Het boek "Uit het schuim van de zee" (400 pag.) is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Prijs: 18,95 euro (te betalen na ontvangst van het boek).Tot eind mei 2013 zijn de verzendkosten ten laste van de afzender.
Griekse mythologie voor kinderen Griekse mythologie voor jongeren van 10 tot 14 jaar (5e en 6e leerjaar; 1e en 2e ASO)
29-01-2018
ODYSSEUS OP AIAIA (IV)
VERVOLG VAN 22.1.2018.
DEEL 3
Vandaag is er feest op Aiaia.
De makkers van Odysseus hebben hun menselijke gedaante teruggekregen. Samen met
Kirke en de nimfen wachten ze op de terugkeer van hun koning uit de
onderwereld. Daarna zullen ze eindelijk, na een vol jaar oponthoud op het
eiland, hun tocht naar het thuisland Ithaka verder zetten. Kirke hecht eraan
dit afscheid, hoe zwaar het haar ook moge vallen, een feestelijk tintje te
geven. We zien een gedekte tafel en er is muziek, taart en drank en varken aan
t spit. Op de scène zien we enkel de nimfen: ze schikken de tafel en brengen overal
versieringen aan. Daar komt Kirke het toneel opgerend, mobiele telefoon in de
hand:
- Vlug wat, meisjes! Ik
kreeg zopas een SMS-bericht van Hermes, waarin hij laat weten dat Odysseus over
weinige ogenblikken zal terug zijn. Laten we ons best doen om hem, die een jaar
lang onze gast was, een waardig afscheidsfeest te geven.
De nimfen zijn nog steeds
druk in de weer als Odysseus en Hermes reeds ten tonele verschijnen.
Verwelkomend treedt Kirke Odysseus tegemoet. Ze knielt voor hem neder en ze
omvat zijn beide handen, en opkijkend naar haar geliefde held zegt ze, met
stokkende stem:
- Je opdracht is nu vervuld,
Odysseus. Mijn hart is vol van vreugde omdat jij heelhuids teruggekeerd bent
uit dat verfoeilijk oord der doden. Om dat te vieren hebben wij een
afscheidsmaal voor jou klaargezet. Maar weet dat de vreugde die mijn hart vult
niets is vergeleken bij het verdriet om het afscheid, de pijn die overal aan
mijn lijf en leden knaagt. Maar goden mogen niet ondankbaar zijn, Odysseus. Ik
laat je gaan, omdat het je eigen wil is.
Kirke vermant zich, ze staat
op en droogt haar tranen. Tot de nimfen zegt ze:
- Gaat Odysseus makkers
halen.
En tot Odysseus:
- Ik heb hun de menselijke
gedaante teruggegeven. Ook dát had ik je beloofd. Je zal zien dat ze
ongeschonden zijn, dat hun geen haar op het hoofd is gekrenkt.
Terwijl de nimfen de makkers
gaan halen, wendt Kirke het hoofd af, zachtjes snikkend.
In een mum van tijd zijn de
nimfen terug, vergezeld van Polytes en Perimedes. Ze zien er inderdaad gaaf en
ge-zond uit, beter zelfs dan voorheen. Eurylochos is er nog niet
- Eurylochus voelt zich niet
lekker, zeggen de nimfen. Hij is nog even op zijn bed blijven liggen.
De begroeting tussen
Odysseus en de twee makkers is emotioneel. Aan beide kanten vloeien er tranen
van vreugde. Kirke nodigt hen nu allen aan tafel. Ze verzoekt Odysseus naast
haar plaats te nemen.
- Laten wij nu eerst een
toast uitbrengen op onze ere-gast, Odysseus, dappere held van Troje, die een
vol jaar in ons gezelschap heeft willen verblijven. Alsook op zijn vrienden
Polytes en Perimedes en ook Eurylochos die zich op t ogenblik nog wat onwel
voelt.
Eén van de nimfen heeft
ondertussen de glazen gevuld. Deze worden geheven en er wordt geklonken. Kirke
heft een lied aan, een lied dat tegelijk treurig is en vrolijk.
