waarheid.(haar oog valt op de drietand van Poseidon) Tiens, wat zie ik daar? De mestvork van Poseidon!? Díe van de zee en de paarden. Nog zo'n smeerlap. Die neukte met de merries van het Peliongebergte. Dáár zijn de Kentauren, de paardmensen, uit voortgekomen.
(Dimitrios staat haar aan te gapen)
Of wist ge dat ook niet, Dimitrios?
DIMITRIOS : Hoe zou ik dat kunnen weten? Ik heb toch alleen maar de lagere school gedaan.
ERIS : En godsdienst zal uw sterkste vak niet geweest zijn, zeker?
DIMITRIOS : Dat is waar, maar (fier) in gymnastiek was ik altijd de eerste van de klas!
POLYXENA : Ik begin mij af te vragen of er nog wel iemand komt. Kijk eens buiten de deur, Dimitrios, of er niemand aankomt.
(Dimitrios gaat kijken)
DIMITRIOS : Ik zie iemand in de verte. Hij komt de Pelionberg afgerend.
POLYXENA : Wie is het?
DIMITRIOS : Dat weet ik niet. Het is veel te ver. Hij is nog bijna helemaal boven.
POLYXENA : Hier, neem de verrekijker.
DIMITRIOS : (komt de verrekijker halen en gaat opnieuw kijken) Hij heeft een staf en een helm met vleugels, en ook sandalen met vleugels.
POLYXENA : Dat moet Hermes zijn.
ERIS : (gaat in de houding staan) God van de leugenaars en de dieven!
POLYXENA : (kwaad en gebiedend) Zwijg, verberg u in het toilet, snel. (en tot Dimitrios) Zet de deur alvast maar open. Laat niet merken dat we hem bespied hebben.
DIMITRIOS : Hij is nog ver, Polyxena.
POLYXENA : De goden verplaatsen zich snel jongen, en zeker Hermes, de gevleugelde.
DIMITRIOS : (ironisch) Tot uw dienst weledele Polyxena. (maakt een diepe buiging en gaat de deur wagenwijd openzetten)
(Even later verschijnt Hermes
gezwind in de deuropening; Polyxena gebaart Eris dat ze nu eindelijk moet
verdwijnen, wat ze ook doet)
HERMES : (enthousiast en met wijdse gebaren) Hermes,
god van de handel, bode van de goden! Is hij welkom? Waar is het feest?
POLYXENA : Geef míj maar uw mantel
en uw staf en alles wat u daarbinnen niet nodig hebt.
HERMES : Mijn staf die hou ik liever bij, "jonge
dame".
(Polyxena glundert)
Die kan ik
daar misschien wel nodig hebben. Maar ik geef u mijn gevleugelde helm en
sandalen (geeft zijn mantel, zijn helm en zijn sandalen).
(Polyxena ruikt er tersluiks aan,
bah!).
Met die attributen voel ik wel
eens te veel aandrang om te gaan vliegen, zeker als ik een glas teveel op heb. (doet
zijn cadeau, een klein doosje, in de mand) À propos, er is toch wel iets stevigs
te drinken hoop ik, iets wat de goden waardig is?
POLYXENA : Er is van alles, eerbiedwaardige god!
Trappist en Duvel en Tripel van de abdij van Steenbrugge
DIMITRIOS : En Ouzo, en Wortegemsen
POLYXENA : En alle soorten wijn: rode en witte en rosé
en nog veel andere kleuren.
DIMITRIOS : En Rodenbach van 't vat!
POLYXENA : Kom Dimitrios, 't is al goed. Leid de god
binnen in de feestzaal.
DIMITRIOS : (roept aan de ingang van de feestzaal) Hermes,
god van de boden, eh, bode van de goden, en zelf god van de handel en van de
commercie, van de leugenaars en van de dieven!
(Hermes wendt zich kwaad om en
geeft een slag met zijn staf op het hoofd van Dimitrios; deze valt in zwijm;
Hermes verdwijnt in de zaal)
POLYXENA : Dimitrios! Dimitrioske!
ERIS : (komt voorzichtig piepen) Wat is er nu
weer gebeurd?
POLYXENA : Hermes heeft hem een klop gegeven met zijn
staf. Nu zie je wat er van komt als men de goden beledigt. Misschien is
Dimitrios wel dood! (buigt zich over Dimitrios)
ERIS : Waarom heeft Hermes hem die klop gegeven?
POLYXENA : Omdat hij zei dat Hermes de god is van de
leugenaars en van de dieven.
ERIS : Maar dat is toch de zuivere waarheid: een
grotere dief en leugenaar bestaat er niet in het rijk van Zeus!
(Polyxena
slaat een kruisteken)
En dáárvoor
slaat hij iemand groggy, iemand die de waarheid zegt! En dan beweren ze dat ík
de ruziemaakster ben!
POLYXENA : Alstublieft, hou toch op met die taal! (kijkt
weer naar Dimitrios) Ik begin toch echt te geloven dat hij dood is.
ERIS : Bijlange niet (ze knielt naast Dimitrios
en beluistert zijn borstkas). Ziet ge wel, ik hoor zijn hart kloppen, luid
en regelmatig. Luister maar.
POLYXENA : (buigt zich en haalt uit Dimitrios' jas
een zakhorloge te voorschijn) Is het dát wat je hoort?
ERIS : Een zakhorloge. Onmogelijk, die moet toch nog
uitgevonden worden: we zijn pas in de 15e eeuw vóór Christus!
POLYXENA : Dan was het tóch zijn hart?
ERIS : Geen twijfel mogelijk. Ik zal hem eens gauw
bij zijn positieven brengen, zie. (ze buigt zich over Dimitrios en geeft hem
links en rechts enkele klinkende klappen in het aangezicht)
DIMITRIOS : (wordt wakker, wrijft over pijnlijk
aangezicht) Waar ben ik?
POLYXENA : Oef, wat heb je mij doen schrikken, Dimitrios.
DIMITRIOS : Wat heb ik dan gedaan?
POLYXENA : Je hebt de god Hermes
beledigd. Doe dat asjeblief nóóit meer, Dimitrioske.
ERIS : De waarheid, niets dan de waarheid heeft hij
gezegd, Polyxena. Hermes is een huichelaar, een leugenaar en een rover, een doortrapte
boef Maar als ik zo rondkijk, zie ik dat er hier nog veel groter crapuul in
huis is. Zie ik daar niet de lier van Apollo en de boog van zijn tweelingszus
Artemis? Moordenaars zijn dat, massamoordenaars!
POLYXENA : (slaat de armen ten hemel) Zeus, laat
haar toch ophouden!
ERIS : Weet ge dan niet hoe ze beiden in koelen
bloede de zeven zonen en zeven dochters van Niobe, de koningin van Thebe, met
hun pijlen hebben doodgeschoten, recht in het hart. En dát in opdracht van hun
moeder Leto, die Titanes, dat duistere schorremorrie, die het geluk van Niobe,
omwille van haar schitterend kroost, niet kon verdragen en daarom aan haar
eigen schamele tweeling de opdracht gaf tot die laffe veertienvoudige moord. (wendt
zich tot Polyxena) Van pure wanhoop en verdriet is die arme Niobe veranderd
in een druipende steenrots, die tot in eeuwigheid blijft wenen om haar
kinderen.
POLYXENA : Ik weet het, ik weet het. Maar is dit het
ogenblik om al die gruwelijke zaken op te rakelen?
ERIS : Ik vraag u alleen maar, Polyxena,
wíe hier nu de onverdraagzame is, de ruziemaker. Ben ík het of zijn zíj het?
(er wordt weer gebeld)
POLYXENA : Doe open, Dimitrios.
(Dimitrios opent de deur en
Dionysos en Hephaistos komen binnen, duidelijk aangeschoten; Dionysos heeft een
fles wijn in de hand)
DIONYSOS : Mogen we binnenkomen? We hebben allebei een
uitnodiging ontvangen voor het trouwfeest van ene Peleus met ene nimf Thetis,
dochter van Okeanus. Ik ben Dionysos, god van de wijn en van de goede sier. En
mag ik u de wijnschenker van de goden voorstellen (hij geeft Hephaistos een
vriendschappelijke doch harde klop tussen de schouderbladen), mijn
halfbroer Hephaistos, god van de smeden? (plots valt zijn oog op Eris) Wat
staat dat lelijk vuil schepsel daar te doen?
ERIS : Lelijk schepsel!? Bekijk uzelf, ge zijt alle
twee dronken.
DIONYSOS : Zééér juist. Maar als ik wil is dat bij mij
morgen over. Maar dat wil ik niét, omdat ik de god ben van de wijndrinkers.
Mijn halfbroer Hephaistos daarentegen drinkt om zijn verdriet te vergeten.
Omdat zijn dierbare echtgenote Aphrodite hem voortdurend ontrouw is.
