Ik ben een... (gelieve slechts één keer en naar waarheid te antwoorden, éénmalige bezoekers worden niet geacht een antwoord te geven, tenzij ze nog eens terugkomen natuurlijk.)
Bovenvermelde titel kan zielig klinken, maar ook je nieuwsgierigheid aanwakkeren, je uitnodigen om deze blog te lezen. Uiteraard beoog ik dit laatste... Mocht je jezelf in één van de de personages van de teksten herkennen, dan vergis je je schromelijk. Mijn identiteit blijft geheim. Als je niet met zekerheid weet wie ik ben, hoe kan je er dan van overtuigd zijn dat het over jou gaat? Trouwens, neem het me niet kwalijk als je er niet zo fraai uitkomt. Soms is het nodig voor de verhaallijn om hier en daar wat te overdrijven. Feiten en fictie vloeien in deze blog vaak in elkaar over. Alleszins wens ik je veel leesgenot. Voel je vrij om een reactie te plaatsen... Hoe je mij kan aanspreken, vind je terug in het vertelsel van 1 mei 2011.
08-04-2011
de metafoor van het uitheemse bloemetje
"Koen en ik gaan een kindje adopteren," kondigde mijn collega enkele jaren geleden enthousiast aan. Kort na haar indiensttreding hebben Anke en ik elkaar stilzwijgend gepromoveerd tot goede vriendin. Ze is nogal impulsief van aard en ik moet vaak lachen om haar voortvarendheid en dromerige langetermijnplannen. Die bewuste keer was het menens, dat voelde ik direct. Ze heeft een groot en warm hart. Bijgevolg was ik er zeker van dat ze van een kindje dat ze niet zelf ter wereld heeft gebracht evenveel kan houden als van haar eigen vlees en bloed.
Twee jaar vóór de bewuste uitspraak was er reeds een Roosje ontsproten uit haar schoot. Het zaaigoed was van uitstekende kwaliteit, de grond was vruchtbaar en had lang genoeg braak gelegen. Helaas zou een tweede keer oogsten een onheilspellend risico inhouden. Zodoende werd er enkel nog gezaaid en niet meer geoogst. Anke en Koen vonden hun tuintje echter wat te klein en te kleurloos. Daarom beslisten ze om een fleurig bloemetje te importeren. Ettelijke keren veranderden ze nog van keuze van het land van herkomst, maar uiteindelijk hakten ze de knoop door. Het zou een kindje uit Ethiopië worden.
Het voelt een beetje vreemd aan, vind ik, dat je zo zelf de kleur van je kind kan bepalen. Persoonlijk had ik graag een mulatje gebaard. Zoooo schattig! Maar als je met een blanke man gehuwd bent, ook al wordt hij in Griekenland versleten voor een Italiaan en in Italië voor een Griek, dan is dat niet zo evident. Anderzijds maakte ik me toch wat zorgen om haar keuze. De meeste Belgen hebben niet in de smiezen dat een multiculturele samenleving dé toekomst wordt. Herinner je je nog hoe drie koppels weigerden om zich te laten trouwen door Wouter Van Bellingen, louter en alleen omwille van zijn huidskleur? Waren ze bang dat zijn zwarte kleur hun wittebroodsweken zou vergrijzen, hadden ze kindzijnde een ernstig zwartepietentrauma opgelopen of zijn ze gewoon kortzichtig en intolerant? Wat er ook van zij, een massa mensen hadden gelukkig totaal geen begrip voor hun belachelijke beweegredenen.
Mijn man en ik waren Koen en Anke zes jaar eerder vooraf gegaan met ons eigen kweekprogramma. Vochtige potgrond, uitmuntend zaad en hemels voorbereidend werk leidden tot twee keer toe, met een tussenpauze van 20 maanden, tot een nieuwe soort. Twee bleke bloempjes, ontkiemd uit een ander zaadje in dezelfde broeikas, totaal verschillend van geur en kleur en terzelfdertijd met evenveel toewijding gekoesterd en verzorgd. Niet volledig op dezelfde manier, maar volgens de specifieke noden van zijn soort. Toch voelde het jongste bloempje zich regelmatig tekort gedaan. Maar bovenal hunkerde het ernaar om het lieftalligst bevonden te worden. De zaaigoedleverancier, noch de broeikashoudster kwamen aan haar vurige wens tegemoet. De bekoorlijke schoonheid en de verrukkelijke geur van elk van de twee bloempjes waren immers uniek en onmeetbaar. Dus hoe zouden ze ooit kunnen kiezen?
Maar wat als er een bloemetje bijkomt, ontstaan uit een anoniem zaadje op onbekend terrein. Zullen de zaaigoedleverancier en zijn compagnon voor het product van hun concurrenten evenveel genegenheid kunnen opbrengen als voor hun eigen waren? Zullen ze even hard hun best willen doen om dit bloempje te laten floreren? Anke en Koen alleszins wel. Ze noemden hun uitheems bloempje niet voor niets 'Florian'. Al was hij misschien niet het product van hun liefde, dan wel het quotiënt. Voor hen twee evenwaardige bewerkingen die elkaar opheffen. Hopelijk leert hun zoon, die inmiddels ruim twee jaar in ons Belgenlandje vertoeft, later ook goed tellen en begrijpt hij terzelfdertijd dat 'verschil' soms wel 'gelijk' kan betekenen.
Een tijdje geleden werd Anke door twee simpele woordjes brutaal in de harde realiteit gesmeten. Ze kwam aan op het werk en stak meteen van wal. "Ik voel me zo hypocriet," begon ze. "We zijn naar een bijeenkomst geweest als voorbereiding op de eerste communie van ons Roosje. Amai, als je dan de pastoor bezig hoort, wat die allemaal van ons verwacht... Maar het ergste was de commentaar van de juffrouw. Ze wou duidelijk maken dat iedereen welkom is in het huis van God. En weet je wat ze toen zei?" Alleszins niet veel goeds aan haar gezicht te zien. "Ze zei dat iedereen welkom is in het huis van God. Écht iedereen, zei ze... zelfs een negerke!"
Uiteraard deelde ik Ankes verbolgenheid over deze onbetamelijke uitspraak. Al had de juffrouw het wellicht niet kwaad bedoeld, het was een wreed ongelukkige formulering. Totaal ongepast bovendien voor iemand in haar functie. Anke vroeg me wat ik ermee zou doen. Ze had ervan wakker gelegen en wou de juf erover aanspreken. Maar ze twijfelde, tenslotte zat Roosje bij haar in de klas en over enkele jaren ook Florian. Zoals gewoonlijk zaten we op dezelfde golflengte. Ik zou de juf er ook over aanspreken. Niet onmiddellijk, maar quasi terloops bij de eerst volgende gelegenheid.
Thuis aanhoorde mijn man mijn verontwaardigde waterval van woorden. Regelmatig knikte hij instemmend, doch uiteindelijk antwoordde hij laconiek: "Ik vrees dat Anke nog dikwijls wakker zal liggen..."
Ik hoop van harte dat hij ongelijk heeft...
Grz
Ikbenhet
PS Vandaag vertelde Anke me dat Koen en zij zich kandidaat hebben gesteld voor pleegzorg. Fantastisch toch dat zij zich willen ontfermen over een gekneusd bloemetje, wiens wortels niet voor een stevige basis konden zorgen. Ik ben ervan overtuigd dat ze erop zullen toezien dat het op termijn op eigen stengel in zijn vaasje kan staan, desnoods met een ijzeren draadje rond zijn kwetsbare steel. Zelf zijn mijn vingers niet groen genoeg om zoiets te doen. Of... misschien wil ik gewoon mijn handen niet vuilmaken...
Mijn allerslechtste eigenschap, beste bloglezer, is mijn extreme slordigheid in combinatie met een mateloze nonchalantie. De mensen die me kennen kunnen bevestigen dat ik niet overdrijf, integendeel, ze zullen dit hét understatement van het jaar noemen. Daarenboven ben ik ook nog eens een warhoofd, een verstrooide professor, maar dan zonder zijn bovengemiddelde intelligentie. Te pas en te onpas slaag ik erin om vanalles en nog wat te verliezen. Mocht ik al de tijd die ik verklungel met zoeken op een of andere manier kunnen recupereren, dan zou ik een zee, straffer nog, een oceaan, van tijd hebben om een boek te schrijven, zelfs al heeft geen kat tijd of goesting om het te lezen, of om handmatig een smyrnatapijt te knopen met de oppervlakte van tien voetbalvelden.
Vorige week was ik weeral het slachtoffer van mijn eigen slordigheid. Ineens bleek mijn portefeuille van een bekend apenmerk spoorloos. Veel briefjesgeld zat er niet in, maar wel enkele belangrijke documenten zoals mijn identiteitskaart, rijbewijs en SIS-kaart. Ook een hele reeks klantenkaarten waardoor ik toch heel wat interessante kortingen aan mijn shoppende neus zie voorbij gaan én een winnend win-for-life-biljet. Gelukkig niet de periodieke maandelijkse geldschieter. Mocht dit het geval zijn, dan was ik nu al ruim 150 uren non-stop met mijn hoofd tegen een muur aan het bonken.
Mijn hopeloze nonchalantie heeft als enig voordeel dat ik redelijk rustig blijf als ik weer eens wat ben kwijtgespeeld. Bij mij is dat immers schering en inslag en in de loop der jaren is er toch wel enige gewenning opgetreden. Al moet ik toegeven dat het verlies van mijn portefeuille mijn zoekmotivatie meer aanwakkert dan de ontstentenis van een banaler voorwerp. Op alle logische plaatsen, zoals mijn handtassen, jas- en broekzakken en auto, heb ik gezocht en ook op minder vanzelfsprekende plekken, aangezien ik een warhoofd ben. Evenmin echter blijk ik mijn geldbuidel diepgevroren of aan de kippen gevoerd te hebben.
Vandaag begaf ik me dus eindelijk naar de politie om mijn stommiteit aan te geven. Ik was er nooit eerder geweest en worstel helaas ook nog eens met een legandarisch oriëntatieprobleem. Hierover kan ik letterlijk een alfabet aan boeken schrijven, ik zit al aan de letter H van hopeloos. Volgens mij situeren al deze negatieve eigenschappen zich in hetzelfde hersenkwabdeel, dat bij mij overduidelijk onderontwikkeld is. Hopelijk is het geen voorloper van dementie, ik vrees er een beetje voor. Ik parkeer mijn auto op de ruim voorziene parking en vind wonderwel onmiddellijk mijn weg naar de deur. "Waar kom jij uitgekropen?", vraagt de vriendelijke loketbediende, een vage kennis. Hoezo? Ik blijk me dus een plaats op de personeelsparking toegeëigend te hebben. Verschrikt vraag ik meteen of dat een boete zal opleveren, anders ben ik maar al te bereid om mijn auto te verplaatsen. Niet nodig.
