Ik ben een... (gelieve slechts één keer en naar waarheid te antwoorden, éénmalige bezoekers worden niet geacht een antwoord te geven, tenzij ze nog eens terugkomen natuurlijk.)
Bovenvermelde titel kan zielig klinken, maar ook je nieuwsgierigheid aanwakkeren, je uitnodigen om deze blog te lezen. Uiteraard beoog ik dit laatste... Mocht je jezelf in één van de de personages van de teksten herkennen, dan vergis je je schromelijk. Mijn identiteit blijft geheim. Als je niet met zekerheid weet wie ik ben, hoe kan je er dan van overtuigd zijn dat het over jou gaat? Trouwens, neem het me niet kwalijk als je er niet zo fraai uitkomt. Soms is het nodig voor de verhaallijn om hier en daar wat te overdrijven. Feiten en fictie vloeien in deze blog vaak in elkaar over. Alleszins wens ik je veel leesgenot. Voel je vrij om een reactie te plaatsen... Hoe je mij kan aanspreken, vind je terug in het vertelsel van 1 mei 2011.
15-12-2011
mijnheer doktoor, deel 2 : help, hèlp, HELP, HELLEP!! Ik krijg...
De geschiedenis herhaalt zich vroegtijdig.
Onlangs kweelde onze jongste uit volle borst(jes) binnenshuis het refrein dat ik 13 jaar eerder in het moederhuis had bezongen... 't Is te zeggen, in gedachten toch.
Iedere moeder die haar kroost zelf ter wereld heeft gebracht, herkent wellicht het volgende tafereel. Enkele dagen na mijn eerste bevalling kon ik niet meer op mijn zij slapen. Deze pose werd immers verhinderd door een ti(e)tanische zwelling van mijn 'longen'. Mijn man, waarvan ik altijd gedacht had dat hij een voorkeur had voor dikke konten (en daarmee was hij aan het juiste adres), bleek zich ineens te ontpoppen tot een ware tettenman (den overloper). Nooit eerder had ik hem zo enthousiast gezien, zelfs niet tijdens de memorabele bevruchting. Hij moest er echter met zijn poten vanaf blijven! Mijn boobies hadden een nieuwe functieomschrijving gekregen en manlief paste absoluut niet in dat plaatje.
Eenmaal mijn tietenvandolly(parton)klonen aan hun nieuwe opdracht gewend waren, verliep de borstvoeding vloeiend. 't Was toch minder vanzelfsprekend dan dat ik voorafgaandelijk gedacht had. Doch vanaf het ogenblik dat onze dochter, figuurlijk, beet had hoe het moest en ik ook, was het (h)euvel binnen de kortste keren verholpen en bleek het de beste uitvinding sinds... Ja, sinds wat eigenlijk?
Enkele maanden later was mijn baby tijdelijk zo verzadigd dat ze geen pap meer kon zeggen. Genadeloos liet me met mijn melkvoorraadje zitten. Helaas bleef ik, zelfs zonder afnemertje, gewoon verder produceren, alsof ik instond voor de voedselbevoorrading van een druk bezette crèche. Het gevolg liet zich raden. Spoedig zat ik weeral met twee gespannen balonnen, die net niet op ontploffen stonden. Een licht kneepje erin en ik kon verder melk spuiten dan venten kunnen piesen in een wedstrijdje omterverst.
Het ging zelfs van kwaad naar erger. Zo erg dat ik na het eten mijn man sméékte om mij uit de nood te helpen. Afkolven had ik nog nooit gedaan - ik had trouwens geen melkmachine voorhanden-, de baby wou niet drinken en ik stond op ontploffen. Er was geen ontkomen aan, manlief moest eraan geloven: ik legde hem aan. Het was een bespottelijk zicht en door mijn ellende heen schuddebuikte ik van het lachen. Ik besefte ten volle dat ik op deze manier mijn productie wellicht nog meer zou opdrijven, maar op dat moment kon me dat geen barst schelen want... ik stond op barsten.
Aanvankelijk was mijn man laaiend enthousiast. Eindelijk kreeg hij terug een plekje in de vernieuwde functieomschrijving. Bovendien was hij nieuwsgierig naar de smaak van dat witte goedje. Dat bleek echter een tegenvaller van jewelste te zijn, net met water aangelengde melk die daarenboven bovenmatig gezoet was. Van de biertjes die de producente dronk i.f.v. het productieproces was er geen hopje te bespeuren. Na enkele slokjes was hij het goedje zo beu als kouwe pap. Ik smeekte hem echter om verder te gaan om mijn ongemak te verlichten.
Ongeveer anderhalve liter later (een ruwe schatting, je mag dit met een zoutmijn nemen) smeekte mijn man mij om mogen op te houden. Hij had net een volledig middagmaal achter de kiezen en als toetje kon dit wel tellen. Hij werd er onpasselijk van. Routineus liet ik hem een boertje doen over mijn schouder. Al zijn inspanning ten spijt, was mijn probleem niet verdwenen uit het melkwegstelsel. Integendeel zelfs, mijn borsten voelden pijnlijker aan dan ooit tevoren.
Mijn echtgenoot knipte de leeslamp aan en met een kennersblik aanschouwde hij zijn favorieten. Hij stelde vast dat één van hen nogal bloosde en precies behoorlijk hard aanvoelde. "Volgens mij kamp je met een borstontsteking," diagnosticeerde hij gedecideerd. Geen tegenspraak duldend, stuurde hij me op staande voet naar mijnheer Doktoor.
Nooit gedacht, dat ik de wachttijden bij de dokter nog eens zou gaan missen. Ik zag er altijd tegenop om naar de dokter te gaan, want je wist op voorhand dat je er twee volle uren mee zou verspelen. Nu hij eindelijk op afspraak werkt en ik slechts maximum 5 minuten in de wachtzaal hoef te verpozen, heb ik - raar maar waar - heimwee naar de lange wachttijden. Ach, wellicht niet zozeer naar de lange wachttijden an sich, maar vooral naar de sfeer in de voorheen gevulde wachtkamer.
Oké, toen ik in de overvolle wachtzaal zat, mocht ik mijn gedachten niet laten gaan naar de zwevende bacteriën en virussen voor wie het constant party-time was. Gemakkelijke prooien, die zieke mensen, maar ze vonden het helemààl dolletjes als ze gezonde mensen konden laten delen in de feestvreugde door hen onzichtbaar te betrekken in hun oneindige orgieën. Ik trachtte dit beeld uit mijn fantasie te bannen als ik de Knack opzij schoof om naar de Story of Dag Allemaal te grijpen, mijn excuusliteratuur als ik, al dan niet ziek, ruim twee uur in de wachtkamer van mijnheer doktoor vertoefde. Ik negeerde de gedachte aan de medepatiënt die net naar het toilet was gespurt met het vliegend schijt en hoopte terzelfdertijd uit de grond van mijn hart dat hij zijn handen grondig gewassen had, als ik ontdekte dat hij, na zijn terugkeer, net een boekje doorbladerde dat ik nog diende door te nemen om up to date te blijven in roddelland, zij het met enige maanden vertraging.
Af en toe ontsponnen er zich, aheum, interessante gesprekken in de wachtzaal. Willens nillens vernam ik welke vervelende kwaaltjes de anderen teisterden of gelaten aanhoorde ik de actueelste dorpsroddels. Ik spitste echter mijn oren, als het mijnheer doktoor himself betrof. Hij is immers nogal een controversieel figuur: je moet hem of je moet hem niet. Punt. Ik behoor tot de eerste categorie. Hij heeft nogal een apart gevoel voor humor, humor met een zwart kantje, dat gezien de aard van zijn job niet door iedereen geapprecieerd kan worden. Ik herinner me dat ik als kind bij hem kwam met een vervelende schimmelinfectie tussen mijn teentjes, vermoedelijk opgedaan tijdens het schoolzwemmen. "Die zullen we moeten afzetten," wees hij met twinkelende ogen naar mijn tenen. Of als je ergens een bobbeltje had. " 't Zal wel kanker zijn," was dan zijn eerste verdict. Vooral dergelijke uitspraken stuitten nogal veel mensen tegen de borst. Toch zat zijn wachtkammer altijd en immer barstensvol. Hij had -euh 'heeft' nog steeds eigenlijk - immers ook de reputatie om bedreven te zijn in het stellen van de juiste diagnose, geen onbelangrijke kunde in zijn stiel.
Bovendien nam hij steeds voldoende tijd voor zijn patiënten, ongeacht de wachtrij. Dit werd hem door de wachtenden niet altijd in dank afgenomen. Zo ook niet door Jaak, een vettig dorpsfiguur, die zich mateloos ergerde toen hij wel héél lang tijd nam voor een patiënte. "Dat dùùrt nogal!" kloeg Jaak. "Maar ik heb het wel gezien. Mijnheer doktoor heeft blijkbaar ook geen stront in zijn ogen. Dat was een ongelooflijk lekker ding dat daar bij hem binnen stapte. 'k Kan goed begrijpen dat het zolang duurt. Hij wil ze niet alleen aan de binnenkant onderzoeken, maar ook aan de buitenkant. En wij maar wachten...." Een aantal wachtenden, waaronder ikzelf, begonnen onwillekeurig te gniffelen bij deze uitspraak. Niet zo zeer omwille van de inhoud, maar vooral omwille van de sappige manier waarop de mottigaard het vertelde. Mocht ik mijnheer doktoor niet beter kennen, ik zou er met beide voeten intrappen.
Toevallig kwam ik Jaak enkele weken later tegen in een warenhuis. "Seg, weet je nog die keer bij de dokter?" begon hij. Ik knikte een beetje ongemakkelijk. "Weet je wat hij tegen mij zei, toen ik binnenkwam?" vervolgde hij onverstoorbaar. "Hij zei: zet je neer, LELIJKE BEEST! Het zal niet lang duren bij jou. Geen denken aan dat ik JOU binnenstebuiten keer."
"Allez nu," zegt Jaak. "Ik maakte toch maar een grapje in de wachtzaal. Wie zou er gebletsjt* hebben?"
"Geen flauw idee, Jaak" en plots realiseerde ik me, al dan niet toevallig, dat ik mijn portefeuille op het dashbord van de auto had laten liggen. Snel maakte ik me uit de voeten...
Met twee tieners in huis is sexualiteit tegenwoordig een populair thema. Zelfs tussen de soep en de patatten. "Pieter heeft straf gekregen", glundert onze oudste. "Hij had 'tentsletje' op het bord geschreven." verklaart ze nader, vooraleer ik de kans krijg om een woordje uitleg te vragen. "En omdat hij niet goed kon uitleggen wat dat woord betekent, moet hij het tegen de volgende keer opzoeken." Dat beschouwt zij dus als 'straf'. Verder krijg ik nog te horen dat de les biologie over de menselijke voortplanting handelde en dat iedereen op het bord woorden mocht schrijven, die betrekking hebben op dergelijke betrekkingen.
Nu moet je weten, beste bloglezer, dat mijn oudste dochter het enige meisje is in een klas van veertien. Alle emancipatie ten spijt heb je nog steeds typische meisjesrichtingen en typische jongensrichtingen. Onze dochter heeft gekozen voor de tweede soort, een technische, overigens heel creatieve richting, hout en bouw. Ons etiketjeskind stelt het heel goed in deze klas. Toen ik na de eerste schooldag de klassamenstelling vernam, was ik er zelf niet zo gerust in. Maar 'k mag geen appelen met peren vergelijken. Op dit vlak viel de appel immers mijlenver van de boom. Zelf was ik eerder een meisje voor een typische meisjesrichting. Onze dochter is alleszins heel content omdat ze eindelijk van het flauwe truttengedoe en het geniepig gepest van sommige meisjes verlost is.
Ze weet zich goed te handhaven bij haar jongens, zélfs tijdens de voortplantingsles. Al valt het verschil tussen haar en de rest, vooral dan, heel erg op. Niet in het minst in haar taalgebruik. In de associatieoefening schrijft mijn dochter braafjes op het bord: maandstonden, eisprong, baarmoeder... De jongens hebben echter een liederlijker taalgebruik, variërend van tentsletje, natte droom en neuken tot 'ik wil contact met geslachtsorganen'. Slechts één mannelijk hormonenvatje is resultaatsgericht en noteert 'baby'. "Er was zelfs iemand die peffen en pijpen schreef", gaat onze schrijnwerker in spé sensatiebelust verder, in de veronderstelling dat ik door zo een uitspraak wel uit mijn pijp zal komen. En inderdaad. Het heeft effect, maar niet het beoogde. Vanaf mijn eerste lachnoot heeft ze door dat ze ergens de bal heeft misgeslagen. Uiteraard wil ze weten waar, maar ik vind het niet nodig om de vocabulaire van onze jongste, die met rode oortjes meeluistert, aan te scherpen, dus laat ik haar nog even in het ongewisse.
" 't is niet peffen en pijpen, maar beffen en pijpen", corrigeer ik, als we even later samen in de auto zitten op weg naar haar sportclub. "En werd er ook uitgelegd wat dat betekent?" "Ja", en ik krijg een correcte, doch nogal simplistische uitleg. "Allee nu", vervolgt ze "Waarom doet een man zoiets? Weet die dan niet dat het niet de schaamlippen zijn die moeten gelikt worden? Trouwens wat heeft dàt nu met voortplanting te maken?" Er volgt een korte stilte. "Heb ik gelijk of heb ik gelijk?" besluit ze zelfzeker. "Je hebt gelijk", beaam ik opgelucht en ondertussen denk ik er het mijne over.
Ik ben al lang blij dat ik zelf geen uitleg hoef te verschaffen over 'peffen en pijpen'. Stel je voor! Ik zou...
... zie titel
Grz
Joke
PS 'k Durf wedden dat je bent gaan kijken wat de titel ook al weer was.
Wanneer ben je eigenlijk oud? Als kind dacht ik dat dit louter een kwestie van leeftijd was. Ik herinner me dat ik rond de leeftijd van twaalf jaar iemand van pakweg 40 jaar écht oud vond. Vanuit dat perspectief heb ik mijn ouders nooit jong gekend. Ze waren beiden 37 toen ik per ongeluk gelanceerd werd. Vooraleer ik notie begon te krijgen van leeftijden waren ze de veertig al gepasseerd. Een viermalige tiener had volgens mij zijn leven al geleefd, was niet meer bezig met zaken die jongeren aanbelangen, zoals carrière maken of een gezin stichten. M.a.w. een veertigjarige kon volgens mij niets meer bijleren en was per definitie a-seksueel. Had een 40-jarige eigenlijk nog wel een bestaansreden? In mijn kinderogen niet. Ik was er heilig van overtuigd dat ik de 40 niet zou halen. Niet erg, tegen die tijd zou ik immers toch niets meer te verliezen hebben.
Nu ik echter amper een half jaartje van deze 'deadline' verwijderd ben, piep ik uiteraard helemaal anders. Ik stel vast dat veel mensen pas een carrière beginnen uit te bouwen rond die leeftijd. Zelf ben ik weinig ambitieus, maar ik streef ik ernaar om - ondanks mijn ambtenarenstatuut en de hieraan gekoppelde voor(oor)delen - mijn werk steeds goed te doen. Daarnaast stel ik vast dat mijn voortplantingsdrift inderdaad volledig weg is, maar mijn algemene seksuele driften leven nog. Al heb ik misschien aan kwantiteit ingeboet, aan kwaliteit zeker niet.
Beroepsmatig kom ik veel in aanraking met ouderen en dat is geen toeval. Waarom niet? Omdat toeval niet bestaat! Mijn vraag 'wanneer ben je eigenlijk oud' is immers nog niet beantwoord en door mijn werk krijg ik impliciet de kans om het antwoord te achterhalen. Mijn cliënteel situeert zich tussen 65 en 99 jaar. Tot mijn verbazig stel ik vast dat ik de oudsten onder hen niet noodzakelijk altijd als 'oud' percipieer.
Hoe dat komt? Als je louter naar het uiterlijk kijkt, is er uiteraard zoiets als genetische aanleg en omgevingsfactoren. Neem nu bievoorbeeld mezelf. Als verstokte niet-roker en anti-zonneklopper zal mijn huid in theorie minder vlug verouderen dan dat van een paffende of zonnebadende medemens. Jammer genoeg echter tekenden mijn genen in de loop der jaren wel honderden fijne streepjes op mijn gezicht, meer zelfs dan mijn leeftijd doet vermoeden, vrees ik. (Ik overdrijf een beetje opdat de bloglezer die me voor de eerste keer aanschouwt aangenaam verrast zal zijn omdat ik er bijlange niet zo perkamenterig uitzie, zoals ik hier doe uitschijnen (hoop ik toch). Ach, nu is het nog binnen te perken, maar als ik zo verder ga, zal er een tijd komen dat ik als een verschrompelde kweepeer door het leven strompel.
Toch is het niet het uiterlijk dat de doorslag geeft bij mijn perceptie. Je kan twee tachtigjarigen observeren, waarvan de ene er beduidend jonger uitziet dan de andere en toch uitgerekend deze als ouder beschouwen dan de leeftijdsgenoot. Het heeft echter even geduurd vooraleer ik voor dit fenomeen een plausibele verklaring vond. Heeft het met levenslust te maken? Wellicht wel, maar wat houdt dat juist in?
Onrechtstreeks kreeg ik een antwoord toen ik Helena ontmoette, een kranige zevenennegentigjarige kinderloze weduwe. Ze belde me omdat ze me dringend wilde spreken. Zelf was ze minder mobiel, dus ging ik op huisbezoek. "Kun je me helpen om iets voor me uit te zoeken?", vroeg ze "Ik zou een computer willen aanschaffen, maar ik wil eerst nagaan of dat nog wel iets voor me is. Ik zou graag leren om er mee om te gaan, maar 't is te gek als ik er me eentje aanschaf, terwijl dit achteraf verloren moeite blijkt te zijn." Ik was verrast door haar vraag en moest een vooroordelende glimlach onderdrukken. Toegegeven, het lag op het puntje van mijn tong om me luidop af te vragen of ze niet wat te oud was voor een eerste computerdate, maar ik slikte mijn scherpe tong bijtijds in. Een dergelijke opmerking zou niet netjes zijn, niet als persoon en zeker niet als hulpverlener. Trouwens, zelf vind ik het verschrikkelijk dat mijn kinderen me NU al te oud vinden voor bepaalde zaken. Als je drie tot vier keer hun leeftijd hebt, is het blijkbaar not done om plots beginnen te shaken op je favoriete eightiesplaat. Doe even normaal, lijken vier ogen me dan te vertellen. Mijn man, daarentegen, swingt en zingt solidair mee, en die is nog eens zes jaar ouder dan ik, tussen twee komma's en twee onzichtbare haakjes.
Bijgevolg gooide ik alle vooroordelen overboord en liet ik Helena kennis maken met de computer. Inmiddels surft ze als een ervaren watersportvrouw. Ondanks haar gezegende leeftijd - je kan haar met haar zevenennegentig lentes bezwaarlijk 'jong' noemen - beschouw ik haar niet als oud. Ik vermoed dat dat komt omdat Helena niet blijft vasthouden aan het verleden, maar focust op de toekomst. Evenmin blijft ze stilstaan bij haar beperkingen, die de jaren onvermijdelijk met zich meebrengen. Ze gedraagt zich als het ware als een vlieg wiens poot is uitgetrokken. Onverstoorbaar vliegt ze verder, in het begin misschien wat stunteliger door het verstoorde evenwicht, maar al gauw past ze haar vliegtechniek aan aan haar gewijzigde situatie.
En ik? Ik zit nù al te zagen over een beetje rugpijn. IK HAAT HET ALS MIJN LIJF ME IN DE STEEK LAAT.
Wil ik niet oud zijn, dan zal ik mijn Helena-gehalte ferm moeten opkrikken. Eén troost heb ik: zoals ik nu bezig ben, word ik niet oud, want...
...ik ben het al!
Grz
Joke
PS En dan heb ik het nog niet eens gehad over mentale aftakeling. Hèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèlp!!!
Niets heb ik met handtassen. Helemaal niets. Op dat vlak ben ik een a-typische vrouw. Het heeft zelfs ééuwen geduurd vooraleer ik me zo een ding aanschafte. 'k Zag er echt het nut niet van in. Veel makkelijker vond ik het om beroep te doen op de sacoche van mijn vriendin, dat knappe designermeisje uit hét ontmoetingsverhaal. Ze had smaak, veel smaak, toch qua kledij en mannen, maar helemaal niet qua sacochen. In de tijd dat we samen op stap gingen had ze een zwart blinkend laklederen exemplaar met zo een typische krokodillenprint. Afschuwelijk! Maar wel praktisch. Het was een aktentasmodel, je kon er een halve bibliotheek in kwijt. Geen reden voor mij om mezelf een handtas aan te schaffen, in de hare was plaats genoeg. In het begin, als ik iets nodig had wat ik er zelf had ingestopt, vroeg ik, voor de vorm, of ik even in haar tas mocht snuffelen. Maar na verloop van tijd zat ik onaangekondigd meer in haar tas te rommelen dan zijzelf.
Op ons vertrouwde uitgaansplekje leerde mijn vriendin een jongen kennen, a good looking guy met smaak, veel smaak en oog, veel oog, vooral voor het designermeisje. Na enkele maanden besloten ze eens af te spreken zonder chaperonne Joke. Ze gingen samen naar de film, gezellig onder hun tweetjes, dat was althans zijn bedoeling. Hij schrok zich een hoedje toen hij ontdekte dat zijn toekomstig liefje niet alleen was. Aan haar arm hield ze... een hyperkitscherige, gigantische sacoche. "Waarom heb je Joke haar handtas bij?" stamelde hij lichtjes ontdaan, toen hij van de eerste choque bekomen was. "Dat is Joke haar handtas niet. Da's de mijne." Hij keek haar aan alsof ze net verkondigd had dat ze seropositief was of dat ze onder haar kleren een 'lullig' lichaamsdeel verborg. Haar simpele verklaring had het droombeeld dat hij van haar had bruut aan diggelen geslagen. Wat een afknapper! Gelukkig was hij niet zo onverbiddelijk als het merendeel van de vrouwen die abrupt afhaken op witte sportsokken of 'aromatische' okselvijvers. Op hun tweede date (in werkelijkheid veel later, maar voor het verhaal klinkt dit nu eenmaal beter) had hij een geschenkje bij voor haar: een matzwarte gladlederen handtas in een gestileerd design, volledig conform haar en zijn look.
De tortelduifjes gingen minder en minder met hun chaperonne op stap. Ik begreep dat wel en zocht niet alleen ander gezelschap op, maar ook een andere sacoche. Straffer nog, ik overwon mezelf in kwadraat en kocht er zelf ééntje. Een sportief model, type mini-boekentas, met vier ritsjes, twee gespen, een handvat en een lange riem. Tof, niet al te sjakosjerig van uitzicht en vooral heel functioneel. Naast deze kastanjebruine schafte ik enkele jaren later zelfs een tweede exemplaar aan, een zwarte deze keer, driehoekig, ietsjes gestileerder, zodat ik al eens kon afwisselen naargelang mijn look. Toch werd ik geen sacochenmadam, als het enigszins kon liet ik dat ding gewoon thuis. Alleen in mijn vrouwelijkste week van de maand nam ik mijn kabas noodzakelijkerwijs mee op sleeptouw. Het merendeel van de tijd kreeg ze echter onverdiend huisarrest, zo kon ik ze ook nergens vergeten.
Niet geruisloos gleden de jaren voorbij. Ons leven nam immers enkele fundamentele wendingen, samenwonen, trouwen, verhuizen, kinderen krijgen, verhuizen en... verhuizen. Je leest het goed, beste bloglezer, er staat liefst drie maal verhuizen. Door al deze migraties was mijn kastanjebruine handtas in een onbekende vergetelhoek beland, maar ik miste ze niet. Ook niet toen mijn man een telefoontje kreeg vanuit een warenhuis in een naburige gemeente. Ze belden om te melden dat ik mijn sacoche daar had laten liggen, ik kon ze afhalen aan de helpdesc. Ik kwam er slechts af en toe, maximaal zes keer per jaar. Toevallig was ik er die week net geweest, dus stelde ik me er verder geen vragen bij. "Welke kleur?" vroeg het winkelmeisje me, toen ze de reden van mijn bezoek vernam. "Neen, een zwarte ligt hier niet", antwoordde ze op mijn repliek. Eerst viel er een korte stilte...en vervolgens ene frank... en nog ene. Om te beginnen besefte ik dat ik mijn zwarte driehoek niet eens had meegehad die week. Dus... "Is het misschien een kastanjebruine?", vroeg ik ongelovig. "Die ben ik al jàààren kwijt." En inderdaad, daar kwam mijn handtas tevoorschijn.
Al die jaren had ze opgesloten gezeten in een pikdonker lockertje, trouw wachtend op haar nonchalante baasje. In het betreffende warenhuis waren camouflerende handtassen immers niet toegelaten. Mijn portefeuille had ik eruit gehaald om te kunnen betalen, maar de lederen verpakking was ik simpelweg vergeten. Op een gegeven ogenblik had de puntelijke gerant laten nagaan welke lockertjes permanent gesloten bleven en deze werden onverbiddelijk opengebroken om hun geheime inhoud te onthullen. Zo zag mijn eerste handtas na ongeveer drie jaar eindelijk terug het daglicht. Haar maaginhoud was nagenoeg leeg, op een stoffen kinderzakdoek en een inentingskaartje na. Op dit kaartje stond mijn meisjesnaam, geboortedatum en de naam van mijn huisarts, maar mijn adres ontbrak. Door zijn beroepsgeheim te verbreken zette mijn dokter de speurders echter op het juiste spoor. Zijn deontologische ontsporing daarentegen nam ik hem niet kwalijk.
Net zo min werd mij kwalijk genomen dat ik het sleuteltje niet meer vond, er werd zelfs niet naar gevraagd. Een half jaar later ontdekte ik nochtans een sleutel van een lockertje in mijn sacoche. Vrijwel onmiddellijk realiseerde ik me dat ik een maand eerder weer zo'n kastje gebruikt had. Deze keer echter niet om mijn handtas te bewaren - inmiddels wist ik uiteraard beter - maar wel 'de fricadon op grootmoederswijze' die ik bij een concurrerend warenhuis had gekocht.
Wijselijk ben ik niet gaan kijken naar de gruwelijke opening, maar ik durf wedden dat de krioelende beestjes, die zich in oma's vleesje hadden ontwikkeld, hun oogjes smartelijk dichtknepen toen ze voor het eerst het scherpe daglicht aanschouwden.
Hoe zou het echter met de maaginhoud van hun onfortuinlijke bevrijders gesteld zijn?
"Volgende week maandag om negen uur komt er iemand langs voor een enquête", meldde mijn man mij. "Een enquête? Een deur-aan-deurverkoper, zeker?" Bij de idee alleen al, kwamen mijn stekels rechtovereind staan. Mijn gemopper leiddde echter tot meer gemopper van zijnentwege, want de dame in kwestie komt op doorverwijzing van zijn jongste zus, geen reden dus om achterdochtig te zijn.
Beiden hebben we het voorval uit ons geheugen gewist... tot afgelopen maandag, klokslag negen uur. Net terug van het sporten, ben ik even in de zetel neergeploft, in afwachting van de douche, die beurtelings bezet wordt door onze dochters. De woonkamer is een puinhoop, de zetels zijn bezaaid met tijdschriften, poppen, fleecedekentjes en knuffels, de tafel met tekenmateriaal, lege notendoppen - het is het seizoen -, schoolgerief en polly pocketpoppetjes. Niets verraadt dat wij tieners in huis hebben en geen kleuters. Moeder sloddervos denkt bij zichzelf dat er dringend moet opgeruimd worden, but who cares...
Totdat de deurbel onze rust verstoort. Alsof ik op een slapende mierennest (slapen die beesten eigenlijk wel?) heb gezeten die net is ontwaakt, vlieg ik uit mijn luie zetel. Snel schar ik enkele voorwerpen om nog vlug een beetje orde te scheppen in de chaos, maar tevergeefs. Daar staat ze, midden in onze living, een jonge vrouw van een jaar of dertig, een rijzige gestalte, tot in de puntjes verzorgd, een vriendelijk gezicht, niet onknap, maar ook geen oogverblindende schoonheid. Naast haar staat een grote zwarte valies, een uit de kluiten gewassen sporttas. Als ze geen twee koppen groter was dan mijn man, zou ik kunnen denken dat ze van plan was om bij ons in te trekken. Ze stelt zich voor als Cindy en verkondigt dat ze, zoals afgesproken, langskomt voor een enquête over gezondheid en voeding.
Zonder er doekjes om te winden zeg ik haar in één adem dat mijn man dit, tegen mijn wil, met haar geregeld heeft, dat ik er zelf absoluut geen zin in heb omdat ik, ten eerste, vermoed dat het eerder om een verkoop dan om een enquête gaat en omdat ik, ten tweede, graag zou gaan douchen, zodra de kinderen hiermee gedaan hebben. Ze moet het dus verder maar met hem alleen afhandelen, besluit ik stoer. Ze schrikt zichtbaar van mijn uitvaring en mijn man met haar mee. Vervolgens kijk ik ostentatief langs beiden door verder naar de TV. Mijn man en Cindy kijken elkaar verbouwereerd aan. Op een assertieve manier maakt Cindy duidelijk dat ze het jammer vindt dat ze blijkbaar niet welkom is, terwijl dit aan de telefoon anders had geklonken. Bovendien laat ze duidelijk verstaan dat het écht wel de bedoeling is dat we samen deelnemen, zoniet heeft het geen zin dat ze blijft. Om een huwelijkscrisis te vermijden - na één blik op mijn man geworpen te hebben - besluit ik dan toch maar om mijn goede wil te tonen, temeer omdat Cindy mij belooft dat het slechts een twintigtal minuutjes zal duren. Zonder aanleiding licht ik haar wel al meteen in dat ze van mij geen doorgeefadressen hoeft te verwachten.
De tafel wordt halsoverkop ontruimd, de boer moet zonder mij zijn vrouw zoeken en Cindy spreidt een tafellakentje uit om het gezellig te maken. Ze is een beetje van haar melk door de openlijke echtelijke onenigheid over haar komst en benoemt dit ook, maar ze kan zich vrij snel herpakken. Eerst stelt ze wat algemene vragen rond werk, gezin e.d. en dan steekt ze van wal. Ze wil weten hoe oud onze matras is. Oeps, een gevoelig thema, want ik zit al jaren te zagen over een nieuwe matras omdat ik rugklachten heb. Maar mijn man wijt dit probleem aan mijn rugbelastende blog- en facebookverslaving, waarvan ik - onvoldoende gemotiveerd - probeer af te kicken. Beiden hebben we een punt, maar het is een onbetwistbaar feit dat onze matras inmiddels al vijftien jaar oud is. We krijgen ook nog vragen over potten en pannen, enzovoort. Geleidelijkaan wordt Cindy's bedoeling duidelijk. Ze heeft een valies vol stalen meegebracht, die ze ons stuk voor stuk toont. We moeten niet alleen zeggen wat we ervan vinden, maar ook punten geven. Eerst laat ze ons een mini donsdeken zien met échte ganzenveren en daarna een stukje kwalititeitsmatras. Ik begin al een beetje te ontdooien, want dat zijn toevallig artikels die me aanbelangen. Op ons gasvuur wil ze een kotelet bakken in haar meegebrachte wondercasserole, die noch boter, noch water behoeft. Ik houd me in en vraag haar net niet om te demonstreren hoe ze soep kookt zonder water. Straffer nog, ik bespaar haar de moeite én haar kotelet. Op mijn peperdure kookset, die ik in een speciaalzaak kocht, kreeg ik maar liefst dértig jaar garantie en die periode is nog lang niet voorbij. Geen denken aan dat mijn ketels vroegtijdig op de schroophoop zullen belanden. Cindy probeert mijn man nog te verleiden met een vlijmscherpe Japanse messenset. Ik zie zijn oogjes verlekkerd blinken. De andere items, een gas-bbq, een 14-delig vacuüm bewaarsysteem,... hoeft ze niet nader toe te lichten, wegens geen interesse. Ze is een beetje misnoegd hierover, maar dringt - gelukkig voor haar - niet verder aan.
Kom eindelijk eens to the point, denk en zeg ik tegelijkertijd. Vanaf dan verandert de aangekondigde enquête in een onaangekondigde, doch voorspelde verkoop. Uiteraard ontbreekt het obligate verkoopspraatje niet over de lange weg van fabrikant tot klant en alle tussenpersonen die onderweg een graantje moeten meepikken. Je ziet haar clou al van mijlenver aankomen. "Wat kost die matras nu?", vraag ik ongeduldig. Onverstoorbaar legt ze eerst uit wat de winkelprijs is. Haar werkgever heeft immers een winkel in Knokke maar dankzij mijn schoonzus, die ervoor zorgde dat wij geen omweg hoeven te nemen, noch naar Knokke, noch in het verkoopsproces, kan ze ons alle producten aan een gunsttarief aanbieden. Het enige wat me moeten doen, is onmiddellijk toezeggen. Nu begin ik pas écht te steigeren. Zelfs mijn wederhelft begint lichtjes tegen te sputteren. "Ik heb interesse in de matras", laat ik haar weten "maar ik wil daar niet NU over beslissen. Ik wil nog overleggen met mijn man én een paar weken bedenktijd." Het zal je niet verbazen, beste bloglezer, dat dat absoluut niet mogelijk is. We moeten onmiddellijk beslissen, anders gaat de gunstkoop niet door. "Ik zou het toch maar doen" mengt onze oudste dochter, die eigenlijk al in haar bed had moeten liggen, zich in het gesprek. " 't Is toch dom als je nu niet koopt en later veel meer moet betalen. " "Ach kind, moei je er niet mee en ga slapen! Morgen zal ik je wel eens uitleggen hoe zo'n verkoop werkt."
Er volgt een discussie tussen Cindy en mezelf en ik zeg haar dat ik helemaal niet houd van dergelijke agressieve verkoopspraktijken. "Agressief?!", roept ze verbaasd uit en ik hoor haar denken "Hoor wie het zegt!" Maar ze blijft professioneel. "Ik bedoel niet dat jij agressief bent", licht ik toe. "Maar ik vind deze manier van verkoop heel agressief. Ik houd er niet van om onder druk gezet te worden om hier en nu te kopen." Mijn man is het deze keer met mij eens en wil van Cindy weten wat zijn zus gekocht heeft. Cindy wenst hier echter geen antwoord op geven, waarin ik haar eigenlijk geen ongelijk geef. Discretie kan ik wel appreciëren. Terloops merkt ze subtiel slinks op dat ze inmiddels doorheeft waarom mijn schoonzus haar naar mijn man heeft laten bellen en niet naar mij. Ze heeft nochtans gebeld op het vaste toestel dat meestal door mij wordt opgenomen, dus daar slaat ze de bal mis, maar ik vind het niet nodig om me te verdedigen. De sfeer is biezonder gespannen en na een kwartiertje bekvechten, komen we tenminste toch over één ding tot een consensus, namelijk dat dit verder zinloos is. Zodoende pakt Cindy haar gedeeltelijk uitgestalde boeltje haastig bij elkaar. "Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt", zucht ze. Onze oudste dochter, die van de commotie geprofiteerd heeft en nog niet naar boven is gegaan, is blijkbaar ongevoelig voor de negativiteit die er in ons huis hangt. Voor Cindy aan haar hel kan ontsnappen, schuift ze haar nog vlug een tekening onder haar neus om te laten zien welk artistiek talent we in huis hebben. Vermoeid antwoordt Cindy dat het mooi is en dan verlaat ze opgelucht de arena.
Onmiddellijk grijpt mijn man naar de telefoon om zijn zus te bellen. Ze is niet thuis, maar door de speaker hoor ik haar man "oei" zeggen als hij verneemt dat we een verkoopster over de vloer hebben gehad. Cindy was ook bij hen geweest en zij hadden evenmin gekocht. Ze was ruim 3 uur daar geweest, inclusief kookdemonstratie. Ons schoonbroer is uitermate verbaasd als hij verneemt dat het bij ons slechts 5 kwartier geduurd heeft. Tot Cindy's ontevredenheid had mijn schoonzus slechts 3 adressen willen doorgeven, ze had er echter niet bij stilgestaan dat ze deze contactgegevens zo vlug effectief zou gebruiken.
"Eigenlijk", besluit mijn man "ben jij toch een bitch. Waarom moest je toch zo moeilijk doen? Je had haar toch ook gewoon haar werk kunnen laten doen, evenzeer zonder achteraf iets te kopen." Deze keer vind ik het wél nodig om me te verdedigen. "Denk je nu echt dat dàt haar werk is. Haar werk is niet uitleggen, maar verkopen, niet meer en niet minder. Ze mag content zijn dat ik zo rechtuit ben geweest en haar niet langer aan het lijntje heb gehouden. Bovendien heeft ze van mij gratis een assertiviteitstraining gehad. Als haar baas belt om haar te evalueren (Cindy had in begin aangegeven dat dit kon gebeuren) zeg ik hem dat hij een uitermate bekwame verkoopster in huis heeft, maar dat ze de pech had dat we principieel tegen hun verkoopsstrategie zijn."
Nog een beetje mopperig kruipen we - ondanks alles - tegen elkaar aan op onze oude matras. Morgen gaan we samen een nieuwe kopen... met een omweg... niet naar Knokke, maar wel in het verkoopsproces!
Onze oudste dochter, negen jaar, kan de slaap niet vatten en staat plotsklaps voor onze neus in de living. Op TV geeft Goedele Liekens een Engelstalige lezing in een aula vol Chinezen. Onze dochter vlijdt zich tegen haar vader aan. Met het ene oor luisteren we naar haar slaapperikelen en met het andere naar de provoceergrage sexuologe. Het kind zelf heeft geen interesse voor wat de voormalige miss te vertellen heeft en dat is ook de reden waarom we het niet nodig vinden om haar weg te zappen. Dat verandert als Goedele haar lezing wil visualiseren en er plotsklaps compromitterende beelden verschijnen op het scherm achter haar. Alsof ik door een wesp gestoken ben, veer ik recht op zoek naar de afstandsbediening. Mijn man, die dat ding gewoontegetrouw in zijn rechterhand houdt, blijft onbewogen. "Zet 'm eens om", commandeer ik hem kortaf. Hij kijkt me beduusd aan, maar bougeert geen millimeter. "Allez", val ik redelijk heftig in herhaling, "ZET HEM OM!" Als hij dan nog niet reageert, begin ik te roepen en te tieren totdat hij eindelijk doet wat ik hem opdraag. Zodra onze dochter terug in haar bed ligt, krijg ik een gigantische preek over mijn overdreven reactie. Kort samengevat: als ik sexualiteit uit de taboesfeer wil houden, moet ik stoppen om me in dergelijke situaties zo hysterisch te gedragen. Het brave kind had immers niet eens iets in de gaten, ze ziet alleen een moeder die zonder reden over haar toeren is. Mijn man heeft gelijk, ik beloof mijn best te doen. Ik zit gevangen in het harnas van mijn eigen opvoeding. Het wordt tijd dat ik me bevrijd.
Drie jaar geleden...
Schijnbaar zonder enige aanleiding vraagt diezelfde dochter me waarvoor maandverband dient. Een ultieme kans om mijn harnas af te gooien. Uiteraard doet me dit terugdenken aan mijn eigen beschamende onwetendheid van ruim twintig jaar geleden. Desondanks probeer ik haar eerst af te wimpelen. Ze blijft echter aandringen. Ik antwoord kort. Nochtans ben ik verbaal sterk genoeg, maar mijn opvoeding snoert me de mond. Ik beloof er later uitgebreider op terug te komen. Als ik mij op dit gesprek heb kunnen voorbereiden, maar dat vertel ik er wijselijk niet bij. Een week later is het zover. Een moeder-dochter moment. Eerst geef ik haar de wetenschappelijke uitleg over de maandelijkse bloedvloed. "En welke kleur heeft dat bloed dan?" Ik kijk haar verbaasd aan. "Hoe bedoel je, je weet toch welke kleur bloed heeft. Rood natuurlijk." Ik zie haar even aarzelend nadenken en dan begrijp ik waarom ze het vraagt. "Ah ja", zeg ik haar, "nu begrijp ik het. Je hebt gemerkt dat er de laatste tijd in je slipje iets wit zit. Maar dat is het niet, dat is gewoon een teken dat je lichaam zich aan het voorbereiden is. Ik verwacht eigenlijk dat het bij jou niet meer zo heel lang zal duren vooraleer je ongesteld wordt." "Oh", repliceert ze, "ik dacht al dat er bij mij een soort van filter tussen zat." Ik schiet in een lach. Typisch een opmerking voor haar. Achter alles zoekt ze een technische verklaring.