- En eet en drinkt nu allen
smakelijk!
Ijverig wordt alles door de
nimfen opgediend en weldra zitten allen te smullen van de heerlijke spijzen.
- Het vlees is lekker, zegt
Odysseus. Welk vlees is het?
- Varkensvlees, zegt Kirke.
- Worden er varkens gekweekt
op Aiaia? vraagt Odys-seus.
Waarop Kirke fijntjes
antwoordt:
- We hoeven ze niet te
kweken: af en toe toveren wij wel eens een aangespoelde drenkeling om
Odysseus realiseert zich nu
dat het wel eens Eurylochos zou kunnen zijn die ze aan t opeten zijn. Omdat
Kirke geen ondubbelzinnig antwoord geeft op zijn vraag en doordat zijn zinnen
een beetje verdwaasd zijn door de drank, meent hij plots een gruwelijke
ontdekking gedaan te hebben. Met een van afschuw vertrokken gezicht strekt hij
zijn beide armen ten hemel:
- O, machtige Zeus, wat
overkomt mij toch! Nu ben ik toch wel mijn dierbaarste vriend, Eurylochos aan
t opeten, zeker!
En tot Polytes en Perimedes:
- Wij eten Eurylochos op!
Ziehier waartoe onze goedge-lovigheid ons heeft geleid. Zij heeft ons allen om
de tuin geleid. Kijk haar, met welk sadistisch genoegen zij zich verheugt in
het afschuwelijk leed dat zij ons aandoet. En te bedenken dat ik liefde
geveinsd heb voor dat afschu-welijk schepsel, een jaar lang!...
Kirke wil iets zeggen, maar
Odysseus is in alle staten. Hij kan zich niet langer beheersen, hij vliegt
Kirke naar de keel, hij wil haar wurgen. Zij roept om hulp. Allen proberen haar
ter hulp te komen, maar het lukt hun maar met moeite. Kirke blijft bewegingloos
liggen. Ter-wijl Odysseus staat uit te hijgen, zitten de nimfen geknield naast
haar te wenen. En dan komt de godin voorzichtig rechtop. Ze hijgt en betast
haar pijnlijke hals. Bij Odysseus blijkt nu alle agressiviteit geweken. Kirke
richt zich verwijtend tot hem:
- Hoe kan je toch zo
ongelovig zijn tegenover de goden, Odysseus? Heb ik niet gezworen bij de Styx,
de rivier van de onderwereld en voor onze oppergod Zeus dat ik alle drie je vrienden
de menselijke gedaante zou teruggeven. Hoe heb je in godsnaam kunnen denken dat
ik voor Eurylochos een uitzondering zou gemaakt hebben?
Ze beveelt één van de nimfen
Eurylochos te halen. Als deze ten tonele verschijnt loopt Odysseus naar hem
toe, hij valt de doodgewaande vriend in de armen en wendt zich daarna tot de
godin:
- Vergiffenis!...
Kirke blijft kalm en
waardig. IJskoud deelt zij hem mee:
- De goden hadden beslist de
zwerftocht van tien jaar die ze voor jou voorzien hadden, aanzienlijk in te
korten, want zij waren van oordeel dat jij reeds genoeg geleden had. Beslist
hádden!... Maar op die beslissing zouden zij terugkeren indien je vertrouwen in
de goden niet on-wankelbaar mocht blijken. Om die reden moest ik je op de proef
stellen en jij hebt het vertrouwen in de goden lelijk beschaamd.
Odysseus staat er nu bij als
een geslagen hond. Kirke gaat verder:
- Zo spreken nu de goden
door mijn mond Nadat je voorbij het eiland der Sirenen zult gevaren zijn en
voorbij de zeemonsters Scylla en Charybdis, zal je landen op het eiland van de
god Helios. Na je bezoek aan het eiland zal je, als straf voor je wantrouwen,
geen kalme zee aantreffen. Je zal schipbreuk lijden en helemaal al-leen
aanspoelen op het eiland Ogygia, waar Kalypso leeft, de godin met het lang
golvend haar. Negen jaar lang zal je haar moeten dienen en ook in bed zal je
haar moeten behagen. Zij zal je, meestal tegen je zin, dwin-gen tot de meest
bizarre intimiteiten. Na negen jaar zal zij je laten vertrekken, op een vlot
dat zij je zal laten maken van aaneengebonden boomstammen en waar-mee jij nog
veel stormgeweld zult moeten doorstaan. Meer dood dan levend zal je tenslotte
een vreedzame kust bereiken. Vanaf dat ogenblik zullen de goden je weer gunstig
gezind zijn.
Sprakeloos hebben allen
Kirkes onheilspellende woor-den aanhoord. Nu vervolgt zij:
- Ga nu, Odysseus. Verdwijn
uit mijn ogen, vooraleer mijn liefde voor jou omslaat in haat. Ach, wat liggen
die twee dicht bij elkaar! Zeker bij de vrouw, zij weze dan nog een godin
Kirke wendt zich af en
verdwijnt van de scène, samen met de nimfen, die haar troostend omringen.
Odysseus staat perplex. Zwijgend nemen zijn makkers hem mee. Net vóór ook zij de
scène zullen verlaten komt één van de nimfen hun achterna gerend met een pot in
de hand dewelke ze Odysseus overhandigt. Zij spreekt tot hem:
- Neem deze pot. Hij is
gevuld met bijenwas. Het is een afscheidsgeschenk van Kirke.
- Wat moet ik met bijenwas?
- Dat heeft Kirke niet
gezegd. Ze heeft enkel gezegd: Odysseus is slim genoeg om de was te gepasten
tijde te zijnen voordele te gebruiken.
[Het doek gaat dicht]
DEEL 4.
Veel later. Odysseus bevindt zich op Ogygia, een ander zonnig
eiland in de Middellandse Zee, dat nu Gozo heet en ten Noordwesten van Malta
ligt. Hij wordt daar vastgehouden door de godin Kalypso, dochter van de titaan
Okeanos en dus een nicht van de oppergod Zeus.
Twee goden van de hoogste rang betreden nu het proscenium:
Zeus, de oppergod, en diens lievelingsdoch-ter Athena, godin van de wijsheid.
Zij spreekt tot hem:
- Waarom, vader, laat gij toe dat Kalypso Odysseus nog langer
vasthoudt? Heeft hij na al die jaren nog steeds geen behouden thuiskomst
verdiend? Geen dag gaat er voorbij zonder dat hij zich smekend tot mij richt:
Laat mij toch van hier vertrekken, naar Ithaka, mijn Ithaka!
- Ik begrijp jouw gevoelens jegens Odysseus, mijn kind. Of
denk jij soms dat ook ík geen grote waardering heb voor zijn moed en zijn
schranderheid? Zeker zou ik hem een behouden thuiskomst willen bieden, maar
Poseidon heerst nu eenmaal over de zeeën en het zal je niet onbekend zijn dat
Odysseus zich de woede van mijn broeder op de hals heeft gehaald door zijn
zoon, de cycloop Polyphemos zo vreselijk te verminken.
- Ik weet dat maar al te goed, vader, maar oom Poseidon moet
nu toch stilaan verzoend zijn, na al het onmenselijk lijden dat Odysseus reeds
heeft doorstaan.
- Ik heb begrip voor wat je zegt, kind. Maar je gaat voorbij
aan het feit dat Odysseus op het eiland Ogygia al meer dan acht jaar verwend
wordt door Kalypso, op velerlei gebied. Aan spijs en drank heeft het er hem
ongetwijfeld niet ontbroken en ook niet aan een zacht warm bed en aan
lichamelijke liefde.
- Maar wat gij onvermeld laat, vader, is dat Kalypso Odysseus
behandelt als een slaaf, hem beschimpt en hem de meest vernederende karweien
laat opknappen, gesteund als ze zich weet door de goden. En wat die
lichamelijke liefde betreft: haar gretigheid in de liefde neemt dermate
buitensporige vormen aan dat Odysseus daar geen enkel plezier meer aan beleeft.
Wel integendeel: dát is misschien wel één van de grootste van zijn
kwellingen. En bovenal wordt hij gepijnigd door het heimwee naar zijn huis en
zijn familie en het verlangen naar zijn eigen vrouw Penelope. Ik vraag mij af
hoe lang Odysseus die knagende zielepijn nog zal kunnen verdragen.
- In t verleden heb ik steeds voor je klaar gestaan, mijn
kind, omdat ik van je hou als van geen ander van mijn kinderen, omdat je alleen
van míj bent, zonder dat een vrouw jou gebaard heeft, want ter wereld gekomen
van onder mijn hersenpan, ontsproten aan mijn brein. Daarom ben ik ook nú
bereid om te helpen: we moeten Poseidon verschalken En misschien is daartoe nu
het ogenblik gekomen. Ik heb namelijk vernomen dat mijn broeder heden
vertrokken is voor een lange reis naar het land van de Ethiopiërs. Van zijn
afwezigheid kunnen wij gebruik maken. Ik zal mijn zoon Hermes de opdracht geven
zijn gevleugelde sandalen aan te trekken en zich zonder dralen naar Ogygia, het
eiland van Kalypso, te begeven. De boodschap zal luiden: dat het mijn wens is
dat zij Odysseus laat vertrekken, binnen de drie dagen.
[Het doek gaat weer op.
We bevinden ons nu op het ei-land Ogygia,
al even zonnig als Kirkes eiland Aiaia]
Odysseus zit op de knieën,
op een soort terras, de vloer te schrobben, met een vrouwenschort om de lenden
en onder het toeziend oog van Kalypso, zweep in de hand. Schaarse kledij om
haar sierlijk lichaam.
- Vlug wat Odysseus. Als je
met dit werk klaar bent, moet je de was ophangen, terwijl ik boodschappen ga
doen. Vervolgens moet je het bed opmaken en daarna mag je mij anderszins van
dienst zijn.
Odysseus slaakt een diepe
zucht, laat zijn tegenzin blij-ken. Kalypso laat haar zweep knallen.
- Gedraag je naar behoren
Odysseus. Je weet maar al te goed dat het de wil is van de goden, dat je al
mijn bevelen tot in de kleinste details vervult
- Maar
- en het liefst zonder
mopperen, Odysseus!
Dreigend zwaait Kalypso weer
met haar zweep. Tot plots de moed haar in de schoenen zakt: vóór haar staat de
goddelijke bode.
Tot Odysseus zegt ze:
- Daar heb je nu mijn neef,
Hermes, hij komt als bode van zijn vader Zeus. Hij komt mij mededelingen doen
die misschien niet voor jouw oren bestemd zijn. Gelieve je nu snel te
verwijderen. Dit werk kan wel even wachten. En kom niet eerder terug dan dat ik
je zal roepen.
Gehoorzaam verlaat Odysseus
de scène. Kalypso roept hem nog na:
- En breng die mand mee, die
grote blauwe, met het wasgoed dat je straks moet ophangen.
En vervolgens tot Hermes:
- Uw komst verheugt mij
niet, mijn goddelijke neef, want ongetwijfeld komt gij mij slecht nieuws
brengen. De allerhoogste gebiedt mij Odysseus te laten vertrekken, nietwaar?
- Dat hebt gij goed geraden,
vurige nicht van me. Binnen de drie dagen moet Odysseus dit eiland verlaten.
Het is of haar wereld
instort. Vol vertwijfeling richt ze haar blik hemelwaarts:
- O, wat zijt gij toch
wreed, grote almachtige Zeus, die heerst over de hemel en de aarde! Waarom toch
kunt gij niet verdragen dat een onsterfelijke vrouw zich verlustigt in een
sterfelijke man? Ik weet maar al te goed dat aan uw wil niet te tornen valt en
ik zal dan ook gevolg geven aan uw eis, zij het met onnoemelijke tegenzin.
Zonder verder nog boe of ba
te zeggen heeft Hermes rechtsomkeer gemaakt en de scène verlaten. Verslagen
kijkt Kalypso voor zich uit.
[De vrouw van de eerste
minister kan een gevoel van medelijden met de ongelukkige niet onderdrukken.
Het lijkt wel of Kalypso háár aankijkt. Arm schaap prevelt ze]
Zwaar geladen met een reusachtige mand vol wasgoed komt
Odysseus om de hoek piepen:
- Oehoe!
Met moeite slaagt hij erin Kalypsos aandacht te trekken. Ze
wenkt hem om dichterbij te komen. En met een krop in de keel en met meer
mildheid in haar stem dan Odysseus de laatste tijd van haar gewend is:
- Kom maar rustig te voorschijn, Odysseus. En nu weer aan t
werk. Als de vloer netjes geschrobd is moet je de was ophangen. Tegen die tijd
ben ik wel terug van boodschappen doen. En dan heb ik heel bijzonder nieuws
mede te delen.
Ze is overstuur en ze doet haar best om het te verber-gen.
Maar het ontgaat Odysseus niet. Heel bijzonder nieuws? Dat kan alleen maar goed
nieuws zijn! In deze toestand is géén nieuws altijd slecht nieuws. Zal
Kalypso hem eindelijk laten gaan? Er is een sprankeltje hoop
Kalypso heeft zich snel afgewend: zij wil haar verdriet
zoveel mogelijk verborgen houden, voor Odysseus en voor de aanwezigen in de
zaal. Odysseus heeft zijn mand met wasgoed neergezet en gaat verder met de
vloer te boenen, blijkbaar met meer ijver dan daarnet. Onder-tussen mijmert hij
over zijn wedervaren nadat hij het eiland van Kirke heeft verlaten:
- Hoe raar het ook mag klinken, ik had met Kirke te doen. We
hadden echt van elkaar gehouden en het af-scheid viel zelfs mij een beetje
zwaar. Ik voel mij nog steeds droef te moede als ik aan haar denk. Ze droeg mij
zeker geen kwaad hart toe bij het afscheid: heeft ze mij immers niet overladen
met goede raad en met een pot bijenwas? Ik
dubde erover waartoe die bijenwas mij van nut kon zijn. Tot alles mij
duidelijk werd. Kirke had gezegd dat we voorbij het eiland van de Sirenen
zouden varen. Had mijn oude voedster Eurykleia mij niet verteld, nog in mijn
kinderjaren, dat de Sirenen drie gezusters waren die alle zeevaarders die
voorbij hun eiland voe-ren, aan wal lokten met hun gezang? En dat wie in hun
netten verstrikt geraakte nooit meer de thuishaven bereikte? Die bijenwas was
natuurlijk bedoeld om de oren van mij en van mijn makkers dicht te stoppen
zodat wij het sirenengezang niet zouden horen. Ik stopte eigenhandig de oren
dicht van Eurylochus, Polites en Perimedes, maar niet de mijne, want zelf wilde
ik het gezang van de Sirenen horen. Maar omdat ik besefte dat ik bij het horen
ervan misschien wel uit de boot zou springen en naar de Sirenen toe zwemmen,
mijn ongeluk tegemoet, had ik opdracht gegeven aan mijn mannen mij met stevige
touwen vast te binden aan de mast, zodat ik mij onmogelijk zou kunnen
losrukken. Ik had mij niet vergist: de zang van de Sirenen was zo aanlokkelijk,
zo bedwelmend en meeslepend dat ik er mijn verstand bij verloor. Ik schreeuwde
mijn mannen toe en ik gebood hun mij los te maken. Maar zij hoorden mij niet.
Toen wij het eiland ver achter ons hadden gelaten en het gezang niet meer te
horen was, werd ik stil. Mijn makkers begrepen dat het gevaar geweken was. Ze
verlosten mij van mijn touwen en ontdeden zich van de was in hun oren.
De vloer is geboend. Odysseus spant een waslijn. Onder-tussen
vertelt hij verder:
- Het duurde niet lang vooraleer wij bij de zee-engte kwamen,
waar aan de ene kant zich de vreselijke alles verzwelgende draaikolk Charybdis
bevond, en aan de andere kant het vervaarlijk reuzengroot monster Scylla. Zoals Teiresias ons had
aangeraden voeren wij zeer snel doorheen de zee-engte, vlak langsheen de romp
van het monster, dat niet lenig en snel genoeg was om ons met zijn wijd
opengesperde muil te grijpen. Op die manier bleven wij ook buiten het bereik
van Charybdis.
Odysseus scharrelt wat in de mand met het wasgoed. Hij haalt
een beha te voorschijn.
[De burgemeester en de
eerste minister kijken elkaar aan. Ze knikken goedkeurend]
- Een C-cup, mijmert
Odysseus.
En terwijl hij met zorg de
beha aan de waslijn hangt:
- Een paar uur later meerden
wij aan op een rustig zonovergoten eiland, waar prachtig vee liep te grazen:
het was het eiland van de zonnegod Helios. Hoe hongerig onze magen ook waren,
hoezeer wij alle vier snakten naar een stuk lekker gebraden vlees: het vee
mocht in geen geval geslacht worden. De waarschuwing van Teiresias indachtig!
Ik liet mijn makkers dan ook zweren dat zij het vee onaangeroerd zouden laten,
om ons de wraak van de goden niet op de hals te halen. Maar zij mopperden: welk
verschil maakt het of wij omkomen door de wraak van de goden of hier creperen
van de honger? Ik had hen nooit uit het oog mogen verliezen! Nog maar pas had
ik mij even afgezonderd of zij slachtten een vette koe en deden zich te goed.
Toen ik de meinedigen daar zag staan, welgedaan en met volle magen, werd ik
razend en met verwijten heb ik hen overladen. Maar wat stond er mij te doen?
Het onheil was geschied. Zo snel mogelijk pakten wij onze biezen en wij
verlieten het eiland van de zonnegod, vrezend de wraak der goden. En die zou
niet lang op zich laten wachten
[Er heerst even wat
hilariteit in de zaal als Odysseus een paar slipjes en ander met kant omzoomd
ondergoed uit de mand haalt en het met zachtheid keurt vooraleer het aan de
lijn te hangen]
- Er stak een storm op van veertien Beaufort, zoals er nog
nooit een geweest was en er ook nooit meer een zal komen. Het schip waarmee wij
voeren werd huizenhoog opgetild en uiteindelijk sloeg het aan gruizelementen.
Mijn makkers kwamen om. En ikzelf? Als bij wonder kon ik mij redden door mij
vast te klampen aan een losge-slagen stuk van de boeg van het schip waardoor ik
mij kon drijvende houden. En wat Kirke was voorzegd kwam uit. Dat we schipbreuk
zouden lijden en dat ik helemaal alleen zou aanspoelen op Ogygia, het eiland
van Kalypso. Dat ik Kalypso negen jaar lang zou moeten dienen en dat ze mij zou
dwingen tot de meest bizarre intimiteiten. Tegen mijn zin? In t begin niet
altijd, maar op de duur waren haar grillen voor mij een ware marteling. Die
negen jaar moeten nu stilaan voorbij zijn. Kalypso zal nieuws brengen: dat zei
ze toch? Zou ze mij nu eindelijk laten gaan?
En daar verschijnt Kalypso weer op het toneel. Ze lijkt erg
opgewonden:
- De definitieve beslissing is gevallen. Morgen moogt ge dit
eiland verlaten, op een vlot dat ge zelf zult moeten bouwen. Ik zal u tonen
waar gij hout en het benodigd materieel kunt vinden voor het vlot. Niet eerder
dan morgen vroeg moogt gij met de bouw ervan beginnen. Maar maak u geen
illusies: het zal beslist geen plezierreisje worden. Eerst zult ge nog dagen
lang de speelbal zijn van de wilde golven en tenslotte zult gij in bewusteloze
toestand geworpen worden op de woeste kust van het eiland Kerkyra. Daar zal de
lieve, van prille jeugd overvloeiende koningsdochter Nausikaä u vinden en u
brengen naar het paleis van haar vader. Gij zult er uw levensverhaal vertellen
voor al de notabelen van het land en allen zullen u eren en u met een
comfortabel schip terugbrengen naar uw vaderland Ithaka. Daar zult gij af te
rekenen hebben met de talrijken die naar de hand dingen van uw vrouw Penelope.
Maar geen nood: de goden vinden dat gij nu genoeg geleden hebt. Vanaf dat ogenblik zullen ze aan uw kant staan. Met hun
hulp en die van uw zoon Telemachos, zult gij de aanbidders van uw vrouw één
voor één met pijlen doorboren. Gij zult hen allen doden, tot de laatste man.
Tenslotte zult gij Penelope, na twintig jaar afwezigheid, weer in uw armen
kunnen sluiten. Dit alles, mijn beste Odysseus, hebben de goden beslist.
Na deze goddelijk beslissing
over het lot van Odysseus medegedeeld te hebben, haalt ze een zweep van onder
haar gordel en stapt dreigend op Odysseus af. Er ver-schijnt een wrede trek om
haar mond en haar toon wordt sarcastisch:
- Het is waarlijk een vermakelijk
gezicht, Odysseus, die legers hebt verslagen, die het oninneembare Troje hebt
vernietigd en die nu ineenkrimpt van de schrik. Voor een vrouw! Weet je, vele
mannen vinden het juist leuk om met een zweep geslagen te worden door een
vrouw. Komaan, sta daar niet te sidderen en te beven en ga door met je werk. Je
krijgt nog exact een kwartier en als je dan niet klaar bent met je werk, zal je
er van lusten! Hierna heb ik nog leuker werk voor jou, haha
Haar lach, als ze het toneel
verlaat, doet denken aan die van de heks in het verhaal van Sneeuwwitje.
[De vrouw van de eerste
minister geeft haar man een por in de ribben. Das andere koek, nietwaar, fluistert
ze en ze denkt daarbij: zó moest ik jou óók aanpakken]
Gedwee en met een zucht gaat
Odysseus nu verder met het ophangen van de was: een paar beddenlakens, een paar
handdoeken en vooral de indrukwekkende hoe-veelheid ondergoed van Kalypso.
Hoofdschuddend maakt hij er bedenkingen
bij:
- Zó heeft ze mij bedreigd,
mishandeld en vernederd, negen jaar lang. Vooral op t gebied van sex! In t
begin ging het nog, maar ze ging steeds meer en meer van mij eisen. Er kwam SM
van, haar seksspelletjes werden hoe langer hoe wreder en ingewikkelder. Ik
huiver nog als ik aan sommige nummertjes denk. Neem nu de cinquan- te-neuf.
Neen, dat zal ik maar liever niet beschrijven. Al die jaren heb ik mij
onderworpen aan die talloze vernederingen, teneinde de goden niet te
ontstemmen, omdat het der goden wil was. Maar morgen zal ik dus eindelijk
verlost zijn van al die ellende!...
Odysseus hangt net het
laatste kledingstuk op als Kalyp-so weer ten tonele verschijnt. Nu is ze
gekleed in een zeer sexy nauwsluitend pak, de zweep in aanslag:
- Nog één keer zult ge mij
van dienst moeten zijn, Odys-seus.
Ruw duwt ze hem voor zich
uit. Odysseus denkt er niet aan zich te verzetten, want dit alles hebben de
goden zo beschikt en t zou jammer zijn als ze zich nogmaals tegen hem zouden
keren, nu de goede afloop nabij is
- Alstublieft, niet de cinquante-neuf,
smeekt hij.
- O neen, antwoordt Kalypso
schamper. Vannacht leer ik je wel een ander nummer: de quarante-neuf! En
oefe-nen zal je, desnoods de hele nacht, tot je het nummer helemaal onder de
knie hebt. Want dáárbij vergeleken is de cinquante-neuf kinderspel!
Het boek "Uit het schuim van de zee" (400 pag.) is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Prijs: 18,95 euro (te betalen na ontvangst van het boek).Tot eind mei 2013 zijn de verzendkosten ten laste van de afzender.
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek