PROLOOG
VERTELLER : (rechts vóór het doek; spotlicht op hem gericht) Dit wordt geen echt leuk verhaal. Het is een verhaal over oorlog. Althans over de oorzaken van oorlog. Oorlog is van alle tijden. Oorlog is de mens ingebakken en niets wijst erop dat het ooit anders worden zal. Economische problemen, godsdienst, gekwetste eergevoelens: dát zijn de grote oorzaken van oorlog. Zo ook van de oorlog waarover het in dit stuk gaat. Die oorlog greep plaats zo'n 3500 jaar geleden, aan de westkust van Klein-Azië. Ongetwijfeld de beroemdste en meest bezongen oorlog uit de geschiedenis: de oorlog van Troje. Amper een halve eeuw na de tweede wereldoorlog begint de herinnering aan de grootste oorlog van de moderne tijd al wat te vervagen, maar de oorlog van Troje staat ons nog voor de geest, levendiger dan ooit! De motieven waren weliswaar dezelfde. In de Trojaanse oorlog evenwel draaide alles om een vrouw. Die vrouw was niet de eerste de beste: ze was de mooiste vrouw die ooit op aarde heeft geleefd. Ze was daarenboven geen gewone stervelinge, ze was goddelijk, een dochter van de oppergod zelf: Helena van Sparta!
(het spotlicht verplaatst zich snel naar links waar Helena staat, met aangepaste geluidsbegeleiding. Na een vijftal seconden keert het spotlicht terug naar de verteller)
Maar laat ik u eerst vertellen wie zij precies was, Helena. Haar wettelijke ouders waren de koning en de koningin van Sparta, Tyndareos en Leda. Haar échte vader evenwel was, zoals dat nogal eens gaat, niet Tyndareos, maar de oppergod Zeus. Het zat zó
Zeus had zijn oog laten vallen op de koningin van Sparta. Teneinde alles zo onopvallend mogelijk te laten gebeuren, veranderde hij zichzelf in een zwaan. In die gedaante zwom hij over het water van de koninklijke vijver en slaagde erin Leda te bereiken zonder dat het argwaan wekte. Wie heeft er niet gehoord over "Leda en de zwaan"? Welnu, die zwaan was Zeus. De oppergod slaagde erin in Leda's schoot binnen te dringen en haar te bevruchten (ik hoop dat ik daar geen tekening hoef bij te maken
). Diezelfde dag had Leda ook nog betrekking met haar wettelijke gemaal. Er gebeurde iets wat uiterst zeldzaam is doch theoretisch en wetenschappelijk niet onmogelijk: Leda werd zwanger van twee verschillende manspersonen. Negen maanden later moest ze bevallen en ze baarde twee eieren. Het ene ei was bevrucht door haar echtgenoot en er kwamen twee kinderen uit: Klutaimnestra, die later de echtgenote zou worden van koning Agamemnon van Mykene, en Kastor, de ene helft van de fameuze tweeling die nu als sterrenbeeld aan het hemelgewelf prijkt, Kastor en Pollux. Het ander ei leverde eveneens twee kinderen op: Pollux, die in tegenstelling tot zijn broer onsterfelijk was, en de eveneens onsterfelijke en dus goddelijke Helena, die oneindig mooi was en terecht beschouwd wordt als de mooiste vrouw die ooit de wereld bevolkt heeft.
(spot op zelfde wijze weer naar Helena .. en terug)
Al gauw was in heel Griekenland bekend dat aan het koninklijk hof van Sparta de mooiste prinses ter wereld woonde. Alle huwbare koningszonen dongen naar haar hand. Aan het hof van Sparta was er dus een drukte van jewelste. De vele trouwlustige prinsen liepen het koninklijk paleis plat en ze eisten van koning Tyndareos dat hij zijn dochter zou uithuwelijken aan één van hen. Tyndareos vond zijn mooie dochter weliswaar nog te jong voor een huwelijk, maar omdat hij op de duur niet meer kon weerstaan aan de opdringerigheid van de kandidaten, verklaarde hij zich bereid zijn dochter te schenken aan de prins van haar keuze. Op één voorwaarde! Dat allen van te voren onder ede zouden beloven het huwelijk dat Helena zou aangaan door dik en dun te verdedigen en dat ze als één man zouden opstaan tegen degene die de huwelijksband in gevaar zou brengen. Allen zwoeren het plechtig, bij de oppergod Zeus. Toen gaf Tyndareos met gerust gemoed zijn dochter aan de prins van haar dromen, Menelaos, die de broer was van Agamemnon en die alzo door zijn huwelijk met Helena, de opvolger van Tyndareos werd als koning van Sparta. Maar
het huwelijk zou wreed verstoord worden. Hoe dat komt gaan wij u vandaag laten zien. Hoe het uiteindelijk allemaal afgelopen is, vertel ik u aan het einde van het tweede en laatste bedrijf. Ondertussen ga ik mij even afzonderen met Helena. (knipoogt)
(spot gaat met de verteller mee naar Helena, beiden verlaten de scène, het doek gaat op)
EERSTE BEDRIJF
(Uit de feestzaal -links- komt vage muziek, die aanzwelt telkens als de deur opengaat. Achter de balie Polyxena; Dimitrios komt net binnen.)
POLYXENA : Ha, eindelijk ben je daar. Ik sta hier al de hele tijd alleen aan de vestiaire. Je weet toch dat al de goden uitgenodigd zijn op dit feest?
DIMITRIOS : Dat zeggen ze, ja. Geloof jij dat ze allemaal gaan komen, Polyxena?
POLYXENA : Zo ziet het er toch naar uit, Dimitrios. Er zijn er toch al enkele binnen, en niet van de minste! Poseidon (toont drietand), Artemis (toont boog en pijlenkoker), Apollo (toont lier) en Demeter (toont tarweschoof). Stuk voor stuk goden die zetelen op de Olympos. Kom Dimitrios, steek een handje toe en hang die dingen netjes aan de kapstok.
DIMITRIOS : De drietand van Poseidon! Is dat niet de god van de zee? En een grote paardenliefhebber? Noemden ze hem ook niet "de paardengod"?
POLYXENA : Zéér goed Dimitrios! Van de godsdienstlessen heb je dan toch nog wat opgestoken, zie ik.
DIMITRIOS : Wij noemdem hem "de paardenzót"!
POLYXENA : Spot niet met de goden, Dimitrios, en ga door met je werk.
DIMITRIOS : Hé, de boog van Artemis. Dat is toch die knappe griet met paardenstaart en mini-rok? Had ze haar mini-rok aan?
POLYXENA : Ik geloof het wel.
DIMITRIOS : Hm, die zou 't mij geen twee keer moeten vragen! Echt míjn type.
POLYXENA : Ik vrees dat jíj niet háár type bent.
DIMITRIOS : Is zij overigens niet van de verkeerde kant?
POLYXENA : Dat is inderdaad algemeen geweten, Dimitrios. Maar praat niet zo luid. Laat niemand jouw spottende taal horen!
DIMITRIOS : En toch zou ik dat katje eens zonder die mini-rok willen zien. Zo helemaal in haar blootje.
POLYXENA : Het zou je niet goed bekomen, Dimitrios. Je zou het met je leven kunnen bekopen. Ken jij het verhaal van Aktaion?
DIMITRIOS : Nee. Wie is dat?
POLYXENA : Aktaion was een kleinzoon van de koning van Thebe, een jager. Helemaal per ongeluk zag hij Artemis naakt, badend in een bergmeertje. Woedend besprenkelde ze hem met water uit het meer en daarbij sprak ze een toverspreuk uit. Daardoor werd Aktaion veranderd in een hert. Zijn honden zagen in hem nog enkel een stuk wild en ze verscheurden hem.
DIMITRIOS : Brr, je maakt me nu toch echt bang, Polyxena. (hangt vlug pijlenkoker en boog weg en neemt de lier) En deze mattenklopper, van wie is die?
POLYXENA : Onnozelaar! Dat is hét muziekinstrument van de zonnegod Apollo, waarmee hij de muzen begeleidt: de gouden lier! Behandel ze asjeblief met zachtheid.
DIMITRIOS : Oei, oei, oei
(hangt de lier weg en begeeft zich naar de tarweschoof). En dit, van wie in godsnaam is die tarweschoof?
POLYXENA : Van Demeter, domkop! Eén van onze oudste en eerbiedwaardigste godinnen. Een zuster van Zeus.
DIMITRIOS : Waarom loopt die met een bussel tarwe rond?
POLYXENA : Demeter is toch de godin van de gewassen en van de oogst. Het is haar mérk, haar symbóól.
DIMITRIOS : Ach Polyxena, hechten wij niet een beetje te veel belang aan die goden? Al die zotte dingen, neem nu "met een bussel tarwe rondlopen" (slaat armen ten hemel): dat doen ze toch alleen maar om zichzelf te verkopen, zoals de politiekers!
POLYXENA : Zwijg stil. Straks laat Zeus ons nog neerbliksemen. Breng liever eer aan de goden. En dank hen dat ze het huis van onze heer en koning, Peleus, zoveel eer aandoen. Weet je, Dimitrios, dat dit een unicum is: nog nooit eerder hebben al die Olympische goden het trouwfeest van een sterveling met hun aanwezigheid vereerd.
DIMITRIOS : Waarom heeft Peleus de goden eigenlijk uitgenodigd?
POLYXENA : Dit is geen gewoon huwelijk, Dimitrios. Peleus is niet de eerste de beste en zijn bruid Thetis evenmin. Weet je dat Zeus zelf, ja, de oppergod in hoogsteigen persoon, haar tot bruid had gewild?
DIMITRIOS : Waarom heeft zij dan Peleus, een sterveling, verkozen boven Zeus?
POLYXENA : Zij hééft Peleus niet verkozen. Zeus zelf heeft afstand gedaan van Thetis, omdat hij bang was voor wat het orakel voorspeld had.
DIMITRIOS : Het orakel?
POLYXENA : Het orakel had voorspeld dat de eerste mannelijke nakomeling van Thetis groter en machtiger zou worden dan zijn vader. In het geval van Zeus betekent dat noch min noch meer dat de eerste mannelijke nakomeling die hij bij Thetis zou verwekken hem van de troon zou stoten, zoals hijzelf dat met zijn vader Kronos had gedaan en zoals zijn vader Kronos dat al eerder met zijn grootvader Oeranos had gedaan. Zeus heeft zich dan ook wijselijk teruggetrokken en is in het huwelijk getreden met zijn zuster Hera. (bezorgd) Ik begin mij af te vragen of het oppergoddelijk echtpaar nog wel komt vanavond.
DIMITRIOS : Het is hier inderdaad erg stil in de vestiaire. Ik ben hier nu toch al een minuut of tien(kijkt op horloge), zonder dat er zich iemand heeft aangemeld.
POLYXENA : Ga eens op de uitkijk staan, Dimitrios. Kijk in de verte, of je niemand ziet die de Pelionberg afdaalt en in deze richting komt.
DIMITRIOS : (gaat naar de deur, opent ze, schrikt en slaat de deur weer dicht) Er st..staat iemand voor de deur.
POLYXENA : Laat die dan toch binnen, Dimitrios.
DIMITRIOS : Maar
het is niet iemand voor het bal, me dunkt. Een vrouwspersoon, in slordige kleren. 'k Zou niet weten wie dat wel mag zijn.
(er wordt weer gebeld)
POLYXENA : Maar doe dan toch open.
DIMITRIOS : (nadat hij de deur weer heeft geopend) Wie kan ik aanmelden?
(een slonzige vrouw komt binnen en gaat met driftige stap tot vlak vóór Polyxena staan; het is de godin Eris)
POLYXENA : Mevrouw? Met wie heb ik de eer?
ERIS : (de vraag negerend) Alle goden en godinnen zijn op dit feest uitgenodigd, naar ik heb vernomen?
POLYXENA : Zo is dat, mevrouw eh
ERIS : Zijt ge daar helemaal zeker van?
POLYXENA : Dat heeft men mij toch verzekerd!
ERIS : Waarom heb ík dan geen uitnodiging gekregen? Of sta ik misschien tóch op de lijst van de genodigden? Was 't adres niet juist of was de brief misschien niet voldoende gefrankeerd? Kijk dan of ik op de lijst sta! Mijn naam is Eris, godin! De godin Eris! (kwaad en driftig) Sta ik er op of sta ik er niet op?
POLYXENA : (verveeld) Ik zet mijn bril even op (zet haar bril op). Eris, nee
Gelukkig maar, want in die kleren had ik u toch niet kunnen binnen laten.
ERIS : Omdat ze bang zijn dat ik voor ruzie ga zorgen, hebben ze mij niet gevraagd! Ze noemen mij de godin van de twist. Ze willen mij niet! Ze beschouwen mij als uitschot. Ze zijn zélf uitschot! Mooi uitgedost van buiten. Smerig en rot vanbinnen zijn ze, allemaal!
(er wordt gebeld)
POLYXENA : Deur openen, Dimitrios.
DIMITRIOS : (opent de deur) Wie mag ik aanmelden?
(Athena komt binnen en slaat met haar staf op het hoofd van Dimitrios)
ATHENA : Dom uilskuiken. Ik ben Athena, Pallas Athena, godin van de wijsheid, de wetenschap en de kunst, in 't bijzonder de weefkunst (klopt nogmaals op het hoofd van Dimitrios). Was je er met je verstand niet bij tijdens de godsdienstlessen? Zat je misschien te dromen, of door het venster te staren? Of naar de mooie ogen van de lerares?
DIMITRIOS : Verschoning, o machtige godin.
ATHENA : Voor zoveel onwetendheid bestaat geen pardon. Je mag blij zijn dat ik in een goede bui ben, anders gaf ik je zo'n stamp (ze stampt tussen de benen van Dimitrios) dat je ogen in je broek zakten.
(Dimitrios grijpt naar zijn kruis en trippelt jankend over de scène).
(Athena heeft nog geen acht geslagen op Eris; heftig gebaart Polyxena Eris zich te verstoppen in het toilet; daarna richt Polyxena zich tot Athena)
POLYXENA : Godin van de wijsheid, onstaan uit het hoofd van Zeus, schutsgodin van de machtige stad Athene, let maar niet op hem. Geef mij uw lans, uw helm en uw schild.
ATHENA : Alstublieft (overhandigt lans en schild). Mijn helm, die houd ik liever op. (deponeert haar cadeau, een boek) Is mijn vader Zeus er al?
POLYXENA : Nog niet, heiligheid. Hoge heren laten vaak lang op zich wachten
Dimitrios, leid de godin binnen in de feestzaal.
DIMITRIOS : (houdt hand voor de genitaliën en brengt, een beetje angstig, de godin naar de ingang van de feestzaal; roept met luide stem) De godin Athena!
(Athena af in feestzaal)
(Eris komt te voorschijn, sakkerend; Dimitrios staat nog steeds verkrampt van de pijn)
ERIS : De vervloekte heks! Heeft ze u pijn gedaan mijn jongen? (ze aait Dimitrios over het hoofd) Ha, ontstaan uit het hoofd van Zeus. Een vuile familiegeschiedenis, ja. Zeus vergreep zich aan Metis, zijn tante. En toen Metis zwanger was geworden, kreeg hij ruzie met haar: hij vrat haar op met huid en haar!
DIMITRIOS : Een serieuze ruzie was dat.
ERIS : En dan noemen ze míj een ruziemaakster! Maar het beviel hem slecht. De "opperkloot" kreeg verschrikkelijke buikpijn. Hij ging op zijn bed liggen en de pijn vergleed van zijn buik naar zijn hoofd. Tot hij Hephaistos de opdracht gaf zijn hoofd met een bijl te klieven. En uit zijn hoofd kwam toen Athena te voorschijn, met helm en al, het meest frigide en meest arrogante schepsel dat er ooit heeft rondgelopen.
POLYXENA : Zwijg toch met die oneerbiedige taal. Jij brengt nog groot onheil over het huis van koning Peleus.
ERIS : (gaat onverstoord verder) Mannen die haar met begerige blikken bekijken maakt ze blind. (ze wendt zich tot Dimitrios) Zal ik u vertellen wat er met Hephaistos is gebeurd? Toen hij op een mooie dag bij haar avances maakte - 't was boven op de Akropolis - gaf ze hem zo'n kwalijke stamp (Eris stampt in het kruis van Dimitrios die vlak bij haar in de buurt staat) dat zijn zaad in de schoot van moeder Aarde terecht kwam (Dimitrios verrekt van de pijn en kijkt rondom zich naar de grond). Daaruit is Kekrops geboren, de stamvader van de Atheners. En dan maar overal verkondigen dat zíj de stammoeder was. Mijn oren! Uit moeder Gaia en vader Hephaistos zijn de Atheners geboren. En toch heeft Athene er een beetje de hand in gehad, zegt men dan
De "voet", ja!
DIMITRIOS : (met van pijn vertrokken gezicht) D..daar heb ik in de lessen van godsdienst niets over geleerd.
POLYXENA : (vergoelijkend) Dat komt omdat hij het niet verder heeft gebracht dan de lagere school.
ERIS : (onverstoord) En arrogant dat ze is. Arrogant! Mens, ge hebt er geen gedacht van. Arachne, een meisje uit Lydië, kon er van meespreken. Omdat Arachne met Athena een wedstrijd aanging om uit te maken wie van beiden het mooiste kunststuk kon weven, veranderde Athena het meisje in een spin. "Nu kan je verder weven tot in de eeuwigheid" sprak ze. Het stuk dat Arachne geweven had was inderdáád mooier dan dat van Athena, maar 't was zogezegd oneerbiedig tegenover de goden. Omdat het Zeus voorstelde terwijl hij een nimf aan 't verkrachten was. Gewoon "realistisch", dat weefselstuk van Arachne. Of wat denkt ge dat Zeus heelder dagen doet als hij niet met zijn donder en bliksem aan 't rommelen is? En let wel: dan ben ík de ruziemaker. Waaróm dan wel? Enkel en alleen omdat ik de wáárheid durf zeggen. Omdat ik het boekje open doe van die rotte bende die zich deugdzame goden durft noemen!
POLYXENA : Hou toch op, straks delen wij hier nog allemaal het lot van Arachne.
ERIS : Ach laat toch iemand die eerlijk is, zijn gedacht zeggen. Sidder en beef niet voor de waarheid.(haar oog valt op de drietand van Poseidon) Tiens, wat zie ik daar? De mestvork van Poseidon!? Díe van de zee en de paarden. Nog zo'n smeerlap. Die neukte met de merries van het Peliongebergte. Dáár zijn de Kentauren, de paardmensen, uit voortgekomen.
(Dimitrios staat haar aan te gapen)
Of wist ge dat ook niet, Dimitrios?
DIMITRIOS : Hoe zou ik dat kunnen weten? Ik heb toch alleen maar de lagere school gedaan.
ERIS : En godsdienst zal uw sterkste vak niet geweest zijn, zeker?
DIMITRIOS : Dat is waar, maar (fier) in gymnastiek was ik altijd de eerste van de klas!
POLYXENA : Ik begin mij af te vragen of er nog wel iemand komt. Kijk eens buiten de deur, Dimitrios, of er niemand aankomt.
(Dimitrios gaat kijken)
DIMITRIOS : Ik zie iemand in de verte. Hij komt de Pelionberg afgerend.
POLYXENA : Wie is het?
DIMITRIOS : Dat weet ik niet. Het is veel te ver. Hij is nog bijna helemaal boven.
POLYXENA : Hier, neem de verrekijker.
DIMITRIOS : (komt de verrekijker halen en gaat opnieuw kijken) Hij heeft een staf en een helm met vleugels, en ook sandalen met vleugels.
POLYXENA : Dat moet Hermes zijn.
ERIS : (gaat in de houding staan) God van de leugenaars en de dieven!
POLYXENA : (kwaad en gebiedend) Zwijg, verberg u in het toilet, snel. (en tot Dimitrios) Zet de deur alvast maar open. Laat niet merken dat we hem bespied hebben.
DIMITRIOS : Hij is nog ver, Polyxena.
POLYXENA : De goden verplaatsen zich snel jongen, en zeker Hermes, de gevleugelde.
DIMITRIOS : (ironisch) Tot uw dienst weledele Polyxena. (maakt een diepe buiging en gaat de deur wagenwijd openzetten)