"Weet je eigenlijk wat sex is?", ga ik verder. Ze schudt haar hoofd. "De kinderen op school zeggen dat sex vies ik, maar ik zeg dan dat dat niet waar is." Ze beseft niet half hoe opgelucht ik ben door deze uitspraak. Blijkbaar heb ik het dan toch voldoende uit de taboesfeer kunnen houden. "Je hebt gelijk, sex is niet vies, het is iets heel moois als mensen van elkaar houden." Ik leg haar 'the facts of life' uit en haar verbazing is oprecht. Ze komt compleet uit de lucht gevallen. Ik vind haar non-verbale reactie aandoenlijk en ben des te blijer dat ik het haar zelf heb kunnen vertellen. "Moet je daar dan je broek voor uitdoen?", vraagt ze nieuwsgierig. Ik glimlach. "Ja, meisje, met je broek aan zal het niet lukken. Maar juist daarom is dat ook iets wat je niet met om het even wie doet. Je doet het alleen met iemand die je al een tijdje kent en vertrouwt." Ze knikt instemmend.
"Ik vind het toch wat raars. Doet dat dan geen pijn?", wil ze verder nog weten. "Neen, integendeel, het is heel prettig. De eerste keer kan het wel een beetje pijn doen", en ik geef haar nog wat uitleg over het maagdenvlies. "Dus dat is dan zoiets gelijk een tube verf, die je voor de eerste keer gebruikt.", vergelijkt ze. "Dan moet je met het pinnetje, dat in de achterkant van het dopje zit, het velletje doorprikken." "Inderdaad", zeg ik. "Zo kan je het wel een beetje vergelijken. "Weet je", herhaal ik, "daarom vind ik het zo belangrijk dat je dat doet met iemand die je heel graag ziet en al een tijdje kent, zodat er veel vertrouwen is."
Kwezel, dat ik ben, denk ik bij mezelf. Ik lijk wel een kopie van mijn ouders, zo mijn eigen waarden en normen opdringen. Mijn ouders vonden het indertijd heel belangrijk dat een meisje maagd bleef tot aan haar huwelijk. Daar heb ik zelf mooi mijn botten aan geveegd. Nu wil ik echter dat mijn dochters later enkel sex hebben met iemand die ze liefhebben en vertrouwen, bij voorkeur pas als ze meerderjarig zijn. Is dat eigenlijk nog wel van deze tijd? Is het verkeerd om verschillende partners uit te proberen, puur voor het genot en om ervaring op te doen? Mijn ouders vonden het sletterig om sex te hebben voor het huwelijk en ik gaf hen ongelijk. Maar wat als mijn dochters mijn principes ook hopeloos ouderwets en belachelijk vinden?
"Als dat zo zit", besluit mijn dochter, "dan wacht ik zeker tot ik getrouwd ben."
Voorlopig nog geen reden om me ongerust te maken, lijkt me. Oef!
Als je iets héél graag wil, zeggen ze, dan moet je dat héééééééél hard wensen en dan komt dat uit.
Laat je niets wijsmaken, beste bloglezer, 't is een waarheid als geen koe.
Eén van mijn loopmaten, Joop, wordt op het einde van dit jaar 50 en kampt nu met een kanjer van een midlifecrisis. Gelukkig voor zijn vrouw heeft hij zijn oog niet laten vallen op een groen blaadje, gelukkig voor Moeder Aarde heeft hij zijn zinnen niet gezet op een porsche of een andere milieuonvriendelijke racemobiel. Maar... ongelukkig voor zijn - toch niet meer zo prille - knoken wil hij nog voor hij zijn tweede eeuwhelft aanvat een marathon uitlopen. Niet zomaar een marathon, maar de marathon van New York.
Aan zijn verjaardagscadeau heeft de sympathieke CEO ook al gedacht. Hij wil geld. Niet voor hemzelf, zo is ie, maar voor een goed doel. Iedereen die dit goed doel sponsort, krijgt van hem een of meerdere lotjes, naargelang zijn vrijgevigheid. Joop is een correcte man, de trekking gebeurt onder het toezicht van een deurwaarder. De winnaar mag samen met Joop en zijn vrouw en één persoon naar keuze mee naar New York om te supporteren tijdens zijn sportieve doel.
Zo, beste bloglezer, moet ik mijn vurige wens nu nog verklappen? Ik wil natuurlijk graag een weekendje mee naar New York. Ik wil dat toch zooooooooooooo graag. Stiekem begon ik me er zelfs al een beetje op te verheugen.
Groot was dan ook de teleurstelling toen ik hoorde dat de trekking al gepasseerd was. Des te groter mijn hoop toen ik van Joop himself vernam dat dat niet het geval was. Le moment suprême zou 's anderendaags plaatsvinden rond half tien 's avonds. Net op het ogenblik dat mijn man en ik voor een informatieavond zijn broek versus mijn rok zouden slijten op de schoolbanken van onze oudste dochter. Joop zou de winnaar omstreeks tien uur bellen. "Niet naar de reservekandidaat bellen," waarschuwde ik hem vlug. "Als we winnen, gaan we zeker mee."
's Anderendaags waren we eerder thuis dan voorzien en meteen zocht ik mijn vertrouwde plaatsje op achter de computer. De trekking zou om 21.00u plaatsvinden, las ik. Gelukkig met een half uurtje vervroeging, want ocharme mijn hart.
Klokslag half tien werden we plotsklaps opgeschrikt door acuut telefoongerinkel. Enthousiast vloog ik recht, samen met één wenkbrauw van mijn man, die me - in mime - voor gek verklaarde. "Je denkt toch niet dat dat Joop is," temperde hij mijn voorbarige feestvreugde. Ach, wat wist hij daarvan, ik vertrouwde blindelings op mijn zesde zintuig. Ik nam de hoorn van de haak en begroette mijn avondlijke beller superhartelijk. Ik hoorde mijn telefoonpartner wat zeggen, maar verstond hem niet. "Dag Joop," onderbrak ik hem en ik wierp een triomfantelijke blik in de richting van mijn sceptische echtgenoot. "Ik ben Joop niet," hoorde ik mijn tegenligger zeggen. "Zit niet de zwanzen," repliceerde ik. "Natuurlijk ben jij Joop, ik herken je stem toch." Vanuit mijn ooghoek zag ik de wenkbrauwen van mijn wederhelft bedenkelijk fronsen. "Neen, ik ben Joop niet," verdedigde mijn beller zich kordaat. "Ik ben Jan. Is je man thuis?"
Als een boemerang kreeg ik mijn triomfantelijke blik teruggeworpen. Bitsig wees ik met de hoorn in de richting van mijn echtgenoot. " 't Is voor jou," mokte ik.
Helaas heeft Joop niet meer gebeld die avond, maar hij heeft achteraf wel hartelijk om mijn breinbedrog kunnen lachen en daar moest ik het dan mee doen. Wishfull thinking...
Vreemd als je eens een kinderloos avondje in de schoot geworpen krijgt. Beiden zijn ze uit logeren en daar moeten wij, ouders, van profiteren. Niet dat we nooit zonder onze kroost weggaan. Maar dat is altijd in functie van een feestje of een etentje of zo, in elk geval iets waar andere mensen bij betrokken zijn. Nu hebben we eindelijk het rijk voor ons alleen. Er is echter geen denken aan dat we thuis blijven! Het lijkt ons de uitgelezen kans om eens een filmpje voor volwassenen mee te pikken. Er hoeft immers niet altijd gesmurft te worden.
Nu nog een film kiezen. Hasta la Vista lijkt me wel wat, maar dat is geen film die je per se op een groot scherm moet zien. Voor de rest zijn we niet vertrouwd met het huidige aanbod. Even in de filmrubriek van Humo spieken. De topper 'Black Swan' blijkt helaas nergens in de buurt nog te draaien. Ofwel gaan we voor het verhaal en de Belgische makelij van Hasta La Vista ofwel voor de speciale 3D-effecten van Final Destination 5. Aan de kassa wordt de knoop doorgehakt. Voor die ene keer dat we onder ons tweetjes zijn, mag het wel een 16+ film zijn. Knusjes nestelen we ons in de comfortabele zetels. Met een zoet drankje, doch zonder chips of popcorn. Zo storend dat gekraak, al trekken andere bioscoopbezoekers zich daar geen knijt van aan. Het concept van Final Destination bevalt me wel. Doordat de hoofdrolspeler een angstaanjagend visioen krijgt van een spectaculair ongeluk kan hij samen met enkele mensen op het nippertje ontsnappen aan het onfortuinlijke lot dat hen te wachten stond. Maar de Dood blijkt het er niet mee eens te zijn en maakt zijn uitverkorenen alsnog één voor één tot de Zijne. Zullen de hoofrolspeler en zijn liefje er wél in slagen om te ontglippen aan Hem?
't Is tijd om de 3D-bril op te zetten. Wel een beetje een idioot zicht, zo twee maal twee glazen over elkaar. Maar ach, geen kat die het ziet in het donker. Trouwens, misschien is 't wel de laatste keer, want ik ga mijn ogen laten laseren in de hoop hiermee definitief een einde te stellen aan mijn brillenellende. Door de derde dimensie word ik bijna letterlijk meegezogen in de film. Spoedig word ik figuurlijk doordrenkt door het rondspattende bloed. De spanning wordt stelselmatig opgebouwd en ik kruip instinctief wat dichter tegen mijn man aan. Ik ben geen voorstander van geweld, maar in deze context vind ik het geweldig. Tot aan die bewuste scène tenminste.
De Dood heeft al enkele ontsnapten kunnen vangen en dan is zij aan de beurt. Het begint nochtans vrij onschuldig. De oogchirurg klemt haar hoofd stevig vast in een soort bankschroef. Met een druppeltje verdooft hij haar rechteroog om het vervolgens met een klemmetje open te sperren. Ik huiver... De voorbereiding van een laseroperatie. Er is nog niets gebeurd en ik kan het nu al bijna niet meer aanzien. Er zijn zo van die handelingen die me spontaan kippenvel bezorgen, zelfs alleen al de gedachte eraan doet me huiveren. Zo heb je de klassieker 'met een vingernagel over een bord krassen'. Wat mij echter evenveel kan doen gruwelen? Een dokter die een houten stokje in je mond steekt om in je keel te kijken. Ik hoop van harte dat ik nooit een gastroscopie hoef te ondergaan. Ik zet nog liever 5 kinderen van elk 5 kg op de wereld. Of iemand - of erger nog, ikzelf - die een vuiltje uit zijn oog moet laten halen. 't Is niet voor niets dat ik zelden make-up gebruik aan mijn ogen en 't is niet voor niets dat ik zolang gewacht heb om een afspraak vast te leggen bij de oogarts.
Ik sidder helemaal als de oogdokter zijn patiënte even alleen achterlaat, nadat hij de machine alvast heeft ingesteld. De wetenschap dat er weldra iets ergs gaat gebeuren, jaagt mijn hartslag spectaculair de hoogte in. Als er een kortsluiting ontstaat, wat leidt tot de activering van het laserapparaat, kan ik de spanning niet langer meer aan. Ik wend mijn hoofd af, kruip nog wat dichter tegen mijn man en smeek hem om me eens seintje te geven als deze scène eindelijk voorbij is. Toch ben ik een ietsjepietsje te nieuwsgierig om zijn signaal af te wachten. Ik zie de jonge vrouw nog net radeloos uit het raam springen. Haar doorbloedde oog rolt over de weg en spat, als toemaatje van de lugubere scène, uit elkaar.
Als het eindelijke pauze is, koop ik mezelf een grote zak popcorn. Het lijkt net alsof ik de stress met ieder gepoft maïskorreltje wil opeten. Hoe benauwder ik het krijg, hoe sneller ik de witte troostgevertjes oppeuzel. De denkbeeldige grafiek van mijn snoepritme loopt precies evenwijdig met deze van het spanningsniveau van de film. Als de film ongeveer op zijn einde loopt, begin ik ook de bodem van de papieren zak te zien, waarop enkele ongepofte korreltjes mistroostig zijn blijven liggen.
Ik heradem. Dat was me een avondje wel. Gaat zo een goede slaper als ik nu wel de slaap kunnen vatten? Ik ben redelijk opgefokt. Ik heb dringend een film nodig die werkt als een tegengif. Amper een half uurtje later lig ik gespannen in bed met mijn hoofd op de geruststellende schouder van mijn echtgenoot. We bekijken het DVD'tje dat ik gratis kreeg bij 2 pakken maandverband. Nothing Hill, een zeemzoete film om de avond af te sluiten. Binnen de tien minuten val ik in een droomloze slaap.
's Anderendaags zeg ik mijn afspraak af bij de oogarts die mijn ogen zal laseren. Met het geld dat ik hiermee uitspaar kan ik me nog héél wat mooie brilletjes aanschaffen. Zou een roze me goed staan?
gênante situaties, deel 7: mijn gemis aan sexuele opvoeding
Opvoeden. Zowat iedereen doet het, maar slechts weinigen zijn ervoor opgeleid. Vreemd eigenlijk, dat zo'n belangrijke levenstaak geen deel uitmaakt van het basispakket in het onderwijs. Van wie leer je het dan? Veelal van je eigen opvoeders, je ouders dus. Ook al ben je er, als jongeling, van overtuigd dat jij het later heel anders - lees 'veel beter' - zal aanpakken. Eénmaal als je dan zelf kinderen hebt, ga je dat weer relativeren en kom je tot de conclusie dat je ouders het er eigenlijk nog niet zo slecht van hebben afgebracht. Ook de mijne niet. Al zijn ze op één vlak schromelijk tekort geschoten, nl. mijn sexuele opvoeding. Als ik hiervoor op hen had moeten wachten, dan was ik nu nog steeds een maagd, ééntje met twee kinderen weliswaar. Een herhaling van de bijbelse geschiedenis?
Ach, ik kan mijn ouders niets verwijten, uiteraard zijn zij eveneens 'kinderen' van hun opvoeding. Anderzijds is dat misschien net wél een reden om het hen kwalijk te nemen. Ze keuren het zelf niet goed dat ze volledig in het ongewisse werden gelaten, maar bewandelen simpelweg hetzelfde a-seksuele pad als het hun eigen kinderen aangaat. Als ze seksualiteit uit de taboesfeer hadden gehouden, hadden ze me niet alleen een gênante situatie bespaard, maar me ook met heel wat minder onnodige schuldgevoelens opgezadeld. Op dit laatste kom ik misschien later nog wel eens een keertje terug.
Mijn lagere schooltijd heb ik doorgebracht op een katholieke meisjesschool. Als ik beschrijf hoe het eraan toeging, geloof je nauwelijks dat ik de veertig nog niet gepasseerd ben. Het lijkt immers een tafereel van minstens een halve eeuw geleden. Om te beginnen mag je die 'meisjes'school heel letterlijk nemen. Geen jongens te bespeuren dus, die zaten uiteraard op de jongensschool. Aan het hoofd van onze school stond 'zuster directrice'. Alhoewel ze me nooit een strobreed in de weg heeft gelegd, had ik een panische schrik van dat mens. Ze straalde gezag uit op een negatieve manier. Als ze de klas betrad vlogen een twintigtal meisjes recht uit hun bank en riepen vervolgens mechanisch in koor 'Da-g, zus-ter di-rec-trice!'. Bij de begijn kregen we enkel les van vrouwelijke leerkrachten. Wellicht vonden zij het ook jammer dat er geen enkele meester te bespeuren viel. De leerlingen van de meisjesschool vielen vooral op door hun schooluniform. Geen plooienrokje met wit hemdje en blauwe pull, neen, wij droegen een lichtblauwe, hopeloos ouderwetse, omaschort met lange mouwen. Ondanks deze gedateerde omkadering werd er wel seksuele opvoeding gegeven op onze school, in het vijfde leerjaar. Behalve uiteraard in het jaar dat ik daar zat en... de juffrouw van het zesde 'vergat' het ook. De leerlingen waren echter te braaf om ernaar te vragen.
Ook ik vroeg niets. Of toch wel. Een babypop. Na wat zeuren en zagen kreeg ik er ééntje op 6 december toen ik in het zesde leerjaar zat. Uiteraard wist ik toen wél al wie sinterklaas was - zo erg was het nog net niet met mij gesteld - maar het was nog steeds een mysterie hoe hij aan die baby kwam. Op een dag kreeg ik op de schoolbus onverwachts de uitleg op mijn ongestelde vraag aan de hand van een onnozel kindermopje: Een man en vrouw liggen in bed. De man wijst naar de borsten van zijn vrouw en vraagt wat dat is. "Dat zijn mijn koplampen" antwoordt de vrouw en "Dat is mijn oerwoud" is haar repliek op de tweede lager gelegen vraag. Het pietje van de man heet uiteraard 'Tarzan' en dan zie je de clou al van mijlenver afkomen. Alhoewel... destijds had ik er absoluut het raden naar. Plotsklaps zegt de man : "hè vrouw, doe je koplampen eens aan, ik geloof dat mijne Tarzan in uw oerwoud zit." "Zo worden de kindjes gemaakt," zei de moppentapper triomfantelijk. Lichtjes gechoqueerd stapte ik van de bus.
Het spreekt voor zich dat ik thuis in alle talen zweeg over deze pas verworven informatie, waardoor mijn kennis wel heel erg basic bleef... Dat besefte ik pas toen ik samen met een schoolvriendinnetje naar de bibliotheek fietste. Mijn boeken had ik in een wit plastieken zakske gestoken. In de bibliotheek haalde ik mijn vijf boeken tevoorschijn, maar er bleek nog een 'verrassing' in het zakje te zitten. Ik nam het eruit en vol verbazing bekeek ik het vreemde ding, dat - zo bleek achteraf - mijn zus toebehoorde. Tussen wijsvingers en duimen hield ik beide uiteinden van een wit rechthoekig voorwerp vast om het beter te kunnen bestuderen. Ik had er echter geen flauw benul van van wat het was. Ik draaide het om en bemerkte aan de achtergrond een grote kleefstrook. "Wat is dit voor iets?" vroeg ik aan mijn vriendin, niet beseffend dat ik verondersteld werd het voorwerp te kennen. Het deed me wat denken aan een soort verband. Mijn vriendin lag in een deuk van het lachen om mijn domme vraag en ik...
...kwam er met scha en schande achter dat het voorwerp effectief bestemd was voor een snee. En wat voor één!
gênante situaties, deel 6: waarom ik bijna in de grond kroop van schaamte
Beste bloglezer
Wie al mijn schrijfsels gelezen heeft, weet dat ik niet zo verzot ben op GSM's. Ik stond dus niet te juichen toen ik op mijn werk zo'n communicatieprul cadeau kreeg, ten dienste van het werk uiteraard, maar gelukkig enkel tijdens de werkuren. Ik beschouw het meer als een blok aan mijn been, als een ONnoodzakelijk kwaad, dat helaas enkele gênante situaties opleverde.
Toegegeven, het ding had ook zijn nut. Die keer toch, toen ik 's avonds samen met een stagiaire op huisbezoek trok. Het was haar eerste stagedag en ik liet meteen al een verpletterende 'goede' indruk na. In het donker vond ik onze bestemming niet, er leek geen logica te zitten in de opeenvolging van de huisnummers. Mensen met een slecht karakter kunnen dit ook aan mijn 'goed' oriëntatievermogen wijten. Ik bleef echter niet bij te pakken zitten en besloot de cliënt te bellen om mij de juiste richting uit te wijzen. Tot driemaal toe drukte ik de pincode van mijn mobieltje in en lap... het ding was geblokkeerd. Gênant hoor, als dit in het bijzijn van een leerling gebeurt! Eerst sloeg ik het aanbod van mijn behulpzame stagiare om haar toestel te gebruiken gegêneerd af. Ten lange leste heb ik het dan toch maar met hangende pootjes aanvaard, want mijn privétoestel had ik - typisch voor mij - natuurlijk niet bij. Die dag werd het alleszins pijnlijk duidelijk dat ikzelf ook nog heel wat bij te leren had. Mijn stagiaire kreeg alvast een tien op tien voor respect (ook voor de zwakkeren uit onze maatschappij, zijnde de GSM-analfabeten) en voor discretie.
's Anderendaags werd ik met een nieuw probleem geconfronteerd. Na drie foute pogingen moet je immers de pukcode intikken om dat vervloekte ding terug aan de praat te krijgen. Volgens mijn baas had ik deze in een klein mapje meegekregen bij de overhandiging van het toestel. Deze keer deed mijn slordigheid me de das om. Waar had ik dat in hemelsnaam gelaten? Na een intensieve zoektocht, die toch wel wat kostbare arbeidstijd vergde, kwam het kleinood gelukkig te voorschijn. Dit zal mij alleszins geen tien op tien opleveren bij mijn volgende evaluatie.
De pukcode bleek echter geen soelaas te bieden. Gelukkig was er een ringringring*winkel in de buurt. In volle overtuiging dat zo'n GSM écht wel rommel is, begon ik ter plaatse heel verontwaardigd mijn probleem uit de doeken te doen. De geduldige man aanhoorde gelaten mijn betoog en stelde vervolgens slechts één simpele, doch cruciale, vraag. "Mevrouw, u hebt toch wel het toestel bij dat bij die pukcode hoort?" Even keek ik hem verbaasd en terzelfdertijd verward aan. Terwijl ik twijfelend "natuurlijk" stamelde, draaide ik het onding om om mijn gelijk aan te tonen. Op de achterzijde was immers het telefoonnummer gekleefd, als geheugensteuntje en ook om alle werktoestellen van elkaar te kunnen onderscheiden. Echter... de achterkant was egaal glad. Zo rood als een pioen kon ik nog net uitbrengen dat ik inderdaad het verkeerde toestel bijhad. Haastig verontschuldigde ik me voor het oponthoud om vervolgens met de staart tussen de benen af te druipen.
Dat ik mijn eigen toestel - dat na nadere inspectie duidelijk verschillend was van het werktoestel - niet herkend had, hoefde de brave ringringring*man niet te weten. Dit was echter wel een item dat ik voor mijn collega's moeilijk verborgen kon houden. Totaal van de kaart door mijn eigen lompigheid en zenuwachtig giechelend, kon ik slechts één zin uitbrengen, toen mijn baas me vragend aankeek.
"Waar kan ik hier ergens in de grond kruipen van schaamte?".
Grz
Joke
*verklaring 'ringringring': vervangwoord voor Belgacom. Ik weiger gratis reclame te maken voor hen!
De ene had gitzwart ultrakort haar, het soort kapsel dat alleen flatterend is voor een vrouw als ze een opvallend mooi gezicht heeft. En dat had ze, een supergave huid, oceaanblauwe ogen, fijne, maar niet al te dunne, sierlijk afgetekende wenkbrauwen, hoge jukbeenderen en volle lippen. Bovendien was ze gezegend met een rank figuurtje en lange slanke benen. Het andere meisje had een alledaagsere look, kastanjebruin volumineus halflang haar, grote bruine ogen, een reukorgaan dat één maatje kleiner had mogen zijn, maar anderzijds toch niet te opvallend aanwezig was. Ze was iets kleiner, vooral korter gebeend, en terzelfdertijd iets ronder - behalve daar waar het mocht - dan haar hyperslanke vriendin. Toch kon je haar bezwaarlijk mollig of dik noemen met een BMI, gelijk aan haar leeftijd, eenentwintig en een half.
En hij?
Hij zag hoe beide vriendinnen zelfverzekerd en zelfbewust de trap afdaalden. Hij genoot van dit tafereel en vooral... hij was direct verkocht. Zijn kameraad kreeg een stoemp in zijn zij en boven de lawaaierige muziek uit, riep hij : "Kijk, wat een ferm ding dat daar afkomt!" Hij had alleen oog voor haar en helemaal niet voor haar vriendin. Integendeel, deze boezemde hem angst in met haar designeruiterlijk en de helblauwe blik, die hij als kil percipieerde.
Al vlug zocht hij contact met haar. Hij vermeed standaardzinnen, doch zorgde ervoor dat hij spoedig haar naam kon achterhalen, zodat zijn 'prooi' minder anoniem werd.
Ze heette...Joke.
Aanvankelijk vond Joke hem een vreemde snuiter. Hij had een onmodieus - toen toch - beatleachtig kapsel, dat echter wonderwel goed bij hem paste. Net zoals zijzelf danste hij graag. Zijn dansstijl was soepel en origineel, af en toe een tikkeltje te verwijfd misschien, doch binnen de grenzen van het aanvaardbare. Hij leek erg zelfzeker en terzelfdertijd was hij speels en gevoelig. Joke was gevleid door zijn nieuwerwetse hofmakerij. Hij was een beetje een charmeur, maar dan op een charmante manier. Ze mocht hem wel, hij deed haar lachen, maar ze kon ook een diepgaand gesprek met hem voeren. Toch hield ze de boot af, ze was immers nog lang niet toe aan een nieuwe relatie.
Hij had echter geduld, veel geduld.
Zonder concreet af te spreken ontmoetten ze elkaar bijna wekelijks. Stiekem begon Joke uit te kijken naar hun onvoorspelbare conversaties. Bovendien was haar oog plots gevallen op zijn lange, bijna vrouwelijke, wimpers, en de schattige kuiltjes in zijn wangen. Na ruim een half jaar stelde ze, tot haar eigen verbazing, vast dat ze hem eigenlijk best wel aantrekkelijk vond. Niettemin besefte ze pas dat ze verliefd was toen hij een vijftal weken wegbleef. Ze wist dat hij op reis was, maar het wachten duurde ondraaglijk lang. Toen ze hem na al die tijd terug zag, voelde ze hoe haar ogen begonnen te twinkelen. Haar poging om dit te verbergen, lokte bij hem een geamuseerde opmerking uit. Even ging er een steek van jaloezie door haar heen, toen er een knap meisje lachend rond zijn hals kwam hangen. Onhoorbaar zuchtte ze opgelucht, toen dit zijn jongere zus bleek te zijn. Ze had inderdaad dezelfde kuiltjes in haar wangen.
Er kwam een nieuwe fase in hun leven. Ze begonnen overdag af te spreken om elkaar beter te leren kennen. Een eerste keer, een tweede keer, een derde keer... Joke voelde dat het menens werd. Ze genoot van de spanning die er tussen hen hing in afwachting van hun eerste kus. Ze was er helemaal klaar voor, ze had het dekseltje gevonden dat op haar potje paste, haar zielsverwant. Dacht ze toch...
Hij joeg haar echter de stuipen op het lijf door in alle ernst een onverwachtse vraag te stellen. "Wat vind je eigenlijk van SM?" Ze schrok. In één seconde leek haar wereld in elkaar te storten. Ze was niet zo open minded, ze vond dit pervers en liet dit met veel verontwaardiging horen. Toen ze uitgeraasd was, keek hij haar glimlachend aan en zei dat hij het helemaal met haar eens was.
Inmiddels zijn we veertien jaar getrouwd en moet ik mijn eerste pakske slaag nog krijgen...
gênante situaties, deel 5 : hoe oorverdovend een stilte kan zijn
Welk heteroseksueel meisje droomt er niet van een grote, aantrekkelijke, lieve jongen als toekomstige partner? Ruim twintig jaar geleden was ik hierop geen uitzondering. Na wat heen en weergefladder ontmoette ik mijn droomprins, maar helaas... de meeste dromen zijn bedrog.
Ik werd immers stapelverliefd op een onaantrekkelijke, grove maar lieve karakterkop. Toen ik hem voor de eerste keer ontmoette, had ik slechts zelden zo'n onaantrekkelijke gast gezien en toch werd hij enkele maanden later mijn lief. Wellicht was ik overrompeld door de tonnen aandacht die ik van hem kreeg. Na verloop van tijd keek ik figuurlijk, en helaas ook bijna letterlijk, over zijn kleine gedrongen lijf heen. Ik slaagde er wonderwel in om zijn gigantische reukorgaan met dito poriën te negeren en als ik hem kuste, proefde ik de lelijke vorm van zijn gevleugelde lippen niet. Eigenlijk had ik alleen maar oog voor de schittering in zijn varkensoogskes.
Op een zondagnamiddag, zo'n twintigtal jaar geleden, zou mijn lief komen kennismaken met mijn ouders. Traditiegetrouw is zondag bij ons taartendag. Een rijkelijk gevulde tafel met allerlei Limburgse 'vlaaien', zoals wij dat noemen. Met of zonder calorierijke slag- of pasteibakkersroom, met heerlijke kruimel-, vettige schilfer- of verse gistdeeg oftewel zelfgebakken appel- citroen of marmercake,... kortom keuze te over. In die tijd was het ook de gewoonte om van alles wat geproefd te hebben. Een geplogendheid die ik inmiddels al geruime tijd afgeleerd heb, zo niet kon je me inmiddels wel rollen. Misschien verbeeldde ik het me slechts, maar ik zag mijn moeder lichtjes schrikken toen mijn tweeogige ongebochelde Quasimodo binnenkwam. Later, toen onze relatie al geruime tijd verbroken was en zeker niet meer te lijmen, bekende ze me dat ze enorm verschoten was van zijn onmiskenbare lelijke verschijning. Ze had immers verwacht dat haar niet-onaardige dochter toch iemand knapper zou kunnen strikken. Niettemin onthaalde ze hem hartelijk, zoals dat in onze contreien nu eenmaal gebruikelijk is.
Op mijn moeders verzoek gingen we met z'n allen aan tafel en mijn Quasimodo'tje dus ook. Voor hem was het even wennen, als enig kind belanden in zo'n familiedrukte. Mijn moeder voelde zijn ongemak en om hem gerust te stellen zei ze vriendelijk, terwijl ze gastvrij naar de taarten wees: "Pak maar uit, hoor, anders word je nóóit groot!" Een zeer ongelukkige uitspraak, als je bedenkt dat hij écht wel klein van gestalte was. Hij beweerde nochtans enkele centimetertjes groter te zijn dan ik - ik ben zelf net geen 1m65 - maar dat heb ik nooit geloofd. Mijn schouders staken boven de zijne uit, al moet ik toegeven dat zijn grove karakterkop veel groter was dan mijn hoofd, wat natuurlijk niets zegt over de inhoud. Na deze uitspraak, waarbij het woordje 'groot' echogewijs leek na te galmen, volgde er een oorverdovende stilte, wat het des te pijnlijker maakte. Mijn Quasimodo deed echter net, zoals de echte, alsof hij doof was en nam een lekker stukje taart en vervolgens nog eentje en dan een stukje cake.
Enkele jaren later was de liefde tussen ons uitgebloeid, vooral van zijnentwege. Toen mijn lfdv voorbij was, nam ik me stellig voor om me de volgende keer toch meer door het uiterlijk te laten leiden. Mijn volgende vriend moest duidelijk groter zijn dan ik en niet zo lelijk als zijn voorganger. Liefdesverdriet omwille van een Quasimodo, dat nooit meer!
Exact 5 jaar later lag er een schattig klein meisje met grote prachtige kijkers in de wieg. Nu ze groter is, lijkt ze sprekend op mij, maar ik ben minstens even trots op haar jongere zusje, waarvan velen beweren dat ze net haar vader is.
Grz
Joke
PS1 Aan Quasimodo (mocht hij dit toevallig lezen): je bent maar half zo lelijk als hier beschreven, hoor. Toch ben ik reuzeblij dat mijn kinderen geen varkensoogskes hebben!
Wist je al, beste bloglezer, dat ik één van mijn favoriete bezigheden dagelijks uitvoer, zonder zelfs één nachtje over te slaan? Meer nog, ik heb er zelfs niet altijd het comfort van een bed voor nodig en mijn echtgenoot ook niet. Je raadt het natuurlijk al, mijn man en ik zijn échte slaapkoppen. We doen het te pas en te onpas. 't Is voornamelijk deze tweede optie die ik nader wil toelichten. Mocht ik dat voor de eerste mogelijkheid van plan zijn, is de kans immers groot dat je er, al lezend, bij in slaap valt.
Soms vind ik het eerder storend, mijn alledaagse hobby. Het lijkt wel alsof ik geconditioneerd ben om te maffen vanaf het ogenblik dat ik me vier- of meerwielig op de baan begeef. Als passagier, welteverstaan. Veertien jaar geleden gingen we op huwelijksreis naar het romantische eiland Madeira. Met de autobus verkenden we er de oost- en de westkust. Dat was althans de bedoeling. Terwijl sommigen met moeite hun maaginhoud binnenskamers konden houden, slaagde ik er niet in om mijn blik langer dan vijftien minuten naar buiten te werpen. Zelfs niet toen een jongetje, onbestand tegen de vele haarspeldbochten, de hele bus onderkotste. Ik ontwaakte pas toen mijn man mij aanporde om de rugzak, die tussen mijn voeten geparkeerd stond, op te tillen om het onsmakelijke goedje dat door de bus dreef te ontwijken. Bij iedere uitkijkpost schoot ik wakker door het gestommel in de bus. Slaapdronken stapte ik mee uit om van de prachtige vergezichten te genieten. Iedere keer opnieuw maakte ik me het voornemen om geen uiltje meer te knappen, maar telkens opnieuw kreeg ik, na ongeveer een kwartiertje, een slag van de hamer. Romantisch gezelschap kan je me bezwaarlijk noemen.
Echter, mijn man kan er ook wat van. Onlangs gingen we uit voor schoenen, voor onze dochters en mezelf. Manlief mocht mee om te 'helpen' kiezen. In de grote schoenenwinkel was er een wachttijd van drie kwartier. Gelukkig kregen we al vlug een comfortabele zetel ter onzer beschikking. Binnen een redelijke termijn had de deskundige verkoopster beide dochters van het nodige schoeisel voorzien. 'Dat waren alvast de gemakkelijkste en de moeilijkste klant,' waarschuwde ik haar. 'Nu alleen nog de kieskeurigste.' De verkoopster bleef onbewogen onder deze onheilspellende boodschap. 'Dat zijn mooie schoenen,' wees mijn man in de richting van een paar benenbrekers. Ik haastte me om de verkoopster in te lichten dat een hakje wel mag, maar dat er grenzen zijn aan mijn steltloopcapaciteiten. Tevens benadrukte ik dat voor mij toch vooral het draagcomfort primeert. Wijselijk gaf mijn man de strijd op en nestelde zich terug in de zetel. Inmiddels kon het passen beginnen. Te smal, te plat, te klassiek, te...te...te... Het kan niet anders of ik bezorgde de verkoopster grijze haren, maar ze liet niets blijken. Mmmmm... deze misschien? Ik draaide me om naar mijn man om hem toch minstens de illusie te geven dat zijn mening ertoe deed. Toen de verkoopster mijn echtgenoot in de smiezen kreeg, viel ze even uit haar professionele rol. Mijnheer lag immers met lichtjes geopende mond zachtjes te knorren. Professioneel als ze was, beperkte de verkoopster zich tot wat onderdrukt gegiechel en wreef ze me niet onder mijn neus dat mijn getreuzel en getwijfel onmiskenbaar slaapverwekkend waren. Prompt stopte ik met wikken en wegen. Ik griste het laatste paar schoenen, bedankte de verkoopster voor haar hulp en wekte vervolgens zachtjes mijn man. Nu was het immers zijn beurt...aan de kassa.
Af en toe doen mijn man en ik aan 'betaald' slapen. Niet bewust, het overkomt ons gewoon. Vooral toen de kinderen klein waren, hadden we er een handje van weg. Bij een pittige animatiefilm zoals Nemo of Ratatouille, viel het nog wel mee. Maar als het verhaal wat meliger van aard was, zoals een film over de Winx-club, voelden we onze aandacht gaandeweg verslappen. Geleidelijkaan creëerden we onze eigen film in dromenland waaraan sumultaan met de échte eindgeneriek een einde kwam. Geen nabeschouwing voor ons. Alleen uit de enthousiaste kinderverhaaltjes konden we opmaken wat we allemaal 'gemist' hadden. Vonden we niet zo erg, alleen zielig om te zien was de teleurstelling in de blik van onze jongste, omdat we, compleet onbegrijpbaar voor haar, de allerbeste film allertijden aan onze neus, euh ogen, hadden laten voorbijgaan. 'k Ben benieuwd of zij later, als moeder, eveneens de bioscoopuitbaters slapend rijk zal maken.
Toch hoeft het er niet altijd zachtjes aan toe te gaan om me in slaap te wiegen. Als ik echt moe ben, kan ik het overal. Nog niet zo lang geleden gingen we naar het dansoptreden van ons huppeltutje. Hierdoor was mijn traditionele zondagnamiddagdutje in het gedrang gekomen. Maar... ik hield me sterk! Ik heb geen seconde van haar performance gemist. Het helse tromgeroffel van de plaatselijke sambaband die daarna optrad, had echter een hoogstmerkwaardig slaapverwekkend effect op me. Dit tot groot jolijt van de mensen rondom me. Doordat ik hun lachende ogen op mijn gezicht voelde priemen, kwam ik terug bij bewustzijn. Of lag het aan de flits van het fototoestel?
Gelukkig zijn er ook momenten en plaatsen waar het me nooit overkomt. Zo ben ik nog nooit in slaap gevallen als we visite hebben (wat mijn man niet kan zeggen), tijdens het liefdesspel (uiteraard exclusief het naspel én wat mijn man gelukkig wél kan zeggen), op mijn werk (ondanks mijn ambtenarenstatuut zal ik nooit slapend rijk worden, bij nader inzien: ondanks mijn ambtenarenstatuut zal ik ook niet-slapend nooit slapend rijk worden), achter het stuur (alhoewel, één poging heb ik ooit ondernomen, gelukkig is het goed afgelopen dankzij mijn wakkere partner/medepassagier), en mocht ik het ooit ernstig overwegen... (wat hoogstonwaarschijnlijk is, gezien mijn brave imago). Hopelijk overkomt het me ook nooit tijdens...het plaatsen van een tatoeage!
"Al heb je twaalf kinderen, je zal er nooit twee dezelfde hebben." Eén van de favoriete uitspraken van mijn grootmoeder zaliger.
Wij hebben er slechts twee - leve de anticonceptie - en grotere verschillen dan tussen onze dochters vind je in geen enkele nest. De oudste struint door het huis zoals een boer op zijn patattenveld. De jongste daarentegen waant zich voortdurend op de catwalk en koketteert herhaaldelijk met haar eigen spiegelbeeld. Zoals reeds eerder aangehaald dweept ze met tieneridool Justin Bieber, terwijl de oudste verzot is op harige spinnen en zowat elk ander ongedierte waarvan het gemiddelde meisje de bibbers krijgt. Als vijfjarige stak ze regelmatig vier (!!!!!!!!) hommels in een klein tiktakdoosje. Hoe ze dit lapte, blijft een mysterie. De keren dat we met de auto onderweg waren en ze doodleuk vroeg om even te stoppen omdat één van haar hommels, die ze meegesmokkeld had, uit zijn beklemmende gevangenis was ontsnapt, zijn niet op één hand te tellen.
Als ik met de dames wil gaan shoppen, kan ik me aan luid protest verwachten van de oudste. Ze heeft er een bloedhekel aan en laat dit helaas ook in de winkel blijken. De jongste doet niets liever dan passen, zodat we vaak terugkeren met massa's nieuwe kleren voor de jongste terwijl haar zus bijna in haar bloot gat rondloopt. Het kan haar niets schelen. Jeansbroeken met een lage taille? No way. Probeer zeker niet uit te leggen dat dat modieus is, want dat zit helemaal niet lekker en wat heb je trouwens aan die stomme mode! Een argument waar weinig tegenin te brengen valt, maar toch... Enkele jaren eerder al trok de jongste haar rokje zo laag mogelijk over haar heupen om met haar blote naveltje te kunnen concurreren met de anorexale wezentjes van de Winx-club.
Naar de kapster? De oudste gaat enkel mee onder zachte dwang. Haar lange haren moeten nu eenmaal verzorgd worden en regelmatig een beetje bijgeknipt. Durf haar echter niet voorstellen om van coupe te veranderen. Wellicht zal ze de rest van haar leven met hetzelfde kapsel slijten. Voor de jongste is een kappersbezoek pure wellness. Van haren wassen tot föhnen...ze geniet er met volle teugen van, vooral van de exclusieve aandacht die ze krijgt voor haar uiterlijk. De kapster zelf kan niet nalaten om telkens het grote contrast tussen mijn dochters te benadrukken.
De oudste is uitgesproken een vaderskindje. Met hem kan ze praten over wetenschap en techniek, een materie waarvan haar moeder geen kaas gegeten heeft. Ze is zuinig met haar lichamelijke contacten, maar 's avonds vlijdt ze zich in de zetel tegen haar papa aan om samen naar National Geographic, Discovery Chanel of een natuurfilm te kijken. De jongste, een moederskindje, kruipt op haar beurt tegen mij aan om een Idool uit te kiezen en huilt hartverscheurend dikke krokodillentranen wanneer haar favorietje Kato het net niet haalt. Heeft ze daarom minstens vijf weken achter elkaar met een zelfgeknutseld kartonnen spandoek met de leuze "Kato aan de top!!!" voor de tv gezeten? De teleurstelling druipt letterlijk van haar gezichtje af. Qua uiterlijk is het net omgekeerd: de oudste is een blonde, jonge versie van mezelf, gelukkig voor haar heeft ze wel de lange benen van mijn man. Van de jongste wordt gezegd dat ze eerder op haar papa lijkt, vooral haar guitige blik. Alhoewel de meningen hierover weleens verdeeld zijn. Er is een tijd geweest dat ze dit niet leuk vond, want het allerallerliefste leek ze op haar mama. Dat die tijd voorbij is, blijkt uit volgende conversatie.
"Mama," vraagt onze jongste "Vraag mij eens wat ik heb wat jij niet hebt." Eerst begrijp ik haar ingewikkelde vraagstelling niet goed. Ongeduldig legt ze me uit wat de bedoeling is. Ik snap het. "Wat heb jij, wat ik niet heb?" vraag ik dus om haar te plezieren. Met twinkelende pretoogjes kijkt ze me schalks aan. Goh, wat lijkt ze zo toch veel op haar vader. En dan zegt ze met een perfectie intonatie om de impact van haar antwoord kracht bij de zetten, theatraal langzaam, maar duidelijk articulerend : "Schoonheid!". Een fractie van een seconde ben ik met verstomming verslagen. "Ach, zooo..." Ik herpak me snel en kaats de bal vrijwel onmiddellijk terug. "En van wie denk je dan dat je die schoonheid gekregen hebt?" "Van papa!" antwoordt ze zonder aarzelen en behoorlijk triomfantelijk. Mijn man, die ons praatje halvelings heeft gevolgd, verslikt zich bijna in zijn koffie van het lachen. Zijn voorspelbare commentaar laat ik gelaten over me heengaan. Ik geef onze jongste telg een speelse tik op haar malse billen en stel terzelfdertijd vast dat ze deze overduidelijk NIET van haar vader heeft.
Bij mezelf denk ik: "Kind, ooit komt er een tijd dat je grààg op je mama lijkt." Zal ik met pakweg 28 jaar geduld toekomen?
Roddelen. Sta me toe om een tikkeltje omgekeerd seksistisch te zijn: ik vrees dat dit toch vooral een vrouwelijke aangelegenheid betreft. Alhoewel? Sommige mannen kunnen er ook wat van. Als ik de fabrieksverhalen van mijn echtgenoot hoor, zou ik denken dat hij als enigste vent tussen de wijven werkt. Toegegeven, ik ben de laatste om te beweren dat ik er nooit aan meedoe, maar over het algemeen probeer ik toch te spreken in eer en geweten. Als ik me trouwens al eens begeef aan een roddel, ben ik meestal zo fair om mijn toehoorder er attent op te maken.
Sommige roddels zijn zo hardnekkig dat ze een eigen leven gaan leiden. Zo circuleerde er tijdens mijn tweede zwangerschap een onwaarschijnlijke roddel over mijn gynaecoloog. Het was zo een belachelijk verhaal, dat je je niet kan voorstellen dat er überhaupt mensen bestaan die erin meegaan. Men beweerde immers dat de brave man zich wou laten ombouwen tot vrouw. 'Geloof ik niets van,' zei ik, toen ik dit praatje voor het eerst hoorde. 'Ik zou wel kunnen geloven dat hij homo is,' voegde ik er niet al te netjes aan toe. Omdat ik destijds regelmatig bij hem op consultatie moest, sprak nagenoeg iedereen me erop aan. 'En toch is het waar,' stelde ook mijn schoonmoeder. 'Want...' ze hield een korte pauze om haar stelling kracht bij te zetten '...op de Landelijke Gilden hebben ze het gezegd!' Ik proestte het uit. Alsof hiermee het wetenschappelijk bewijs geleverd is. 'Hij is al met een hormonenkuur bezig' kreeg ik van anderen te horen.
De bewering dat deze geslachtsverandering in het ziekenhuis zelfs schriftelijk werd aangekondigd via een affiche tegen de wachtkamermuur, sloeg werkelijk alles. Meteen sloeg mijn fantasie op hol om een geschikte tekst te verzinnen.
Onze gynaecoloog knijpt er even tussen uit als hij wederkeert, is het zonder fluit Doch voorzien van borsten en spleet is hij als vrouw zo goed als compleet Echter... jamais zal hij zijn cliënteel volledig evenaren want zij... zij kan geen kinderen baren.
Ook mijn hoogbejaarde buurvrouw, Jeanneke, maakte het bont. Ze is zo een type dat leeft van en voor de roddels. Ik zie haar zo nog binnenkomen bij de kapster. Dat beeld, die film als het ware, staat op mijn netvlies gebrand. Met een grijs op haar gezicht stevent ze me voorbij, zo snel als haar oude benen haar kunnen dragen en me volledig negerend, recht op een ander oud besje af. Vervolgens loopt ze af als een wekker. "Vreselijk, hè, van Lieske. Maar ik kan het toch wel begrijpen, wat dat mens al allemaal heeft meegemaakt vanzeleven..." Je ziet hoe ze geniet van het feit dat er iemand in haar kennissenkring zelfmoord heeft gepleegd en ze zowel de lugubere details van dit voorval als de turbulente levensloop van het slachtoffer uit de doeken kan doen. Wat had ik graag hardhandig de voldane grijns van haar gerimpelde smoel geveegd, maar uiteraard hield ik me in. Je kan je dus wel voorstellen dat de roddel over mijn gynaecoloog, dokter Poesen - een toepasselijke naam die ik, hier en nu, verzin - een kolfje is naar haar beverige hand.
Al dan niet toevallig stond Jeanneke buiten toen mijn man en ik van een consultatie bij dokter Poesen terugkwamen. Omdat we even later nog weg moesten, hadden de auto voor onze brievenbus geparkeerd en konden we haar niet negeren zonder grof te zijn. We hoopten er met een knikje vanaf te komen, maar dat was buiten de waard gerekend. "Alles goed?" informeerde ze quasi belangstellend, ondertussen gebarend op mijn bolle buik. "Ja, ja, alles in orde, we komen net terug van de gynaecoloog." Ik had deze laatste zin nog maar net uitgesproken of ik kon mijn tong wel afbijten. Ze wist bij wie ik in behandeling was. Nu had ik de deur naar de roddelkamer wijd opengezet.
"Weet je wat de kaarters beweren?" vroeg Jeanneke op een geheimzinnig achterbaks toontje. Ik had geen zin om haar spelletje mee te spelen, zoals je bij een kind doet dat je een mopje wil vertellen dat je eigenlijk al duizend keer gehoord hebt. "Ja, ik heb die roddels ook gehoord," benadrukte ik uitdrukkelijk het cursieve woordje. "Allemaal onzin" en wijselijk verzweeg ik dat mijn man en ik onderweg lacherig gedaan hadden over het feit dat dokter Poesen ineens geen snor meer had. "Ik heb mijn tweede afspraak bij die viezerik afgezegd. Geen denken aan dat ik die vent nog eens aan mijn lijf laat komen." Eerder had ze me toevertrouwd dat ze haar 'water' niet meer kon ophouden ingevolge een verzakking van baarmoeder en blaas. Ik wou haar nog zeggen dat het niet verstandig was om haar afspraak te annuleren, maar haar telefoon rinkelde en ze haastte zich naar binnen, zo goed als zeker op weg naar een nieuwe roddel. "Kijk daar!" Mijn man wees naar de grassprietjes waarboven zij juist gestaan had. Ze waren lichtjes beneveld.
Enkele maanden later wierf het ziekenhuis een vrouwelijke vrouwenarts aan. Ook dokter Poesen blééf, zowel in dienst als bij zijn oorsponkelijke geslacht. Maar goed ook, want volgens mijn man zou hij als vrouwmens aartslelijk zijn door de uitgesproken ronde vorm van zijn uitgesproken dikke, licht kalende kop. De nieuwe aanwinst, dokter Clooten - sorry voor het woordgebruik, maar ik kon het niet laten om opnieuw een amusante naam te verzinnen - bleek zijn schoonzus te zijn. Leidde deze nauwe familierelatie tot de ongebruikelijke geslachtsverwarring? Hoe dan ook, na de indiensttreding van dr. Clooten en ettelijke geboortes stierf de roddel over dr. Poesen een langzame dood.
Hoe het mijn buurvrouw verging? Ook goed. Godzijdank kreeg zij een hartinfarct. Zij diende geopereerd te worden, doch dankzij de goede communicatie van dokter Poesen werd terzelfdertijd haar overrijpe vrouwenhandeltje opgetrokken. Vanaf dan was het gras niet meer groener aan de overkant. Tot onze grote opluchting herstelde Jeanneke volledig en werd zij helemaal terug haar oude vertrouwde wauwelende zelf. Ge-lukkig, want wie zou mij anders de laatste smeuïge dorpsnieuwtjes kunnen vertellen?!
Tot mijn scha en schande... Neen, Joke, schrappen! Die openingszin heb je onlangs nog gebruikt.
Beste bloglezer, ik wil alleen maar zeggen dat ik volledig beantwoord aan één van de grootste clichés sinds de uitvinding van de voiture, aangaande vrouwen achter het stuur. Tot mijn scha en schande... NEEN, Joke, SCHRAPPEN! Je bezorgt je lezers een déja lu. Enfin, mocht ik de allereerste vrouwelijke chauffeur zijn geweest, dan lag ik aan de grondslag van dit cliché, zeker weten! Het begon al bij het gevreesde rijexamen. Als jongste van vier was ik tevens de laatste in rij om te leren autorijden. Mijn broers en zus hadden respectievelijk één, twee en drie testen nodig om het begeerde papiertje te bemachtigen. Je kan dus al raden welk onafwendbaar lot mij te wachten stond. Totaal onderhevig aan de self fulfilling prophecy en juist binnen de normen gedrogeerd om de nodige kalmte te bewaren, haalde ik bij de vierde poging eindelijk het zuur verdiende, nou ja, bevret.
Op de baan moet je steeds alert blijven en goed kunnen anticiperen. Twee kwaliteiten die bij ook in kwantiteit schromelijk te kort schieten. Enkele jaren geleden was ik zo verstrooid dat ik drie accidentjes veroorzaakte op minder dan één maand tijd. De flauwe term maatschappelijk 'accident' is letterlijk op mij van toepassing. De eerste keer was mijn blik te veel gericht op eventuele vrijstaande parkeerplaatsen langs de baan, zodat ik mijn chaufferende voorgangster per ongeluk in haar gechromeerd gat reed. Nauwelijks twee weken later probeerde ik autodidactisch een slipcursus te volgen en bedroog ik vervolgens mijn man met een onbuigzame verlichtingspaal. Derde keer goed keer dan? Niet in dit geval!
De derde keer stopte ik iets te laat aan een voorrangsweg, wegens iets te gejaagd, zodat een auto die van links kwam mijn snuit, althans die van de auto, niet meer kon ontwijken en onze karretjes bijgevolg een beetje te hardhandig neuzeneuzeneuze deden. Ik besefte dat ik het doorgaand verkeer gehinderd had en ontegensprekelijk in fout was. Uit de andere auto stapte een jong vinnig meisje dat me meteen voor verrot begon uit te schelden. Ik aanhoorde het gelaten en probeerde haar te sussen door me te excuseren en volledig schuld te bekennen. Toen de chauffeur zelf uitstapte, sloeg mijn hart echter een slag over. Het was een jonge kerel met piekerig ros haar, een geelsig rokersgebit en een pokkedalig gezicht, bijkomend verminkt met een gemene wenkbrauw- én, zo bleek al vrij vlug, onappetijtelijke tongpearcing. Hij was gelukkig nogal aan de tengere kant. Instinctief had ik me bij de eerste aanblik al schrapgezet om een verdiend pak slaag te incasseren.
Tot mijn verrassing was hij uitermate beleefd, je kon hem zelfs timide te noemen. Verlegen sliste hij me toe dat dat hij Ssstefan* heette. Zonder nadenken ging hij akkoord met mijn voorstel om het in der minne te regelen. Hij zou een offerte laten maken en afhankelijk van het bedrag zou het al dan niet een verzekeringskwestie worden. Er werden geen papieren ingevuld, enkel contactgegevens uitgewisseld. De ruige naïeveling vertoonde een mateloos vertrouwen in mij. Lucky him ben ik goudeerlijk, tot het absurde af. Mijn echtgenoot kan dit beamen! In het begin van onze relatie werden we immers eens tegengehouden door de politie voor een alcoholcontrole. Mijn lief antwoordde Belgisch-eerlijk dat hij niets gedronken had, doch ik liet de 'armen' der wet weten dat hij twee palmkes achter de kiezen had. Blijkbaar klonk mijn plaatsvervangende schuldbekentenis zo ongeloofwaardig dat mijn partner niet hoefde te blazen. Een autistisch trekje? Dankzij enkele liefdevolle duwtjes van mijn man heb ik dergelijke vergaande eerlijkheid inmiddels wel afgeleerd.
De dag nadien lizpelde Ssstefan* me toe hoeveel de schade bedroeg, zzzevenhonderdzzzevenenzzzeventig euro. Dit overschreed het bedrag dat mijn verzekeringsagent had voorop gesteld om het onderling af te handelen, dus stelde ik voor om het alsnog aan de verzekering aan te geven. Volgens mister pearcing was dit te laat, maar volgens mijn makelaar stond er geen termijn op. Om één of andere reden leek Ssstefan* wat terug te krabbelen. Toch ging hij akkoord om 's anderendaags samen de papieren in te vullen. Een uurtje voor de afspraak belde hij echter af, neen straffer nog, het ijzeren watje liet zijn moeder de afspraak annuleren. Dit vond ik hoogst merkwaardig. Een autofreak met een getunede johnykar, die niet gejaagd is om zijn gepimpte bumper op te kalefateren.
Toen hij mijn functionele boodschappen op zijn voicemail ijskoud bleef negeren, begon ik onraad te ruiken. Dus zocht ik 's anderendaags mijn makelaar op om mijn vreemde probleem uit de doeken te doen. Dienstvaardig belde deze Ssstefan* zelf op en hij had meteen beet. De verdachte snuiter wou nauwelijks lossen bij welke maatschappij hij verzekerd was. Bizar! Bovendien kende de automaniak de cijfer- en lettercombinatie van zijn eigen nummerplaat niet! Nog bizarder!! Spoedig bleek hij zelfs helemaal geen deel uit te maken van het klantenbestand van de door hem opgegeven maatschappij. Ahaa!! Zowel bij de makelaar als bij mezelf waren inmiddels al ettelijke alarmbelletjes gaan rinkelen. Preventief contacteerde mijn verzekeringsagent de politie om te vermijden dat de rosse slistong me vluchtmisdrijf in de schoenen zou schuiven. In tegenstelling tot zijn verzekeringsmaatschappij bleek Ssstefan* hier géén onbekende te zijn. Meer nog! Naar aanleiding van dit incident wou de agent van dienst hem nog wel eens 'verblijden' met een onaangekondigd bezoekje.
's Namiddags kreeg ik een bevrijdend belletje van de ijverige uniformman. Ik werd kort telefonisch verhoord, hoefde zelfs niet naar de bureau te gaan om mijn verklaring te ondertekenen. Het kwam erop neer dat ik de kwestie mocht laten rusten. In al mijn naïeviteit begreep ik het eerst niet goed. Ik was 100% in fout en wilde die gast écht wel vergoeden voor mijn stommiteit. Niet nodig, vond de agent. Typisch voor mij, had ik het daar toch wat moeilijk mee. Eigenlijk was dat totaal onverzoenbaar met mijn kromme geweten. Omdat ik erover bleef doorzeuren en zaniken, deelde de agent tenslotte verveeld mee dat Ssstefan* met niets in orde was, inschrijving, noch verzekering. Of het zijn eigen voertuig was en niet een 'geleende', liet hij in het midden. Ik voelde me schuldig om wat ik hem had aangedaan, maar besefte terzelfdertijd dat het zijn verdiende loon was.
En ik? Ik kreeg ook mijn verdiende loon. Oké, deze keer kwam ik er letterlijk en figuurlijk goedkoop vanaf. Ik had de juiste persoon getroffen op het foute moment. Een toeval dat té groot is om nog toeval te kunnen heten. Opgezadeld met een belachelijk schuldgevoel realiseerde ik me dat ik een subtiele waarschuwing had gekregen. Zodoende wijzigde ik mijn rijstijl van non- in chalant met een G. Een ezel stoot zich immers geen twee maal twee keer aan dezelfde steen! (Hout vasthouden)
In een korte zoektocht naar een toepasselijke nickname voor mijn jongste broer, dacht ik spontaan aan de naam Jens. Onze Jens was - of liever is - gespecialiseerd in jennen, vandaar.
Toen ik amper zeven was en hij veertien bezorgde zijn getreiter me bijna een levenslang trauma. Mijn grootmoeder, die bij ons inwoonde, was enkele maanden eerder gestorven. Zij had thuis opgebaard gelegen, wat in die tijd gebruikelijk was, zeker in achtergestelde boerendorpjes zoals het onze. Een vriendinnetje had me kort na haar overlijden een griezelverhaaltje verteld over hoe de geest van een overleden jongetje bij zijn ouders rondspookte. Je hoort me al afkomen, beste bloglezer, ik had me dus in mijn koppeke gestoken dat mijn oma dit ook van plan was. Ik deed er alles aan om me ervan te vergewissen dat ze niet in ons huis ronddoolde. Voor het slapengaan keek ik achter de gordijnen, onder het bed, in de kast, kortom overal waar geesten zich, volgens mij, doorgaans schuilhielden. Mijn ouders liet ik in het ongewisse over mijn luguber vermoeden en mijn vrees nam stelselmatig toe. Op een avond, toen mijn ouders niet thuis waren, klapperde plotsklaps het openstaande badkamerraam terwijl ik mijn tanden aan het poetsen was. Een ijzige kreet weerklonk door ons huis. Niet van mijn grootmoeder natuurlijk, maar van mij. Mijn tienerzus kwam toegesneld en hortend en stotend vertrouwde ik haar mijn grootste angsten toe. Ze trooste en kalmeerde me deskundig - heeft later trouwens psychologie gestudeerd - en lichtte achteraf mijn ouders in. Ook zij konden me volledig geruststellen. Doch wat deed mijn schattig broertje? Iedere keer als ik door de gang liep, die eindigt op een T, stak hij, verscholen achter de muur, een bibberende hand uit om me op stang te jagen. Als ik toevallig in oma's slaapkamer was, tevens de kamer waarin ze de geest gegeven had, ging hij stiekem aan de kettingen van het kelderraam rammelen. Pure horror, als je slechts zeven bent! Mijn ouders konden zeggen en doen wat ze wilden, hij bleef zijn rol van spook met verve vervullen.
Je kan je voorstellen dat ik bij de komst van onze kinderen vreesde dat de geschiedenis zich zou herhalen. En inderdaad, Jens hervatte zijn favoriete activiteit, al pakte hij het subtieler aan dan indertijd. Onze kinderen zijn trouwens dol op hem, gelukkig zijn ze geen rechtstreeks doelwit.
Om een voorbeeld te geven. Een tiental jaar geleden tekende Jens voor onze oudste dochter een mooie varkenskop met kleine kraaloogjes, royaal uitgevallen varkensoren en de kenmerkende ovale snuit. Blijkbaar was dat niet de eerste keer. Want toen hij onze driejarige schijnbaar terloops en quasi onschuldig vroeg wat dat voorstelde, antwoordde zij naïef "Fons". Onwillekeurig schoot ik in een lach en broerlief keek me lichtjes triomfantelijk aan. Fons blijkt toevallig de naam van mijn schoonvader te zijn. Vanaf dan kon het kind geen zwijnenkop meer zien zonder haar opa's naam te vernoemen. Zelf legde zij de link uiteraard niet, voor haar bleef opa opa en heette ieder zwijn Fons. Jens daarentegen besefte maar al te goed dat ik niet gediend was van zijn onpedagogische spelletje. In de loop der jaren had ik echter afgeleerd om erop te reageren. Dat lost immers niets op, integendeel, zo gooi je eerder olie op het vuur.
Eén keertje kon ik het echter niet laten en besloot ik om zijn opvoedkundig onverantwoorde spelletjes mee te spelen. Hij was immers zo dom geweest om mij in te lichten over zijn snode plannen. Jens, die nog steeds bij zijn, de mijne dus ook, ouders inwoont - hoe zou dat komen? - wou eens laten zien hoe slim zijn jonge nichtje was. Er zou een feestje doorgaan bij mijn ouders en Jens schepte op over wat hij mijn dochter aangeleerd had. Als er genoeg toehoorders waren zou hij haar vragen wie de baas was in huis en dan zou mijn gebrainwashte dochter uiteraard braafjes 'nonkel Jens' antwoorden. Jens vond dit een geweldige mop en had bij voorbaat al plezier met de heftige reacties die dit zou uitlokken. De stommeling had niet door dat hij bij de duivel te biechten ging. Ik besloot mijn lieve broertje eens een lesje te leren.
Onmiddellijk bij onze thuiskomst vroeg ik aan mijn dochter "Wie is hier de baas?" "Nonkel Jens" antwoordde zij gedwee. "Neen hoor," leerde ik haar aan "je moet dan zeggen: oma en opa". Vervolgens herhaalde ik mijn vraag enkele keren en liet ik haar telkens het juiste antwoord geven. Stiekem kreeg ik zelfs zoveel plezier in mijn heimelijke spelletje dat ik haar zelfs nog een tweede vraag-plus-antwoord aanleerde. Blijkbaar had ik meer van Jens weg dan mij lief was.
Enkele dagen later was het zo ver, le moment suprême. Zodra hij voldoende toehoorders rond zich verzameld had, wreef Jens zich verheugd in zijn handen. Eerst begon hij mijn dochter uitvoerig te bestoefen...dat het toch zo een intelligent kind was...dat ze voor haar jonge leeftijd al zoveel wist...dat ze op dit vlak zeker niet naar haar moeder aardde...blablabla... . "Ik zal eens laten zien hoe slim ze is" besloot hij zijn betoog om vervolgens zijn cruciale vraag te stellen. "Zeg 'ns meisje, wie is hier de baas?" "Oma en opa" antwoordde mijn dochter kordaat en naar waarheid. De toehoorders begonnen te lachen, ze hadden onmiddellijk in de smiezen dat dit niet de repliek was die Jens verwacht had. Ik liet Jens echter geen ruimte om van zijn verbazing te bekomen, want snel vroeg ik aansluitend "En wie heeft hier niets te zeggen?" "Nonkel Jens!" riep mijn kleine spruit gevat. Het lachsalvo van de omstaanders bereikte ongekende hoogtes en Jens...
Die lachte...
Hoe? Volstaat het als ik schrijf dat deze keer ik mijn rol van spook met groene verve had vervuld.
Onlangs las ik in de Humo een interessant interview waarvan ik prettig ziek werd, namelijk dweepziek. Mogelijks werd ik door het dweepvirus besmet via mijn jongste telg, die zo hoteldebotel is van Justin Bieber dat ze me zelfs zo gek kreeg om beddegoed te kopen van die vercommercialiseerde knul. Voor haar, welteverstaan! Ruim een maand geleden was ik totaal van de kaart omdat ik op haar slaapkamer een ontstellende ontdekking deed. Neen, ik was niet aan het curieuzeneuzen, al komt ze stilaan in een fase dat ik dat beter wel begin te doen. En neen, ik stuitte niet op een predictor, maar het shockeffect was er niet minder om. Op een kladblaadje had onze pré-puber hartjes getekend, cupidogewijs doorspiest met zijn en haar initialen. Dat tot daaraantoe, maar tevens had ze met sierlijke letters de onthutsende boodschap genoteerd dat Justin Bieber een lekker kontje heeft. Is dat normaal taalgebruik voor een tienjarige of ben ik gewoon ouderwets? De frons is alleszins nog altijd niet uit mijn wenkbrauwen verdwenen.
Wie zich ongerust maakt dat ik nu ook een crush heb opgevat voor Justin Bieber, kan ik meteen geruststellen. Net zo min zou ik willen dat hij mijn toekomstige schoonzoon wordt. Met zijn huidige verdienste van 142.000 per dag - als ik de boekskes mag geloven - is hij al mismeesterd voor de rest van zijn leven. Neen, geef mij dan maar the boy next door, Erik Van Looy. Dat vind ik nu eens een aantrekkelijke man!! Waarom? Ik zal het proberen uit te leggen, al schieten woorden mij schromelijk tekort. Toch wil ik een poging wagen. 't Is niet dat ik zwijmel van zijn uiterlijke verschijning, al vind ik hem exponentieel veel keren aantrekkelijker dan bievoorbeeld Pieter Loridon. Wat sommige vrouwen in dat verwaande basketterke zien, kan ik helemaal niet vatten. Oké, ik moet ruiterlijk toegeven dat hij door zijn grote gestalte een imposante figuur is. Alhoewel zijn lengte mij doet huiveren - van schrik! - als ik rechtevenredig deductief redeneer naar één welbepaald lichaamsdeel. Wat sommige vrouwen zien in de vettige lokken, in de zakkerige wallen en in de uitgesproken wolfsmuil van deze gladjanus, is me nog minder duidelijk. Doch vooral de mateloze arrogantie die hij uitstraalt, stuit me enorm tegen de borst. Hoe meer hij zelf het tegendeel beweert, hoe meer zijn zelfingenomenheid lijkt toe te nemen.
Neen, doe mij dan maar een Van Looyke. Ik houd van zijn naturel, van zijn jongensachtig krullend haar, van zijn sexy stoppelbaard, van zijn gevoel voor humor, van zijn aanstekelijke giechellach die je net niet janetterig kan noemen, maar vooral van zijn oprechte bescheidenheid. In het interview over zijn Loftproject in Amerika las ik hoe opgetogen hij was over het feit dat hij een eigen kantoor met naambordje kreeg. Hij was er zo blij mee als een klein kind met een onnozele prul. Heel aandoenlijk! Ik was meteen verkocht!! Alhoewel deze vergelijking niet helemaal opgaat, want de jeugd van tegenwoordig is niet meer zo gemakkelijk tevreden te stellen. Maar je begrijpt wellicht wat ik bedoel. Ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat hij het type is dat met beide voetjes op de grond blijft, ook als zijn avontuur in een onvervalste American dream eindigt.
Mocht ik Humo-gewijs iemand moeten uitpikken om een onenightstand mee te doen, dan is hij met stip mijn topfavoriet. Waarom? Omdat een onenightstand noch zijn, noch mijn ding is. Van hem weet ik dat zeker en van mij ook... zo goed als... Grapje! En als het dan écht moet -sta mij toe dat ik mijn fantasie even de vrije loop laat - dan neemt hij vast en zeker fluisterend de regie in handen en zorgt er in eerste instantie voor dat ik me heel erg op mijn gemak voel. Toch wel héél essentieel bij het rollebollen, nietwaar? Wat er verder zou gebeuren, beste lezer, laat ik aan je eigen verbeelding over, die is vast en zeker groter dan de mijne. Stel je echter voor dat ik per ongeluk met Pieter Loridon in bed beland? Oh wakkere nachtmerrie. Door mijn lage bimbogehalte en zijn hoge blaaskaakgehalte zou dit maar een slappe en droge bedoening worden, vrees ik. Ach, het zal me worst wezen.
Tenslotte ben ik een fervente fan van mijn geliefde regisseur omdat ik er ervan overtuigd ben dat hij ikweetniethoehard gegeneerd zou zijn mocht hij deze adoratieblog van een overjaarse puber lezen. In gedachte zie ik hem al blozen. De idee alleen al bezorgt me eveneens rode kaakjes. Als ik ooit per ongeluk met hem oog in oog kom te staan, nadat hij deze lofrede gelezen heeft, kunnen we een wedstrijdje omtergegeneerdst houden. Uiteraard zal ik deze nek-aan-nekrace winnen. Waarom?
Omdat ik nu eenmaal gespecialiseerd ben in gênante situaties!