Na een korte uitleg over het doel van mijn bezoek, mag ik plaatsnemen in een wachtlokaal. Gelukkig zitten er geen andere criminelen. Even later komt een inspecteur me afhalen. Een grijze, neen witte, gemoedelijke opa met een penetrante geur. Geen lijfgeur, alhoewel?, zo mag je het mogelijkerwijs wel noemen, hij is een verstokte roker. Ik schat hem 67 jaar, wellicht is hij minstens 10 jaar jonger. De levensbedreigende nicotine heeft zijn huid een anti-facelift gegeven, zijn gezicht ziet er dof en pafferig uit. Hij gebaart me plaats te nemen aan de andere kant van zijn bureau en spontaan wil ik hem een tiktakje presenteren. Mensenlief, zo rokers, die kunnen toch uit hun bek stinken! Slechts weinigen onder hen die dat beseffen. Pas als ze zelf stoppen met roken realiseren ze zich wat ze hun niet-rokende medemens, gedurende al die jaren die in rook zijn opgegaan, hebben aangedaan. Ik ben best wel tolerant ten opzichte van rokers zolang ze hun giftige dampen niet in mijn gezicht of gordijnen blazen. Neen, geen actieve smoorder in mijn kot. Heb je trouwens al ooit eens zo een vleesgeworden asbak gekust, zelfs al is het zedig op de wangen? Moeilijk hoor om je weerzin te verbergen. Soit, ik dwaal af, het is zoveel makkelijker om over andermans kwalijke eigenschappen te schrijven dan over de mijne.
De ambtenaar begint ijverig te typen. Ik ben stiekem verbaasd dat hij zo vlot met de computer overweg kan. Hij zegt geen woord en ik zwijg ook wijselijk opdat hij zijn stinkmuil niet nodeloos zou opentrekken. Woordeloos duwt hij me enkele papieren onder mijn gevoelige neus ter ondertekening. Het ene document dient voor een geüpdate identiteitskaart, met het andere krijg ik een fonkelnieuw rijbewijs, gelukkig zonder mijn rijvaardigheden opnieuw te moeten demonstreren. "Er is iets misgegaan met dit papier," walmt hij, terwijl zijn vergeelde vinger het betreffende document aanwijst. "Het systeem heeft je naam er niet opgezet. Ik weet niet hoe dat komt. Maar het kan zijn dat ze dit niet aanvaarden als je ermee naar de dienst rijbewijzen gaat." Wat voor een ambtenarenuitleg is dat? Bij wie moet ik dan in hemelsnaam reclameren? Bij mijn vriend, de politie? "Kan u mijn identificatiegegevens dan niet gewoon met een pen invullen?" opper ik voorzichtig. "Neen, dat mag niet, de naam wordt altijd automatisch voorgedrukt op dat formulier." Ik ben lichtjes verbouwereerd over zoveel stompzinnigheid. Voor mij ligt een naamloos blad met enkel de handtekening van de snuggere inspecteur, zelfs een stempeltje ontbreekt. Iedere zeldzame ambtenaar die zijn taak ietwat serieus aanpakt zal me geen nieuw rijbewijs afleveren op basis van zoveel onduidelijkheid. Ik geef het niet op en maak gebruik van mijn assertieve vaardigheden die op de sociale hogeschool werden versterkt. Uiteindelijk krijg ik de brave uniformman zo ver dat hij mijn gegevens manueel intikt waardoor hij alsnog een gepersonaliseerd exemplaar kan afdrukken. Oef! Ik rijd vlot van de parking af en gris nog net op tijd mijn gordel.
Buiten alle verwachting om word ik op het gemeentehuis snel en correct verder geholpen. Mijn rijbewijs wordt in een doorzichtig mapje gestoken. Tegen mijn natuur in wil ik het onmiddelijk veilig in mijn portefeuille opbergen. Mijn goede voornemen wordt gedwarsboomd omdat het verlies van dat ding nog steeds een feit is. Wat ook een feit blijft is mijn gebrek aan oriëntatie. Ik weet begot niet meer waar mijn auto geparkeerd staat. Toevallig hebben marktkramers het marktplein ingenomen, waardoor mijn zicht belemmerd wordt en ik nog minder weet waarheen. Ik besluit van de nood een deugd te maken en koop frisse groenten, verse vis en een gebakje. Dat heb ik wel verdiend, vind ik en terzelfdertijd moet ik aan mezelf toegeven dat dat eigenlijk helemaal niet het geval is. Na het marktplein ettelijke keren doorkruist te hebben, sla ik eindelijk de juiste weg in.
Onderweg geniet ik van de onverdiende kattetong. Ik besef niet dat een vrouw die op straat eet even ordinair oogt als een rokende voetgangster. Bepakt en bezakt nader ik de auto. Gewoontegetrouw tast ik alvast in mijn jaszak naar de sleutel met afstandsbediening. Ik tast en ik tast en ik tast. Zeg dat het niet waar is... Ligt mijn sleutel tussen de peren of tussen de pateekes?
Je hebt lopers die heel licht lopen, letterlijk tippelen. En anderen lopen heel zwaar, stampen met hun poten, excuseer voeten, in de grond. Je hebt er die sierlijk lopen, als een hinde. Of net heel plomp, zoals de diplodocus zich naar alle waarschijnlijkheid plachtte te verplaatsen. Sommigen lopen met opgetrokken schouders en gebalde vuisten, helemaal verkrampt. Anderen verplaatsen zich met zo'n gemak, alsof er geen enkele inspanning mee gemoeid is. Kortom, iedereen heeft zo zijn eigen loopstijl.
Zelf loop ik ook - als recreant weliswaar, met nu en dan een wedstrijdje - en mijn loopstijl is niet te evenaren. Gelukkig maar! Mijn schoonbroer liet eens voorzichtig horen dat ik loop zoals Charlie Chaplin. Mijn man windt er geen doekjes om. Dat moet toch kunnen in een goed huwelijk, niet waar? Boudweg zegt hij dat ik loop gelijk een gans met een gebroken poot. Ik kan er wel om lachen. Nog harder zelfs toen ik mezelf eens in actie zag op een video. Ik lag gewoon dubbel, kwam niet meer bij, zo'n idioot zicht vond ik het.
Ik moet toegeven dat mijn wederhelft zijn vergelijking bijzonder treffend heeft genuanceerd. Ik loop niet alleen even onelegant als een gans, met V-vormige voetafdrukken. Bovendien maak ik een kleine zwaaibeweging met één been. Als een gans haar poot zou breken en dit op natuurlijke manier (zonder spalkjes e.d.) liet genezen, zou zij waarschijnlijk een soortgelijke pootzwengel hebben. Er schuilt misschien wel iets droevigs in.
Uiteraard liep ik liever veel eleganter. Maar ik zet me over mijn schaamte heen. Wie het voor de eerste keer ziet, moet er misschien (neen, hoogstwaarschijnlijk) wel om lachen. Maar als je het gewoon bent om te zien, went het wel. Denk ik toch. Hoop ik toch. Ach, ik raak ermee vooruit. Dus wat maakt het uit?
Op de nacht van de atletiek, waaraan we afgelopen de zomer voor 't eerst deelnamen, echt waar! als helper dan toch, heb ik mijn ogen uitgekeken. Die atleten... Prachtige gespierde lichamen, zonder uitzondering. Afhankelijk van de dicipline die men beoefent zijn bepaalde spiergroepen sterker ontwikkeld. Speerwerpers of kogelstoters hebben uiteraard een heel ander postuur dan bv. hoogspringers. Verreweg het mooist gespierd zijn de lopers. En dan steekt de bruinere medemens er nog eens met kop en schouders bovenuit... vind ik toch. Een donkerbruin gespierd dijbeen is nu eenmaal veel indrukwekkender dan de blekere versie.
Tja, als ik dan die lijven moet vergelijken met het mijne. Zij hebben alle voordelen, waarvan ikzelf verstoken ben: ellenlange benen, daarenboven rechte benen, een platte buik, smalle heupen en een fijne taille. Ze hebben ook zonder uitzondering een elegante, lichte loopstijl. Als ik ernaar keek had ik toch wel wat gemengde gevoelens: mateloze bewondering met een snuifje (gezonde) jaloezie.
Maar ik tracht het positief te benaderen. Ik heb al die voordelen niet en tóch kom ik vooruit! Hoe zouden zij het er vanaf brengen als ze 'gezegend' waren met mijn handicaps. Zijnde korte, kromme benen, een hardnekkig zwangerschapsbuikje, brede heupen en een quasi-onbestaande taille? Met een energievretende loopstijl op de koop toe. Het zou gegarandeerd een pak minder zijn met hen! Ik zou het wel eens willen zien...
DUS wie is er dan het meest sportief? Wie is er dan de naam atleet waardig in de oorspronkelijke betekenis van het woord? Wie is er hier in feite de TOPatleet? IK TOCH WEL ZEKER !!!
Nu haar dochter toch in een hokje is ondergebracht, wil haar moeder weten wat deze labeling inhoudt. Hopelijk stuit ze op een uitgebreidere handleiding dan de beknopte wasvoorschriften op het etiket van een kledingstuk. Ze leest een boek over autisme en zucht opgelucht. Ze herkent haar dochter er slechts ten dele in. Bovendien blijkt het uitermate moeilijk om een correcte diagnose te stellen. Misschien heeft de kinderpsychiater zich schromelijk vergist.
Haar moeder verneemt ook dat er een grote erfelijke factor meespeelt. Dat stemt haar tot nadenken. Met bepaalde passages uit het boek kan zij zichzelf identificeren en dat brengt haar behoorlijk van haar stuk. Zo is zij bijvoorbeeld absoluut geen groepsmens. Dankzij haar verbale vaardigheden kan zij zich ogenschijnlijk uitstekend handhaven in een groep, maar uiteindelijk blijkt ze telkens weer uit de boot te vallen. Ze slaagt er niet in te achterhalen waarom het steeds misloopt. Zou autisme een verklaring kunnen bieden? Verder bewaart zij constant een zekere lichamelijke afstandelijkheid. Zelden zal ze iemand van buiten haar gezin vriendschappelijk zoenen of eens troostend vastpakken. Als ze het toch doet, doet ze het beredeneerd en niet spontaan. Als het haar overkomt, voelt ze zich ongemakkelijk, doch terzelfdertijd niet onprettig. Dit gebeurt echter sporadisch, ze heeft als het ware een onzichtbare muur rond zich opgetrokken, die enkel voor haar partner en kinderen onbestaande is. Ze huivert als ze op TV ziet hoe onbekenden in een afvalwedstrijd elkaar knuffelen of zoenen op de cruciale momenten. Neen, dat is absoluut niets voor haar. Heeft het met opvoeding te maken of is ze gewoon erfelijk belast?
Ze is maatschappelijk assistente van opleiding en ook in functie. Automatisch stelt zij dus ook haar hulpverleningscapaciteiten in vraag. Slechts even. Dan komt ze tot de conclusie dat ze haar werk goed doet, dat ze voldoende empathisch vermogen heeft, meer dan dat je van een echte autist mag verwachten. Iedere mens zal er wel trekjes van hebben, zeker? Wie draagt een etiket met de melding '100% normaal'. Wat is normaal eigenlijk? En is normaal wel wenselijk?
Haar ouders lichten het meisje bewust niet in. Waarom een kind opzadelen met een label dat mogelijks verkeerd gedrukt is? Wel leggen zij haar uit dat zij bepaalde problemen heeft in de klas en in haar omgang met anderen en dat een lieve (Gon)juf haar hiermee komt helpen. Het meisje stelt zichzelf geen vragen hierover. Ook niet als er in de klas een kinderboekje over autisme 'Jikke Pikke komt er wel' wordt voorgelezen.
Haar moeder die het boekje eveneens doorbladert, herkent deze keer wel veel van het gedrag van haar dochter. Haar extreme interesse in de natuur, haar opeenvolgende obsessies voor vleermuizen, vlinders en katachtigen en haar opvallende wetenschappelijke kennis hierover, het fladdergedrag waarmee zij zowel verdriet als blijdschap uit, haar voorliefde voor moeilijke of lange, liefst zelfverzonnen woorden (toen ze zeven was noemde ze haar zelfgeknutselde spin 'Hieronymus', het gehuchtje waar ze tot haar zes gewoond heeft, herdoopte ze tot 'mijn opvoedingsplaats'), haar hardnekkige weerstand tegen nieuwe kleren en schoenen, een wakkere nachtmerrie als je met haar gaat shoppen...
Haar moeder schrikt zich een hoedje als Tessa midden in het schooljaar onverwachts van school moet veranderen. Hoe zal haar dochter reageren? Wellicht zal zij verdrietig zijn als zij haar hartsvriendin moet missen. Ze schrikt zich echter een bult als blijkt dat haar dochter er helemaal niet om maalt. Volgens de gonbegeleidster is dit een typisch reactie voor iemand met ASS.
Nieuwe vriendschappen sluit het meisje niet. Toch is zij niet onpopulair. Zij wordt aanvaard zoals ze is en zelfs bewonderd om haar opvallend tekentalent. Ze blijft neutraal als andere kinderen ruziën. Ze kiest geen partij en is daarom bij beiden kampen geliefd. Tot ongeveer het zesde studiejaar. Dan is er een grote ommekeer. Niet bij haar, maar bij de anderen. Vooral bij de meisjes. Die beginnen geniepig te roddelen, het liefst over haar. Ze delen haar interesses niet en fezelen over haar rare gedrag. Ze vindt het niet prettig, ze begrijpt niets van dat gehuichel. Ze vindt het bovenal oneerlijk, ze weet dat ze dat niet verdient.
Weeral een nieuwe confrontatie voor haar ouders. Hun dochter is puur en authentiek, heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel, maar blijkbaar willen de anderen de schoonheid hiervan niet inzien. Zal ze het later redden in de echte wereld? Sociale vaardigheden en hypocrisie gaan er hand in hand, het ene verbloemt het andere. Rechtvaardigheid is een utopie, eerlijkheid duurt niet altijd het langst.
Sommige bewonderaars van haar tekentalent zijn ervan overtuigd dat ze een vermaard kunstenares zal worden. Zo naïef zijn haar ouders niet. Haar talent is niet uniek en met excentriek zijn alleen kom je er niet meer. Ze moet niet alleen haar kunst kunnen verkopen, maar vooral zichzelf. En dat is net iets wat ze niet kan. Wil ze zich conformeren, zal ze een stukje van haar eigenheid moeten inleveren.
Haar ouders beseffen dat ze moet leren om zich buiten haar hokje te begeven. De poort mag echter altijd op een kiertje blijven staan. Ze zal vertrouwd moeten worden met haar nieuwe, voor en door zichzelf, afgebakende omgeving. Evenals een dier, geboren in gevangenschap, zal ze niet hunkeren naar een grenzeloos gebied, omdat ze dergelijke vrijheid niet kent, noch aankan. Integendeel, mocht je haar in de wijde wereld loslaten, zal ze eerder de neiging hebben om zich terug te trekken in haar vertrouwde kooi.
Tenslotte zal ze haar etiketje zo vaak moeten wassen totdat het vrijwel onleesbaar wordt en de opdruk kan doorgaan voor 'normaal'. 100% hoeft niet, want net zoals een puur katoentje in de droogkas, word je daar zo bekrompen van...
Het gezin verhuist en zij mag naar het eerste leerjaar. Twee grote veranderingen op korte tijd.
De ouders willen dat de nieuwe meester hun dochter onbevooroordeeld leert kennen. Dus leveren ze haar zonder etiketje af. Tevergeefs, want binnen de week is ze gelabeld. Na een algemene uiteenzetting voor alle ouders houdt de meester hen staande. "Is er iets wat ik over jullie dochter moet weten?" vraagt hij belangstellend. Er volgt een korte stilte. "Is er iets wat u ons over onze dochter wil vertellen?"
"Ik zal het zeggen zoals het is," vervolgt de meester "ze luistert niet." Haar ouders hadden zich aan vanalles verwacht, maar niet aan dit. Hun oudste is immers een uitermate gehoorzaam kind, veel volgzamer dan hun jongste. "Met mijn 25 jaar ervaring," zet de meester zijn betoog voort "heb ik zoiets nog nooit meegemaakt. Kinderen van die leeftijd hebben altijd ontzag voor de meester, maar zij heeft dat totaal niet. Ze gaat haar eigen gang en stoort de hele klas. Er is iets grondig mis met jullie kind," besluit hij.
Weer zo een typische betweter uit het onderwijs, oordelen de ouders. Met zijn vijfentwintig jaar ervaring... Hij zou toch bekwaam genoeg moeten zijn om haar onder controle te houden, thuis is dit alleszins geen probleem. Toch stemmen ze in met verdere onderzoek en maken een afspraak met een bekend kinderpsychiater.
Ze heeft concentratiestoornissen en wordt eerst onderzocht op ADHD. Onzin, weten haar ouders, thuis is ze de rust zelve. Autismespectrumstoornis dan? Ze scoort onvoldoende punten om gediagnosticeerd te kunnen worden, doch vertoont er duidelijk kenmerken van. Ze heeft geen fantasie, beweert de psychiater.
Geen fantasie???? Hun dochter die overal droedeltjes tekent en elk cijfer drie voorziet van een melktand. Hun dochter die haar moeder in een vriendenboekje laat noteren dat ze later 'vleermuis' wil worden. Hun dochter die iedereen verbaast met haar buitengewone tekentalent.
Inderdaad, dat meisje vertoont in een poppenspel geen greintje sociale interactie. Dat meisje kijkt je nauwelijks aan als je tot haar spreekt. Dat meisje luistert alleen als ze individueel wordt aangesproken, wat verklaart waarom ze thuis wel en in de klas niet hoort wat er wordt gezegd.
De psychiater wil medicatie opstarten, rilatine. In welke wereld leven wij, denken de ouders. Een wereld waar kinderen van zes niet meer kind mogen zijn, maar willens nillens moeten plooien naar de hoge verwachtingen van het huidige onderwijssysteem. Is dat een gegronde een reden om medicatie toe te dienen? "Volg je gevoel," stelt de huisarts, als de moeder hem erover aanspreekt. "Maar het is een feit dat dat soort medicatie veel te lichtzinnig wordt voorgeschreven." "Soms is het beter om één kind een pilletje te geven om de rust in het gezin te behouden, dan later alle gezinsleden een kalmeerpil," adviseert de apothekeres "Doe het dus enkel als het hele gezin er baat bij heeft." Vooral dit laatste geeft de doorslag. Thuis zijn er geen problemen, dus wordt er niet met medicatie begonnen. Omdat de ouders de voorgestelde behandeling niet willen volgen, zet de pillendokter de behandeling terstond stop.
De meester respecteert de beslissing van de ouders. Hij verdiept zich in de materie van autisme en introduceert de methode die gebruikt wordt in het gespecialiseerd onderwijs in zijn klas. De klusjesman timmert een houten drieluik. Dit schermt het meisje letterlijk af van externe prikkels. Op haar tafeltje ligt een blad met pictogrammen. Zo kan zij visueel volgen dat na rekenen en schrijven de speeltijd volgt en hoeft zij niet meer tien keer op een dag te vragen wanneer het eindelijk zo ver is. Al haar oefenblaadjes worden verknipt en een zandlopertje helpt haar om de oefeningen tijdig af te krijgen. Op amper 2 dagen tijd is de rust in de klas wedergekeerd. Tot tevredenheid van de meester en tot tevredenheid van de ouders, die hun mening over de leerkracht onmiddellijk herzien. Knap dat hij met zijn vijfentwintig jaar ervaring toch openstaat voor nieuwe dingen...
Ondertussen wordt 'Tennisplank' vervangen door een vriendinnetje van vlees en bloed. Tessa is een lief kind, dat op sociaal vlak bijzonder vaardig is. Net zoals het meisje houdt ze van tekenen en knutselen. Ze kunnen er samen uren mee bezig zijn. Tessa speelt ook graag met de poppen net zoals het zusje. Zij wil haar vriendinnetje betrekken bij dit spel, doch tevergeefs. Zij dringt niet langer aan en lost dit creatief op door het meisje de rol van buitenshuiswerkende moeder toe te bedelen. Zo wordt ze willens nillens toch betrokken bij het spel en kan zij terzelfdertijd haar eigen knutselpraktijken voortzetten.
Haar ouders laten haar naar de kunstacademie gaan, zodat zij haar artistiek talent verder kan ontwikkelen. Hier heeft zij geen drieluik nodig, noch een zandloper. Zonder dralen maakt zij haar werkjes als eerste af. Hier is zij een voorbeeldleerling.
Zij is bovenmatig geïnteresseerd in de natuur met een merkwaardige aandacht voor alles wat fladdert. Vlinders dragen haar voorkeur weg. Zij kan ze uitzonderlijk gedetailleerd tekenen of met de losse hand uitknippen. Zij kan de verschillende soorten benoemen en haast wetenschappelijk beschrijven hoe ze leven. Ook andere insecten of spinachtigen boeien haar. Probleemloos sluit ze vier hommels op in een tiktakdoosje. Meermaals moeten haar ouders stoppen omdat er weer een gefrustreerde hommel in de auto is ontsnapt.
In zichzelf glimlachend loopt het meisje vaak, moederziel alleen, fladderend over de speelplaats.
Acht maanden is ze, als ze zich een weg scheurt door de duisternis naar het licht. Straf dat uitgerekend zij haar warme, knusse, rustgevende kamertje vroegtijdig en definief verlaat om een nieuwe, lichte, maar vooral onbekende en chaotische wereld te betreden.
Ze groeit als kool.
In enkele maanden tijd is ze meer dan in gewicht verdubbeld. Ze huilt als ze een vieze kakkebroek heeft of als ze hunkert naar haar moeders borst, neen, naar de melk die eruit vloeit. Ze ontwikkelt volgens het boekje: zitten, kruipen...
Echter...
Lachen doet ze niet. Als haar moeder haar ophaalt bij de onthaalmoeder wendt ze haar gezichtje steevast af. Ze sluit haar armpjes niet om de vertrouwde hals, maar houdt ze stijf gestrekt naar achter.
Toch is ze tevreden.
En haar moeder? Die is trots. Trots op haar wondermooie baby, die iedereen met haar grote donkere kijkers weet te charmeren. Ze heeft een guitig babyrond gezichtje en een speels krulletje op haar zwarte kruin. En haar vader? Die is bezorgd omdat zijn baby niet lacht en omdat zijn vrouw dit blijkbaar niet wil zien.
Moeke windt er geen doekjes om en stelt een diagnose. Haar schoondochter, de moeder, neemt haar dit niet in dank af. 's Anderendaags echter zit ze met haar man en baby bij de kinderarts om te laten bevestigen wat niet is.
Inderdaad, voor een baby van amper negen maanden is het veel te vroeg om al een uitspraak te doen. Mochten de ouders zich nog zorgen maken als ze anderhalf is, kunnen ze terug op consultatie komen.
Het koppel gaat op reis en brengt dag en nacht door met hun baby. Dit lijkt haar wel te bevallen. In deze drie verlofweken zoekt zij meer toenadering dan in de voorbije tien maanden. Haar ouders stellen andere prioriteiten en vanaf dan werkt haar moeder halftijds.
De baby groeit op tot peuter. Haar zwarte haartjes zijn vervaagd tot vlasblond. Ze is een klein hummeltje en ziet er nog steeds ongelooflijk schattig uit.
Uren aan één stuk bladert ze geconcentreerd in een telefoonboek of trekt ze kleurige strepen op papier. Ze kan zich buitengewoon goed alleen bezig houden. Ze is een voorbeeldpeuter. Ze wijst gefascineerd naar de maan en noemt haar bobo.
Soms roept ze 's nachts haar mama. Als haar moeder komt kijken wat er loos is, verkondigt ze doodleuk "moet papa hebbe". Ze is een uitgesproken vaderskindje.
Ze krijgt een zusje. Opnieuw een lieftallig meisje met grote donkere kijkers. Dit meisje is een vrolijk lachebekje. Was grote zus haar lach vergeten mee te nemen uit het warme, knusse kamertje? En heeft kleine zus deze vervolgens tot de hare gemaakt?
Ze wordt zindelijk en mag naar school. Ze is net tweeëneenhalf. Een maand later is het moederdag. Ze heeft een mooie tekening gemaakt. Een gezichtje met alles erop en eraan. Haar ouders zijn haar schetsjes gewoon, volgens de juf is ze een talentje.
Ze zoekt geen contact met leeftijdsgenootjes, maar loopt wel iedere speeltijd bij de juf aan het handje. Toch krijgt ze een vriendje. Ze noemt hem 'Tennisplank'. Hij volgt haar overal. Samen met haar leert hij fietsen zonder zijwieletjes. Hij troost haar als ze verdrietig is. Hij speelt zich af in haar verbeelding.
De juffen maken zich ongerust. Vinden dat ze op sociaal vlak achterop huppelt. In het tweede kleuterklasje volgt er een test. Haar ouders moeten formulieren invullen met confronterende vragen. Herkent uw kind zichzelf in de spiegel? Ja, natuurlijk! Denkt uw kind vaak aan zelfmoord? Gelukkig niet!
De test is onbetrouwbaar. Opnieuw wordt ze te jong bevonden om conclusies te trekken. En wat dan nog? Denken haar ouders.
Ze is wie ze is, daar is geen etiketje voor nodig.
De juffen hebben het goed met haar voor en proberen haar bij het klasgebeuren te betrekken. En zij? Zij blijft in haar eigen wereldje...
een tussendoortje : een column tot ergernis van de columnist
Beste bloglezer
Heb je de laatste nieuwe film van Steven Spielberg al gezien, the revenge of Mother Nature? Je aanschouwt hoe moeder natuur, louter ter zelfbescherming, een land met een snel groeiende wereldeconomie nogal drastisch een halt toeroept. De slappe verhaallijn wordt gewiekst gecamoufleerd door een overdaad aan speciale effecten. Als toeschouwer ben je nog maar pas uit je stoel gesnokt door een onstuimige aardbeving of er golft een torenhoge tsunami over je heen. Als toemaatje volgen er nog een paar spectaculaire ontploffingen in enkele al dan niet actieve kerncentrales. Hallucinant!
Knap gefilmd als je ziet... hoe solide gebouwen onverhoeds in elkaar zakken als slappe plumpudding, hoe zeevaartuigen plotsklaps doelloos ronddobberen op het vasteland zoals balletjes in tomatensoep, hoe de zee van een heldere bouillon getransformeerd wordt in een onsmakelijke smurrie, kortom hoe een gigantisch gestructureerd gebied wordt omgetoverd tot één groot wanordelijk stort. Vooral indrukwekkend vond ik hoe je de blinde paniek van de insiders bijna letterlijk kon proeven. Overigens, puike acteerprestaties van die talrijke figuranten.
Stel echter, beste bloglezer, dat zoiets écht gebeurt, in China bijvoorbeeld of India of Japan. Ik zie ze al aankomen met hun zoveelste benefietactie om ons geweten voor deze ver-van-mijn-bedtoestanden aan te wakkeren. Destijds heb ik de Haïtianen al royaal gesteund ifv een fiscaal attest en ik kan me toch niet volledig weggeven...
Als zoiets in China gebeurt, dan... Tja, met alle Chinezen, maar niet met den deze! Van mij zullen ze geen cent krijgen. Ik heb al meer dan genoeg geld gepompt in hun economie. Ik kan geen kleer- of speelgoedkast opentrekken of ik lees 'made in China'. Kijk bovendien naar de dertig zonnepanelen op mijn dak, allemaal van Chinese makelij. Ik produceer zelf mijn stroom, ík heb geen kerncentrale nodig, dus hoef ík ook niet mee op te draaien voor de gevolgen van een ontploffing! Kwatongen beweren dat zonnepanelen helemaal niet milieuvriendelijk zijn, dat ze niet meer kunnen opbrengen dan wat hun productie aan energie heeft gekost om stil te zwijgen over de te verwachten recyclageproblemen. Ach, ze zien gewoon groen van jaloezie, omdat ze zelf geen groencertificaten innen. Om China (en mezelf) te helpen kan ik, met mijn zuurverdiende zonnegeld, eventueel wel wat aandelen kopen als hun prijs volledig gekelderd is...
Gelukkig, beste bloglezer, was het slechts een film.
Jammer genoeg heeft mijn duurbetaalde popcorn maar half zo goed gesmaakt, zó levensecht zag het eruit. Al krijgt Steven honderd oscars...de sequel laat ik stilletjes aan me voorbij gaan...
Aanvankelijk wist ik niet goed waar ik heen wou, dus koos ik één van de vele parkeerterreinen uit. Dat terrein, waarvan ik dacht dat het mijn doel het dichtst benadert. Binnen de kortste keren kreeg ik er een comfortabel plaatsje toegewezen en ik beken...dat bevalt me wel.
Terwijl ik mijn volgende verhaaltje uittik, kom ik er plotsklaps achter dat ik verkeerd geparkeerd sta. Ik niet alleen hoor, met mij vele anderen. Minstens 75% van de 20 favoriete plaatsen zijn door niet-columnisten ingenomen.
Wikipedia leert me dat het geen columns zijn die ik schrijf, doch eerder uit de kluiten gewassen cursiefjes, die het meer van humoristische observatie en vertelling moeten hebben. Een column is een stukje proza, waarin de auteur spits en uitdagend zijn mening ventileert. Ok, mijn gsm-verhaaltje is er zo eentje, veronderstel ik, maar de andere teksten overduidelijk niet.
En nu? Nu moet ik zekers verhuizen? Want mijn volgende tekst, die wat langer uitvalt, is zelfs noch column, noch cursief. Hij handelt wel over een thema dat mij nauw aan het hart ligt, hokjesdenken, waardoor ik hem per se wil publiceren.
Waar moet ik heen, beste bloglezer, ik vind het hier zo leuk? Ik hoor niet thuis onder herinneringen/ervaringen (of dacht je nu écht dat ik scheten laat in andermans auto?) en nog minder onder literatuur (zo bescheiden ben ik wel). Rest mij alleen nog... de restcategorie.
Of blijf ik gewoon waar ik ben? Verkeerd geparkeerd! Er hangt immers geen boete aan vast.
Geen Stalk Machine voor mij, Geen Speelgoed Mobieltje voor mijn dochter
Alhoewel ik een fanatieke blog- en facebookster ben, heb ik een bloedhekel aan computer en allerlei andere technologische snufjes. Gelukkig kan ik me, vrouw zijnde, zulke tegenstrijdigheden permitteren. Waar ik helemaal niets van begrijp is, is de pathologische verknochtheid van veel mensen aan hun GSM. Zonder dat nutteloze ding komen ze de deur niet uit, als betreft het een essentieel kledingstuk. Vooral in het begin van het GSM-tijdperk heb ik me mateloos geërgerd. Toen waren die zeldzame toestellen nog duur in aanschaf en groot van formaat en manifesteerde de trotse eigenaar zich steevast als een very important person.
Tegenwoordig heeft iedereen, de sociale gevallen op kop, een mobieltje op zak en tracht men al dan niet op te vallen met een zo gesofisticeerd mogelijk exemplaar. Je kan niet meer om de verschillende ringtonen heen - ik geef toe, er zitten er best wel leuke tussen - en stilaan heb ik me met dit fenomeen leren verzoenen. Althans deels toch. 'k Blijf het ergerlijk vinden als dat onding te pas en en onpas afgaat. Wat is er bijvoorbeeld mis met het klassieke boodschappenlijstje? De moderne huisvrouw kan blijkbaar niet meer plannen. Moeder de vrouw geeft à la minute aan manlief door wat hij moet meebrengen van de Delhaize. Moet je naar een begrafenis? Dan laat je dat ding, uit waardering voor je vrouw, zeker aanstaan, de dode is toch al dood, die behoeft geen respect meer.
Neen, voor mij geen GSM, al dacht mijn bezorgde echtgenoot er anders over. Enkele jaren geleden meende hij me te plezieren door ons beiden zo een communicatieprul cadeau te doen. Een verrassing was het wel, doch geen aangename. Al jaren aan een stuk waren we onze kinderen aan het sensibiliseren over het onnut van zo'n toestel. Kwestie van ze een natuurlijke afkeer voor de kankermobiel aan te kweken alvorens hun puberteit aanbreekt en ze er als vanzelf naar worden toegezogen.
Al is het wetenschappelijk niet onomstotelijk bewezen, ik heb het niet op die dingen. OK, gooi dan ook je microgolfoven, wekkerradio, computer (ja, die ook), koffiezetapparaat...en alle andere elektromagnetische stralingstoestellen buiten, hoor ik je denken. En vooral die twee flatscreens die je woon- én slaapkamer ontsieren, merkt de kritische lezer, aan wie ik mijn identiteit toevertrouwde, stilletjes op.
Tja, 't is eigen aan de mens (lees: mens en niet enkel het sterke geslacht) om niet altijd consequent te handelen naar zijn ideeën. Dát maakt ons juist tot mens en dát onderscheidt ons van de dierenwereld waar er hoofdzakelijk vanuit instincten wordt geageerd, niet waar? Volgens mij spant een GSM, qua DNA-vernietiger, toch de kroon, terwijl je makkelijk zonder kan. Onder de leeftijd van 16 jaar is zo'n breinkoker zelfs volledig af te raden naar het schijnt. Jonge kinderen met zoiets opzadelen is een milde vorm van kindermishandeling en dan druk ik me nog eufemistisch uit. Een mobieltje is bovendien maar een kort leven beschoren of wordt vaak onnodig vervangen door een hipper exemplaar. Milieuvervuiling? Onze rommel sturen we toch gewoon naar de derde wereld, probleem opgelost. Hallo, zeg!
En dan volgen al die halfslachtige argumenten van gebruikers om het algemeen nut van dat nutteloze toestel te bewijzen. Stel dat je een lekke band krijgt, wat dan? Dat kleine toestelletje kan eigenhandig toch geen band verwisselen of wel soms? Ik denk dat je al een heel eind verder geraakt als je je vrouwelijke charmes in de strijd gooit bij een toevallige passant. Maar stel dat die dan een moderne Jack de Ripper is? Tja, geen enkele GSM maakt je immuun voor verkrachters, moordenaars, kinderlokkers of ander crapuul. Trouwens de kans dat je er kanker van krijgt, is veel groter dan de kans dat je wordt aangerand.
Al moet ik toegeven dat zo'n toestel voor sommige categorieën, zoals medici, wel een goede uitvinding is. Wellicht zal hún partner er anders over denken. Sommige gebruikers vinden het echter noodzakelijk om ten alle tijden met hun partner te kunnen communiceren. "Schat, zet de patatten alvast op, over een kwartiertje ben ik daar." Een vriend van ons kan geen 10 minuten alleen ongestoord bij ons binnen zitten of zijn echtgenote doet zijn broekzak trillen. Ze zit wat met me in, besluit hij telkens optimistisch. Geen Stalk Mobiel voor mij, denk ik dan. Ik zou het ervaren als een radicale beknotting van mijn vrijheid. Ik heb niets, euh niet veel, te verbergen voor mijn partner en ook zonder draadloze communicatie slagen wij erin om onze relatie in stand te houden. Goddank doet hij me liever elders trillen.
Onlangs vierden we samen met een bevriend koppel oudjaar. Supergezellig, maar vanaf tien uur 's avonds begint de belachelijke berichtjesellende. Je kan net zo goed tegen de muur praten, want mijnheer en mevrouw moeten dringend sms'jes versturen. Er is geen ontkomen aan. Aja, wachten tot middernacht heeft geen zin, want dan ligt het netwerk plat. Idioter dan dat kan toch niet of ben ik daar mis in? Vorig jaar heb ik mijn nieuwjaarsboodschappen pas enkele maanden later gelezen. Geen flauw benul had ik ervan dat ik mensen ken die zich met dergelijke onnozeligheden bezighouden. De attente zenders hebben geen repliek meer gekregen. In maart leek het me immers helemaal ridicuul om nog wederwensen te versturen. Onder zware sociale druk besloot ik dit jaar om mijn nieuwjaarsberichtjes, zoals iedere normale mens, tijdig te lezen. 'Met een vuurpijl in mijn kont, vlieg ik heel de wereld rond... om je een gelukkig 2011 te wensen,' las ik luidop voor. Afzender...onze mannelijke gast. Origineel hoor, zo'n oprechte wens die zich vibrerend van de ene naar de andere mobiel verspreidt als een besmettelijk virus.
En dan onze jongste. Wat zou ze toch zó graag een mobieltje hebben. Spijtig genoeg zit ze opgescheept met een stel ouders, die haar dit pretje principieel niet gunnen, die vinden dat dat geen speelgoed is, maar die haar creativiteit - ze knutselde er zelf eentje - bewonderen. Bovendien heeft ze de brute pech dat haar oudere zus, schijnbaar ongevoelig voor dergelijke typische ik-wil-erbij-horen-tienerattributen, het gevecht met de ouders nog niet heeft beslecht voor haar.
Ongeveer een maand geleden ging ik onze tienjarige ophalen na een verjaardagsfeestje. "Heb je je geamuseerd?", vroeg ik geïnteresseerd. Ze bevestigde zwakjes, doch haar non-verbale gedrag sprak boekdelen. Even later werd de reden duidelijk. Drie prille tienermeisjes, knusjes naast elkaar op de bank, hadden onderling de grootste fun met hun mobieltje. Eén klein meisje, geen plek voor vier op een rij, stond er voor spek en bonen bij te kijken. Tja, dat deed mijn moederhart wel even bloeden. Op haar vraag wanneer zij ook eindelijk een GSM krijgt, moest ik het antwoord schuldig blijven. Trouwens, probeer je beweegredenen maar eens toe te lichten in het bijzijn van drie andersdenkende moeders die hun kinderen duidelijk wél graag zien.
Onderweg naar huis zette ze haar emotionele tirade voort. Ze smeet me voor de voeten dat het niet eerlijk is dat wij wel een GSM hebben. Ook merkte ze denigrerend op dat onze mobieltjes hopeloos verouderd zijn... niet openklapbaar, zonder touchscreen. Kortom, wat een sukkels zijn we toch! En hoe benadeeld is zij met zulke ouders, ze krijgt niets van ons en en ze mag niets van ons. (En die hakkenschoenen dan?) Uit collère gooide ze haar zelfgefrabiceerd exemplaar in de vuilbak om haar gelijk te benadrukken. "Weet je wat ik het ergste vind?," besloot ze verongelijkt, "Ik ben er zeker van dat als ik geld krijg voor mijn verjaardag, dat ik daar dan geen GSM mee mag kopen"
roddelrubriek 1 : mijn buurvrouw is een bitch en ik ben een watje
Mijn buurvrouw is een bitch, een lompe koe, geen blonde, maar een witgebleekte del, een omhooggevallen haaibaai, een lompe koe (of had ik dat al vernoemd?) en ook nog eens een achterbaks serpent, kortom een pokkeviswijf eerste klas.
Zo, dat lucht op, woorden die ik nooit hardop zal uitspreken, maar papier verdraagt alles en ook het net slikt het netjes. Laat me die feeks hier gemakshalve Marina noemen en haar man Johny. In werkelijkheid heten ze natuurlijk Wendy en Patrick. Omwille van de bescherming van hun privacy geef ik hen een toepasselijke nickname. Johny heeft een opmerkelijk slechte smaak voor takkewijven. Vermoedelijk heeft hij meer verstand in zijn noeste lul dan in zijn holle zaagselkop. Maar...hij is een getalenteerd schrijnwerker, een voortreffelijk stielman én bovendien hartelijk in de omgang, dit in tegenstelling tot zijn platvloerse bitch.
Laat me even uitleggen waarom die helleveeg in mijn ogen evolueerde van een gewone trut naar een onmiskenbare bitch.
Enkele jaren geleden waren we, na enkele omzwermingen, terug verhuisd naar mijn landelijk dorpje van herkomst. Hierdoor gingen onze kinderen naar het wijkschooltje waar ik vroeger zelf schoolliep, een prettig bijkomstigheid. Al was er op die 30 jaar tijd uiteraard wel 't een en 't ander veranderd. Spoedig maakte ik er ongevraagd en ongewild kennis met Marina. Vanop afstand weliswaar, niet persoonlijk. Binnen de kortste keren ontwikkelde ik een aanzwellende antipathie voor haar.
Het begon toen zij voor het verjaardagsfeestje van haar oudste dochtertje, Kelly, alle meisjes van haar klas uitnodigde, uitgezonderd ééntje. Dit uitgesloten kindje was nota bene een buurmeisje van haar. Aan een aantal moeders op school vertelde ze dat ze Margo'tje er niet bij wilde hebben omdat die er nogal sjofel bijloopt. Komaan zeg, Margo'tje mag dan misschien geen dure merkkledij dragen en een oudmodisch kapsel hebben, ze komt altijd netjes voor de dag. Resultaat, Margo'tje verdrietig, moeder van Margo'tje, die uiteraard niet op de hoogte werd gesteld van de idiote uitsluitingsreden, overstuur omdat ze dit niet kon plaatsen en Kelly, die willens nillens meegezogen werd in haar moeders slinkse complot, goed op weg om een arrogent nest te worden.
Verder maakte ze een enorme heisa over het feit dat de leerkracht van haar dochter weigerde om een extra knutselwerkje te voorzien voor Johny's vaderdag. Johny is immers Kelly's stiefvader en Marina vond dat hij met vaderdag ook een geschenkje moest krijgen omdat hij zo goed voor haar zorgt. Het kind heeft echter ook nog een biologische vader, die volgens de juf de eerste en enigste rechthebbende was. De juffrouw haalde aan dat het Marina vrij stond om zelf voor iets te zorgen. Tevens stelde zij dat het in de klas niet haalbaar was om, naargelang de context, ook voor alle bijkomende mama's en papa's, oma's en opa's, meters en peters van de nieuwsamengestelde gezinnen iets kunstigs te fabriceren. Een gefundeerde argumentatie waar de trut totaal geen oren naar had. In plaats van samen met dochterlief wat te knippen en te plakken of desnoods kant-en-klaar te kopen, verklaarde zij op dat ogenblik stilzwijgend de oorlog.
En oorlog kwam er, toen er zich op de speelplaats een vervelend vooval voordeed. Op school was er een sociaal gevalletje, vader bajesklant op reguliere basis, moeder ook van laag allooi. Hun dochtertje, Sabita, 5 jaar, zag ik regelmatig op weekdagen om half tien 's avonds in het dorp rondfietsen, moederziel alleen, op een uur dat kleutertjes normaliter in dromenland horen te vertoeven. Op zekere dag zag Eefje, ook een kleuter, hoe Sabita op de speelplaats Daantjes pietje in haar mondje nam. Daan vond deze handeling niet prettig en gebood haar om er onmiddellijk mee op te houden, wat ook gebeurde. Eefje, die instinctief aanvoelde dat dit geen doorsnee doktersspelletje is voor leeftijdsgenootjes, lichtte haar moeder over deze omstandigheid in, die het op haar beurt onthutst aan de juffrouw briefte. Allicht had de juf zoiets nog nooit meegemaakt in haar carrière. Ze verzocht Eefs moeder om het incident geheim te houden, opdat zij ongemoeid de nodige stappen, inschakeling CLB etc., kon nemen. Moederlief moest echter haar ei kwijt en legde dit bij de grootste kip van het dorp...
Verontwaardigd ging Marina onmiddellijk over tot actie en bombardeerde zichzelf tot woordvoerdster. Eerst lichtte zij de ouders van Daan in, die door omstandigheden nog onwetend waren. Daarna engageerde de oproerkraaister zich om alle ouders te mobiliseren, waarbij zij beladen woorden zoals doofpotoperatie en pedofilie (bestaat dat ook al tussen kleuters onderling?) niet schuwde. Een dergelijk slecht kleuterleiderschap kon volgens haar niet getolereerd worden. Ze kreeg de ouders van Daan zover dat zij hun zoontje prompt van school weghielden. Het arme kind liep een trauma op, niet door de pijpbeurt op zich, als je het zo al mag noemen, maar door de manier waarop gereageerd werd. Hij miste immers niet alleen de laatste en tevens plezantste weken van het laatste kleuterklasje, maar ook het traditionele sleepoverfeest op de voorlaatste dag, waarop alle kleuters zich reeds maandenlang verheugden. De leerkrachten zagen het éénvrouwsactiecomité met lede ogen toe. Ze vreesden dat de beïnvloeding zo groot zou zijn dat het leerlingenaantaal fors zou slinken met alle gevolgen vandien. Gelukkig konden de meeste ouders deze kwestie voldoende relativeren, waardoor alle juffrouwen hun klasje behielden. Een jaar later vertrouwde een leerkracht me zelfs toe dat ze eigenlijk content waren eindelijk van 'die witte' verlost te zijn.
Terwijl bovengeschetste gebeurtenissen zich afspeelden, hadden mijn man en ik grote verbouwingswerken gepland. Joviale en vakbekwame Johny zou het schrijnwerk doen. Eerst had hij de verouderde keuken grondig onder handen genomen. Toegegeven, de man verstaat zijn stiel. Enkele maanden later zou de gedateerde badkamer volgen. Johny en zijn vrouw, die gelukkig niet onze rechtstreekse buren zijn, maar een beetje verderop wonen, passeerden destijds regelmatig onze woning. Zelfs vooraleer we hem onze renovatiewerken toevertrouwd hadden, knikte hartelijke Johny steeds vriendelijk goeiedag. Bij hatelijke Marina daarentegen kon er nooit of te nimmer een lachje of knikje vanaf. Dit veranderde merkbaar vanaf het ogenblik dat wij officieel Johny's klant werden. Vanaf dan knikte zij liefjes als het koppel samen voorbijkwam en had zij terug de vertrouwde stuurse blik, als ze alleen was. Zou Johny op de hoogte zijn van de twee gezichten van zijn vrouw, vroegen wij ons meermaals af.
De emmer van haar schijnheilige gedrag liep over toen we op uitnodiging van onze schrijnwerker langsgingen om onze halfafgewerkte badkamermeubels in zijn atelier aan huis te bezichtigen. Na onze goedkeuring wilde hij er nog een onvoorziene aanpassing bij doorvoeren. Zoals verwacht verwelkomde Johny ons amicaal. Hij moest echter nog vlug wat afhandelen en verwees ons door naar het terras buiten, waar Marina met een bevriend koppel aan het kletsen was in het zonnetje. De mensen die bij haar zaten waren geen onbekenden voor ons en waren merkelijk aangenaam verrast ons te zien. De bitch staarde ons echter met een grenzeloos misprijzen aan. Haar afkeurende blik sprak wel duizend boekdelen. "Wat komen jullie hier doen?," snauwde ze onbeleefd. Als door de bliksem getroffen, bleven we het antwoord op zoveel hatelijkheid schuldig. Op dat ogenblik kwam Johny plots uit het niets opgedoken en lokte ons mee naar zijn atelier.
"Ik heb nog een lekkere Leffe van 9% staan, wat speciaals," merkte Johny nadien op, "Wil je die eens proeven?" Hoe kon ik mijn man zo subtiel mogelijk duidelijk maken dat ik hier weg wilde en het liefst zo snel mogelijk? Voor ik er erg in had zaten we echter samen met de bitch aan tafel, met een exclusieve leffe en een fris waterke voor onze neus. Mijn man had zelfs het lef om er nog eentje te drinken. Puur om die koe te koeioneren, beweerde hij achteraf.
Twee weken later schrok ik mij een bult toen ik onverhoeds een ongewenst vriendschapsverzoek kreeg op facebook. Je raadt het goed, beste lezer, het was afkomstig van de bitch. Instinctief had ik de neiging om deze vriendschap te weigeren, maar mijn geweten belette dit. Had ze een afwijziging verdiend? Misschien bedoelde ze het wel goed en was dit een impliciete verontschuldiging? Mijn man had helemaal geen begrip voor mijn dilemma, noch voor mij naïviteit. Hij was sowieso al niet facebookminded. "Zie je nu," zei hij smalend, "dat komt ervan als je meedoet aan die onzin." Hij waarschuwde me voor de gevolgen als ik de vriendschap zou bevestigen. Ze zet je te kakken voor heel het dorp, overdreef hij. Elke keer als ze passeerde gebood hij me spottend om naar mijn nieuwbakken vriendin te wuiven.
Na een week was ik zijn getreiter beu en hakte ik de knoop door. Kordaat duwde ik op de knop van negeren, zonder haar echter volledig te blokkeren. Ben ik nu ook een bitch, beste lezer? In haar ogen wellicht wel. Ach een vrouw mag een beetje een bitch zijn, anders is ze geen échte vrouw. Net zoals een vent een beetje macho moet zijn om een échte man te zijn. Maar trop is te veel, niet waar? Ook al getuigt deze column an sich van een gering bitchgehalte in mij, in wezen ben en blijf ik een watje!
het bewijs dat Jezus bestaat (of alleszins toch doet alsof)
Mijn ouders zijn brave katholieke mensen en mijn schoonouders ook. Mijn moeder is enige dochter, ze heeft vijf broers. Haar moeder, mijn grootmoeder dus, had veel hulp van haar in het huishouden, dus hield zij haar ver weg van potentiële huwelijkskandidaten. Toch slaagde mama erin om op haar vijfentwintigste mijn vader te ontmoeten. Drie jaar later huwden ze, beiden nog ongerept. Exact negen maanden en twee weken later werd mijn oudste broer geboren. Twee kwatongen, wellicht verbitterde oude vrijsters, in het geboortedorp van mijn moeder, fluisterden dat het 'van moetens' was. Twee dagen aan één stuk heeft mijn moeder gehuild. De geheel onterechte twijfel over haar maagdelijke status had haar diep gekwetst. Wij zijn thuis met vier kinderen en hebben een traditionele christelijke opvoeding genoten. Geen van ons gevieren is ooit rebels geweest, zelfs ik niet. Iedere week gingen we gehoorzaam en zonder enige vorm van protest mee naar de mis. Heeft het niet gebaat? Het heeft alleszins ook niet geschaad (denk ik). We hebben dit volgehouden tot aan onze hogere studies, die vanaf dan onze afwezigheid rechtvaardigden. Mijn man komt, voorzover mogelijk, uit nog een grotere katholieke nest. Soort zoek soort, zegt men. Op het moment dat ik hem leerde kennen, ik was 22 en hij 28, ging hij nog steeds iedere week keurig naar de kerk. Dat daarna steevast een cafébezoek volgde, was geen bezwaar.
Mijn oudste broer, 8 jaar ouder dan ik ben, leerde een deugdzame vrouw kennen. Op een mooie zomerdag vroeg hij permissie aan mijn vader om samen met haar een weekje te gaan kamperen. Hij was toen 27, zijn lief, inmiddels zijn echtgenote, twee jaar jonger. Mijn vader vond dit niet zo een goed idee en vroeg hem wat hij zou doen, mocht hij geen toestemming krijgen. "Dan ga ik toch," antwoordde mijn broer moedig. "Tja, waarom vraag je het dan?," repliceerde mijn vader. Daar bleef het bij. Het koppeltje vertrok zonder de zegen van mijn ouders, maar gelukkig ook zonder ruzie. Ze zouden een weekje achterblijven. Het kleine peugeotje werd volgestouwd met allerlei kampeermateriaal. Amper 3 dagen later kwamen ze vervroegd terug van hun avontuur. Hun uitje was wel meegevallen, maar inbrekers hadden het op de handtas van mijn schoonzus gemunt. Ze had die nonchalant en zichtbaar in de auto laten rondslingeren. Resultaat, een ingeslagen autoraam en einde vakantie. Op enige vorm van medeleven kon het koppeltje niet rekenen. "Jezeke straft," concludeerde mijn vader volgens een oude zegswijze. Ik wist niet dat Jezus over dezelfde almachtige gaven beschikte als zijn Vader? Was dit zijn vervolg op de 10 plagen van Egypte?
Zoals iedere jongste in een gezin plukte ik de vruchten van de zeer bescheiden strijd die mijn voorgangers hadden geleverd. Toen het dus mijn beurt was om te gaan kamperen met mijn lief, inmiddels mijn echtgenoot, vond ik het niet nodig om mijn ouders hun goedkeuring te vragen. Maar ik was wel zo fatsoenlijk om hen op de hoogte te brengen van onze vakantieplannen. "Hoezo?, jij vraagt dat niet eens," reageerde mijn vader, verwijzend naar mijn broer. "Neen," antwoordde ik kordaat, "zelfs als ik niet mag, ga ik toch!" Einde conversatie. Ik werd niet tegengehouden. Mijn moeder wuifde me zelfs uit, al kon ze het niet nalaten om erbij te zeggen dat ik 'stout' was. Waarom mijn ouders erop tegen waren? Wie zal het zeggen... Wellicht hadden ze schrik dat ik mijn maagdelijkheid zou verliezen. Hoefde niet, het 'kwaad' was eerder al geschied, doch deze informatie onthield ik hen wijselijk. Ik moet toegeven dat een weekje met weinig bla bla en veel boem boem me wel aansprak. Tenslotte kregen mijn vriend en ik weinig privacy. Bovendien is een knus tentje toch ietwat comfortabeler dan een ongerieflijke auto.
Tof was dat, wij met z'n tweetjes in de Ardennen. Overdag genieten van de natuur en 's avonds natúúrlijk genieten van elkaar. Voor zolang het sprookje duurde... Halverweg onze vakantie maakte we een lange wandeling door de open velden. De stralende zon scheen met volle kracht op onze onbedekte hoofden. Op zoek naar een plekje schaduw om romantisch te picknicken ontdekten we tot onze verrassing een grote boom in een weide. Rond de oude boom lagen dikke keien en er stroomde een klein beekje langs. Een idyllisch plekje dus. Er liepen zo te zien geen dieren, koeien noch stieren, ook al was het grasland afgemaakt met prikkeldraad. Het kostte ons weinig moeite om tot daar te geraken en we installeerden ons op onze comfortabele steenstoelen. Ik had nog maar net verklaard hoe gezellig ik dit vond of ik vlóóg recht uit mijn geïmproviseerde stoel. In open veld en zonder nadenken, trok ik, zo snel ik kon, mijn short en slipje af. Dikke bosmieren hadden zich blijkbaar nogal bedreigd gevoeld in hun habitat en injecteerden me met hun venijnige mierenzuur. Zéér dat dat deed! Ondanks de komische situatie had mijn lief oprecht medelijden met me. Zeker toen hij de gigantische rode bulten zag op mijn ronde witte mikken.
Die avond verzorgde hij liefdevol mijn ontsierde billen met anti-jeukzalf. Terwijl we in ons tentje lagen te keuvelen, meende ik plots voetstappen te horen... Ineens kreeg ik de vreemde gedachte dat het mijn vader was om te vertellen dat 'Jezeke straft'. Deze illusie verdween echter even snel als dat ze opgekomen was, maar liet me helaas niet meer los. Zodoende bleven die nacht twee konijntjes in de ardennen op non-actief!
Was deze tweede plaag een ongelukkig toeval of levert dit het ultieme bewijs dat Jezus, en God dus ook, écht bestaat? Wellicht het eerste!
Het is GODVERDOMME moeilijk om uit dat katholieke keurslijf te geraken. Al jaren probeer ik om me eruit te wringen, maar de veters zitten te strak gespannen. Toch heb ik in de loop der jaren al heel wat meer ademruimte gekregen. De verontwaardiging over de pedofielschandalen in de kerk, geeft me extra kracht om me verder los te wurmen. Het korset volledig afgooien durf ik echter niet. Blijkbaar heb ik tóch een tikkeltje steun nodig van een vertrouwd iets. Heb ik eigenlijk een keurslijf nodig? Of is er een alternatief dat evenveel of zelfs meer houvast biedt? Ga ik schuldgevoelens krijgen als ik me definitief van dat (on)ding ontdoe? En waarom krijg ik die schuldgevoelens dan? Talrijke vragen zonder antwoord... Ik zit vastgeroest in een bepaald denkpatroon, zo een beetje zoals de gevangenen in de grot van Plato. Te braaf, te volgzaam, te behoudsgezind, te onzeker om de ketens af te werpen...
Weet je waarom ik het geloof, of liever een geloof, niet volledig afzweer? De idee dat er ná dit wereldlijke leven niets is, het absolute niets, kan ik absolúút niet verdragen.
Ik hoop alleen dat ik die mier nóóit meer tegenkom.
Via deze weg wil ik graag een groot taboe doorbreken, nl. vrouw zijn én scheten laten in gezelschap. Een vrouw, die een wind laat, dat is... juist... not done! Een man, daarentegen, mag overal en ten allen tijden knallen, no problem. In sommige milieus wordt het zelfs aangemoedigd. Een dame, die hetzelfde doet, wordt stante pede ontvrouwd en krijgt meteen de stempel van 'mottige doos' opgeplakt. Wat doe je dus om dit te vermijden?... inderdaad...de ergste buikkrampen trotseren. Brute pech, als je, zoals ik, regelmatig last hebt van flatulentie. Je probleem publiekelijk uiten als vrouw, zelfs al doe je het in de vrije natuur, wordt in de huidige maatschappij absoluut niet getolereerd. Terwijl ik niet eens een petomane ben! Thuis kan en mag het gelukkig wel. Mama is de beste schetenlater, vinden onze kinderen, zelfs papa kan er niet aan tippen. Niet dat er iets is wat op een nakende scheiding wijst, maar mijn man en ik zullen alleszins nooit voor een scheet uit elkaar gaan.
Onlangs maakte ik weer eens een supergênante situatie mee. Mijn beste vriendin had VIP-kaarten voor een theatervoorstelling. Je kent dat wel, met hapjes en zo, alles erop en eraan. Haar man wou niet mee en ze vond in mij een gewillig slachtoffer. Natuurlijk moesten we goed voor de dag komen, dus hadden we onze meest vrouwelijke outfit aangetrokken. Ik ben best tevreden over mijn model, maar voor dergelijke gelegenheden geef ik er toch de voorkeur aan om mijn klein buikje, het gevolg van één gewone bevalling en één keizersnede, te camoufleren. Leve de figuurcorrigende slipjes, je kent dat wel, zo van die onflatterende onderbroeken, die je buik platdrukken. Het ziet er fantastisch uit, het eindresultaat natuurlijk, niet het vleeskleurige ondergoed op zich. Allemaal goed en wel, maar dit in combinatie met hapjes, uit een onvertrouwde keuken, werkt nogal in op mijn darmstelsel. Het beoogde plattebuikeffect verdween spoedig helemaal door toenemende gasvorming. En penspijn dat ik daar van kreeg...
Beste bloglezer, ik hoor je al luidop denken: ga dan in de pauze naar het toilet en laat je daar eens goed gaan. Niet dus! Een chique theaterzaal, dat wel, maar om de toiletdeuren lang genoeg te maken, is er zelden voldoende budget voorzien. Open, onder én boven. M.a.w. geluids- noch geurdicht. Je kan wel van krommenaas gebaren, eens goed knallen in zo'n kotje, en dan fluitend en met een, zo onschuldig mogelijke blik, naar buiten komen...ik garandeer het je, dat werkt niet. Het taboe is immers zó groot dat je gewoonweg blokkeert als je ten langen leste op die pot bent beland. Je ongemak neemt alleen maar toe.
'k Hoef niet uit te leggen hoe content ik was dat de avond op z'n einde liep. 't Was leuk geweest, maar op het laatst kon ik alleen maar denken aan lucht laten. Mijn vriendin, die zo haar connecties heeft, werd her en der aangehouden om een babbeltje te slaan en ik stond er groen bij te kijken. Ik gunde haar dit pleziertje wel, van mij mocht ze nog een uur blijven socializen, als ik ondertussen maar ergens kon gaan ontluchten. Op een gegeven ogenblik voelde ik me echter zo ellendig dat ik haar toefluisterde dit ik alvast even naar de auto zou gaan. Omdat ze op de hoogte was van mijn probleem en daarenboven mijn beste vriendin is, verzekerde ze me dat ze vlug zou volgen. Al moest ik nog een uur wachten, 't kon me niet schelen, als ik me maar even kon alleen kon terugtrekken in een, min of meer, geluidsdichte ruimte.
Op high heels holde ik, weinig lady-like, de grote parking over. Sleutel met afstandsbediening in de aanslag om zo rap mogelijk mijn auto - ik was Bobbette van dienst - te detecteren. Op een twintigtal meter zag ik plots de lichten opflakkeren, toch een handige uitvinding, als het donker is. Nog een laatste spurtje en ik plofte eindelijk neer achter het stuur. Achteloos gooide ik mijn handtas op de zetel naast me. Ppppppppppppprrrrrfffffffffffffffffffffffffffffttt. Een uitgerokken lange wind streek zachtjes langs mijn malse billen, gevolgd door enkele luide en krachtige knallen. Eerst voelde ik een aangename warmte - geen zetelverwarming nodig - en dan pas merkte ik de ontzwelling ter hoogte van mijn buikstreek op. Wat een opluchting! Ik heb daar achteraf zelfs een nieuw woord voor uitgevonden: een uitgasme. Kan dit, als taboedoorbreker, niet dienen als opvolger van tentsletje?
Ik genoot nog even na, maar kreeg opeens de vreemde gewaarwording dat ik niet alleen was. Instinctief keek ik in de achteruitkijkspiegel, recht in de ogen van een onbekende man, die me, zachtjes uitgedrukt, nogal verbouwereerd aankeek. Ongelovig draaide ik mijn hoofd om. "Wat doet u in mijn auto," stamelde hij. Ik wou hem hetzelfde vragen, maar ontdekte terzelfdertijd dat de zetelbekleding een andere kleur had dan die in mijn auto. Verward draaide ik me om naar het dashbord en kwam tot de afschuwelijke vaststelling dat de man deze vraag volkomen terecht had gesteld. Ik bedacht me niet, opende het portier en maakte me zo snel mogelijk uit de voeten. Toevallig terzelfdertijd kwam mijn vriendin aangewandeld. "Waar kom jij vandaan?" vroeg ze. "Je auto staat toch dáár." Ze wees mijn auto aan, die 2 voertuigen verder stond geparkeerd. Zonder iets te zeggen, opende ik vanop afstand de portieren, trok ik aan haar arm en gebaarde ik haar om zo snel mogelijk in te stappen. Mijn vriendin volgde gedwee. Ik kreeg nauwelijks een woord uitgebracht, maar maakte haar niettemin duidelijk dat ik haar thuis alles zou uitleggen.
Gelukkig geraakten we veilig thuis. Ik parkeerde de auto in de garage. Reeds in de hal deed ik haar met horten en stoten mijn verhaal. Met moeite kon ik mijn lachen bedwingen en al spoedig lag ook mijn vriendin in een deuk. Plots werden we echter opgeschrikt door de deurbel. "Wie belt er nog aan op dit uur," flitste door mijn hoofd. Gewoontegetrouw begluurde ik mijn bezoek door het kijkgaatje in de deur. Tot mijn verbazing zag ik dat hij het was. "Hij is het," fluisterde ik onduidelijk naar mijn vriendin. "Wat komt..." Ineens merkte ik het kleinood in zijn hand op, mijn handtas. Ik realiseerde me onmiddellijk dat ik deze in zijn auto had laten liggen. Ondoordacht rukte ik de voordeur open. "Mevrouw,..." begon de eerlijke vinder. Ik liet hem zijn zin echter niet afmaken. Onbeschoft griste ik de tas uit zijn handen en kwakte de deur dicht, recht voor zijn neus. Mijn vriendin en ik rolden letterlijk over de grond van het lachen.
Toen we even later wat bekomen waren, merkte ik op dat dit de beste act was van heel het toneelstuk. "Ja," beaamt mijn vriendin "al zal die man er wellicht anders over denken. Als je op zo'n manier stank voor dank krijgt..."
Dus, beste eerlijke vinder, als je dit toevallig leest: bij deze bied ik je mijn oprechte excuses aan, niet zozeer voor mijn scheten in jouw auto, maar voor mijn ondankbare gedrag. Bovenal echter wil ik je duizendmaal bedanken. Niet zozeer voor het bezorgen van mijn handtas, maar hoofdzakelijk omdat je me niet hebt ontvrouwd, door me, ondanks alles, toch nog met mevrouw aan te spreken. Je beseft het misschien niet, maar in je eentje heb je een groot taboe doorbroken. You're the best!
Guess what? Vorige maand heb ik me door mijn man laarzen met hoge hakken laten aansmeren. Neen, ik druk het een beetje te straf uit. Ik was uiteraard akkoord.
Beste bloglezer,
Dit is een mijlpaal in mijn leven. De laatste jaren kleed ik me wel al wat vrouwelijker dan vroeger, maar hoge hakken... dat was toch nog een brug te ver...
In een zotte bui heb ik vorige winter eens een paar laarzen met stiletto-hakken gepast in een goedkope schoenenboetiek in shoppingcenter Wijnegem. Ik was stomverbaasd over het effect. Wie was dat, daar in de spiegel? Die ranke dame met de ellenlange benen tot aan haar gat? Ook mijn man was laaiend enthousiast. Die moet je kopen, die moet je kopen... stond hij naast me te scanderen. Totdat ik een poot probeerde te verzetten. Om je nek te breken, zo'n hakken. Ofwel scheelde er iets aan het ontwerp van die laarzen, ofwel klopt mijn eigen constructie niet helemaal. In ieder geval, een beginnend steltloper verplaatst zich eleganter en moeitelozer dan ik op dat moment. Terwijl ik verder zocht naar een lager exemplaar, ging mijn man samen met onze jongste dochter, toen 9 jaar, snuisteren bij de kleinere maten. Even later kwam ze, als een ervaren fotomodel, gratieus voorbij geparadeerd op een stel high heels in de kleinst beschikbare maat. Daar kon haar moeder nog wat van leren! Ik heb mij destijds niet tot een aanschaf laten overhalen, althans niet voor mijzelf, wel voor ons huppeltutje. Andere meisjes hadden immers de mogelijkheid om te spelen met de hakkenschoenen van hun mama. Omdat onze jongste dit geluk niet te beurt viel, kreeg zij toen haar eigen paar, maatje 34, nog twee maten te groot, en uiteraard louter bedoeld als verkleedschoen.
Inmiddels zijn we alweer een jaartje verder. Hoe ouder ik word, hoe meer de nood aan vervrouwelijking blijkbaar toeneemt. Aan een bescheiden hakje heb ik me de voorbije zomer al eens gewaagd. Stilaan werd het dus tijd voor the real stuff. Geduldig heb ik de soldenperiode afgewacht om dan genadeloos (tov mezelf) toe te slaan.
Deze keer bezochten we geen schoenenboetiek, doch een schoenenboutique. Een kleine nuance, die echter een groot prijs- en kwaliteitsverschil verraadt. Mijn man wees me een trendy purperen paar aan. Tof, niet kitchering ondanks de kleur, maar mijn praktische kant weigerde resoluut om ze te passen. Met welke kleren moest ik dat in godsnaam combineren? Toen ik vernam dat één paar 50% korting oplevert en een tweede paar 60%, stond mijn besluit vast. Ik zou, hoe dan ook, met twee duo's de winkel verlaten. Er was nog keuze te over in mijn maat, ik leef gelukkig op kleine voet.
Het werd een bruin stel met 6 cm verhoging en een grijs koppel met een stellage van maar liefst 9 cm. Beide van een soort leder dat nauwelijks poetswerk behoeft. Net wat ik zocht... Manlief content en ik ook tevreden. Hiermee kan ik naar hartelust combineren. 's Anderendaags wilde ik mijn nieuwe aanwinst al meteen showen aan mijn collega's. Ik koos de laarzen i.f.v. mijn outfit, het werden de grijze. Geen goed idee om ze boven aan te trekken. Ik geraakte nauwelijks zonder breuken de trap af. Na enkele minuutjes, nam ik - op de tippen van mijn tenen - het wijze besluit om van schoeisel en dus ook van outfit te veranderen. Eerst leren lopen op 6 cm, dan zal het later met die andere ook wel lukken, praatte ik mezelf moed in.
En inderdaad, ruim een maand later kan niemand nog iets van mijn eerste onwennigheid zien. Echter, 's avonds, als ik thuiskom van mijn werk, zwier ik die ondingen naar de verste hoek van de kamer en stap ik opgelucht terug in mijn oudste en vooral laagste paar sloefen.
Dat mijn nieuw verworven BMI, gebaseerd op mijn kunstmatige verlenging, hiermee pijlsnel terug de hoogte inschiet... daar lap ik mijn laarzen aan!
gênante situaties, deel 1: pedagogische incompetentie
Ettelijke jaren geleden volgde mijn dochtertje zwemles en was ik genoodzaakt om wekelijks een uurtje in de cafetaria te vertoeven. Vermits ik het type ben dat altijd - net wel, net niet - op tijd komt, waren de mooiste plaatsjes aan het raam, die mét uitzicht op de ploeterende kinderen, reeds bezet. Of neen, toch niet helemaal. Aan één tafeltje zat een dame alleen, met de rug naar me gekeerd. Ik tikte haar zachtjes op de schouder en vroeg beleefd of ik mocht aanschuiven aan haar tafeltje. Ze draaide zich met een glimlach om en onmiddellijk was er die wederzijdse blik van herkenning.
Ze was een leerkracht van de humaniora, waarvan ik, toen al, ruim tien jaar was afgezwaaid, en zij ook. Sinds haar pensionering was ze wat uitgezet, maar voor iemand van haar leeftijd zeker nog binnen de grenzen van het aanvaardbare. Haar oudste dochter had altijd bij me in de klas gezeten. We waren zelfs vrij goed bevriend geweest. Al moet ik toegeven dat ik er na het zesde bewust en definitief komaf mee had gemaakt. Ze was nogal een seut en ik voelde toen geen behoefte meer om nog langer met haar om te gaan. Vermits we beiden naar een andere universiteitsstad trokken, was dat niet zo moeilijk. Haar moeder was duidelijk aangenaam verrast me te zien. Zelf brandde ik ook wel van nieuwsgierigheid om te weten hoe het haar dochter in haar verdere leven was vergaan. Ze bleek een man en drie (!!!) kinderen te hebben, de oudste van dezelfde leeftijd als mijn jongste telg. Dat nieuws verraste me. 'k Had nooit verwacht dat ze van straat zou geraken, laat staan dat ze haar maagdelijkheid ooit zou verliezen. Ze stelde het goed en ik was er oprecht blij om.
Al tetterend vloog het zwemuurtje om en voor we er erg in hadden waren mijn dochtertje en haar kleinzoontje klaar om afgedroogd en aangekleed te worden. Vermits het nog maar kleutertjes waren, gebeurde dit met hulp van een (groot)ouder in een gezamelijke kleedkamer. Terwijl mevrouw gebukt stond om een handdoek uit de zwemtas te nemen, merkte mijn dochter nogal luid op "Mama, die mevrouw heeft een dikke kont!" Beschaamd om zoveel kinderlijke eerlijkheid maakte ik haar duidelijk dat het niet gepast is om zoiets te zeggen. "Maar mama, die mevrouw heeft écht een dikke kont!!" De ex-leerkracht begreep mijn vervelende positie. Ze suste me door te stellen dat ze ook wel wist hoe kinderen zijn. Ze maakte er zelfs een grapje over door mijn dochtertje gelijk te geven.
Eigenlijk hoefde deze situatie dus niet zo gênant te zijn. En dat was het ook niet als ik het had nagelaten om kost wat kost mijn pedagogische kwaliteiten te willen etaleren.
Iedereen met kinderen komt wel eens in een situatie terecht dat ze onflatterende commentaar geven over een medemens. "Kijk," ondertussen indiscreet wijzend met dat kleine vingertje, "die mijnheer heeft een dikke buik Zit daar een kindje in?" " Kijk, die mevrouw is juist een heks... " De waarheid komt uit een kindermond, luidt het spreekwoord... Gelukkig kunnen de meeste mensen wel wat verdragen van kinderen. Kinderen moeten echter leren om niet altijd te zeggen wat er in hen opkomt. In de volwassenenwereld wordt er immers een beetje hypocrisie van je verwacht, wil je je er in kunnen handhaven. Is het bijvoorbeeld verstandig om een collega, met wie je regelmatig moet samenwerken, boudweg te zeggen dat hij onbekwaam is in zijn vak. Ok, soms is het wel nodig, maar vaak zijn er ook andere, subtielere manieren om tot verandering te komen zonder dat dit de relatie definitief verzuurt. Of stel dat de echtgenoot van je beste vriendin, met wie je nog regelmatig optrekt, in jouw ogen een ongelooflijke etter is. Vind je dan dat ze dit moet weten? Ik meen van niet. Ik zou hooguit durven hopen dat ze ooit tot hetzelfde inzicht komt en van hem scheidt. Cru gesteld: een kind leiden tot volwassenheid is een kind leiden tot hypocrisie.
Vanuit deze optiek wou ik duidelijk maken dat mijn dochtertje moet leren om niet altijd te zeggen wat er in haar opkomt. Dus toen mevrouw mij suste, in de zin van - 't is maar een kind-, bedoelde ik "ja, maar ze moet leren dat ze niet altijd mag zeggen wat ze denkt." Echter... ik vergiste me en verklaarde vrij kordaat "ja, maar ze moet leren dat ze niet altijd de waarheid mag zeggen." Over een pedagogische blunder gesproken...
Misschien wil je wel weten wat je van deze blog kan verwachten? Vertel het me, dan weet ik het ook! Af en toe vind ik het plezant om wat neer te pennen, maar ik weet niet waar ik met mijn schrijfsels moet blijven. Om ze in de vuilnisbak te kieperen ben ik net een tikkeltje te ijdel. Vermits ik vertrouwd ben met het fenomeen 'blog', ben ik eens bij de verschillende soorten gaan snuisteren. Al vlug kreeg ik goesting om er zelf eentje aan te maken. En... voilà! Benieuwd hoe het verder zal lopen? Ik ook!