(Hephaistos deponeert zijn
cadeau in de mand, een groot pak)
ERIS : Nogal logisch! Wie zou er met zo'n misbaksel
ooit het bed willen delen? Ik weet maar al te goed dat hij haar nog nooit met
één vinger heeft mogen aanraken. Laat staan, met iets anders
DIONYSOS : Wie heeft dat venijn hier uitgenodigd?
HEPHAISTOS : Ja, wie?
POLYXENA : Niemand, o hooggeplaatste goden, heeft haar
uitgenodigd. Ongenood is ze hier binnengekomen. Maar ik zweer u dat ze de
feestzaal niet zal betreden: Dimitrios en ikzelf staan daar borg voor.
(Dimitrios zet een stoere
borst op in de richting van Eris)
DIONYSOS & HEPHAISTOS : Het zij
u geraden, jonge dame!
(Polyxena kijkt weer gevleid)
DIONYSOS : Kom, halfbroeder Hephaistos, laten we mijn
thyrsos-staf en die zware hamer van jou aan die dame geven en ons bij de
feestvierders voegen (geeft staf en hamer aan Polyxena). Waar brandt de
lamp? (doet "enveloppe met inhoud" in de bus)
DIMITRIOS : De lamp?? (kijkt vragend naar Polyxena;
deze wijst driftig in de richting van de feestzaal) Hierheen, "o hooggeplaatste
goden". (roepend, bij de ingang van de feestzaal) Dionysos! God van
de wijn! Hephaistos! God van de smeden!
(Dionysos en Hephaistos
treden, een beetje wankelend, de feestzaal binnen; een gejoel stijgt op)
POLYXENA : (tot Eris)
Ach wat doe jij ons toch aan!
(er wordt weer gebeld)
Verberg je
snel en laat je niet meer zien!
(Eris gaat zich verbergen in
het toilet)
Doe open
Dimitrios.
(Dimitrios opent de deur; daar
staan Zeus en Hera, plechtig; Dimitrios beeft op zijn benen en stottert)
DIMITRIOS : Z.z.zeus en H.h.hera, veronderstel ik.
(Zeus en Hera treden binnen; Hera
duwt Dimitrios minachtend opzij zodat hij valt)
POLYXENA : Let niet op hem, o machtig opperste goddelijk
paar, en treedt nader in koning Peleus' nederig paleis. Peleus en Thetis danken
u dat u zich verwaardigd hebt te hunner ere van de hoge Olymposberg neder te
dalen. Vertrouwt mij uw mantels en uw overtollige spullen toe. Ik zal er zorg
voor dragen als voor mijn eigen leven.
ZEUS : (met theatraal gebaar) Treed nader
mooie meid (Polyxena glundert weer) en vergeet ook mijn staf niet.
(Polyxena neemt de mantels van
Zeus en Hera. Hera deponeert cadeau, een boek. Ondertussen kan Zeus niet
nalaten Polyxena eens flink bij de kont te pakken; Hera heeft dat in de gaten
en geeft Zeus een geweldige por in de rug)
HERA : Héla. Zal 't gaan, ja? Vrouwenzot! (Zeus
deponeert gauw zijn geschenkje)
(Hera neemt Zeus bij de arm en al
ruziënd neemt ze hem snel mee naar binnen)
ERIS : (komt weer te voorschijn) Daar hebt ge
't al. Die komen nog maar binnen en 't zit er al op. En dan zeggen ze van mij
dat ik een ruziemaakster ben. Die Zeus, die kan met zijn poten van geen enkel
vrouwelijk lijf afblijven. En erg kieskeurig is hij dan nog niet eens (Eris
kijkt met een zekere minachting naar Polyxena).
POLYXENA : (verontwaardigd) O, dank u, voor 't compliment.
ERIS : Niet één vrouwspersoon,
hetzij godin, hetzij nimf, hetzij sterveling, is veilig voor die geilaard. Wat
al bastaards er van hem niet rondlopen: honderden, ja duizenden! Wat al trucs
heeft hij niet uitgehaald om vrouwen te benaderen! Tot Leda is hij gekomen in
de gedaante van een zwaan en om Europa te veroveren heeft hij zich veranderd in
een stier. Stel u eens in de plaats van Akrisios, koning van Argos, aan wie het
orakel voorspeld had dat zijn kleinzoon hem de dood zou aandoen. Akrisios sloot
zijn eigen kind, zijn dochter Danaë op in een kerker, opdat géén man haar zou
benaderen. Maar Zeus nam de gedaante aan van een gouden regen en gleed alzo
tussen de traliën van Danaë's kerker en tussen haar dijen, die ze nochtans fel
toegeknepen hield - althans, dat had haar vader haar toch opgedragen -. En er
kwam een kind van, natuurlijk, en later doodde het kind zijn grootvader,
precies zoals het orakel voorspeld had Ach, wat een ellende heeft die
onverbeterlijke smeerlap al niet in de wereld gebracht!
POLYXENA : Zeus behoede dit huis. Ze weet niet wat ze
zegt.
ERIS : Ze weet het maar al te goed. Ik denk ook aan
die arme Io. Toen Hera op 't punt stond haar ontrouwe echtgenoot tijdens het
liefdesspel met Io te betrappen, veranderde hij Io in een koe. Maar Hera liet
zich niet om de tuin leiden en ze wist precies wat er gaande was. Ze stuurde
een horzel op het arme dier af. Op de vlucht voor de horzel heeft Io alzo al de
wereldzeeën doorzwommen. Verschrikkelijk toch? Of níet soms? En sta mij niet zo
aan te gapen. Wat ik vertel is toch geen fantasie. Dat is toch door iedereen
gekend.
DIMITRIOS : (terzijde) Door wie tenminste zijn middelbaar gedaan heeft
ERIS : Denk toch eens aan al die bastaards die
daar uit voortgekomen zijn. Hera heeft ze met nooit aflatende ijver vervolgd.
Heracles is er één van, de zoon van Alcmene van Thebe. Zeus had Heracles bij
haar verwekt door haar te benaderen in de gedaante van haar echtgenoot.
DIMITRIOS : (terzijde) Wat een gemene truc!
(er wordt weer gebeld; Dimitrios
gaat snel de deur openen; daar staat Aphrodite in volle glorie; Eris vlucht in
het toilet)
(stom van verbazing) A..a..a..
APHRODITE : (tot Dimitrios en Polyxena) Goedenavond.
DIMITRIOS : A..a..a..
APHRODITE : (tot Dimitrios) Je ziet er zo verbauwereerd uit, knappe
jongeling. Kom hier dat ik je tegen mijn boezem druk. (ze omhelst Dimitrios)
DIMITRIOS : (wankelt op zijn benen en valt achterover,
murmelend) A..a..a.. (en,
rechtkrabbelend, op de knieën en met de handen smekend naar Aphrodite
gericht) A..a..a..aphrodite!
APHRODITE : (verder niet veel aandacht meer bestedend
aan Dimitrios, tot Polyxena) Ben ik
niet een beetje laat?
POLYXENA : Inderdaad, o
allerbeminnelijkste godin van de liefde. De meeste genodigden zijn er al. Ook
Hephaistos, uw echtgenoot.
APHRODITE : Je had toch zeker niet
gedacht dat ik samen met mijn echtgenoot zou gekomen zijn? Wij hebben nog nóóit
iets samen gedaan. We praten zelfs niet met elkaar. Je weet toch hoe het komt
dat hij mijn echtgenoot geworden is?
POLYXENA : In de middelbare school hebben we daar wel
iets over geleerd maar geen details.
APHRODITE : Dan wil ik je best de details vertellen.
POLYXENA : O, gaarne, allerbekoorlijkste onder de
godinnen! (tot Dimitrios) Luister jij ook maar eens mee, Dimitrios.
(en weer tot Aphrodite) Daar weet híj natuurlijk niets van: enkel maar
lager onderwijs gedaan, ziet u
(Dimitrios trekt een kwaad
gezicht naar Polyxena)
APHRODITE (bekijkt Dimitrios, vertederd) Jammer toch van zo'n mooie jongen (Dimitrios zwijmelt weer van genoegen) dat hij zo weinig ontwikkeld is (Dimitrios kijkt weer kwaad naar Polyxena),
ik bedoel hiér (ze wijst op haar voorhoofd) van bóven. Van onderen zal
alles wel dik in orde zijn, veronderstel ik.
(Dimitrios zet een fiere borst
op in de richting van Polyxena en knikt dan heftig bevestigend naar Aphrodite).
Wel ziehier hoe de vork aan de
steel zit Zoals jullie zeker horen te weten is Hephaistos de zoon van Hera. Ze
zou hem bij zichzelf verwekt hebben. Daar heeft ze geen man voor nodig gehad.
DIMITRIOS : 't Is raar.
APHRODITE : Ja, vreemd dat zoiets kan. Het zou verboden
moeten worden! (vermanend) Want het is zeer slecht voor de liefde. Dat
de goden zich met dergelijke praktijken inlaten! En wat gaat dat worden als de
stervelingen dat gaan na-apen? Volgens Cassandra, de zieneres van Troje, zal
het menselijk geslacht over 3500 jaar geen zaadcellen meer nodig hebben om zich
voort te planten. Niemand gelóóft Cassandra en toch: ze heeft zich nog nóóit
vergist! Waar moet dat dan met de seks naartoe? (kijkt Dimitrios aan, die
Aphrodite al de hele tijd in bewonderende aanbidding staat aan te gapen)
DIMITRIOS : (verbauwereerd) Ik ik weet het niet.
APHRODITE : Natuurlijk dat jij dat niet weet. Jij hebt
toch alleen maar
DIMITRIOS : (gedeeltelijk tot de zaal) lager
onderwijs gevolgd.
APHRODITE : Maar toen Hephaistos geboren werd, bleek hij
zo lelijk te zijn dat Hera hem niet wilde hebben.
DIMITRIOS : (terzijde)
Dat komt ervan
APHRODITE : Ze gooide hem uit de hemel, recht in de zee.
Twee nimfen redden hem van de verdrinkingsdood en voedden hem op in hun paleis
op de bodem van de zee. En later verzoende hij zich met zijn moeder en werd hij
weer opgenomen tussen de goden op de Olympos. Toen mijn vader Zeus, die zoals
ieder gezond mannelijk wezen nogal graag een slippertje maakt, op een goede dag
het gezeur van Hera over zijn liederlijk gedrag kotsbeu was, bond hij haar met
kettingen aan de handen vast aan het hoge hemelgewelf, met een zwaar aambeeld
aan de voeten. En Hephaistos, hoewel ze hem zo onmenselijk behandeld had,
bevrijdde zijn moeder uit die hachelijke situatie. Maar daarmee haalde Hephaistos
de vreselijke toorn van mijn vader Zeus over zich en voor de tweede keer werd
hij uit de hemel gedonderd. Nu kwam hij echter minder zacht terecht, namelijk
op de harde grond van het eiland Lemnos. Al zijn beenderen waren gebroken. De
Kabiren die op Lemnos vertoefden in hun onderaardse smidsen, hebben hem zo goed
en zo kwaad als het kon opgelapt en hem ook de stiel geleerd. Mijn vader Zeus
heeft hem achteraf in een bui van medelijden toch weer teruggehaald en hem
zelfs bevorderd tot wijnschenker van de goden. En mij, de schoonste onder alle
godinnen, heeft hij hem tot bruid gegeven.
DIMITRIOS : (terzijde)
De gelukzak.
APHRODITE : Dat Hephaistos mijn echtgenoot is mag dan
zíjn ijdelheid strelen, daarom hoef ík mij nog niet te laten aanraken door dat
lelijk scharminkel, dat voorwerp van spot is voor al de goden op de Olympos. (tot
Dimitrios) Wat denk jij daarvan, Dimitrios?
DIMITRIOS : D..d.. dat u gelijk hebt, o wondermooie
Aphrodite.
APHRODITE : Wondermooi, zeg dat wel, knappe jongeling.
Maar dat doet er mij aan denken dat ik, vooraleer de feestzaal te betreden,
mijn haartooi nog wat moet bijwerken en mijn gezicht wat bijpoederen, en mijn
wenkbrauwen, mijn oogschaduw, mijn wimpers En nog wat intiemspray
aanbrengen (doet een "spuitbeweging"
naar de oksels en naar de "intieme delen"). Mag ik misschien het
toilet even gebruiken?
POLYXENA : (angstig omdat Eris in
het toilet zit, doet een beweging als om Aphrodite de weg te versperren) Nee!
(Aphrodite kijkt onthutst)
Ik bedoel, u kunt het híer doen. D.. daar is geen spiegel. Maar hier
hebt u er wel een (overhandigt Aphrodite een spiegel met handvat).
(Terwijl Aphrodite in de spiegel
kijkt, komt Eris vliegensvlug uit het toilet en verdwijnt min of meer ongemerkt achter de balie)
APHRODITE : Maar dan kan ik toch beter dit spiegeltje
meenemen naar het toilet. Ik wil immers ook nog van beha en van slipje
wisselen. Speciaal voor dit feest wil ik deze wonderbra en deze tanga aandoen (haalt
een onooglijk bh'tje en dito slipje uit haar beauty-case) en dat kan ik
toch onmogelijk doen in 't aanschijn van al die mensen hier (richt zich tot
de zaal) nietwaar! (laat eventueel wat tijd aan de zaal om te reageren)
(Eris steekt even het hoofd boven
de rand van de balie en duikt dan snel weer weg; Aphrodite heeft daar een glimp
van opgevangen)
Hé, zit daar iemand achter de
balie?
ERIS : (duikt weer op) Nee hoor! (duikt weer weg)
APHRODITE : Ha, dan is 't goed.
DIMITRIOS : (terzijde, spottend) Dom blondje!
APHRODITE : En nu trek ik mij toch maar even terug in het
toilet. Ik moet plá-ássen (met de handen aan haar kruis trippelt ze vlug het
toilet binnen).
ERIS : (te voorschijn komend) "O
allermooiste Aphrodite" (ironisch). Mooi, aan de buitenkant, ja. En
dan nog allemaal kitsch! Geschilderd en gepoederd, maar rót van binnen. D'r is
maar één vent in de hele wereld waarmee ze niet bereid is te slapen en dat is
haar eigen echtgenoot. Ik acht haar in staat om het zelfs met joú te doen,
Dimitrios.
DIMITRIOS : (kan zijn oren bijna
niet geloven) Z..z..zou je dat denken?
ERIS : En ze noemt zich dochter van Zeus: "Mijn
vader Zeus". Maar de waarheid is dat ze ontstaan is uit het schuim van de
zee. Dat weet toch iedereen!
DIMITRIOS : (tot het publiek en tot Eris) die
zijn middelbaar gedaan heeft.
ERIS : Dat behoort inderdaad tot de vaste leerstof
van het middelbaar, Dimitrios. Dat de oergod Oeranos door zijn zoon Kronos
ontmand werd. Kronos wierp het geslachtsdeel van Oeranos van op het Griekse
vasteland ver weg in de zee, alwaar het met een plons terecht kwam in de buurt
van het eiland Cyprus. Op die plaats begon het water te schuimen en uit dat
schuim is ze ontstaan. En zo'n overspelig en leugenachtig schepsel is hier
welkom, terwijl een rechtschapen en vredelievend persoon als ik, die nog nooit
van iemand kwaad heeft gesproken
(Aphrodite komt uit toilet,
Eris verbergt zich vliegensvlug achter het gordijn)
APHRODITE : Hier doe ik dan mijn huwelijkscadeau in, en
mijn beauty-case vertrouw ik jou toe, Polyxena. Draag er goed zorg voor.
POLYXENA : Daar sta ik borg voor, schone heiligheid.
DIMITRIOS : (smachtend) En ik
ook, "schat", eh, ik bedoel "schone heiligheid" (knipoogt
naar Aphrodite, die in de zaal verdwijnt)
ERIS : (komt te voorschijn) "Schone heiligheid, schone heiligheid". Geiligheid, ja! Tiens, ik ga daar toch eens een kijkje nemen (wil de zaal binnengaan).
POLYXENA : (verspert Eris de weg) Ik heb opdracht gekregen geen ongenode gasten binnen te laten.
(Eris stribbelt tegen)
Kom Dimi, help even mee haar eruit gooien.
(Dimitrios en Polyxena slepen de vloekende Eris naar buiten, doen de buitendeur dicht. Een paar seconden later gaat de deur weer open en Eris steekt haar hoofd naar binnen)
ERIS : (woedend) Maar ik kom terug, reken daar maar op. En ik breng een cadeau mee, een cadeau dat iedereen zal heugen tot aan het einde van de tijden. Ha, daar zullen ze over 3500 jaar nóg van spreken. Dáár zal menig hectolitertje bloed door vloeien, dáár gaan ze boeken over schrijven (ze slaat de deur met een harde klap achter zich dicht om direct erna haar hoofd weer naar binnen te steken), entoneelstukken!
DOEK
TWEEDE BEDRIJF
(Dimitrios en Polyxena staan geleund tegen de balie, Dimitrios ervóór, Polyxena erachter, beiden met een glas wijn in de hand en reeds lichtjes aangeschoten; op de balie staat een half lege fles wijn en ook nog een volle; op de balie ook een breiwerk)
POLYXENA : Toch vriendelijk van Hermes om ons die twee flessen wijn te brengen.
DIMITRIOS : Héél vriendelijk, maar liever nog had ik een paar flesjes Duvel (of een ander soort bier)gehad.
POLYXENA : Kijk een gegeven paard niet in de muil, Dimitrios. Daarenboven, ik zie toch dat het je smaakt (lacht, verslikt zich). Oeps, straks worden we nog vrolijk. Zeg, Dimitrios, zouden we niet wat orde scheppen in deze warboel van cadeau's?
DIMITRIOS : Een goed idee, Polyxena. Laten we maar onmiddellijk aan de slag gaan. (tilt een groot en zwaar pak op). O, wat zwaar. Wat zou er in zitten? (zet het pak op de balie, met veel inspanning)
POLYXENA : 't Staat erop, kijk. (leest) Twaalfdelig eetservies. Mooi cadeau. Ik zal dat hier netjes neerzetten (zet het pak achter de balie).
DIMITRIOS : En dit klein pakje hier. Daar staat ook iets op geschreven. Maar 't is wel in een vreemde taal
POLYXENA : (leest) "piperinum et salinum".
DIMITRIOS : Wat betekent dat?
POLYXENA : 't Is Latijn, man. De taal van de toekomst! Let maar eens goed op: over tweeduizend jaar wordt hier niets anders meer gesproken. "Piperinum et salinum" betekent "peper- en zoutvat". Een peper-en-zoutvat Dimitrios. Mooi cadeau.
DIMITRIOS : maar een beetje aan de krenterige kant En kijk dit hier, een boek. Wie geeft er nu een boek als huwelijksgeschenk?
POLYXENA : Tenzij het een héél praktisch boek is. Wat staat er op?
DIMITRIOS : (leest) Duizend en één technieken. En er hangt een kaartje aan: vanwege Athena, ten behoeve van het pas getrouwde paar. Toch wel een praktisch boek dunkt me, Polyxena: duizend en één technieken voor het pas getrouwde paar (zet het pak op de balie).
POLYXENA : Merkwaardig toch dat dit van Athena komt. Dat is toch helemaal háár stijl niet. Schuif dat lint eens weg, Dimitrios. (Dimitrios doet het; er staat "1001 weef-technieken). Dacht ik het niet! Waardeloos cadeau is dat. Denkt die nu echt dat ze die twee tijdens hun huwelijksnacht aan 't weven gaat zetten? Naaien, ja!
DIMITRIOS : Zal ik het dan maar meteen in de vuilnisbak gooien?
POLYXENA : Ach, laat maar, Dimitrios. We zetten het bij de rest.
DIMITRIOS : En dit pak dan? (geeft het aan Polyxena)
POLYXENA : (leest) Opblaasbare gummipop. Het wordt hoe langer hoe gekker, Dimitrios. Wie komt er nu op zo'n idee? Kun jij die kleine lettertjes lezen: ik kan mijn bril maar niet vinden (ze zoekt diep in haar zakken).
DIMITRIOS : (leest) Ik heet Saar, sta immer voor je klaar, ik heb altijd zin, kom er lekker in; voor mijn goede vriend Peleus, vanwege Hephaistos.
POLYXENA : Van Hephaistos! Nu gaat er bij mij een lichtje branden.
DIMITRIOS : Bij mij brandt er nog niets, Polyxena.
POLYXENA : Het tegendeel zou mij verbaasd hebben. Jij kent immers nog niets van het leven.
DIMITRIOS : Is het dan tóch een nuttig cadeau, als ik vragen mag? Speelt Peleus misschien nog met de poppen, Polyxena?
POLYXENA : Bijlange niet! (op strenge toon) Dit cadeau kunnen wij niet laten passeren. Het is een belediging voor Peleus en voor zijn bruid. Verberg het Dimitrios. Neem het mee naar huis, als het feest gedaan is. Zorg dat niemand het ziet.
DIMITRIOS : O, dank je, Polyxena. Maar wat moet ik er mee aanvangen? Ik ga toch niet met póppen spelen.
POLYXENA : Wie weet Dimitrios, wie weet. Als je wat ouder bent misschien
(Dimitrios maakt een beweging met de hand als om uit te drukken dat Polyxena "vangt"; hij neemt een groot pak en zet het op de balie; er staat in grote letters op "VIAGRA")
Wat mag dáár in godsnaam inzitten?
DIMITRIOS : (kijkt op de zijkant van het pak en begint te klappertanden en te beven) D..doe dat pak snel weg, Polyxena, ik ben bang.
POLYXENA : Waarom dan?
DIMITRIOS : K..kijk maar. D..daar zit een m..monster in dat pak. (Dimitrios draait het pak met de zijkant naar voor; daar staat op "monster zonder waarde"; hij zet een paar stappen naar achter en vervolgt) En het monster heet Viagra!
POLYXENA : Dwaze Dimitrios! "Monster" betekent in dit geval "staal". Een monster! Gebruik toch je verstand , Dimitrios. Denk toch even na
DIMITRIOS : Nadenken, Polyxena. Maar dat is gevaarlijk, nadenken. Meiroös' paard is dood van te veel na te denken. Het beest was er graatmager van geworden, zo mager dat het nog amper twee ziektes kon krijgen!
POLYXENA : Onnozelaar.
DIMITRIOS : De "velziekte" en de "beenderziekte".
POLYXENA : "Monster" betekent zoals ik al zei "staal", allez een monster.
DIMITRIOS : Juist, een monster, een monster met met met een stalen bek en stalen klauwen! Ach, ik ben zo bang, Polyxena.
POLYXENA : Je snapt er niets van. Kijk, hier staat nóg iets op de doos. Lezen, Dimitrios.
DIMITRIOS : (leest met bevende stem) Snelrijzend Komt gegarandeerd omhoog binnen de vijfenveertig minuten Tot zes maal het oorspronkelijk volume
POLYXENA : Eureka! Ik weet het: bakpoeder! Dit is een doos bakpoeder.
DIMITRIOS : En toch zeg ik u dat het een monster is. Een snelrijzend monster met stalen bek en stalen klauwen, dat tot zes maal zijn oorspronkelijk volume kan aannemen.
POLYXENA : Hoe is het in 's hemelsnaam toch mogelijk dat jij dat niet begrijpt, Dimitrios? Dit ís bakpoeder. (denkt even na) Volkomen ongeschikt cadeau, overigens. En daarenboven "zonder waarde". Eigenlijk is dit een belediging voor koning Peleus en zijn bruid. Ze kunnen het maar best niet te zien krijgen. Weet je wat? Ik maak het pak open.
DIMITRIOS : Niet doen. Asjeblief Polyxena. (vlucht naar de buitendeur en houdt de klink vast)
(Polyxena doet het pak toch open en haalt er een plastic zak uit, vol grote blauwe pillen; Dimitrios nadert voorzichtig)
Wat is dát, Polyxena?
POLYXENA : Geen idee. Snoepjes, denk ik. Wacht, er zit nog wat in (ze haalt een grote houten pop te voorschijn, 'n beeld van Priapos, met kaal hoofd en dikke tong, dikke buik en een reuze-grote penis die naar achteren wijst; ze zet het beeld op de balie)
DIMITRIOS : (zet weer een stap achteruit) Het monster!
POLYXENA : Kom nou, een onschuldig houten beeld.
(De kreupele god Hephaistos komt binnen, dronken. Polyxena gaat snel met de rug vóór de Priapos staan)
U ziet er droevig uit, eerbiedwaardige god van de smeden.
HEPHAISTOS : Ach, mensenkinderen. Gij noemt mij eerbiedwaardig. Weet dat ik onder de goden geen enkel respect afdwing. Dat ik niets méér ben dan een ongewenst kind van Hera. Omdat ik niet mooi genoeg was naar haar gevoel, heeft ze mij vlak na mijn geboorte uit de hemel gegooid. Later, toen alles weer koek en ei was tussen mijn moeder en mij, gooide Zeus mij nogmaals uit de hemel. De eerste keer was ik in de zee terecht gekomen, maar de tweede keer viel ik te pletter op het eiland Lemnos. En kijk hoe kreupel ik daaruit te voorschijn ben gekomen! En dan mijn echtgenote Aphrodite! Die wil nog niet eens dat ik haar aankijk, laat staan dat ik haar zou mogen aanraken. Wat heb ik aan zo'n vrouw?
DIMITRIOS : Niet veel, me dunkt
(ondertussen komt Dionysos binnen, dronken en met een kruik wijn)
HEPHAISTOS : (jammerend) Met Aphrodite zal het wel nooit goedkomen. Ach, ben ik niet de ongelukkigste onder de goden?
DIONYSOS : Kop op, makker. Tussen jou en je moeder Hera botert het nu toch tamelijk goed, als ik mij niet vergis
HEPHAISTOS : O, jawel. Jij daarentegen, als bastaardzoon van Zeus, staat niet al te zeer in haar gratie. Meer dan eens heeft ze mij verteld over je moeder Semele, de dochter van de Thebaanse koning Kadmos. Hoe ze verliefd werd op een jonge man, die beweerde Zeus te zijn. Hij beloofde haar op erewoord dat hij een wens van haar - 't mocht om 't even wat zijn - in vervulling zou doen gaan. Jouw ongelukkige moeder wenste dat hij zijn goddelijkheid zou bewijzen door voor haar te verschijnen in al zijn glorie, met bliksem en al. Zeus trachtte haar nog die wens uit het hoofd te praten, want hij wist dat géén sterveling de aanblik van de oppergod in al zijn schittering, kan verdragen. Maar ze bleef volharden en Zeus kon niet anders dan aan haar wens voldoen. Hij verscheen aan haar in zijn minst schitterende gedaante en met zijn allerkleinste bliksempje. Niets mocht baten: jouw moeder Semele verschroeide ter plaatse! Toen was ze al zwanger. Jij was al op komst, Dionysos! Maar Zeus was bij de pinken en hij gaf onmiddellijk opdracht aan Hermes haar buik te openen via een keizersnede (dat was de allereerste keizersnede) en jij kwam te voorschijn. Praxiteles heeft er dat schitterend beeld van gemaakt (wijst op het beeld of op een plaat van het beeld, aan de muur): Hermes met jou op de arm, vlak na je geboorte.
(tijdens het verhaal van Hephaistos heeft Polyxena haar breiwerk opgenomen)
DIONYSOS : Ach, ik vind dat geen bijster leuk verhaal. (schudt het hoofd, herpakt zich). Ik durf wedden, Hephaistos, dat jij op weg bent naar het toilet, net als ik. Jij drinkt te veel, net als ik.
HEPHAISTOS : Jíj drinkt teveel. Bij mij zit dat toch enigszins anders.
DIONYSOS : Hoezo?
HEPHAISTOS : Gezwollen prostaat, man. 't Is allemaal begonnen met die kwalijke stamp die ik op de Akropolis heb moeten incasseren. Sedertdien is het nooit meer goed gekomen.
(Dimitrios hoort angstig toe en voelt aan zijn kruis)
DIONYSOS : Is het niet Athena die jou dat gelapt heeft?
HEPHAISTOS : Precies. En zeggen dat ze haar geboorte aan mij te danken heeft. Ík ben het toch die haar verlost heb uit het hoofd van Zeus.
DIONYSOS : Zo zie je maar: ondank is 's werelds loon. Of zoals ze elders zeggen: stank voor dank
(Hephaistos en Dionysos trekken samen naar het toilet; ze laten de wc-deur achter zich openstaan)
DIMITRIOS : Mag ik nog eens proeven van die blauwe snoepjes, Polyxena?
POLYXENA : Wat ben jij toch een groot kind, Dimitrios. Maar goed, neem er eentje. Maar wees voorzichtig: er moest eens een drug inzitten.
DIMITRIOS : Wees gerust, ik neem er maar één. (neemt één blauwe pil, vindt het lekker en neemt er nog een)
STEM VAN DIONYSOS : (vanuit wc) Wat kun jij nog vèr plassen, Hephaistos, met die prostaat van jou.
STEM VAN HEPHAISTOS : Ha, je weet het. Daar mag jij een punt aan zuigen.
STEM VAN DIONYSOS : Daar dénk ik nog niet aan. Ik plas overigens tweemaal zo ver.
STEM VAN HEPHAISTOS : Welaan dan. Vooruit met de geit!
STEM VAN DIONYSOS : Van a één, van a twee, van a drie
(Een waterstraal spuit de vestiaire binnen; Dimitrios staat versteld en neemt gauw nog een Viagra. Dionysos en Hephaistos komen broederlijk uit de wc)
HEPHAISTOS : Ik leg mij helemaal neer bij jouw meesterschap, waarde collega. (tot Polyxena) Mijn jonge vriend hier, dat is pas de ware kampioen, zowel in het drinken als in het plassen. Het zal je toch niet onbekend zijn dat jullie mensen de kunst van het maken van wijn aan deze jonge god te danken hebben? Vertel jij dat zelf eens, Dionysos, hoe dat precies in zijn werk is gegaan.
DIONYSOS : Het was dienst voor wederdienst. Ik was bevriend met Oineus, de koning van Kalydon, en niet minder met zijn vrouw Althaia. Er is een tijd geweest dat ik welhaast dagelijks op bezoek ging naar het koninklijk hof van Kalydon. Oineus had al lang in de gaten dat het mij om Althaia te doen was. Maar in plaats van jaloers te zijn, kneep hij een oogje dicht en zonderde zich af op zijn akkers. Als dank voor zoveel begrip heb ik hem de edele kunst van het wijn-maken geleerd en Oineus zelf heeft die kennis overgedragen op de hele mensheid.
HEPHAISTOS : (drinkt Dionysos toe) Santé. (plots valt zijn oog op Priapos) Maar, is dat Priapos niet? Jouw zoon, Dionysos, van jou en van míjn vrouw, Aphrodite?
DIONYSOS : (merkt nu ook Priapos op) Maar dat is warempel Priapos. Priapos, mijn zoon, mijn Priaposje! Mijn jongen! (tot Hephaistos, Polyxena en Dimitrios) Wat is hij lief, wat is hij mooi! Of vinden jullie van niet? (Dionysos versombert) Nee, jullie vinden hem niet mooi, hé? Jullie vinden hem lelijk; aartslelijk vinden jullie hem! Maar jullie kunnen van hem denken wat je wilt, laat het voorál niet merken en boven alles: spot niet met Priapos, want hij is een godenkind, een kind van mij en Aphrodite, de vrucht van een wilde liefdesnacht.
HEPHAISTOS : (tot het publiek) Een kind van hem en míjn vrouw! (tot Dionysos) Ik zou je moeten haten, man. Maar omdat je mijn vriend bent - en misschien wel mijn halfbroer - kan ik dat niet.
DIONYSOS : Ik deed het heus niet om jou te kwetsen. Ik kon mij niet bedwingen, mijn passie was te groot.
HEPHAISTOS : Ach, ik neem het je niet eens kwalijk. Ik ben eraan gewend geraakt. In den beginne vond ik het erg, ja. Zo ben ik eens vreselijk kwaad geweest op Ares.
DIONYSOS : En je hebt het die smeerlap flink betaald gezet!
HEPHAISTOS : Ik heb een onzichtbaar stalen net gemaakt, dat automatisch dichtklapte toen hij met haar in het bed lag, ons echtelijk bed, dat ikzelf met mijn eigen handen gemaakt heb en dat zíj steeds geweigerd heeft te delen met mij, haar wettelijke echtgenoot Ze zaten gevangen als vogels in een kooi, allebei poedelnaakt.
DIONYSOS : Het was zijn verdiende loon. Beschaamd moest hij zijn: vógelen met andermans vrouw!
HEPHAISTOS : En toen heb ik alle goden en godinnen opgetrommeld om dat overspelige stel in hun kooi te komen bewonderen, om getuige te zijn van de ontrouw.
DIONYSOS : (vrolijk) Ik weet het, ik weet het. Ik was er zélf bij. We stonden allen te schuddebuiken van 't lachen. Ik hoor Poseidon, de oude snoeper, die naast mij stond, nog zeggen: "En tóch is hij te benijden, die Ares. Ik zou een lief ding geven om dát ooit eens met Aphrodite te kunnen beleven. De spot van de goden zou ik er op de koop toe bijnemen."
HEPHAISTOS : Toen allen uitgekeken waren, heb ik ze de vrijheid teruggegeven. Uit schaamte hebben ze zich daarna teruggetrokken: Ares in Thracië, Aphrodite in Klein-Azië. Het heeft een lange tijd geduurd eer ze zich nog hebben durven laten zien op de Olympos.
DIONYSOS : Maar dat je mij die misstap vergeeft, daar zal ik je altijd dankbaar voor zijn. Gij zijt een toffe pé, Hephaistos. Maar Hera, die onverbeterlijke jaloerse trut, dacht dat Aphrodites zwangerschap eens te meer het werk was van haar echtgenoot Zeus. Met de kwade hand raakte ze de buik van Aphrodite aan en alzo werd het kind betoverd. Als monster kwam het ter wereld: zonder haar, met een veel te dikke tong en een dikke buik en bovenal een reuze-grote penis. Het kostte hem al de moeite van de wereld om die penis te torsen, zodat hij slechts waggelend kon lopen. Tot overmaat van ramp stond die penis altijd in erectie, en in de verkeerde richting, naar achteren (Dimitrios trekt een heel bedenkelijk gezicht)
POLYXENA : Wat erg! Maar 't is toch een schoon boeleke. (strijkt over Priapos' kaal hoofd)
DIMITRIOS : (met gemaakte overtuiging) Dat vind ik ook. (raakt de penis even aan en trekt snel zijn hand weer terug)
DIONYSOS : Aphrodite vond hem lelijk en ze legde hem te vondeling in Klein-Azië. De mensen die het kind vonden lachten het uit en ze beschimpten het en weldra werd het een voorwerp van spot voor de hele streek. De aandoening waaraan hij leed heet "priapisme". Hoe kon het dan ook anders of hij werd "Priapos" genoemd. Maar het duurde niet lang of de streek werd getroffen door groot onheil: de oogsten mislukten en de mensen en het vee stierven door allerlei ziekten. Dank zij het orakel kwam men te weten dat dit alles een straffe gods was, om wat de mensen het goddelijk kind Priapos hadden aangedaan. Van toen af werd Priapos door de mensen geëerd en op handen gedragen. Men aanbad hem als een god en men bracht hem offers. Afbeeldingen werden van Priapos gemaakt en deze werden gebruikt voor allerhande nuttige en eerbare doeleinden. Men gebruikte hem als vogelverschrikker en als tuinkabouter (neemt bloempotje en zet het op de penis), als sleutelhanger (neemt een grote sleutel uit zijn zak en hangt die aan de penis), en om reklame te maken (draait het beeld 180°; daar staat in grote letters op de penis "VIAGRA"). Of om breinaalden in te steken (neemt de naalden uit het breiwerk van Polyxena).
POLYXENA : Ocharme, nu is mijn breiwerk naar de knoppen.
DIONYSOS : (steekt de breinaalden in de penis van Priapos) Treur niet om een breiwerk, Polyxena. Laten we drinken en vrolijk zijn. (en tot Priapos) Wat denk jij, mijn kleine Priapos? (Dionysos drinkt, overvloedig Plots richt hij weer het woord tot Hephaistos) Hoe doe jij het eigenlijk, beste vriend, zo zonder vrouw?
HEPHAISTOS : Met een pop. Ik kan het alle mannelijke hoorndragers warm aanbevelen. Gemakkelijk en goedkoop.
(Ondertussen gaan Hephaistos en Dionysos, min of meer waggelend, de zaal weer binnen)
POLYXENA : Heb je dat gehoord, Dimitrios. Begrijp je nu waarvoor zo'n pop dient? Gaat er bij jou nu nog geen lichtje branden?
DIMITRIOS : Nu begint mijn lichtje te branden. Ik denk dat ik nu tóch met de poppen ga spelen. (neemt nog een blauw snoepje)
POLYXENA : Snoep niet zoveel, Dimitrios. Je had toch beloofd er maar eentje te nemen.
DIMITRIOS : Maar ze zijn zo lekker
POLYXENA : Straks krijg je nog ongemakken in je buik. (haar ogen vallen weer op de cadeau's) Ik vraag mij af wat er in dat roze pak zit. Eens voelen hoe zwaar het is. (ze stapt naar het pak en neemt het op) Mm behoorlijk zwaar en er staat iets op geschreven. (leest) VIBRATOR-XL (in grote letters).
DIMITRIOS : Een vibrator?
POLYXENA : Je gaat mij toch niet vertellen dat jij weet wat een vibrator is?
DIMITRIOS : Ja zeker, hooggeleerde Polyxena. Dat heb ik op school geleerd, in het tweede studiejaar. Een goede school was dat!
POLYXENA : Een ware schande!
DIMITRIOS : Dat ze dat leren in het tweede studiejaar?
POLYXENA : Neen, dat ze zo'n cadeau geven op een trouwfeest. Precies of Thetis iets zou tekort komen bij Peleus
DIMITRIOS : Je schijnt hem wel goed te kennen, je werkgever.
POLYXENA : Dat hoort toch zo, Dimitrios. Of niet soms?
DIMITRIOS : O, dat weet ik niet. Dat zal stof zijn van 't middelbaar, denk ik.
POLYXENA : Ik vind dat we dit cadeau moeten achterhouden. Het ware een te groot affront voor Peleus. Staat er geen naam bij van de schenker?
DIMITRIOS : Er zit een kaartje op (leest) "vanwege Aphrodite".
POLYXENA : Ik had het kunnen denken!
DIMITRIOS : Ik ook. Oversext zeker?
POLYXENA : Zeg niet alles luidop wat je denkt, Dimitrios.
DIMITRIOS : Pardon! Als we dit pak dan toch achterhouden, kunnen we het net zo goed open maken.
POLYXENA : Doe wat je niet laten kunt, Dimitrios.
DIMITRIOS : (maakt het pak open en haalt er een groot stuk uit, in de vorm van een obus uit de oorlog 14-18, en zet het op de balie) Nú weet ik wat die letters "XL" betekenen (wijst op de doos): formaat Aphrodite. De goden zijn groot geschapen, hebben we op school geleerd: (tot publiek) derde studiejaar. Kun jij dat ding gebruiken, Polyxena?
POLYXENA : Ik denk het wel (Dimitrios trekt een bedenkelijk gezicht).Kijk eens of het werkt. Daar is het stopcontact.
(Dimitrios steekt de stekker in; de vibrator begint te dansen en maakt een hels lawaai; ze schrikken allebei)
Vlug, doe dat ding weer in de doos.
(Dimitrios trekt vliegensvlug de stekker uit en stopt de vibrator paniekerig weer in de doos. Beiden gaan nu een slokje drinken om hun alteratie weg te spoelen. Na bekomen te zijn, neemt Dimitrios een nieuw pakje en zet het op de balie; er staat "Durex" op)
DIMITRIOS : Nóg een pakje met een Latijnse naam op.
Heb jij enig idee wat dáár in zit Polyxena? (Polyxena maakt een ontkennend
gebaar) Zullen we eens loeren? 't Is maar een doos met een elastiek errond.
Niemand gaat er wat van merken! (ze beginnen het pak te openen).
POLYXENA : Wat wij doen is niet
goed, Dimitrios. Wij overtreden de wet. Gelukkig hebben wij een verzachtende
omstandigheid.
DIMITRIOS : O, ja?
POLYXENA : Ons handelen wordt gedreven door een drang
waaraan wij niet kunnen weerstaan.
DIMITRIOS : Welke drang?
POLYXENA : Nieuwsgierigheid, man, nieuwsgierigheid (haalt
een soort langwerpige lederen zak uit de doos). Kijk nu, een condoom. Weet
jij overigens wel wat een condoom is?
DIMITRIOS : Alsof ik dát niet zou weten! Geleerd in 't
eerste leerjaar! (keurt het condoom) En 't is van goede kwaliteit: écht
geitenleer, onverslijtbaar.
POLYXENA : En er zit een briefje bij (haalt het briefje uit de doos en overhandigt
het aan Dimitrios). Lezen Dimitrios.
DIMITRIOS : (leest) Opdat gij
geen mannelijke nakomeling zoudt krijgen die machtiger is dan zijn vader. Met gelukwensen, vanwege Zeus (de rest
wordt wat haperend gelezen omdat het kleine lettertjes zijn) Kan onbeperkt
opnieuw gebruikt worden. Wassen op veertig graden.
POLYXENA : Dimi, ik vrees dat dit
weeral een totaal zinloos cadeau is. Ten eerste: Peleus is allesbehalve bang
dat zijn zoon groter en machtiger wordt dan hijzelf. En ten tweede: dit (ze
wijst op het condoom) is Peleus' maat niet!
DIMITRIOS : (geheimzinnig) Dat jij dat weet,
Polyxena.
POLYXENA : Is er misschien iets mis
mee dat een bediende zijn meester een beetje kent?
DIMITRIOS : Dát heb ik niet gezegd.
POLYXENA : Eigenlijk denk ik dat we ook dít cadeau beter
achterhouden.
DIMITRIOS : (gretig) Krijg ík het dan, Polyxena?
POLYXENA : Jouw maat zal het wel helemáál niet zijn.
DIMITRIOS : Ik doe er een stukje touw rond en maak er een
beurs van, voor mijn geld, of mijn tabak, of mijn knikkers.
(er wordt gebeld, Polyxena zet
de doos snel achter de balie, Dimitrios moffelt het condoom weg in zijn
broekzak)
POLYXENA : Open doen, Dimitrios.
(Dimitrios opent de deur; daar
staat Eris, nu wat meer opgesmukt en met een gouden appel in de hand)
ERIS : Haha, jullie dachten al dat jullie van mij af
waren! Niets is minder waar. Hier sta ik dan terug in levenden lijve! Maar
vreest niet. Al ben ik dan de godin van de twist, ík zal geen ruzie stoken
omdat ik niet uitgenodigd ben, ík zal mij niet opdringen. Ik wíl allang die
zaal niet meer betreden, want met al dat schorremorrie dat zich dáár bevindt,
wil ik niet in aanraking komen. Maar als ultieme blijk van vredelievendheid heb
ik een cadeau meegebracht. Nee, niet voor het bruidspaar zelf, maar voor de
mooiste godin die daar aanwezig is. Wie dát is, moeten ze daar zelf maar
uitmaken. Een gouden appel. Kijk, 't staat erop "voor de mooiste".
(Eris nadert tot bij de deur
van de feestzaal, Dimitrios en Polyxena willen haar tegenhouden, doch )
Wees niet bang, ik zal heus niet
binnengaan. Kijk, ik gooi de appel gewoon in de zaal (ze duwt de deur open en gooit). En nu
trek ik mij definitief terug. (Eris gaat richting uitgang) Haha, het zal
ongetwijfeld nog héél leuk worden vanavond
(Eris af).
DIMITRIOS : Zouden ze het erover eens geraken wie de
mooiste is?
POLYXENA : Ik vrees dat er zware heibel van komt
(Dimitrios en Polyxena rommelen
nog wat in de resterende cadeau's, en dan )
á
APHRODITE : (komt de vestiaire
binnengestormd, in haar hand de gouden appel) Waar kan ik mij verbergen? Vlug (ze merkt
het doek, verstopt er zich achter, snel)
ATHENA : (komt eveneens de
vestiaire binnengestormd) Waar is
die opgetutte hersenloze slet? Ze is er met de gouden appel vandoor. Maar die
appel komt mij toe! Waar heeft ze zich verscholen? (ziet iets bewegen achter
het gordijn en gaat er heen). Zit hier iemand achter?
APHRODITE : Nee, niemand.
ATHENA : (rukt het gordijn weg) Ahaaa, dat soort grapjes lukt alleen bij
domme blondjes van jouw soort. Niét bij Athena, de godin van de wijsheid! Geef
hier die appel, want die komt míj toe (wil de appel pakken, maar Aphrodite
verbergt hem achter haar rug en springt weg van achter het gordijn; Athena
achtervolgt haar)
APHRODITE : Wat zeg je mij daar? Je mag dan al
verstandiger zijn dan ik - al heb ik daar zo mijn twijfels over - , die appel
was wel degelijk voor de móóiste bedoeld en de mooiste dat ben ík!
ATHENA : Hoe zou jij, onnozel hoerenjong, ontstaan uit
het schuim van de zee, mooier kunnen zijn dan ík, het evenbeeld van de
oppergod, want ontsproten uit zíjn brein?
APHRODITE : Geloof jij nu echt zélf wat je zegt, stuk
pretentie? Geloof je nu werkelijk zelf dat je mooi bent? Is er één man die jou
ooit heeft willen versieren? Ja, één is er, die aartslelijke Hephaistos. Mooie
aanbidders heb jij!
ATHENA : Gemene helleveeg, geef hier die appel.
(ze grijpt Aphrodite bij de arm,
de appel valt op de grond en beide godinnen rollen vechtend over de scène; ze
schreeuwen verwijten over en weer; ondertussen is Hera op het toneel verschenen,
ze ziet de appel en raapt hem op)
HERA : De appel! De gouden appel uit de tuin der
Hesperiden! En er staat op "voor de mooiste". Die appel is dus voor
mij.
(Aphrodite en Athena zijn
rechtgekropen, zien dat Hera de appel heeft en keren zich tot haar)
ATHENA : Met welk recht meen jij je die appel te mogen
toe-eigenen?
APHRODITE : Ja, met welk recht?
HERA : Omdat ik de mooiste ben natuurlijk.
ATHENA & APHRODITE:
(in koor). Jíj? De mooiste?!
HERA : Als ík niet de mooiste was,
had Zeus mij toch nooit als zijn bruid gekozen? Dan had hij toch zeker die
ander genomen?
ATHENA : Als jij zo mooi en
aantrekkelijk bent, waarom heeft Zeus dan honderd, misschien wel duizend
maîtresses?
APHRODITE : Ja, waarom? Die appel hoort mij toe, alleen
aan mij!
ATHENA : Neen, aan mij. Geef hier die appel.
APHRODITE : Aan mij die appel!
(Athena en Aphrodite willen Hera
beiden de appel afpakken; Hermes verschijnt)
HERMES : Dames, wat is dat hier voor een gekrakeel?
Ha, ik zie het al: ruzie om de gouden appel. Ieder van jullie denkt de mooiste
te zijn. Ik stel voor dat de oppergod zelf hier een onpartijdig oordeel over
velt.
HERA & ATHENA & APHRODITE: (in koor) Laat Zeus dan
beslissen
HERMES : Ik haal hem wel even.
(Hermes gaat Zeus halen;
ondertussen kibbelen de godinnen nog wat en trachten elkander de appel te
ontfutselen; dan verschijnt Zeus, begeleid door een donderslag en een bliksemschicht)
ZEUS : Wat is er aan de hand, liefjes?
HERMES : Ze denken alle drie van zichzelf dat ze de
mooiste zijn en dat de gouden appel hen toekomt. Ze zijn bereid uw oordeel te
aanhoren en zich daarbij neer te leggen.
HERA : Zolang je mij maar kiest,
dierbare echtgenoot! Anders komt er weer een serieuze echtelijke ruzie van.
ATHENA : Hoe kan je anders dan voor mij kiezen, vader?
Ik die een zuivere kloon ben van uzelve, hetzelfde vlees en bloed, hetzelfde
brein!
APHRODITE : Als je míj niet kiest, oppergod, maak je je
onsterfelijk belachelijk, zowel bij de goden als bij de talloze generaties
stervelingen die nog zullen komen. Omdat ik, Aphrodite, tot in eeuwigheid hét
symbool zal blijven van de schoonheid en de liefde.
(de drie godinnen naderen Zeus,
dringen zich bij hem op, omringen hem en drijven hem als het ware in het nauw,
terwijl zij opdringerig zeuren van "kies mij", "geen hoer als
mooiste", "kies niet voor die trut" )
ZEUS : Stilte dames. Hoe kan ik een objectieve keuze
maken, als je mij zo het vuur aan de schenen legt, mij bedreigt en chanteert?
Daarenboven: ik vind jullie alle drie even mooi (de drie godinnen maken een
ontgoocheld gebaar, zo van "de idioot" ). Maar toch zal ik een
beslissing nemen (de godinnen kijken weer geanimeerd). Ik beslis dat
niet ík maar een ander die beslissing in mijn plaats zal nemen (ontgoocheld
gezucht bij de godinnen). Iemand die geheel onbevooroordeeld zal beslissen.
Een sterfelijke jongeling van koninklijken bloede, de mooiste prins die deze
aardkloot rijk is, Paris van Troje. (wendt zich tot Hermes) Hermes, mijn
zoon, ga hem halen, die mooie jongeling Paris, de zoon van koning Priamos van
Troje. Ga hem niet zoeken aan het koninklijk hof, want hij is in ongenade
gevallen bij zijn vader en hij leeft nu als schaapherder op de hellingen van de
Ida-berg. Haal hem hierheen. Ik wil dat Paris over een half uur hier staat om
zijn oordeel te vellen, opdat aan deze impasse een einde kome. Haast je wat :
Troje ligt aan de overkant van de Egeïsche Zee, vijfhonderd kilometer hier
vandaan.
(Dimitrios komt aandraven met
Hermes' gevleugelde helm en dito schoenen en gaat alvast de deur voor hem open
zetten; terwijl Hermes die kledingstukken aantrekt, wendt Zeus zich gebiedend
tot de godinnen)
En jullie gaan nog een half uur
naar binnen. En zonder ruzie te maken! Ingerukt, mars.
(de godinnen trekken weer de
zaal binnen, gevolgd door Zeus; donder en bliksem; het doek gaat dicht; 10 à 20
seconden later weerklinkt een stem)
STEM : Precies een half uur later
staat Hermes terug aan het paleis van koning Peleus. Hij heeft Paris
meegebracht uit Troje.
(dan gaat het doek weer open;
achter de balie zitten Dimitrios en Polyxena, half ingedommeld; gezwind komt
Hermes binnen; hij begeleidt Paris, in herderskleren, en biedt hem een stoel
aan; Paris neemt plaats)
HERMES : Paris, gewaardeerde prins
uit het koningshuis van Troje, het is de wens van de oppergod dat jij nu je
keuze maakt en de gouden appel toekent aan de mooiste godin. De drie kandidates
zullen zich één voor één aan je voorstellen, in alfabetische volgorde. (de
drie godinnen komen binnen in de vestiaire en nemen plaats naast Hermes) Als
eerste: Aphrodite, godin van de liefde.
APHRODITE : (in schaarse en sexy kledij; treedt nader
en maakt wulpse bewegingen rond Paris)
O knappe, welgevormde prins. Zoals je weet ben ik Aphrodite. Niet voor
niets ben ik de godin van de liefde. Ik ben immers de mooiste en beminnelijkste
onder de godinnen. Dat ik de aantrekkelijkste ben, zal een viriele jongeman als
jij niet ontgaan zijn. Laat bij je keuze gewoon je hart spreken, laat je niet
overdonderen door de twee anderen, die je ongetwijfeld met allerlei giften
zullen proberen om te kopen - want zo ken ik ze -. Kies voor wie je gevoel je
ingeeft. Ik zeg je alleen dit: er is maar één ding dat telt en dat is de
liefde. Als je voor mij kiest zal het waardevolste geschenk jouw deel zijn. Als
je voor mij kiest zal de mooiste vrouw op aarde de jouwe zijn. (ze beëindigt
haar betoog met een verleidelijke pose)
HERMES : En als tweede kandidate krijgen we nu Athena,
godin van de wijsheid, de kunst en de wetenschap.
ATHENA : (gaat fier rechtop vóór Paris staan) Paris, wijze jongeling die je ongetwijfeld
bent, jij zult je stem niet vergooien aan wulpse en verderfelijke schijn.
Schoonheid is niet enkel blote billen en een half naakte boezem. Echte
schoonheid wordt gedragen door een goed stel hersenen, door wijsheid. De ware
schoonheid schuilt van binnen. Wat niet betekent dat míjn lichaam minder goed
gevormd zou zijn dan dat van mijn beide concurrentes. Wel integendeel. Als ik
mij niet naakt aan jou vertoon dan komt dat omdat jouw ogen, noch die van enig
ander manspersoon, de aanblik van zoveel schoonheid kunnen verdragen. Teiresias
kan daar van meespreken. Toen hij mij naakt aanschouwde verloor hij het
gezichtsvermogen. Bij wijze van compensatie heb ik hem het vermogen geschonken
om in de toekomst te kijken. Zo is de blinde Teiresias de grootste ziener aller
tijden geworden. Welnu, schrandere prins, jou zal ik begiftigen met evenveel
zienerscapaciteiten als Teiresias, en zonder dat je daarom het licht uit je
ogen hoeft te verliezen. Jou zal ik begiftigen met het helderste verstand en de
allesomvattende kennis en wijsheid, als je voor míj kiest. Want ík en niemand
anders ben de volmaakte schoonheid (ze strekt zich fier uit) , want
rechtstreeks ontstaan uit het lichaam zelf van mijn vader Zeus, die de
volmaaktheid zelve is! (met een soort militaire groet maakt ze haar optreden
af)
HERMES : Als derde kandidate, de gemalin van Zeus, de
oppergodin, Hera.
HERA : Edele prins, uit het hooggeprezen vorstenhuis
van Troje, al zit gij daar gehuld in een allernederigst plunje van schapenhoeder,
uw koninklijke trekken verraden een buitengewoon verstand - ondanks uw jeugd -
en een buitengewoon gevoel voor schoonheid. Ik ben er dan ook van overtuigd dat
gij geen ogenblik zult aarzelen om voor
mij te kiezen. Als ík niet de mooiste was, waarom dan zou Zeus mij als bruid
hebben genomen, hij die toch onbeperkt was in zijn keuze? Úw keuze zal beloond
worden. Gij zult de grootste en machtigste koning worden die de wereld ooit gekend
heeft. Waarom zoudt gij kiezen voor een zedenloze domme slet? (wijst naar
Aphrodite) Waarom zoudt ge kiezen voor een trut (wijst naar Athena) die
geen vierkante centimeter van haar lichaam durft te laten zien, ongetwijfeld
omdat ze iets lelijks te verbergen heeft? Ik daarentegen durf mij aan u te
vertonen in mijn volle naaktheid, ík heb niets te verbergen (ze rukt haar
kleed open, zoals een exhibitionist, en gaat
met haar naakte voorkant vóór Paris staan, zó dat ze met haar rug naar
het publiek staat; Paris schrikt dermate dat hij met stoel en al achterover
valt, lichtelijk in zwijm ).
(Polyxena en Dimitrios, die in de
cadeau's verdiept waren, worden opgeschrikt en komen naderbij)
POLYXENA : Och gottekes toch! Die jongen is flauw
gevallen.
DIMITRIOS : Dat is dan al de tweede die vandaag van zijn
stokje gaat. Wat een dag. Ik neem nog maar weer een snoepje.
POLYXENA : Ha, hij komt gelukkig weer bij.
PARIS : (gaat verdwaasd rechtop zitten) Oef, was me dat even schrikken. Alsof ik
door een weerlicht werd neergeslagen. Mijn hoofd duizelt er nog van.
POLYXENA : (heeft ondertussen de stoel weer rechtop
gezet) Gaat het weer, jongen? Ga dan
maar weer zitten. (liefdevol wrijft ze met een zakdoek het zweet van Paris'
voorhoofd)
HERMES : (komt naderbij) En, Paris, kun je alweer helder denken?
PARIS : (nog wat versuft) Ik denk het wel.
DIMITRIOS : (bezorgd) Denken! Niet doen Paris, denk aan Meiroös' paard.
(Polyxena snoert hem met een
dreigend gebaar de mond)
HERMES : En heb je al een idee over wie de schoonste
is en dus de gouden appel verdient?
PARIS : Ik denk het wel.
HERMES : Welaan dan, Paris, prins van Troje, mag ik je
nu verzoeken, in naam van Zeus, de gouden appel toe te kennen aan de godin van
uw keuze.
(Paris gaat resoluut naar Aphrodite
toe, knielt voor haar en legt de appel in haar uitgestoken handen. Athena en
Hera worden kwaad, schelden en slaan op Paris, die probeert te ontvluchten.
Hermes komt tussenbeide en pakt eerst Hera bij de kraag, die hij over de scène
sleurt en de feestzaal binnenduwt. Ondertussen vecht Athena verder met Paris en
verkoopt hem haar fameuze stamp tussen de benen, met het gekende pijnlijk
gevolg. Hermes pakt nu Athena vast en in een poging om haar van de arme Paris
weg te rukken, scheurt hij haar kleed van het lijf waardoor ze helemaal naakt
op de scène komt te staan, of althans zó dat het líjkt alsof ze helemaal naakt
staat - bv. met "vleeskleurig" ondergoed -. Na een drietal seconden
valt het licht uit, zodat op de scène plots alles donker wordt)
(in het donker gaat het doek naar
beneden en ondertussen hoort men een stem:)
STEM : Bericht aan alle mannelijke
aanwezigen in deze zaal! Er is niets mis met de belichting. De elektriciteit is
niet uitgevallen, of zo. U bent gewoon blind geworden, omdat u Athena naakt
hebt gezien
(na enkele seconden gaat het
licht weer aan en vóór het doek, links, staat de verteller)
VERTELLER : Gelukkig is dit allemaal
maar toneel. Maar wat is er nu verder gebeurd? Aphrodite was gelukkig met haar
gouden appel. Voor de rest van de avond was ze de vedette van het feest. Hera
en Athena bleven wrokkig. Paris werd door Hermes teruggebracht naar Troje. De
mooiste vrouw ter wereld, Helena, die hem door Aphrodite beloofd was, ging hij
korte tijd nadien halen in Sparta.
(Paris gaat, min of meer
sluipend, vóór of achter het doek, van rechts naar links).
Hij werd
zeer gastvrij onthaald aan het hof van koning Menelaos. De koning, die zich van
geen kwaad bewust was, liet Paris zelfs een tijdje alleen met zijn echtgenote
Helena. Maar Paris maakte op een afschuwelijke manier misbruik van de gastvrijheid
van Menelaos: hij schaakte Helena en nam haar mee naar Troje!
(Paris loopt met Helena in
zijn armen van links naar rechts)
Men zegt dat Helena dit gewillig
liet geschieden. Toen Menelaos zich realiseerde wat er gebeurd was, riep hij
alle Griekse vorsten bijeen en hij herinnerde hen aan de eed die zij gezworen
hadden. Met duizend zware oorlogsschepen trokken de Grieken ten strijde tegen
Troje, onder de leiding van Agamemnon, de koning van Mykene.
(Een boot glijdt van links
naar rechts over de scène).
De bedoeling was de zwaar
versterkte burcht van Troje in te nemen en Helena terug te brengen naar Sparta.
De strijd tegen de Trojanen duurde tien volle jaren. Een aantal goden mengden
zich in de strijd. Onder hen ook onze drie godinnen. Aphrodite vocht mee met de
Trojanen, Hera en Athena met de Grieken. Aan beide kanten sneuvelden vele
duizenden: koningen en gewone krijgers. De strijd evolueerde met wisselende
kansen. Na tien jaar waren de Grieken er nog steeds niet in geslaagd de stad te
veroveren. En toen lukte het plots wel, dank zij een list, de list met het
houten paard, het beroemde paard van Troje, waar jullie allemaal over geleerd
hebben, "in 't middelbaar". Het verhaal van de Trojaanse oorlog
kennen we uit het boek "Ilias" van Homeros. Maar wat eraan
voorafging, de aanleiding tot die oorlog, dát hebben wij híer geleerd, en dat
dank zij:
Het boek "Uit het schuim van de zee" (400 pag.) is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Prijs: 18,95 euro (te betalen na ontvangst van het boek).Tot eind mei 2013 zijn de verzendkosten ten laste van de afzender.
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek