Ik ben een... (gelieve slechts één keer en naar waarheid te antwoorden, éénmalige bezoekers worden niet geacht een antwoord te geven, tenzij ze nog eens terugkomen natuurlijk.)
Bovenvermelde titel kan zielig klinken, maar ook je nieuwsgierigheid aanwakkeren, je uitnodigen om deze blog te lezen. Uiteraard beoog ik dit laatste... Mocht je jezelf in één van de de personages van de teksten herkennen, dan vergis je je schromelijk. Mijn identiteit blijft geheim. Als je niet met zekerheid weet wie ik ben, hoe kan je er dan van overtuigd zijn dat het over jou gaat? Trouwens, neem het me niet kwalijk als je er niet zo fraai uitkomt. Soms is het nodig voor de verhaallijn om hier en daar wat te overdrijven. Feiten en fictie vloeien in deze blog vaak in elkaar over. Alleszins wens ik je veel leesgenot. Voel je vrij om een reactie te plaatsen... Hoe je mij kan aanspreken, vind je terug in het vertelsel van 1 mei 2011.
03-06-2011
meestermanipulator
In een korte zoektocht naar een toepasselijke nickname voor mijn jongste broer, dacht ik spontaan aan de naam Jens. Onze Jens was - of liever is - gespecialiseerd in jennen, vandaar.
Toen ik amper zeven was en hij veertien bezorgde zijn getreiter me bijna een levenslang trauma. Mijn grootmoeder, die bij ons inwoonde, was enkele maanden eerder gestorven. Zij had thuis opgebaard gelegen, wat in die tijd gebruikelijk was, zeker in achtergestelde boerendorpjes zoals het onze. Een vriendinnetje had me kort na haar overlijden een griezelverhaaltje verteld over hoe de geest van een overleden jongetje bij zijn ouders rondspookte. Je hoort me al afkomen, beste bloglezer, ik had me dus in mijn koppeke gestoken dat mijn oma dit ook van plan was. Ik deed er alles aan om me ervan te vergewissen dat ze niet in ons huis ronddoolde. Voor het slapengaan keek ik achter de gordijnen, onder het bed, in de kast, kortom overal waar geesten zich, volgens mij, doorgaans schuilhielden. Mijn ouders liet ik in het ongewisse over mijn luguber vermoeden en mijn vrees nam stelselmatig toe. Op een avond, toen mijn ouders niet thuis waren, klapperde plotsklaps het openstaande badkamerraam terwijl ik mijn tanden aan het poetsen was. Een ijzige kreet weerklonk door ons huis. Niet van mijn grootmoeder natuurlijk, maar van mij. Mijn tienerzus kwam toegesneld en hortend en stotend vertrouwde ik haar mijn grootste angsten toe. Ze trooste en kalmeerde me deskundig - heeft later trouwens psychologie gestudeerd - en lichtte achteraf mijn ouders in. Ook zij konden me volledig geruststellen. Doch wat deed mijn schattig broertje? Iedere keer als ik door de gang liep, die eindigt op een T, stak hij, verscholen achter de muur, een bibberende hand uit om me op stang te jagen. Als ik toevallig in oma's slaapkamer was, tevens de kamer waarin ze de geest gegeven had, ging hij stiekem aan de kettingen van het kelderraam rammelen. Pure horror, als je slechts zeven bent! Mijn ouders konden zeggen en doen wat ze wilden, hij bleef zijn rol van spook met verve vervullen.
Je kan je voorstellen dat ik bij de komst van onze kinderen vreesde dat de geschiedenis zich zou herhalen. En inderdaad, Jens hervatte zijn favoriete activiteit, al pakte hij het subtieler aan dan indertijd. Onze kinderen zijn trouwens dol op hem, gelukkig zijn ze geen rechtstreeks doelwit.
Om een voorbeeld te geven. Een tiental jaar geleden tekende Jens voor onze oudste dochter een mooie varkenskop met kleine kraaloogjes, royaal uitgevallen varkensoren en de kenmerkende ovale snuit. Blijkbaar was dat niet de eerste keer. Want toen hij onze driejarige schijnbaar terloops en quasi onschuldig vroeg wat dat voorstelde, antwoordde zij naïef "Fons". Onwillekeurig schoot ik in een lach en broerlief keek me lichtjes triomfantelijk aan. Fons blijkt toevallig de naam van mijn schoonvader te zijn. Vanaf dan kon het kind geen zwijnenkop meer zien zonder haar opa's naam te vernoemen. Zelf legde zij de link uiteraard niet, voor haar bleef opa opa en heette ieder zwijn Fons. Jens daarentegen besefte maar al te goed dat ik niet gediend was van zijn onpedagogische spelletje. In de loop der jaren had ik echter afgeleerd om erop te reageren. Dat lost immers niets op, integendeel, zo gooi je eerder olie op het vuur.
Eén keertje kon ik het echter niet laten en besloot ik om zijn opvoedkundig onverantwoorde spelletjes mee te spelen. Hij was immers zo dom geweest om mij in te lichten over zijn snode plannen. Jens, die nog steeds bij zijn, de mijne dus ook, ouders inwoont - hoe zou dat komen? - wou eens laten zien hoe slim zijn jonge nichtje was. Er zou een feestje doorgaan bij mijn ouders en Jens schepte op over wat hij mijn dochter aangeleerd had. Als er genoeg toehoorders waren zou hij haar vragen wie de baas was in huis en dan zou mijn gebrainwashte dochter uiteraard braafjes 'nonkel Jens' antwoorden. Jens vond dit een geweldige mop en had bij voorbaat al plezier met de heftige reacties die dit zou uitlokken. De stommeling had niet door dat hij bij de duivel te biechten ging. Ik besloot mijn lieve broertje eens een lesje te leren.
Onmiddellijk bij onze thuiskomst vroeg ik aan mijn dochter "Wie is hier de baas?" "Nonkel Jens" antwoordde zij gedwee. "Neen hoor," leerde ik haar aan "je moet dan zeggen: oma en opa". Vervolgens herhaalde ik mijn vraag enkele keren en liet ik haar telkens het juiste antwoord geven. Stiekem kreeg ik zelfs zoveel plezier in mijn heimelijke spelletje dat ik haar zelfs nog een tweede vraag-plus-antwoord aanleerde. Blijkbaar had ik meer van Jens weg dan mij lief was.
Enkele dagen later was het zo ver, le moment suprême. Zodra hij voldoende toehoorders rond zich verzameld had, wreef Jens zich verheugd in zijn handen. Eerst begon hij mijn dochter uitvoerig te bestoefen...dat het toch zo een intelligent kind was...dat ze voor haar jonge leeftijd al zoveel wist...dat ze op dit vlak zeker niet naar haar moeder aardde...blablabla... . "Ik zal eens laten zien hoe slim ze is" besloot hij zijn betoog om vervolgens zijn cruciale vraag te stellen. "Zeg 'ns meisje, wie is hier de baas?" "Oma en opa" antwoordde mijn dochter kordaat en naar waarheid. De toehoorders begonnen te lachen, ze hadden onmiddellijk in de smiezen dat dit niet de repliek was die Jens verwacht had. Ik liet Jens echter geen ruimte om van zijn verbazing te bekomen, want snel vroeg ik aansluitend "En wie heeft hier niets te zeggen?" "Nonkel Jens!" riep mijn kleine spruit gevat. Het lachsalvo van de omstaanders bereikte ongekende hoogtes en Jens...
Die lachte...
Hoe? Volstaat het als ik schrijf dat deze keer ik mijn rol van spook met groene verve had vervuld.
Onlangs las ik in de Humo een interessant interview waarvan ik prettig ziek werd, namelijk dweepziek. Mogelijks werd ik door het dweepvirus besmet via mijn jongste telg, die zo hoteldebotel is van Justin Bieber dat ze me zelfs zo gek kreeg om beddegoed te kopen van die vercommercialiseerde knul. Voor haar, welteverstaan! Ruim een maand geleden was ik totaal van de kaart omdat ik op haar slaapkamer een ontstellende ontdekking deed. Neen, ik was niet aan het curieuzeneuzen, al komt ze stilaan in een fase dat ik dat beter wel begin te doen. En neen, ik stuitte niet op een predictor, maar het shockeffect was er niet minder om. Op een kladblaadje had onze pré-puber hartjes getekend, cupidogewijs doorspiest met zijn en haar initialen. Dat tot daaraantoe, maar tevens had ze met sierlijke letters de onthutsende boodschap genoteerd dat Justin Bieber een lekker kontje heeft. Is dat normaal taalgebruik voor een tienjarige of ben ik gewoon ouderwets? De frons is alleszins nog altijd niet uit mijn wenkbrauwen verdwenen.
Wie zich ongerust maakt dat ik nu ook een crush heb opgevat voor Justin Bieber, kan ik meteen geruststellen. Net zo min zou ik willen dat hij mijn toekomstige schoonzoon wordt. Met zijn huidige verdienste van 142.000 per dag - als ik de boekskes mag geloven - is hij al mismeesterd voor de rest van zijn leven. Neen, geef mij dan maar the boy next door, Erik Van Looy. Dat vind ik nu eens een aantrekkelijke man!! Waarom? Ik zal het proberen uit te leggen, al schieten woorden mij schromelijk tekort. Toch wil ik een poging wagen. 't Is niet dat ik zwijmel van zijn uiterlijke verschijning, al vind ik hem exponentieel veel keren aantrekkelijker dan bievoorbeeld Pieter Loridon. Wat sommige vrouwen in dat verwaande basketterke zien, kan ik helemaal niet vatten. Oké, ik moet ruiterlijk toegeven dat hij door zijn grote gestalte een imposante figuur is. Alhoewel zijn lengte mij doet huiveren - van schrik! - als ik rechtevenredig deductief redeneer naar één welbepaald lichaamsdeel. Wat sommige vrouwen zien in de vettige lokken, in de zakkerige wallen en in de uitgesproken wolfsmuil van deze gladjanus, is me nog minder duidelijk. Doch vooral de mateloze arrogantie die hij uitstraalt, stuit me enorm tegen de borst. Hoe meer hij zelf het tegendeel beweert, hoe meer zijn zelfingenomenheid lijkt toe te nemen.
Neen, doe mij dan maar een Van Looyke. Ik houd van zijn naturel, van zijn jongensachtig krullend haar, van zijn sexy stoppelbaard, van zijn gevoel voor humor, van zijn aanstekelijke giechellach die je net niet janetterig kan noemen, maar vooral van zijn oprechte bescheidenheid. In het interview over zijn Loftproject in Amerika las ik hoe opgetogen hij was over het feit dat hij een eigen kantoor met naambordje kreeg. Hij was er zo blij mee als een klein kind met een onnozele prul. Heel aandoenlijk! Ik was meteen verkocht!! Alhoewel deze vergelijking niet helemaal opgaat, want de jeugd van tegenwoordig is niet meer zo gemakkelijk tevreden te stellen. Maar je begrijpt wellicht wat ik bedoel. Ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat hij het type is dat met beide voetjes op de grond blijft, ook als zijn avontuur in een onvervalste American dream eindigt.
Mocht ik Humo-gewijs iemand moeten uitpikken om een onenightstand mee te doen, dan is hij met stip mijn topfavoriet. Waarom? Omdat een onenightstand noch zijn, noch mijn ding is. Van hem weet ik dat zeker en van mij ook... zo goed als... Grapje! En als het dan écht moet -sta mij toe dat ik mijn fantasie even de vrije loop laat - dan neemt hij vast en zeker fluisterend de regie in handen en zorgt er in eerste instantie voor dat ik me heel erg op mijn gemak voel. Toch wel héél essentieel bij het rollebollen, nietwaar? Wat er verder zou gebeuren, beste lezer, laat ik aan je eigen verbeelding over, die is vast en zeker groter dan de mijne. Stel je echter voor dat ik per ongeluk met Pieter Loridon in bed beland? Oh wakkere nachtmerrie. Door mijn lage bimbogehalte en zijn hoge blaaskaakgehalte zou dit maar een slappe en droge bedoening worden, vrees ik. Ach, het zal me worst wezen.
Tenslotte ben ik een fervente fan van mijn geliefde regisseur omdat ik er ervan overtuigd ben dat hij ikweetniethoehard gegeneerd zou zijn mocht hij deze adoratieblog van een overjaarse puber lezen. In gedachte zie ik hem al blozen. De idee alleen al bezorgt me eveneens rode kaakjes. Als ik ooit per ongeluk met hem oog in oog kom te staan, nadat hij deze lofrede gelezen heeft, kunnen we een wedstrijdje omtergegeneerdst houden. Uiteraard zal ik deze nek-aan-nekrace winnen. Waarom?
Omdat ik nu eenmaal gespecialiseerd ben in gênante situaties!
Mijn eerste bevalling kon je vergelijken met de conceptie: het gebeurde in één wip en zonder plaatselijke verdoving. In amper zeven uur tijd was de klus geklaard, inclusief voor- doch exclusief naspel. De tweede keer was echter andere moederkoek. Onze jongste telg die nu het liefst van al ondersteboven aan haar tuimelrek slingert, wachtte in mijn bolle buik, comfortabel zittend op haar malse babybilletjes, doodgemoederd op haar toekomstige leven. Deze onvolkomen stuitligging leidde uiteindelijk tot een ochtendlijke keizersnede.
'k Had altijd gedacht dat vrouwen die op zulke manier bevallen van geluk mogen spreken. Niet dus. Tijdens de operatie zelf werd ik niets gewaar. Stel je voor! Maar achteraf... Ik zweer het je, een knipje is er niets tegen, daar knap je zo van op. Door de allesbehalve zonnige bikinisnede was het lachen me helemaal vergaan, al beweert mijn echtgenoot dat ik sowieso geen gevoel voor humor heb. Hij baseert zich hiervoor op mijn grondige afkeer voor de compleet uitgemolken reeks, FC De Kampioenen. Wie hiermee niet kan lachen, is volgens hem gegarandeerd een zuurpruim. Awel mercikes. Gelukkig lust hij zure pruimen. Toen ik hoorde dat de serie voorgoed werd afgevoerd, kon mijn lol nochtans niet op. Af en toe heb ik dus wél gevoel voor humor, lijkt me zo.
Toch heeft mijn man deels gelijk. Ik houd helemaal niet van voorspelbare, afgezaagde geestigheid. Onvoorspelbaar of absurd, dat is meer mijn ding. Al zal je me, zelfs dan, rapper betrappen met lichtgekrulde Mona Lisalippen dan op een klaterende schaterlach, zoals bij mijn eigen stommiteiten.
De dag na de geboorte was mijn man erop gebrand om me twee moppen te vertellen, die hij eerder die dag van zijn collega Marc gehoord had. "Jou kennende," stelde hij me gerust "zal je er toch niet om kunnen lachen." Inderdaad, af en toe haal ik er mijn voordeel uit om een zuurpruim te zijn. Lachen na een keizersnede is immers geen lachertje. Je buik lijkt terug open te scheuren en dat doet verrekkens veel pijn. Zelfs een boer met kiespijn heeft nog meer plezier. Uiteraard, beste bloglezer, wil ik jou de beste billenkletser niet onthouden. Hier komt ie.
Men had een machine uitgevonden om de band tussen vader en kind te versterken vanaf het prille begin. Tussen moeder en kind wordt er immers een ijzersterke band gesmeed tijdens de bevalling via de helse pijnen die de mama moet doorstaan. Door de toekomstige papa aan een apparaat, dat de weeën kan nabootsen, te koppelen ontstaat er terzelfdertijd ook een band tussen vader en kind. De eerste proefpersoon werd aangesloten en de toekomstige vader kreeg zijn eerste pijnstoten toegediend, terwijl zijn vrouw lag te kermen op de verlostafel. Aangezien mannen ervoor bekend staan dat ze nogal kleinzierig zijn, besloot de arts die het foltertuig bediende om voorzichtig te beginnen, met impulsen die slechts 10% van de pijn, die de vrouw voelde, doorgeven. De man gaf aan dat hij niets gewaar werd en vanaf dan werd het pijnpercentage stelselmatig verhoogd. 20% : nog steeds geen kik, 40% : wederom geen krimp, 60% nog altijd geen pijnlijke grimas te bespeuren. Zelfs toen de volle 100% werd bereikt, bleef de moedige man onbewogen. De vrouw, daarentegen, lag te creperen van de pijn. Zie je wel, zei de macho achteraf, toen het kind geboren was. Ik wist het! Vrouwen zitten altijd te mekkeren over hun bevallingen.... Ik kan nu écht meespreken uit ervaring. Het stelt werkelijk niets voor. Het sop is de kool niet waard! Toen de kersverse vader echter thuiskwam, lag de facteur morsdood voor zijn deur.
Oké, het is er een beetje over, maar toch kon ik dit halfabsurde mopje wel waarderen. Er kon zelfs een flauw Mona Lisalachje vanaf. Zoals mijn man echter voorspeld had, proestte ik het niet uit. "Zie je wel," zei hij "ik had je toch gezegd dat je er niet om zou moeten lachen. Maar weet je wat Erik (nog een collega) zei, toen Marc uitverteld was?" vervolgde hij "Hij vroeg in alle ernst of dat écht gebeurd was."
Deze onbedoelde aftermop vond ik wél om het je te bescheuren. In mijn toenmalige toestand mag je dit gerust letterlijk nemen. Een onbedaarlijke lachstuip was immers mijn onfortuinlijke lot. Want hoe harder ik gierde, hoe meer zeer het deed. Mijn vrolijke hihihi's waren binnen de kortste keren gemuteerd in veeleer groene hahaha's om vervolgens te blijven steken in jammerende aahaahaah's. M.a.w. onrechtstreeks zorgde de zichtbare naad in mijn onderbuik voor een quasi naadloze overgang van lachen naar huilen. Daarenboven belandde ik in een vicieuze cirkel. Hoe heviger ik lamenteerde, hoe meer pijn het deed. Des te meer pijn het deed, des te luider ik jankte. Tranen plengen omwille van verdriet, blijdschap, ontroering, angst, trots, woede...ik had dit hele scala al eens doorsnotterd. Doch huilen, louter omwille van fysieke pijn... dat was al van mijn kindertijd geleden.
Mijn man stond er beteuterd bij te kijken. Toen ik uiteindelijk wat bekomen was, merkte hij voorzichtig op "Die tweede mop zal ik maar achterwege laten zeker?".
En of!!!! Het had niet veel gescheeld of een kersverse moeder had hare 'leukste thuis' resoluut de toegang tot het moederhuis ontzegd!
gênante situaties, deel 4 : mijn fratsen op het werk, deel 1
Tot mijn scha en schande moet ik bekennen dat ik voor mijn fratsen op het werk haast een aparte blog kan beginnen. Twee blogs beheren is echter wat veel van het goede, dus breng ik het gewoon onder in deze. Ik hoop van harte dat mijn werkgever niet meeleest en dank mijn sympathieke collega die me, zonder er erg in te hebben, de titel van dit verhaaltje cadeau deed, helemaal gratis en voor niks. Dit even terzijde.
Sommige mensen hebben onzichtbare antennes. Voelsprieten die enthousiast beginnen te trillen zodra blijkt dat er ergens iets te rapen valt. Eerst lopen ze met het hele gezin vijf rondjes langs alle hapjesstanden in de colruyt om stiekem gratis te dineren om vervolgens met listig verkregen vrijkaarten één of andere voorstelling te bezoeken. Hun schaamteloze gedrag vertaalt zich tevens in een eentonig woordgebruik. Gratis, kosteloos, voor niks, gratis en voor niks... behoren tot hun standaardvocabulaire. Ze kunnen geen tien zinnen achter elkaar uitspreken zonder één van deze woorden erin te verwerken. Hun gratuite gedrag kleurt bovendien ook hun persoonlijke beleving. Als iets voor niets is, is het per definitie goed. Een gegeven paard... enzovoort.
Gratis is plezant, ook voor mij, doch ik probeer er niet in te overdrijven. Toch heb ik me een aantal jaren geleden eveneens bezondigd aan enig opportunisme, al was het in mijn geval volkomen gerechtvaardigd. Ik was immers op zoek naar een geschikte huisbezoekentas. Zoiets aktentasachtigs, maar dan niet te chique. Tenslotte werk ik als maatschappelijk assistente bij een OCMW en niet als vertegenwoordigster in een commercieel bedrijf, waar zulke details mee het uithangbord van de firma bepalen. Puur toevallig viel uitgerekend in die periode een uitgebreide reclamebrochure van Test-Aankoop in onze brievenbus. De sierlijke letters G, R, A, T, I, en S verfraaiden de voorkant. Veelal belanden zulke omslagen ongeopend in onze papiermand. Om een onverklaarbare reden nam ik deze keer wel een kijkje.
Test-Aankoop bood gratis een proefabonnement van drie maanden aan. Wat echter meer mijn aandacht trok was de lederen, geen namaak!, aktentas waarmee ze je zouden belonen als je op hun aanbod inging. Aanvankelijk dacht ik dat je die pas zou ontvangen als je effectief een jaarabonnement nam, doch dat bleek niet het geval te zijn, het proefabonnement volstond. Vermits Test-Aankoop er prat op gaat de consument te beschermen tegen malifide verkoopspraktijken, nam ik aan dat ik met hen in zee kon gaan, zonder het risico te lopen om achteraf te verdrinken in agressieve aanmaningen van dubieuze incassobureaus. Zodra ik de aktentas in mijn bezit had, zegde ik beleefd, aangetekend en just in time mijn proefabonnement op. Met de talrijke smeekfolders die daarna mijn brievenbus vulden, stak ik ongegeneerd de stoof aan.
Mijn kosteloze tas had de ideale maten om een dossier in te vervoeren, was voorzien van praktische vakjes en bevatte bovendien een gratis assorti zakrekenmachine en een gratis met leder omhulde agenda. Het enige minpuntje was de lelijke strontkleur - gelukkig zonder assorti geur - en het feit dat er, volgens een bevriend schoenlapper, geen denkbaar dier voor gevild was. Toch namaak dus. Maar, zoals eerder werd aangehaald, als iets voor niets is, is het per definitie goed. Het spreekwoord over het dotatiedier met vier benen - een kleine doordenker - was ook voor mij van toepassing.
Oei, ik merk dat ik nogal aan het afwijken ben van de essentie van dit verhaal. Ach, een beetje sfeerschepping mag wel, nietwaar? Op zekere dag ontving ik tijdens het spreekuur in mijn kantoor een nieuwe cliënt met financiële problemen. De man bezorgde me echter vanaf het begin een onhaaglijk gevoel. Waaraan dit lag, weet ik niet. Had het met zijn ongure uiterlijk te maken, wie zal het zeggen? Ik ben alleszins niet bereid om hier een gedetailleerde beschrijving te geven. Beroepsgeheim, weetjewel. Om een dossier te kunnen aanmaken, vroeg ik hem zijn identiteitskaart. Ik maakte er een kopie van en toen ik terug in mijn kantoor kwam - het kopieermachine staat immers elders - zag ik mijn aktentas naast zijn stoel staan. Niet dat ik hem ervan verdacht deze verplaatst te hebben. Helemaal niet, ik weet het aan mijn eigen nonchalantie. Zonder iets te zeggen, nam ik de tas op en zette ze achteloos achter mij neer. Je kan immers niet voorzichtig genoeg zijn...
Het gesprek kabbelde rustig verder en ik vernam dat hij een crimineel verleden had. Niet echt bevordelijk voor mijn gemoedsrust, moet ik toegeven. Tja, ik ben ook maar een mens, hè. Op een gegeven ogenblik sprak hij over onbetaalde rekeningen. Ik stelde voor om een nieuwe afspraak te maken om die te bekijken en om dan samen naar een oplossing te zoeken. Hij gaf aan dat hij ze reeds meegebracht had en ik verzocht hem om ze me te laten zien. Blijkbaar had hij ze niet bij de hand, want hij maakte aanstalten om ze te gaan halen. Ik ging ervan uit dat hij ze in de auto had laten liggen. Doch in plaats van het kantoor te verlaten, kwam hij mijn richting uit. Ik schrok. Het ging echter zo snel dat ik geen tijd had om bang te worden. Ik realiseerde me wel dat ik geen kant uit kon, mocht hij me kwaad willen doen.
Zo ver naderde hij echter niet. Hij reikte naar de aktentas achter me en plots zag ik wat ik uitgevreten had. Achter me bevond zich een grote doos. Boven op deze doos prijkte mijn aktentas van namaakleer en een bruine strontkleur. Vlak ervoor pronkte echter nog een aktentas, eveneens van namaakleer en met dezelfde bruine strontkleur. Een kloon van de mijne. Het was deze tweede waarnaar de creepy man greep. Nochtans had hij niet gereageerd toen ik ongevraagd zijn tas verzette. Blijkbaar was zijn vertrouwen in mij veel groter dan dat van mij in hem.
Ik schoot in een zenuwachtig lachje en verontschuldigde me vervolgens overdreven uitgebreid. Dit onnozel incidentje had zonder meer het ijs gebroken. Als hulpverlener moet je je natuurlijke sympathieën en antipathieën aan de kant kunnen schuiven en iedere cliënt met dezelfde professionaliteit benaderen. Ik durf echter gerust toegeven dat dit toch wat makkelijker lukt als het klikt, ook al is het slechts een klein klakje.
Hoe het afliep met mijn tas? Niet goed. Neen, niet omwille van mijn domme vergissing. Maar als ik ze mee op huisbezoek nam, vond ik dat ik oogde zoals een getuige van Jehova. Dus, om verdere misverstanden te vermijden...
...stuurde ik ze terug naar Test-Aankoop! (it's is a...)
Beroepsmisvorming... Iedere werkende mens heeft er wel eens last van. Vooral het onderwijzend personeel staat ervoor bekend. Iedereen kent wel een leerkracht, die het zelfs buiten zijn eigen vakdomein, toch steeds beter meent te weten dan de specialist ter zake. Met alle plezier anderen de les spellen, maar zelf onbevangen openstaan voor de kennis van anderen...hooohh maar. Mijnheer beterweter weet het beter! Vooraleer ik venijnige commentaren krijg of dreigementen om mijn blog nooit meer te lezen, wil ik het voorgaande even nuanceren en stellen dat er op elke regel een uitzondering bestaat. Dus, als je je aangesproken voelt, beste bloglezer, maak jezelf dan wijs dat jij die uitzondering bent. Ziezo, tactvol opgelost, als maatschappelijk assistente ben ik getraind op zulke zaken. Tact is my middle name. Heb ikzelf last van beroepsmisvorming? Neuh, want dan zou ik zulke vooroordelen niet spuien. Ik wou echter, dat ik ruim tien jaar geleden, in mijn privéleven wat meer de hulpverlener had uitgehangen.
Even een achterwaartse sprong maken in de tijd. Eerder heb ik al eens laten vallen dat mijn moeder uit een nest van zes kwam. Samen met haar broers zorgde zij voor een nageslacht van achttien nichten en neven, met tussen de oudste en de jongste een leeftijdsverschil van amper negen jaar. Dit verhaal gaat over mijn nichtje Karen, de tiende in de rij. Als kind had ik geen bijzondere band met haar. Integendeel. Zij was vier jaar ouder dan ik en bovendien in volle puberteit toen ik nog een onschuldig kind was. Ik hoor en zie haar nog zeuren en stampvoeten omdat haar verboden werd om samen met de oudere nichten en neven op stap te gaan omdat zij nog geen zestien was. Ik leerde haar echter beter kennen toen we beiden ruim tien jaar ouder waren en we toevalligerwijs in dezelfde uitgaanskliek verzeilden.
Enkele jaren voordien was zij getroffen door de vieze K-ziekte. Reeds op drieëntwintigjarige leeftijd diende zij een borstamputatie te ondergaan, gevolgd door een zware nabehandeling. Karen gedroeg zich biezonder kranig ondanks dat de ziekte als het zwaard van Damocles boven haar hoofd hing. Ik stelde het zeurderige en stampvoetende beeld dat ik van haar had volledig bij. Verder had ik haar altijd lelijk gevonden, met haar lange, opvallend spitse neus, rood aangezicht en strogeel en -droog haar en ook dat zag ik niet meer. Vind je niet, beste bloglezer, dat zowel schoonheid als lelijkheid vervagen als je iemand beter leert kennen? Mooie mensen worden lelijker als je hun kleine kantjes ontwaart en lelijke mensen worden knapper door hun goed karakter. En sterk karakter. Als kleuterleidster kreeg Karen te verwerken dat zij nooit zelf nog een kind zou kunnen baren. Zij verbeet haar tranen en bezocht moedig alle kersverse moedertjes in haar vrienden-en familiekring en hun prille kroost.
Een viertal jaren, na de eerste diagnosticering, sloeg het noodlot toe, een plekje op de lever. Je hoefde niet medisch geschoold te zijn om te begrijpen dat dit geen goed teken was. Karen gaf zich echter niet gewonnen. Ze onderging een zware chemokuur, maar bleef tussen de behandelingen door toch lesgeven. Ook al was de kleuterschool een broeihaard van bacteriën waarvoor zij na iedere chemobeurt uitermate vatbaar was. Ze vertelde me het slechte nieuws trouwens bezijden de dansvloer. Geen haar immers op haar, inmiddels kale, hoofd dat eraan dacht om thuis te blijven kniezen. Telkens weer gaven de dokters haar valse hoop. Uiteindelijk dwong ze hen om luidop uit te spreken wat zij stilzwijgend vermoedde : ze was terminaal. Uitzaaiingen naar de longen en de botten, verdere behandeling was zinloos. Desondanks bleef zij haar sociale leven onderhouden, al zagen we haar zienderogen achteruit gaan.
We vierden haar negenentwintigste verjaardag bij haar thuis. Mijn vriend en ik woonden inmiddels samen en verlieten als eersten de gezellige bijeenkomst. Attentvol begeleidde ze ons naar de deur en mijn partner informeerde belangstellend hoe ze het maakte. "Ik denk niet dat ik Kerstmis nog haal," antwoordde ze in alle eerlijkheid. Alhoewel we wisten dat ze terminaal was, schrokken we ons een hoedje van zoveel openhartigheid. Beiden stonden we met de mond vol tanden. Op dat ogenblik kon ik zoveel waarheid niet aan, evenmin mijn partner. We haalden alle denkbare clichés boven om haar uitspraak te relativeren en deden zo haar eenzaamheid en ons onbehagen toenemen. Twee maanden voor Kerstmis ging ze dood. We hebben haar nog enkele malen gezien, o.a. op ons eigen trouwfeest, maar een deftig gesprek hebben we niet meer kunnen voeren.
Vlak voor haar dood had ze haar beste vriedin, die bij haar waakte en een schijnbaar onvervulbare kinderwens had, beloofd dat er voor elk leven dat ophield te bestaan een nieuw leven in de plaats kwam. Ik was echter the lucky one. Zwanger van onze oudste dochter vierde ik met heel de familie en al haar vrienden haar dertigste verjaardag. Ze was reeds een half jaar lijfelijk afwezig, doch dit feest kwam er op haar uitdrukkelijke verzoek. Gesnotterd dat ik heb... al hadden mijn door elkaar geklutste hormonen daar waarschijnlijk ook iets mee te maken.
Alhoewel we niet superclose waren geweest, ging er het eerste jaar na haar overlijden geen dag voorbij zonder dat ik aan haar dacht. Daarna ging dit slijten. De levensles die ze me onbedoeld gaf bleef wel stevig in me verankerd. Ze deed me ten volle beseffen dat je niet de lotto moet winnen om de winnaar van het grote lot te zijn. Iedere dag die je extra krijgt, is pure winst. Doch vooral haar grenzeloze levenslust heeft me compleet van mijn sokken geblazen. Pas toen haar kaarsje bijna volledig was opgebrand, werd haar vlammetje kleiner. Voor mij blijft ze echter een onvergankelijk lichtpuntje in mijn leven.
Ettelijke jaren na haar dood moest ik een bijscholing volgen over omgaan in waarheid met palliatieve patiënten. Deze avondvorming was een pijnlijke confrontatie voor mij. Ik ontdekte hoe mijn gebrek aan moed de meest essentiële competentie in de hulpverlening én in vriendschappen, nl. luisteren naar de ander, had gesloopt. Door enkel bezig te zijn met mijn eigen angsten, had ik geen oren gehad naar de hare. Nochtans had ze me de pap in de mond gegeven, door zelf in waarheid te spreken, maar ik wilde niet slikken. Niet alleen had ik gefaald als hulpverlener, doch - wat veel erger was - ook als vriendin. Overmand door emoties reed ik naar huis. Op de koop toe kon ik onderweg een onoplettende kat niet meer ontwijken. Het was aardedonker en ik durfde niet te stoppen om de gevolgen van de aanrijding te overzien.
Bijgevolg had ik een woelige nacht en ook de dagen erna was ik niet in mijn gewone doen. De eerstvolgende zondag sleepte ik heel mijn gezin mee naar het kerkhof. Ik moest en zou Karen bezoeken, ze had onze kinderen zelfs nog nooit gezien. We stonden aan de goed onderhouden grafsteen. Er brandde een kaarsje en ik vertelde onze kinderen dat mijn lievelingsnichtje daar begraven lag. Eigenlijk waren ze nog te klein om het te begrijpen, maar dat weerhield me niet. Onze jongste flapuit keek naar haar foto en merkte nuchter op : "Dat is juist een heks." Ik schrok van haar spontane eerlijkheid. Wilde haar uitleggen dat zo'n uitspraak niet past en me verdrietig maakte, doch kon het nog net op tijd vanuit haar kinderlijk perspectief zien. Het enige was zij zag was immers die lange spitse neus, het rode aangezicht en de gele pruik.
Ik streelde haar liefdevol over haar hoofdje en fluisterde zachtjes : "Maar dan wel een hele lieve..."
Om mijn anonimiteit te waarborgen en ook een beetje als insidejoke heb ik bij de opstart van deze blog 'wiebenik' als gebruikersnaam gekozen. In een reactie op het vorige bericht heeft een aandachtige lezer zachtjes vloekend, doch terecht, opgemerkt dat dit het reageren aanzienlijk bemoeilijkt. Toch wil én kan ik mijn gebruikersnaam niet veranderen en omwille van de anonimiteit al zeker niet in mijn echte naam, ook al is die zo banaal dat je er duizend-en-één van terugvindt in één dozijn. Daar heb ik een gegronde, zij het persoonlijke reden voor.
Anderzijds schept de gebruikersnaam 'wiebenik' ook heel wat mogelijkheden. Op deze min of meer retorische vraag kan je immers min en meer antwoorden verzinnen. Zelf weet ik na 39 jaar wel ongeveer wie ik ben. Ik stel echter vast dat ik meer dan één ben, m.a.w. onmogelijk om in één woord samen te vatten. Schizofreen? In de foutieve, volkse betekenis van het woord. Toch niet!
Afhankelijk van de context wordt telkens een ander fraai of minder fraai facet van mijnboeiende - aheum - persoonlijkheid belicht. En ik die dacht dat mijn blog anoniem was... Bijgevolg heb ik de geniale beslissing genomen om onder ieder verhaaltje een toepasselijke naam te noteren, die je dan als aanspreektitel in een reactie kan gebruiken.
Ik voeg meteen de daad bij het woord!
Grz
Joke
PS Alles voor het comfort van mijn lezer-reageerder: vind je die naamswisselingen maar niets, gebruik dan gewoon bovenvermelde naam met dubbele bodem (it 's a...yes indeed!)
gênante situaties, deel 3 : waarom ik bijna naar de andere kant van België verhuisde
Het menselijke brein is tot veel in staat, tot héél veel zelfs, ook dat van mij. In mijn geheugen had ik een bepaalde gebeurtenis volledig uitgewist, en door één simpele handeling kwam ze terug aan de oppervlakte, als verwijderde vulpenstreken die na verloop van tijd opnieuw door de tintenkiller heen schemeren. Alhoewel? Ik druk me helemaal verkeerd uit. Het betrof geen simpele handeling, althans niet voor mij. Ik heb immers mijn kleerkast uitgemest. En laat nu opruimen mijn allerallerzwakste vaardigheid zijn en dat is dan nog op zijn allerallerzachtst uitgedrukt. Echter, af en toe a woman 's got to do what a woman 's got to do. Destijds wou ik absoluut geen inloopkast. Als je in zo een dressing kruipt, moet je mooie rechte stapeltjes kunnen maken om te vermijden dat je bedolven wordt onder de kleren als je te dicht langs de schappen strijkt. Nogal wiedes dus, dat ik een ouderwetse kleerkast heb, met stevige deuren die mijn slordige hoopjes netjes verbergen, doch die inmiddels zó volgestouwd is dat een drastische uitdunning van de inhoud zich opdrong.
In mijn kleerkast vind je een allegaartje van kleren. Ik hou zowel van natuurstoffen, vooral linnen, in aardentintenkleuren, als van synthetische stoffen in felle kleurtjes, pastel daarentegen is minder mijn ding. Ik hou van rokjes en kleedjes, niet te kort wegens kromme benen, en van broeken, niet te laag in de taille wegens een zichtbaar zwangerschapsrestant, van nonchalant, wegens mijn aard, en van chique, naargelang de gelegenheid... meer toch van nonchalant, van peperduur, wegens exclusief, en van spotgoedkoop, wegens spotgoedkoop. Ik heb geen Trien en Suzan nodig om me te zeggen wat me flatteert en wat niet. Toch kan ik de professionele hulp van een ongeveinsd eerlijke verkoopster wel waarderen. Ook mijn man geeft graag stijladvies, al pakt hij het zelden subtiel aan. Menig verkoopster heeft me al een glas louterend spawater willen aanbieden om, naar de gelijknamige reclame, in zijn gezicht te flatsen. Meestal geef ik er dus de voorkeur aan om alleen te gaan shoppen.
Waarbij mijn echtgenoot me wel mag, neen moet, helpen is de finishing touch als ik me aankleed. Wat dat betreft bezigen wij een omgekeerd rollenpatroon. Ik ben niet degene die zijn das (die hij trouwens nooit draagt) netjes moet knopen, noch dien ik witte pellekens van zijn schouder te vegen of zijn schoenen te poetsen. Omgekeerd heb ik wel assistentie nodig, zelfs al vanaf mijn ondergoed. Mijn BH-bandjes zitten nagenoeg altijd verdraaid, mijn borsten lijken er somtijds vanonder of vanboven uit te willen muizen. Mijn man zorgt ervoor dat alles netjes in de verpakking blijft zitten en dat de lintjes perfect aangespannen zijn. Ook met mijn bovenkledij heb ik een gigantisch probleem. Vooral als ik gehaast ben, wat nogal vaak voorvalt, weet ik zelden welke knoop met welk knoopsgat accordeert. Mijn kraag zit naar binnen geplooid en/of mijn broekspijpen naar buiten. Mijn hulpvaardige echtgenoot waakt erover dat ik steeds fatsoenlijk voor de dag kom. Dat ik géén hulp nodig heb bij het uitkleden, lijkt hij - vreemd genoeg - niet altijd even goed te begrijpen.
Bij het uitmesten van mijn kleerkast kwam ik een stijlvolle lange linnen jurk van Sarah Pacini tegen. Zo'n tijdloos geval. Ik weet niet goed wanneer ik 'm gekocht heb, misschien zelfs al in de vorige eeuw, maar het blijft draagbaar spul. Het is een eenvoudig ontwerp, dus makkelijk om aan te doen. Sarah Pacini ontwerpt ook kleren waarbij je, ik althans, een handleiding nodig hebt om te weten hoe je ze moet dragen. Deze jurk was dus niet zo. Alleen... kreeg ik de ritssluiting op de rug niet alleen dicht. Heeft vast en zeker ook met mijn gebrek aan lenigheid te maken, terwijl ik inmiddels best wel sportief te noemen ben. Toen mijn oudste dochter een jaar of drie was, mocht ze mij al eens helpen met de zipper, als ik het tenminste niet vergat te vragen. Zo heb ik eens half gekleed in een volle schoenwinkel gestaan. Eén van de andere klanten vroeg me tactvol of het de bedoeling was dat de tirette van mijn jurk openstond. Niet dus! Ze stelde me voor om de ritssluiting dicht te doen en ik heb haar aanbod dankbaar aanvaard. Gênant, maar het kan nog erger...
Het voorval met de rok, die ik droeg op de eerste communie van onze jongste dochter, deed me bijna verhuizen naar de andere kant van België. 't Is te zeggen, een rok kon je het bezwaarlijk noemen. Het was eerder een groot stuk linnen textiel, opgesmukt met gerafelde reepjes en sobere stiksels. Je moest hem rond je middel draperen zodanig dat de drukknopen zich volgens het male-femaleprincipe aan elkaar konden vastklampen. Er waren er vier op een rij, maar mijn lapje stof was te smal - of was mijn middel te breed? - zodat slechts twee van de vier koppeltjes herenigd konden worden. De verkoopster zag er echter geen graten in en ik vertrouwde haar blindelings.
Er was geen vuiltje aan de lucht tot na de overheerlijke hoofdschotel. Op dat moment besliste ik om een sanitaire stop in te lassen en verzadigd hees ik me van tafel. Ik had er totaal geen erg in dat de verstrengelde mannetjes en vrouwtjes van mijn drukknopen ondertussen noodgedwongen gescheiden waren onder invloed van een uitgezet buikje. Nietsvermoedend wandelde ik naar de damestoiletten. Toen ik echter een zestal meter had afgelegd, gebeurde het onvermijdelijke.... Onverwachts dwarrelde mijn wikkelrok neer. Neen, stortte neer, anders lijkt het alsof ik het had kunnen verhinderen. Niet dus. Mijn reflexen waren echter fenomenaal. Ik griste de lap stof van de vloer, spurtte sneller dan Kim Gevaert terug naar mijn zitplaats en begon vervolgens onbedaarlijk te lachen. Enkel mijn schoonzusje had het zien gebeuren, maar ik had zo snel gereageerd dat het leek alsof ze het gedroomd had. De rest van onze gasten had er geen flauw benul van waarom ik zo zat te gieren. In deze context kon ik er inderdaad de humor van inzien. Stel je echter voor dat dit tijdens de viering in de kerk was gebeurd! De kerk van ons dorp heeft het uitzicht van een veredelde sporthal, dus geen zuilen om je achter te verschuilen, noch een biechtstoel om je in te verstoppen... Mocht dit dus enkele uren eerder voorgevallen zijn... Ik had het bestorven.
Wat er nadien met die rok gebeurd is? Gelukkig had mijn schoonzus een veiligheidsspeld bij, zodat ik die bewuste dag toch nog zorgeloos van het feest heb kunnen genieten. Vervolgens is ie onverbiddelijk in een vergetelhoek van mijn kleerkast beland. Weggooien of tot poetsdoek degraderen kon ik 'm niet, daarvoor vond ik hem te speciaal en te duur. Zojuist heb ik hem even gepast. Vier jaar later en duizenden jogkilometers verder zit hij als gegoten. De drukknopen kunnen zich eindelijk alle vier van hun belangrijke taak kwijten.
Zou ik het riskeren om hem eens naar mijn werk aan te doen? Het is een berekend risico, ik ben immers nog nooit mijn onderbroek vergeten aan te trekken. Dear Murphy, laat het uitgerekend dan niet de eerste keer zijn!
In een waanzinnige vlaag van complete verstandsverbijstering beslisten mijn man en ik ettelijke jaren geleden onder mijn impuls om een reis naar Spanje te boeken. Na enkele jaren Duitsland - wegens dichtbij, goedkoop en kindvriendelijk - wou ik deze keer wel eens een gecertificeerd ticketje naar de zon. Mijn man, in wezen een globetrotter in vlees en bloed, door mijn toedoen én tot grote verrassing van zijn ouders, ten langen leste op nauwelijks 8 km van hun deur definitief gestrand, ging akkoord. Zelfs al was deze bestemming zoveel banaler dan zijn vroegere avontuurlijke reizen naar o.a. Thailand, Ecador en zijn geliefde Nepal. Ook Europa had hij in zijn jeugdjaren interRail- en rugzakgewijs doorkruist, uitgezonderd het uitermate toeristische Spanje.
De hoofdreden echter van onze landenswitch was onze bejaarde automobiel. Met zijn zeventien werd hij door ons te oud bevonden om letterlijk grenzen te overschrijden. Anderzijds vonden we hem nog uitermate geschikt voor het alledaagse woon-en werkverkeer, waardoor hij, voorlopig althans, voor de schroothoop werd behoed. Financiële redenen noopten ons tot een bus- in plaats van vliegreis. Met het verschil van duizend euro kon ons gezin immers al heel wat paellakes verorberen en met meer dan dos cervezas de Spaanse dorst lessen.
De bloglezer die nu een klaagzang over de busreis verwacht, komt bedrogen uit. Een twintiguur durende busreis in een luxe touringbus is, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, wél een pretje. Geen gezeur van de kinderen van 'duurt het nog lang' dankzij het gezelschap van jeugdige medereizigers en de grappige tekenfilmkes die de tijd doen voorbijrijden. Geen gezanik van mijn partner over wanneer ik godverdomme eindelijk eens die landkaart ga vastpakken en vervolgens geen ergenis over mijn beperkte landkaartleescapaciteiten. Iedereen kan een dutje doen zoveel en zolang hij wil, ook de persoon die in andere omstandigheden achter het stuur zit.
Zoveel te beter dat de lange busreis meeviel, zoveel te slechter was mijn eerste indruk van het zonnige Spanje. Ik had me verwacht aan wuivende palmbomen en prachtige zeezichten, maar kreeg enkel spúúglelijke gebouwen te zien. Was dit het land van Gaudi? Die gebouwen hadden muchos uitstraling, dat wel... Lees: het afzichtelijke schijnsel van de platte commercie. Enkel de schitterende zon weerhield me ervan om onmiddellijk mijn kar te draaien, en mijn kinderen en man natuurlijk ook. Om de beurt werden alle busreizigers op hun bestemming afgezet. Wij waren de allerlaatsten, niet toevallig hadden we voor een minder toeristisch kutplaatsje, oei 'k vergat de 's', gekozen, zijnde Calella. Achteraf bleek ons kustplaatsje de minst slechte keuze. Stel je voor dat we voor Lloret de Mar hadden gekozen. Dan moesten we onze kinderen aanleren hoe hun voetjes de besmette spuiten op het strand kunnen ontwijken. En dan moesten we hen tevens uitleggen dat gebruikte kapotjes geen aangespoelde kwallen zijn die ze terug in zee moeten scheppen.
Ons hotel bleek gelukkig wel een voltreffer. Geen grand luxe, maar dat hadden we niet geboekt. Trouwens, zoveel belang hechten we daar niet aan, als we maar warm en droog zitten en het eten te vreten is. Echter, al vanaf de eerste dag voelde ik me de vreemde eend in de bijt. Ten eerste was ik niet bloot genoeg gekleed. Tja, 'k heb helaas geen weelderige boezem om te showen en mijn kromme benen laat ik beter ook zoveel mogelijk bedekt, zelfs mijn tenen kunnen het licht niet goed verdragen. Onbedoeld trok ik ikweetniethoehard de aandacht omdat ik de enige vrouw was zonder gelakte teennagels. Hierdoor viel ik helemààl uit de toon. Bijgevolg werden mijn tien onnozele laagbijdegrondertjes op de tweede dag toonbaar gemaakt Ik kocht een kitcherig paar glinsterende teenslippers en mijn man bracht, tegen mijn wil, roze - helroze nota bene, ik ben eerder een aardentintentiep - nagellak mee. Zijn vrouwen, zijnde ikzelf, onze jongste en onze oudste dochter, ondergingen zijn nauwkeurig lakwerk respectievelijk gelaten, uitermate gewillig en onder zachte dwang. Maar vanaf dan hoorden we er toch een beetje meer bij.
Alhoewel? Ook mijn bleke huid stak schril af tegen de gebronste hotelgasten. Begrijp me niet verkeerd, beste bloglezer. Ik vind een licht getaande huid veel mooier dan de spierwitte variant. Als het tenminste binnen de perken blijft. Een blanke die het - lees: zichzelf - té bruin bakt, en dat gold m.i. voor minstens 80 % van de aanwezigen, vind ik even afstotelijk als een vaal geworden Jackson zaliger. Iedere dermatoloog zal me trouwens gelijk geven: een zongebrande huid is in feite een zonbeschadigde huid. Ach, dat volwassenen met hun tere schild doen wat ze willen, maar sommige kinderen liepen erbij als vervellende slangen. Waarlijk om bij te janken, terwijl het niet eens mijn eigen wurmen waren.
Na enkele dagen begon tevens ons afwijkend gedrag op te vallen. Blijkbaar was het de gewoonte om vroeg in de ochtend je badhanddoek op een ligzetel aan het zwembad uit te spreiden om je alzo van een ligplekje te verzekeren. Vervolgens diende je je kroost rond negen uur 's morgens te belonen met een lolly, al is me de reden hiervoor tot op heden nog steeds niet duidelijk. Diezelfde kinderen lagen een half uurtje later te relaxen aan het zwembad met een xxl zak chips binnen handbereik. Zwembandjes hadden ze niet nodig, ze bleven wel drijven op hun vet. Stipt om half zeven 's avonds moest je je opnieuw naar de eetzaal begeven. De chips, snacks, ijsjes, suiker-en kleurrijke frisdranken en andere snoeperijen waren dan min of meer verteerd. Niet alleen had je zo vroeg op de avond de meeste keuze aan het buffet, maar bovenal had je dan geheid een goede plaats in de bar zodat je een beter uitzicht had op de beste shows aller tijden.
Het heeft dagen geduurd vooraleer wij dat mechanisme doorhadden. En zelfs toen we tot inzicht kwamen, bleven we koppig ons eigen gangetje gaan. Anderzijds gedroegen we ons evenzeer als onvervalste toeristen. We bezochten tot twee maal toe Barcelona, ondanks dat onze reisoperator ons stellig afgeraden had om dit op eigen houtje te doen. Om ons voor pickpockets te behoeden had de hostess ons liever een kant-en-klaar daguitstappakketje verkocht, minstens drie maal duurder dan onze treinticketjes. We werden figuurlijk omver geblazen door de sprookjesachtige gebouwen van Gaudi zaliger en waren terzelfdertijd content dat hij onze architect niet was geweest. We zouden de uitvoering van zijn ontwerpen immers nooit kunnen bekostigen. Voor onze jongste dochter pingelden we we af op een afschuwelijk flamencokleedje met dito bolletjesschoentjes, waarmee alle mintienjarigen in het hotel rondklakten. En we verblijdden onze oudste telg met een veel te dure foto van de levende witte boa constrictor rond haar frêle nekje tijdens één van de avondshows. Het vrolijke snoetje (van de baby die nooit lachte) was echter geld waard! We maakten een toeristisch boottochtje op de schijnbaar rustige zee. Het zicht op de vissen, doorheen de glazen vloer, deed me abrupt besluiten om hen op een brunch te trakteren. Gelukkig zette mijn echtgenoot bijtijds het raampje open, zodat ik achteraf het dek niet hoefde te schrobben. Tenslotte kon ik mijn man zelfs overtuigen om één volledige halve dag aan het strand te gaan liggen, zoals de echte echten.
Kortom, we hadden een fantastische vakantie en ons besluit was unaniem.
Binnen de drie maanden kochten we, voor de eerste keer in ons leven en in principe tegen ons principe, een spiksplinternieuwe auto om andere horizonten te verkennen.
Je kon hem een ordinaire bastaard noemen. Geen grove belediging in zijn geval, eerder een subtiele verwijzing naar zijn sterke gestel, dat achteraf toch niet zo sterk bleek te zijn. Op de gekste plaatsen kwam je hem tegen, hij was altijd onderweg. Al begroette ik hem iedere keer hartelijk met 'dag, Jimmy', antwoorden deed hij nooit, alleszins niet verbaal. Toch liet hij me op een of andere manier telkens merken dat hij me wel mocht.
Regelmatig kwam hij voor onze grote keukenschuiframen staan, vooral tijdens het eten. Ik denk niet dat zijn verzorgers daarvan op de hoogte waren, want dan zouden ze het hem wellicht verbieden. Het stoorde ons niet. We wenkten vriendelijk naar hem en hij zwaaide, soms zachtjes maar vaak ook laaiend enthousiast, terug. Hem aan tafel uitnodigen deden we principieel nooit, zelfs niet voor het dessert. Hij was het type dat zich vanaf dan zou opdringen. Je geeft hem één vinger en hij bijt zich vast in je hand. Of hoe luidt dat spreekwoord ook alweer?
Ook mijn bejaarde moeder zag hij graag. Als ze buiten op het houten bankje zat, vleidde hij zich ongevraagd tegen haar aan. Neen, grenzen kende hij totaal niet. Doch wat anders als onfatsoenlijk wordt ervaren, werd van hem zonder meer geduld. Hoe dit kwam? Misschien omdat zijn IQ beduidend lager lag dan bij de meeste mensen. Je kón gewoonweg niet boos zijn op hem. Of lag het aan een slechte opvoeding? Ik denk het niet. Het zat gewoon in zijn genen.
Nochtans waren er mensen die hem liever opgesloten zagen. Ze vonden hem een gevaar voor de maatschappij. Waren ze jaloers op zijn zwerversbestaan of hadden ze schrik dat hij hun kinderen zou aanranden. Voor dit laatste was er geen enkele reden, hun vrees was nergens op gebaseerd, er waren nooit precedenten geweest. Wij verboden onze kinderen alleszins niet om met hem om te gaan. Als hij echter aanstalten maakte om mee te gaan wandelen, raadden we hen aan om hem, zonder dat hij er erg in had, af te leveren bij zijn verzorgers. Je wist immers maar nooit...
Hoe langer we hem kenden, hoe familiairder hij zich gedroeg. Soms zelfs ietwat te vrijpostig naar mijn aanvoelen, ondanks dat kon ik het van hem wel hebben. Lag het aan de onschuldige blik in zijn ogen? Hij straalde een ondefinieerbare goedmoedigheid uit. Niettemin bewaarde ik zelf steeds de nodige afstand, maar dat zegt misschien meer over mij dan over hem. Ondertussen liet mijn moeder somtijds toe dat hij klunzig op haar zachte schoot kroop. Ook al was ie daar in principe wat te groot voor.
Er zat geen regelmaat in onze ontmoetingen. Dus had ik hem niet eens gemist toen ik vernam dat hij twee weken eerder plots gestorven was. Ik werd er even stil van, moest niet huilen, wat ik in zulke situaties gemakkelijk doe, maar wel een keertje slikken. Vooral toen ik vernam op wat voor een gruwelijke manier hij aan zijn einde was gekomen. Hij was vergiftigd! Door zijn verzorgers, nota bene, al was er van kwaad opzet geen sprake. Er werd geen ruchtbaarheid aan gegeven, evenmin kwam er een vervolging.
In ons Belgenlandje word je trouwens eerder schuldig bevonden zonder dan met bewijslast. Nuja, deze situatie kan je totaal niet vergelijken met de beruchte parachutemoord, maar eerder met de vader die zijn kind op weg naar zijn werk vergat af te zetten aan de crèche. In tegenstelling tot vele anderen, kon ik, als uitgesproken warhoofd, wel begrip opbrengen voor die vader, ook al had het desastreuze gevolgen voor zijn baby die in de auto achterbleef. Zo een man moet niet berecht worden. Hij is immers al gedoemd om eeuwig de geketende gevangene te zijn van zijn immense schuldgevoel. De liefde tussen de ouders moet trouwens al heel sterk zijn om dit als koppel te kunnen overleven.
Ik geef toe, beste bloglezer, in vergelijking hiermee is het voorval met Jimmy slechts klein bier. Wellicht zullen zijn verzorgers hun schuldgevoel wel te boven komen. Ze maakten een inschattingsfout, doch fouten maken is menselijk, nietwaar?
Ook ikzelf kamp met een klein schuldgevoel. Als ik Jimmy die bewuste dag een zoet dessert aangeboden had, had hij misschien geen behoefte gehad aan een fleps voorgerecht. Zijn verzorgers hadden toevallig net hun tuin gesproeid en Jimmy beet enthousiast in een vergiftigde slak. 'k Wil er niet aan denken welke helse pijnen hij mogelijks heeft doorstaan, vooraleer de dood zijn intrede deed.
Mocht ik nog één herkansing krijgen, dan zou ik Jimmy, onze Jimmy, deze keer wél achter zijn fluwelen oortjes kriebelen om vervolgens mijn bezoedelde handen grondig te wassen. Ik heb hem vaak proberen uit te leggen waarom ik hem niet - straffer nog - nóóit, aanhaalde. Zijn domme blik verraadde me dat hij er geen snars van begreep. Hoe meer ik zei, hoe harder hij kwispelde. Hoe verder ik van hem wegliep, hoe dichterbij hij kwam.
Ik troost me met de gedachte dat mijn onvermurwbare afstandelijkheid en weloverwogen ongastvrijheid 200% gerechtvaardigd waren. Ik ben immers 100% allergisch voor honden.
"Koen en ik gaan een kindje adopteren," kondigde mijn collega enkele jaren geleden enthousiast aan. Kort na haar indiensttreding hebben Anke en ik elkaar stilzwijgend gepromoveerd tot goede vriendin. Ze is nogal impulsief van aard en ik moet vaak lachen om haar voortvarendheid en dromerige langetermijnplannen. Die bewuste keer was het menens, dat voelde ik direct. Ze heeft een groot en warm hart. Bijgevolg was ik er zeker van dat ze van een kindje dat ze niet zelf ter wereld heeft gebracht evenveel kan houden als van haar eigen vlees en bloed.
Twee jaar vóór de bewuste uitspraak was er reeds een Roosje ontsproten uit haar schoot. Het zaaigoed was van uitstekende kwaliteit, de grond was vruchtbaar en had lang genoeg braak gelegen. Helaas zou een tweede keer oogsten een onheilspellend risico inhouden. Zodoende werd er enkel nog gezaaid en niet meer geoogst. Anke en Koen vonden hun tuintje echter wat te klein en te kleurloos. Daarom beslisten ze om een fleurig bloemetje te importeren. Ettelijke keren veranderden ze nog van keuze van het land van herkomst, maar uiteindelijk hakten ze de knoop door. Het zou een kindje uit Ethiopië worden.
Het voelt een beetje vreemd aan, vind ik, dat je zo zelf de kleur van je kind kan bepalen. Persoonlijk had ik graag een mulatje gebaard. Zoooo schattig! Maar als je met een blanke man gehuwd bent, ook al wordt hij in Griekenland versleten voor een Italiaan en in Italië voor een Griek, dan is dat niet zo evident. Anderzijds maakte ik me toch wat zorgen om haar keuze. De meeste Belgen hebben niet in de smiezen dat een multiculturele samenleving dé toekomst wordt. Herinner je je nog hoe drie koppels weigerden om zich te laten trouwen door Wouter Van Bellingen, louter en alleen omwille van zijn huidskleur? Waren ze bang dat zijn zwarte kleur hun wittebroodsweken zou vergrijzen, hadden ze kindzijnde een ernstig zwartepietentrauma opgelopen of zijn ze gewoon kortzichtig en intolerant? Wat er ook van zij, een massa mensen hadden gelukkig totaal geen begrip voor hun belachelijke beweegredenen.
Mijn man en ik waren Koen en Anke zes jaar eerder vooraf gegaan met ons eigen kweekprogramma. Vochtige potgrond, uitmuntend zaad en hemels voorbereidend werk leidden tot twee keer toe, met een tussenpauze van 20 maanden, tot een nieuwe soort. Twee bleke bloempjes, ontkiemd uit een ander zaadje in dezelfde broeikas, totaal verschillend van geur en kleur en terzelfdertijd met evenveel toewijding gekoesterd en verzorgd. Niet volledig op dezelfde manier, maar volgens de specifieke noden van zijn soort. Toch voelde het jongste bloempje zich regelmatig tekort gedaan. Maar bovenal hunkerde het ernaar om het lieftalligst bevonden te worden. De zaaigoedleverancier, noch de broeikashoudster kwamen aan haar vurige wens tegemoet. De bekoorlijke schoonheid en de verrukkelijke geur van elk van de twee bloempjes waren immers uniek en onmeetbaar. Dus hoe zouden ze ooit kunnen kiezen?
Maar wat als er een bloemetje bijkomt, ontstaan uit een anoniem zaadje op onbekend terrein. Zullen de zaaigoedleverancier en zijn compagnon voor het product van hun concurrenten evenveel genegenheid kunnen opbrengen als voor hun eigen waren? Zullen ze even hard hun best willen doen om dit bloempje te laten floreren? Anke en Koen alleszins wel. Ze noemden hun uitheems bloempje niet voor niets 'Florian'. Al was hij misschien niet het product van hun liefde, dan wel het quotiënt. Voor hen twee evenwaardige bewerkingen die elkaar opheffen. Hopelijk leert hun zoon, die inmiddels ruim twee jaar in ons Belgenlandje vertoeft, later ook goed tellen en begrijpt hij terzelfdertijd dat 'verschil' soms wel 'gelijk' kan betekenen.
Een tijdje geleden werd Anke door twee simpele woordjes brutaal in de harde realiteit gesmeten. Ze kwam aan op het werk en stak meteen van wal. "Ik voel me zo hypocriet," begon ze. "We zijn naar een bijeenkomst geweest als voorbereiding op de eerste communie van ons Roosje. Amai, als je dan de pastoor bezig hoort, wat die allemaal van ons verwacht... Maar het ergste was de commentaar van de juffrouw. Ze wou duidelijk maken dat iedereen welkom is in het huis van God. En weet je wat ze toen zei?" Alleszins niet veel goeds aan haar gezicht te zien. "Ze zei dat iedereen welkom is in het huis van God. Écht iedereen, zei ze... zelfs een negerke!"
Uiteraard deelde ik Ankes verbolgenheid over deze onbetamelijke uitspraak. Al had de juffrouw het wellicht niet kwaad bedoeld, het was een wreed ongelukkige formulering. Totaal ongepast bovendien voor iemand in haar functie. Anke vroeg me wat ik ermee zou doen. Ze had ervan wakker gelegen en wou de juf erover aanspreken. Maar ze twijfelde, tenslotte zat Roosje bij haar in de klas en over enkele jaren ook Florian. Zoals gewoonlijk zaten we op dezelfde golflengte. Ik zou de juf er ook over aanspreken. Niet onmiddellijk, maar quasi terloops bij de eerst volgende gelegenheid.
Thuis aanhoorde mijn man mijn verontwaardigde waterval van woorden. Regelmatig knikte hij instemmend, doch uiteindelijk antwoordde hij laconiek: "Ik vrees dat Anke nog dikwijls wakker zal liggen..."
Ik hoop van harte dat hij ongelijk heeft...
Grz
Ikbenhet
PS Vandaag vertelde Anke me dat Koen en zij zich kandidaat hebben gesteld voor pleegzorg. Fantastisch toch dat zij zich willen ontfermen over een gekneusd bloemetje, wiens wortels niet voor een stevige basis konden zorgen. Ik ben ervan overtuigd dat ze erop zullen toezien dat het op termijn op eigen stengel in zijn vaasje kan staan, desnoods met een ijzeren draadje rond zijn kwetsbare steel. Zelf zijn mijn vingers niet groen genoeg om zoiets te doen. Of... misschien wil ik gewoon mijn handen niet vuilmaken...
Mijn allerslechtste eigenschap, beste bloglezer, is mijn extreme slordigheid in combinatie met een mateloze nonchalantie. De mensen die me kennen kunnen bevestigen dat ik niet overdrijf, integendeel, ze zullen dit hét understatement van het jaar noemen. Daarenboven ben ik ook nog eens een warhoofd, een verstrooide professor, maar dan zonder zijn bovengemiddelde intelligentie. Te pas en te onpas slaag ik erin om vanalles en nog wat te verliezen. Mocht ik al de tijd die ik verklungel met zoeken op een of andere manier kunnen recupereren, dan zou ik een zee, straffer nog, een oceaan, van tijd hebben om een boek te schrijven, zelfs al heeft geen kat tijd of goesting om het te lezen, of om handmatig een smyrnatapijt te knopen met de oppervlakte van tien voetbalvelden.
Vorige week was ik weeral het slachtoffer van mijn eigen slordigheid. Ineens bleek mijn portefeuille van een bekend apenmerk spoorloos. Veel briefjesgeld zat er niet in, maar wel enkele belangrijke documenten zoals mijn identiteitskaart, rijbewijs en SIS-kaart. Ook een hele reeks klantenkaarten waardoor ik toch heel wat interessante kortingen aan mijn shoppende neus zie voorbij gaan én een winnend win-for-life-biljet. Gelukkig niet de periodieke maandelijkse geldschieter. Mocht dit het geval zijn, dan was ik nu al ruim 150 uren non-stop met mijn hoofd tegen een muur aan het bonken.
Mijn hopeloze nonchalantie heeft als enig voordeel dat ik redelijk rustig blijf als ik weer eens wat ben kwijtgespeeld. Bij mij is dat immers schering en inslag en in de loop der jaren is er toch wel enige gewenning opgetreden. Al moet ik toegeven dat het verlies van mijn portefeuille mijn zoekmotivatie meer aanwakkert dan de ontstentenis van een banaler voorwerp. Op alle logische plaatsen, zoals mijn handtassen, jas- en broekzakken en auto, heb ik gezocht en ook op minder vanzelfsprekende plekken, aangezien ik een warhoofd ben. Evenmin echter blijk ik mijn geldbuidel diepgevroren of aan de kippen gevoerd te hebben.
Vandaag begaf ik me dus eindelijk naar de politie om mijn stommiteit aan te geven. Ik was er nooit eerder geweest en worstel helaas ook nog eens met een legandarisch oriëntatieprobleem. Hierover kan ik letterlijk een alfabet aan boeken schrijven, ik zit al aan de letter H van hopeloos. Volgens mij situeren al deze negatieve eigenschappen zich in hetzelfde hersenkwabdeel, dat bij mij overduidelijk onderontwikkeld is. Hopelijk is het geen voorloper van dementie, ik vrees er een beetje voor. Ik parkeer mijn auto op de ruim voorziene parking en vind wonderwel onmiddellijk mijn weg naar de deur. "Waar kom jij uitgekropen?", vraagt de vriendelijke loketbediende, een vage kennis. Hoezo? Ik blijk me dus een plaats op de personeelsparking toegeëigend te hebben. Verschrikt vraag ik meteen of dat een boete zal opleveren, anders ben ik maar al te bereid om mijn auto te verplaatsen. Niet nodig.
Na een korte uitleg over het doel van mijn bezoek, mag ik plaatsnemen in een wachtlokaal. Gelukkig zitten er geen andere criminelen. Even later komt een inspecteur me afhalen. Een grijze, neen witte, gemoedelijke opa met een penetrante geur. Geen lijfgeur, alhoewel?, zo mag je het mogelijkerwijs wel noemen, hij is een verstokte roker. Ik schat hem 67 jaar, wellicht is hij minstens 10 jaar jonger. De levensbedreigende nicotine heeft zijn huid een anti-facelift gegeven, zijn gezicht ziet er dof en pafferig uit. Hij gebaart me plaats te nemen aan de andere kant van zijn bureau en spontaan wil ik hem een tiktakje presenteren. Mensenlief, zo rokers, die kunnen toch uit hun bek stinken! Slechts weinigen onder hen die dat beseffen. Pas als ze zelf stoppen met roken realiseren ze zich wat ze hun niet-rokende medemens, gedurende al die jaren die in rook zijn opgegaan, hebben aangedaan. Ik ben best wel tolerant ten opzichte van rokers zolang ze hun giftige dampen niet in mijn gezicht of gordijnen blazen. Neen, geen actieve smoorder in mijn kot. Heb je trouwens al ooit eens zo een vleesgeworden asbak gekust, zelfs al is het zedig op de wangen? Moeilijk hoor om je weerzin te verbergen. Soit, ik dwaal af, het is zoveel makkelijker om over andermans kwalijke eigenschappen te schrijven dan over de mijne.
De ambtenaar begint ijverig te typen. Ik ben stiekem verbaasd dat hij zo vlot met de computer overweg kan. Hij zegt geen woord en ik zwijg ook wijselijk opdat hij zijn stinkmuil niet nodeloos zou opentrekken. Woordeloos duwt hij me enkele papieren onder mijn gevoelige neus ter ondertekening. Het ene document dient voor een geüpdate identiteitskaart, met het andere krijg ik een fonkelnieuw rijbewijs, gelukkig zonder mijn rijvaardigheden opnieuw te moeten demonstreren. "Er is iets misgegaan met dit papier," walmt hij, terwijl zijn vergeelde vinger het betreffende document aanwijst. "Het systeem heeft je naam er niet opgezet. Ik weet niet hoe dat komt. Maar het kan zijn dat ze dit niet aanvaarden als je ermee naar de dienst rijbewijzen gaat." Wat voor een ambtenarenuitleg is dat? Bij wie moet ik dan in hemelsnaam reclameren? Bij mijn vriend, de politie? "Kan u mijn identificatiegegevens dan niet gewoon met een pen invullen?" opper ik voorzichtig. "Neen, dat mag niet, de naam wordt altijd automatisch voorgedrukt op dat formulier." Ik ben lichtjes verbouwereerd over zoveel stompzinnigheid. Voor mij ligt een naamloos blad met enkel de handtekening van de snuggere inspecteur, zelfs een stempeltje ontbreekt. Iedere zeldzame ambtenaar die zijn taak ietwat serieus aanpakt zal me geen nieuw rijbewijs afleveren op basis van zoveel onduidelijkheid. Ik geef het niet op en maak gebruik van mijn assertieve vaardigheden die op de sociale hogeschool werden versterkt. Uiteindelijk krijg ik de brave uniformman zo ver dat hij mijn gegevens manueel intikt waardoor hij alsnog een gepersonaliseerd exemplaar kan afdrukken. Oef! Ik rijd vlot van de parking af en gris nog net op tijd mijn gordel.
Buiten alle verwachting om word ik op het gemeentehuis snel en correct verder geholpen. Mijn rijbewijs wordt in een doorzichtig mapje gestoken. Tegen mijn natuur in wil ik het onmiddelijk veilig in mijn portefeuille opbergen. Mijn goede voornemen wordt gedwarsboomd omdat het verlies van dat ding nog steeds een feit is. Wat ook een feit blijft is mijn gebrek aan oriëntatie. Ik weet begot niet meer waar mijn auto geparkeerd staat. Toevallig hebben marktkramers het marktplein ingenomen, waardoor mijn zicht belemmerd wordt en ik nog minder weet waarheen. Ik besluit van de nood een deugd te maken en koop frisse groenten, verse vis en een gebakje. Dat heb ik wel verdiend, vind ik en terzelfdertijd moet ik aan mezelf toegeven dat dat eigenlijk helemaal niet het geval is. Na het marktplein ettelijke keren doorkruist te hebben, sla ik eindelijk de juiste weg in.
Onderweg geniet ik van de onverdiende kattetong. Ik besef niet dat een vrouw die op straat eet even ordinair oogt als een rokende voetgangster. Bepakt en bezakt nader ik de auto. Gewoontegetrouw tast ik alvast in mijn jaszak naar de sleutel met afstandsbediening. Ik tast en ik tast en ik tast. Zeg dat het niet waar is... Ligt mijn sleutel tussen de peren of tussen de pateekes?
Je hebt lopers die heel licht lopen, letterlijk tippelen. En anderen lopen heel zwaar, stampen met hun poten, excuseer voeten, in de grond. Je hebt er die sierlijk lopen, als een hinde. Of net heel plomp, zoals de diplodocus zich naar alle waarschijnlijkheid plachtte te verplaatsen. Sommigen lopen met opgetrokken schouders en gebalde vuisten, helemaal verkrampt. Anderen verplaatsen zich met zo'n gemak, alsof er geen enkele inspanning mee gemoeid is. Kortom, iedereen heeft zo zijn eigen loopstijl.
Zelf loop ik ook - als recreant weliswaar, met nu en dan een wedstrijdje - en mijn loopstijl is niet te evenaren. Gelukkig maar! Mijn schoonbroer liet eens voorzichtig horen dat ik loop zoals Charlie Chaplin. Mijn man windt er geen doekjes om. Dat moet toch kunnen in een goed huwelijk, niet waar? Boudweg zegt hij dat ik loop gelijk een gans met een gebroken poot. Ik kan er wel om lachen. Nog harder zelfs toen ik mezelf eens in actie zag op een video. Ik lag gewoon dubbel, kwam niet meer bij, zo'n idioot zicht vond ik het.
Ik moet toegeven dat mijn wederhelft zijn vergelijking bijzonder treffend heeft genuanceerd. Ik loop niet alleen even onelegant als een gans, met V-vormige voetafdrukken. Bovendien maak ik een kleine zwaaibeweging met één been. Als een gans haar poot zou breken en dit op natuurlijke manier (zonder spalkjes e.d.) liet genezen, zou zij waarschijnlijk een soortgelijke pootzwengel hebben. Er schuilt misschien wel iets droevigs in.
Uiteraard liep ik liever veel eleganter. Maar ik zet me over mijn schaamte heen. Wie het voor de eerste keer ziet, moet er misschien (neen, hoogstwaarschijnlijk) wel om lachen. Maar als je het gewoon bent om te zien, went het wel. Denk ik toch. Hoop ik toch. Ach, ik raak ermee vooruit. Dus wat maakt het uit?
Op de nacht van de atletiek, waaraan we afgelopen de zomer voor 't eerst deelnamen, echt waar! als helper dan toch, heb ik mijn ogen uitgekeken. Die atleten... Prachtige gespierde lichamen, zonder uitzondering. Afhankelijk van de dicipline die men beoefent zijn bepaalde spiergroepen sterker ontwikkeld. Speerwerpers of kogelstoters hebben uiteraard een heel ander postuur dan bv. hoogspringers. Verreweg het mooist gespierd zijn de lopers. En dan steekt de bruinere medemens er nog eens met kop en schouders bovenuit... vind ik toch. Een donkerbruin gespierd dijbeen is nu eenmaal veel indrukwekkender dan de blekere versie.
Tja, als ik dan die lijven moet vergelijken met het mijne. Zij hebben alle voordelen, waarvan ikzelf verstoken ben: ellenlange benen, daarenboven rechte benen, een platte buik, smalle heupen en een fijne taille. Ze hebben ook zonder uitzondering een elegante, lichte loopstijl. Als ik ernaar keek had ik toch wel wat gemengde gevoelens: mateloze bewondering met een snuifje (gezonde) jaloezie.
Maar ik tracht het positief te benaderen. Ik heb al die voordelen niet en tóch kom ik vooruit! Hoe zouden zij het er vanaf brengen als ze 'gezegend' waren met mijn handicaps. Zijnde korte, kromme benen, een hardnekkig zwangerschapsbuikje, brede heupen en een quasi-onbestaande taille? Met een energievretende loopstijl op de koop toe. Het zou gegarandeerd een pak minder zijn met hen! Ik zou het wel eens willen zien...
DUS wie is er dan het meest sportief? Wie is er dan de naam atleet waardig in de oorspronkelijke betekenis van het woord? Wie is er hier in feite de TOPatleet? IK TOCH WEL ZEKER !!!
Nu haar dochter toch in een hokje is ondergebracht, wil haar moeder weten wat deze labeling inhoudt. Hopelijk stuit ze op een uitgebreidere handleiding dan de beknopte wasvoorschriften op het etiket van een kledingstuk. Ze leest een boek over autisme en zucht opgelucht. Ze herkent haar dochter er slechts ten dele in. Bovendien blijkt het uitermate moeilijk om een correcte diagnose te stellen. Misschien heeft de kinderpsychiater zich schromelijk vergist.
Haar moeder verneemt ook dat er een grote erfelijke factor meespeelt. Dat stemt haar tot nadenken. Met bepaalde passages uit het boek kan zij zichzelf identificeren en dat brengt haar behoorlijk van haar stuk. Zo is zij bijvoorbeeld absoluut geen groepsmens. Dankzij haar verbale vaardigheden kan zij zich ogenschijnlijk uitstekend handhaven in een groep, maar uiteindelijk blijkt ze telkens weer uit de boot te vallen. Ze slaagt er niet in te achterhalen waarom het steeds misloopt. Zou autisme een verklaring kunnen bieden? Verder bewaart zij constant een zekere lichamelijke afstandelijkheid. Zelden zal ze iemand van buiten haar gezin vriendschappelijk zoenen of eens troostend vastpakken. Als ze het toch doet, doet ze het beredeneerd en niet spontaan. Als het haar overkomt, voelt ze zich ongemakkelijk, doch terzelfdertijd niet onprettig. Dit gebeurt echter sporadisch, ze heeft als het ware een onzichtbare muur rond zich opgetrokken, die enkel voor haar partner en kinderen onbestaande is. Ze huivert als ze op TV ziet hoe onbekenden in een afvalwedstrijd elkaar knuffelen of zoenen op de cruciale momenten. Neen, dat is absoluut niets voor haar. Heeft het met opvoeding te maken of is ze gewoon erfelijk belast?
Ze is maatschappelijk assistente van opleiding en ook in functie. Automatisch stelt zij dus ook haar hulpverleningscapaciteiten in vraag. Slechts even. Dan komt ze tot de conclusie dat ze haar werk goed doet, dat ze voldoende empathisch vermogen heeft, meer dan dat je van een echte autist mag verwachten. Iedere mens zal er wel trekjes van hebben, zeker? Wie draagt een etiket met de melding '100% normaal'. Wat is normaal eigenlijk? En is normaal wel wenselijk?
Haar ouders lichten het meisje bewust niet in. Waarom een kind opzadelen met een label dat mogelijks verkeerd gedrukt is? Wel leggen zij haar uit dat zij bepaalde problemen heeft in de klas en in haar omgang met anderen en dat een lieve (Gon)juf haar hiermee komt helpen. Het meisje stelt zichzelf geen vragen hierover. Ook niet als er in de klas een kinderboekje over autisme 'Jikke Pikke komt er wel' wordt voorgelezen.
Haar moeder die het boekje eveneens doorbladert, herkent deze keer wel veel van het gedrag van haar dochter. Haar extreme interesse in de natuur, haar opeenvolgende obsessies voor vleermuizen, vlinders en katachtigen en haar opvallende wetenschappelijke kennis hierover, het fladdergedrag waarmee zij zowel verdriet als blijdschap uit, haar voorliefde voor moeilijke of lange, liefst zelfverzonnen woorden (toen ze zeven was noemde ze haar zelfgeknutselde spin 'Hieronymus', het gehuchtje waar ze tot haar zes gewoond heeft, herdoopte ze tot 'mijn opvoedingsplaats'), haar hardnekkige weerstand tegen nieuwe kleren en schoenen, een wakkere nachtmerrie als je met haar gaat shoppen...
Haar moeder schrikt zich een hoedje als Tessa midden in het schooljaar onverwachts van school moet veranderen. Hoe zal haar dochter reageren? Wellicht zal zij verdrietig zijn als zij haar hartsvriendin moet missen. Ze schrikt zich echter een bult als blijkt dat haar dochter er helemaal niet om maalt. Volgens de gonbegeleidster is dit een typisch reactie voor iemand met ASS.
Nieuwe vriendschappen sluit het meisje niet. Toch is zij niet onpopulair. Zij wordt aanvaard zoals ze is en zelfs bewonderd om haar opvallend tekentalent. Ze blijft neutraal als andere kinderen ruziën. Ze kiest geen partij en is daarom bij beiden kampen geliefd. Tot ongeveer het zesde studiejaar. Dan is er een grote ommekeer. Niet bij haar, maar bij de anderen. Vooral bij de meisjes. Die beginnen geniepig te roddelen, het liefst over haar. Ze delen haar interesses niet en fezelen over haar rare gedrag. Ze vindt het niet prettig, ze begrijpt niets van dat gehuichel. Ze vindt het bovenal oneerlijk, ze weet dat ze dat niet verdient.
Weeral een nieuwe confrontatie voor haar ouders. Hun dochter is puur en authentiek, heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel, maar blijkbaar willen de anderen de schoonheid hiervan niet inzien. Zal ze het later redden in de echte wereld? Sociale vaardigheden en hypocrisie gaan er hand in hand, het ene verbloemt het andere. Rechtvaardigheid is een utopie, eerlijkheid duurt niet altijd het langst.
Sommige bewonderaars van haar tekentalent zijn ervan overtuigd dat ze een vermaard kunstenares zal worden. Zo naïef zijn haar ouders niet. Haar talent is niet uniek en met excentriek zijn alleen kom je er niet meer. Ze moet niet alleen haar kunst kunnen verkopen, maar vooral zichzelf. En dat is net iets wat ze niet kan. Wil ze zich conformeren, zal ze een stukje van haar eigenheid moeten inleveren.
Haar ouders beseffen dat ze moet leren om zich buiten haar hokje te begeven. De poort mag echter altijd op een kiertje blijven staan. Ze zal vertrouwd moeten worden met haar nieuwe, voor en door zichzelf, afgebakende omgeving. Evenals een dier, geboren in gevangenschap, zal ze niet hunkeren naar een grenzeloos gebied, omdat ze dergelijke vrijheid niet kent, noch aankan. Integendeel, mocht je haar in de wijde wereld loslaten, zal ze eerder de neiging hebben om zich terug te trekken in haar vertrouwde kooi.
Tenslotte zal ze haar etiketje zo vaak moeten wassen totdat het vrijwel onleesbaar wordt en de opdruk kan doorgaan voor 'normaal'. 100% hoeft niet, want net zoals een puur katoentje in de droogkas, word je daar zo bekrompen van...
Het gezin verhuist en zij mag naar het eerste leerjaar. Twee grote veranderingen op korte tijd.
De ouders willen dat de nieuwe meester hun dochter onbevooroordeeld leert kennen. Dus leveren ze haar zonder etiketje af. Tevergeefs, want binnen de week is ze gelabeld. Na een algemene uiteenzetting voor alle ouders houdt de meester hen staande. "Is er iets wat ik over jullie dochter moet weten?" vraagt hij belangstellend. Er volgt een korte stilte. "Is er iets wat u ons over onze dochter wil vertellen?"
"Ik zal het zeggen zoals het is," vervolgt de meester "ze luistert niet." Haar ouders hadden zich aan vanalles verwacht, maar niet aan dit. Hun oudste is immers een uitermate gehoorzaam kind, veel volgzamer dan hun jongste. "Met mijn 25 jaar ervaring," zet de meester zijn betoog voort "heb ik zoiets nog nooit meegemaakt. Kinderen van die leeftijd hebben altijd ontzag voor de meester, maar zij heeft dat totaal niet. Ze gaat haar eigen gang en stoort de hele klas. Er is iets grondig mis met jullie kind," besluit hij.
Weer zo een typische betweter uit het onderwijs, oordelen de ouders. Met zijn vijfentwintig jaar ervaring... Hij zou toch bekwaam genoeg moeten zijn om haar onder controle te houden, thuis is dit alleszins geen probleem. Toch stemmen ze in met verdere onderzoek en maken een afspraak met een bekend kinderpsychiater.
Ze heeft concentratiestoornissen en wordt eerst onderzocht op ADHD. Onzin, weten haar ouders, thuis is ze de rust zelve. Autismespectrumstoornis dan? Ze scoort onvoldoende punten om gediagnosticeerd te kunnen worden, doch vertoont er duidelijk kenmerken van. Ze heeft geen fantasie, beweert de psychiater.
Geen fantasie???? Hun dochter die overal droedeltjes tekent en elk cijfer drie voorziet van een melktand. Hun dochter die haar moeder in een vriendenboekje laat noteren dat ze later 'vleermuis' wil worden. Hun dochter die iedereen verbaast met haar buitengewone tekentalent.
Inderdaad, dat meisje vertoont in een poppenspel geen greintje sociale interactie. Dat meisje kijkt je nauwelijks aan als je tot haar spreekt. Dat meisje luistert alleen als ze individueel wordt aangesproken, wat verklaart waarom ze thuis wel en in de klas niet hoort wat er wordt gezegd.
De psychiater wil medicatie opstarten, rilatine. In welke wereld leven wij, denken de ouders. Een wereld waar kinderen van zes niet meer kind mogen zijn, maar willens nillens moeten plooien naar de hoge verwachtingen van het huidige onderwijssysteem. Is dat een gegronde een reden om medicatie toe te dienen? "Volg je gevoel," stelt de huisarts, als de moeder hem erover aanspreekt. "Maar het is een feit dat dat soort medicatie veel te lichtzinnig wordt voorgeschreven." "Soms is het beter om één kind een pilletje te geven om de rust in het gezin te behouden, dan later alle gezinsleden een kalmeerpil," adviseert de apothekeres "Doe het dus enkel als het hele gezin er baat bij heeft." Vooral dit laatste geeft de doorslag. Thuis zijn er geen problemen, dus wordt er niet met medicatie begonnen. Omdat de ouders de voorgestelde behandeling niet willen volgen, zet de pillendokter de behandeling terstond stop.
De meester respecteert de beslissing van de ouders. Hij verdiept zich in de materie van autisme en introduceert de methode die gebruikt wordt in het gespecialiseerd onderwijs in zijn klas. De klusjesman timmert een houten drieluik. Dit schermt het meisje letterlijk af van externe prikkels. Op haar tafeltje ligt een blad met pictogrammen. Zo kan zij visueel volgen dat na rekenen en schrijven de speeltijd volgt en hoeft zij niet meer tien keer op een dag te vragen wanneer het eindelijk zo ver is. Al haar oefenblaadjes worden verknipt en een zandlopertje helpt haar om de oefeningen tijdig af te krijgen. Op amper 2 dagen tijd is de rust in de klas wedergekeerd. Tot tevredenheid van de meester en tot tevredenheid van de ouders, die hun mening over de leerkracht onmiddellijk herzien. Knap dat hij met zijn vijfentwintig jaar ervaring toch openstaat voor nieuwe dingen...
Ondertussen wordt 'Tennisplank' vervangen door een vriendinnetje van vlees en bloed. Tessa is een lief kind, dat op sociaal vlak bijzonder vaardig is. Net zoals het meisje houdt ze van tekenen en knutselen. Ze kunnen er samen uren mee bezig zijn. Tessa speelt ook graag met de poppen net zoals het zusje. Zij wil haar vriendinnetje betrekken bij dit spel, doch tevergeefs. Zij dringt niet langer aan en lost dit creatief op door het meisje de rol van buitenshuiswerkende moeder toe te bedelen. Zo wordt ze willens nillens toch betrokken bij het spel en kan zij terzelfdertijd haar eigen knutselpraktijken voortzetten.
Haar ouders laten haar naar de kunstacademie gaan, zodat zij haar artistiek talent verder kan ontwikkelen. Hier heeft zij geen drieluik nodig, noch een zandloper. Zonder dralen maakt zij haar werkjes als eerste af. Hier is zij een voorbeeldleerling.
Zij is bovenmatig geïnteresseerd in de natuur met een merkwaardige aandacht voor alles wat fladdert. Vlinders dragen haar voorkeur weg. Zij kan ze uitzonderlijk gedetailleerd tekenen of met de losse hand uitknippen. Zij kan de verschillende soorten benoemen en haast wetenschappelijk beschrijven hoe ze leven. Ook andere insecten of spinachtigen boeien haar. Probleemloos sluit ze vier hommels op in een tiktakdoosje. Meermaals moeten haar ouders stoppen omdat er weer een gefrustreerde hommel in de auto is ontsnapt.
In zichzelf glimlachend loopt het meisje vaak, moederziel alleen, fladderend over de speelplaats.
Acht maanden is ze, als ze zich een weg scheurt door de duisternis naar het licht. Straf dat uitgerekend zij haar warme, knusse, rustgevende kamertje vroegtijdig en definief verlaat om een nieuwe, lichte, maar vooral onbekende en chaotische wereld te betreden.
Ze groeit als kool.
In enkele maanden tijd is ze meer dan in gewicht verdubbeld. Ze huilt als ze een vieze kakkebroek heeft of als ze hunkert naar haar moeders borst, neen, naar de melk die eruit vloeit. Ze ontwikkelt volgens het boekje: zitten, kruipen...
Echter...
Lachen doet ze niet. Als haar moeder haar ophaalt bij de onthaalmoeder wendt ze haar gezichtje steevast af. Ze sluit haar armpjes niet om de vertrouwde hals, maar houdt ze stijf gestrekt naar achter.
Toch is ze tevreden.
En haar moeder? Die is trots. Trots op haar wondermooie baby, die iedereen met haar grote donkere kijkers weet te charmeren. Ze heeft een guitig babyrond gezichtje en een speels krulletje op haar zwarte kruin. En haar vader? Die is bezorgd omdat zijn baby niet lacht en omdat zijn vrouw dit blijkbaar niet wil zien.
Moeke windt er geen doekjes om en stelt een diagnose. Haar schoondochter, de moeder, neemt haar dit niet in dank af. 's Anderendaags echter zit ze met haar man en baby bij de kinderarts om te laten bevestigen wat niet is.
Inderdaad, voor een baby van amper negen maanden is het veel te vroeg om al een uitspraak te doen. Mochten de ouders zich nog zorgen maken als ze anderhalf is, kunnen ze terug op consultatie komen.
Het koppel gaat op reis en brengt dag en nacht door met hun baby. Dit lijkt haar wel te bevallen. In deze drie verlofweken zoekt zij meer toenadering dan in de voorbije tien maanden. Haar ouders stellen andere prioriteiten en vanaf dan werkt haar moeder halftijds.
De baby groeit op tot peuter. Haar zwarte haartjes zijn vervaagd tot vlasblond. Ze is een klein hummeltje en ziet er nog steeds ongelooflijk schattig uit.
Uren aan één stuk bladert ze geconcentreerd in een telefoonboek of trekt ze kleurige strepen op papier. Ze kan zich buitengewoon goed alleen bezig houden. Ze is een voorbeeldpeuter. Ze wijst gefascineerd naar de maan en noemt haar bobo.
Soms roept ze 's nachts haar mama. Als haar moeder komt kijken wat er loos is, verkondigt ze doodleuk "moet papa hebbe". Ze is een uitgesproken vaderskindje.
Ze krijgt een zusje. Opnieuw een lieftallig meisje met grote donkere kijkers. Dit meisje is een vrolijk lachebekje. Was grote zus haar lach vergeten mee te nemen uit het warme, knusse kamertje? En heeft kleine zus deze vervolgens tot de hare gemaakt?
Ze wordt zindelijk en mag naar school. Ze is net tweeëneenhalf. Een maand later is het moederdag. Ze heeft een mooie tekening gemaakt. Een gezichtje met alles erop en eraan. Haar ouders zijn haar schetsjes gewoon, volgens de juf is ze een talentje.
Ze zoekt geen contact met leeftijdsgenootjes, maar loopt wel iedere speeltijd bij de juf aan het handje. Toch krijgt ze een vriendje. Ze noemt hem 'Tennisplank'. Hij volgt haar overal. Samen met haar leert hij fietsen zonder zijwieletjes. Hij troost haar als ze verdrietig is. Hij speelt zich af in haar verbeelding.
De juffen maken zich ongerust. Vinden dat ze op sociaal vlak achterop huppelt. In het tweede kleuterklasje volgt er een test. Haar ouders moeten formulieren invullen met confronterende vragen. Herkent uw kind zichzelf in de spiegel? Ja, natuurlijk! Denkt uw kind vaak aan zelfmoord? Gelukkig niet!
De test is onbetrouwbaar. Opnieuw wordt ze te jong bevonden om conclusies te trekken. En wat dan nog? Denken haar ouders.
Ze is wie ze is, daar is geen etiketje voor nodig.
De juffen hebben het goed met haar voor en proberen haar bij het klasgebeuren te betrekken. En zij? Zij blijft in haar eigen wereldje...
een tussendoortje : een column tot ergernis van de columnist
Beste bloglezer
Heb je de laatste nieuwe film van Steven Spielberg al gezien, the revenge of Mother Nature? Je aanschouwt hoe moeder natuur, louter ter zelfbescherming, een land met een snel groeiende wereldeconomie nogal drastisch een halt toeroept. De slappe verhaallijn wordt gewiekst gecamoufleerd door een overdaad aan speciale effecten. Als toeschouwer ben je nog maar pas uit je stoel gesnokt door een onstuimige aardbeving of er golft een torenhoge tsunami over je heen. Als toemaatje volgen er nog een paar spectaculaire ontploffingen in enkele al dan niet actieve kerncentrales. Hallucinant!
Knap gefilmd als je ziet... hoe solide gebouwen onverhoeds in elkaar zakken als slappe plumpudding, hoe zeevaartuigen plotsklaps doelloos ronddobberen op het vasteland zoals balletjes in tomatensoep, hoe de zee van een heldere bouillon getransformeerd wordt in een onsmakelijke smurrie, kortom hoe een gigantisch gestructureerd gebied wordt omgetoverd tot één groot wanordelijk stort. Vooral indrukwekkend vond ik hoe je de blinde paniek van de insiders bijna letterlijk kon proeven. Overigens, puike acteerprestaties van die talrijke figuranten.
Stel echter, beste bloglezer, dat zoiets écht gebeurt, in China bijvoorbeeld of India of Japan. Ik zie ze al aankomen met hun zoveelste benefietactie om ons geweten voor deze ver-van-mijn-bedtoestanden aan te wakkeren. Destijds heb ik de Haïtianen al royaal gesteund ifv een fiscaal attest en ik kan me toch niet volledig weggeven...
Als zoiets in China gebeurt, dan... Tja, met alle Chinezen, maar niet met den deze! Van mij zullen ze geen cent krijgen. Ik heb al meer dan genoeg geld gepompt in hun economie. Ik kan geen kleer- of speelgoedkast opentrekken of ik lees 'made in China'. Kijk bovendien naar de dertig zonnepanelen op mijn dak, allemaal van Chinese makelij. Ik produceer zelf mijn stroom, ík heb geen kerncentrale nodig, dus hoef ík ook niet mee op te draaien voor de gevolgen van een ontploffing! Kwatongen beweren dat zonnepanelen helemaal niet milieuvriendelijk zijn, dat ze niet meer kunnen opbrengen dan wat hun productie aan energie heeft gekost om stil te zwijgen over de te verwachten recyclageproblemen. Ach, ze zien gewoon groen van jaloezie, omdat ze zelf geen groencertificaten innen. Om China (en mezelf) te helpen kan ik, met mijn zuurverdiende zonnegeld, eventueel wel wat aandelen kopen als hun prijs volledig gekelderd is...
Gelukkig, beste bloglezer, was het slechts een film.
Jammer genoeg heeft mijn duurbetaalde popcorn maar half zo goed gesmaakt, zó levensecht zag het eruit. Al krijgt Steven honderd oscars...de sequel laat ik stilletjes aan me voorbij gaan...
Aanvankelijk wist ik niet goed waar ik heen wou, dus koos ik één van de vele parkeerterreinen uit. Dat terrein, waarvan ik dacht dat het mijn doel het dichtst benadert. Binnen de kortste keren kreeg ik er een comfortabel plaatsje toegewezen en ik beken...dat bevalt me wel.
Terwijl ik mijn volgende verhaaltje uittik, kom ik er plotsklaps achter dat ik verkeerd geparkeerd sta. Ik niet alleen hoor, met mij vele anderen. Minstens 75% van de 20 favoriete plaatsen zijn door niet-columnisten ingenomen.
Wikipedia leert me dat het geen columns zijn die ik schrijf, doch eerder uit de kluiten gewassen cursiefjes, die het meer van humoristische observatie en vertelling moeten hebben. Een column is een stukje proza, waarin de auteur spits en uitdagend zijn mening ventileert. Ok, mijn gsm-verhaaltje is er zo eentje, veronderstel ik, maar de andere teksten overduidelijk niet.
En nu? Nu moet ik zekers verhuizen? Want mijn volgende tekst, die wat langer uitvalt, is zelfs noch column, noch cursief. Hij handelt wel over een thema dat mij nauw aan het hart ligt, hokjesdenken, waardoor ik hem per se wil publiceren.
Waar moet ik heen, beste bloglezer, ik vind het hier zo leuk? Ik hoor niet thuis onder herinneringen/ervaringen (of dacht je nu écht dat ik scheten laat in andermans auto?) en nog minder onder literatuur (zo bescheiden ben ik wel). Rest mij alleen nog... de restcategorie.
Of blijf ik gewoon waar ik ben? Verkeerd geparkeerd! Er hangt immers geen boete aan vast.
Geen Stalk Machine voor mij, Geen Speelgoed Mobieltje voor mijn dochter
Alhoewel ik een fanatieke blog- en facebookster ben, heb ik een bloedhekel aan computer en allerlei andere technologische snufjes. Gelukkig kan ik me, vrouw zijnde, zulke tegenstrijdigheden permitteren. Waar ik helemaal niets van begrijp is, is de pathologische verknochtheid van veel mensen aan hun GSM. Zonder dat nutteloze ding komen ze de deur niet uit, als betreft het een essentieel kledingstuk. Vooral in het begin van het GSM-tijdperk heb ik me mateloos geërgerd. Toen waren die zeldzame toestellen nog duur in aanschaf en groot van formaat en manifesteerde de trotse eigenaar zich steevast als een very important person.
Tegenwoordig heeft iedereen, de sociale gevallen op kop, een mobieltje op zak en tracht men al dan niet op te vallen met een zo gesofisticeerd mogelijk exemplaar. Je kan niet meer om de verschillende ringtonen heen - ik geef toe, er zitten er best wel leuke tussen - en stilaan heb ik me met dit fenomeen leren verzoenen. Althans deels toch. 'k Blijf het ergerlijk vinden als dat onding te pas en en onpas afgaat. Wat is er bijvoorbeeld mis met het klassieke boodschappenlijstje? De moderne huisvrouw kan blijkbaar niet meer plannen. Moeder de vrouw geeft à la minute aan manlief door wat hij moet meebrengen van de Delhaize. Moet je naar een begrafenis? Dan laat je dat ding, uit waardering voor je vrouw, zeker aanstaan, de dode is toch al dood, die behoeft geen respect meer.
Neen, voor mij geen GSM, al dacht mijn bezorgde echtgenoot er anders over. Enkele jaren geleden meende hij me te plezieren door ons beiden zo een communicatieprul cadeau te doen. Een verrassing was het wel, doch geen aangename. Al jaren aan een stuk waren we onze kinderen aan het sensibiliseren over het onnut van zo'n toestel. Kwestie van ze een natuurlijke afkeer voor de kankermobiel aan te kweken alvorens hun puberteit aanbreekt en ze er als vanzelf naar worden toegezogen.
Al is het wetenschappelijk niet onomstotelijk bewezen, ik heb het niet op die dingen. OK, gooi dan ook je microgolfoven, wekkerradio, computer (ja, die ook), koffiezetapparaat...en alle andere elektromagnetische stralingstoestellen buiten, hoor ik je denken. En vooral die twee flatscreens die je woon- én slaapkamer ontsieren, merkt de kritische lezer, aan wie ik mijn identiteit toevertrouwde, stilletjes op.
Tja, 't is eigen aan de mens (lees: mens en niet enkel het sterke geslacht) om niet altijd consequent te handelen naar zijn ideeën. Dát maakt ons juist tot mens en dát onderscheidt ons van de dierenwereld waar er hoofdzakelijk vanuit instincten wordt geageerd, niet waar? Volgens mij spant een GSM, qua DNA-vernietiger, toch de kroon, terwijl je makkelijk zonder kan. Onder de leeftijd van 16 jaar is zo'n breinkoker zelfs volledig af te raden naar het schijnt. Jonge kinderen met zoiets opzadelen is een milde vorm van kindermishandeling en dan druk ik me nog eufemistisch uit. Een mobieltje is bovendien maar een kort leven beschoren of wordt vaak onnodig vervangen door een hipper exemplaar. Milieuvervuiling? Onze rommel sturen we toch gewoon naar de derde wereld, probleem opgelost. Hallo, zeg!
En dan volgen al die halfslachtige argumenten van gebruikers om het algemeen nut van dat nutteloze toestel te bewijzen. Stel dat je een lekke band krijgt, wat dan? Dat kleine toestelletje kan eigenhandig toch geen band verwisselen of wel soms? Ik denk dat je al een heel eind verder geraakt als je je vrouwelijke charmes in de strijd gooit bij een toevallige passant. Maar stel dat die dan een moderne Jack de Ripper is? Tja, geen enkele GSM maakt je immuun voor verkrachters, moordenaars, kinderlokkers of ander crapuul. Trouwens de kans dat je er kanker van krijgt, is veel groter dan de kans dat je wordt aangerand.
Al moet ik toegeven dat zo'n toestel voor sommige categorieën, zoals medici, wel een goede uitvinding is. Wellicht zal hún partner er anders over denken. Sommige gebruikers vinden het echter noodzakelijk om ten alle tijden met hun partner te kunnen communiceren. "Schat, zet de patatten alvast op, over een kwartiertje ben ik daar." Een vriend van ons kan geen 10 minuten alleen ongestoord bij ons binnen zitten of zijn echtgenote doet zijn broekzak trillen. Ze zit wat met me in, besluit hij telkens optimistisch. Geen Stalk Mobiel voor mij, denk ik dan. Ik zou het ervaren als een radicale beknotting van mijn vrijheid. Ik heb niets, euh niet veel, te verbergen voor mijn partner en ook zonder draadloze communicatie slagen wij erin om onze relatie in stand te houden. Goddank doet hij me liever elders trillen.
Onlangs vierden we samen met een bevriend koppel oudjaar. Supergezellig, maar vanaf tien uur 's avonds begint de belachelijke berichtjesellende. Je kan net zo goed tegen de muur praten, want mijnheer en mevrouw moeten dringend sms'jes versturen. Er is geen ontkomen aan. Aja, wachten tot middernacht heeft geen zin, want dan ligt het netwerk plat. Idioter dan dat kan toch niet of ben ik daar mis in? Vorig jaar heb ik mijn nieuwjaarsboodschappen pas enkele maanden later gelezen. Geen flauw benul had ik ervan dat ik mensen ken die zich met dergelijke onnozeligheden bezighouden. De attente zenders hebben geen repliek meer gekregen. In maart leek het me immers helemaal ridicuul om nog wederwensen te versturen. Onder zware sociale druk besloot ik dit jaar om mijn nieuwjaarsberichtjes, zoals iedere normale mens, tijdig te lezen. 'Met een vuurpijl in mijn kont, vlieg ik heel de wereld rond... om je een gelukkig 2011 te wensen,' las ik luidop voor. Afzender...onze mannelijke gast. Origineel hoor, zo'n oprechte wens die zich vibrerend van de ene naar de andere mobiel verspreidt als een besmettelijk virus.
En dan onze jongste. Wat zou ze toch zó graag een mobieltje hebben. Spijtig genoeg zit ze opgescheept met een stel ouders, die haar dit pretje principieel niet gunnen, die vinden dat dat geen speelgoed is, maar die haar creativiteit - ze knutselde er zelf eentje - bewonderen. Bovendien heeft ze de brute pech dat haar oudere zus, schijnbaar ongevoelig voor dergelijke typische ik-wil-erbij-horen-tienerattributen, het gevecht met de ouders nog niet heeft beslecht voor haar.
Ongeveer een maand geleden ging ik onze tienjarige ophalen na een verjaardagsfeestje. "Heb je je geamuseerd?", vroeg ik geïnteresseerd. Ze bevestigde zwakjes, doch haar non-verbale gedrag sprak boekdelen. Even later werd de reden duidelijk. Drie prille tienermeisjes, knusjes naast elkaar op de bank, hadden onderling de grootste fun met hun mobieltje. Eén klein meisje, geen plek voor vier op een rij, stond er voor spek en bonen bij te kijken. Tja, dat deed mijn moederhart wel even bloeden. Op haar vraag wanneer zij ook eindelijk een GSM krijgt, moest ik het antwoord schuldig blijven. Trouwens, probeer je beweegredenen maar eens toe te lichten in het bijzijn van drie andersdenkende moeders die hun kinderen duidelijk wél graag zien.
Onderweg naar huis zette ze haar emotionele tirade voort. Ze smeet me voor de voeten dat het niet eerlijk is dat wij wel een GSM hebben. Ook merkte ze denigrerend op dat onze mobieltjes hopeloos verouderd zijn... niet openklapbaar, zonder touchscreen. Kortom, wat een sukkels zijn we toch! En hoe benadeeld is zij met zulke ouders, ze krijgt niets van ons en en ze mag niets van ons. (En die hakkenschoenen dan?) Uit collère gooide ze haar zelfgefrabiceerd exemplaar in de vuilbak om haar gelijk te benadrukken. "Weet je wat ik het ergste vind?," besloot ze verongelijkt, "Ik ben er zeker van dat als ik geld krijg voor mijn verjaardag, dat ik daar dan geen GSM mee mag kopen"
roddelrubriek 1 : mijn buurvrouw is een bitch en ik ben een watje
Mijn buurvrouw is een bitch, een lompe koe, geen blonde, maar een witgebleekte del, een omhooggevallen haaibaai, een lompe koe (of had ik dat al vernoemd?) en ook nog eens een achterbaks serpent, kortom een pokkeviswijf eerste klas.
Zo, dat lucht op, woorden die ik nooit hardop zal uitspreken, maar papier verdraagt alles en ook het net slikt het netjes. Laat me die feeks hier gemakshalve Marina noemen en haar man Johny. In werkelijkheid heten ze natuurlijk Wendy en Patrick. Omwille van de bescherming van hun privacy geef ik hen een toepasselijke nickname. Johny heeft een opmerkelijk slechte smaak voor takkewijven. Vermoedelijk heeft hij meer verstand in zijn noeste lul dan in zijn holle zaagselkop. Maar...hij is een getalenteerd schrijnwerker, een voortreffelijk stielman én bovendien hartelijk in de omgang, dit in tegenstelling tot zijn platvloerse bitch.
Laat me even uitleggen waarom die helleveeg in mijn ogen evolueerde van een gewone trut naar een onmiskenbare bitch.
Enkele jaren geleden waren we, na enkele omzwermingen, terug verhuisd naar mijn landelijk dorpje van herkomst. Hierdoor gingen onze kinderen naar het wijkschooltje waar ik vroeger zelf schoolliep, een prettig bijkomstigheid. Al was er op die 30 jaar tijd uiteraard wel 't een en 't ander veranderd. Spoedig maakte ik er ongevraagd en ongewild kennis met Marina. Vanop afstand weliswaar, niet persoonlijk. Binnen de kortste keren ontwikkelde ik een aanzwellende antipathie voor haar.
Het begon toen zij voor het verjaardagsfeestje van haar oudste dochtertje, Kelly, alle meisjes van haar klas uitnodigde, uitgezonderd ééntje. Dit uitgesloten kindje was nota bene een buurmeisje van haar. Aan een aantal moeders op school vertelde ze dat ze Margo'tje er niet bij wilde hebben omdat die er nogal sjofel bijloopt. Komaan zeg, Margo'tje mag dan misschien geen dure merkkledij dragen en een oudmodisch kapsel hebben, ze komt altijd netjes voor de dag. Resultaat, Margo'tje verdrietig, moeder van Margo'tje, die uiteraard niet op de hoogte werd gesteld van de idiote uitsluitingsreden, overstuur omdat ze dit niet kon plaatsen en Kelly, die willens nillens meegezogen werd in haar moeders slinkse complot, goed op weg om een arrogent nest te worden.
Verder maakte ze een enorme heisa over het feit dat de leerkracht van haar dochter weigerde om een extra knutselwerkje te voorzien voor Johny's vaderdag. Johny is immers Kelly's stiefvader en Marina vond dat hij met vaderdag ook een geschenkje moest krijgen omdat hij zo goed voor haar zorgt. Het kind heeft echter ook nog een biologische vader, die volgens de juf de eerste en enigste rechthebbende was. De juffrouw haalde aan dat het Marina vrij stond om zelf voor iets te zorgen. Tevens stelde zij dat het in de klas niet haalbaar was om, naargelang de context, ook voor alle bijkomende mama's en papa's, oma's en opa's, meters en peters van de nieuwsamengestelde gezinnen iets kunstigs te fabriceren. Een gefundeerde argumentatie waar de trut totaal geen oren naar had. In plaats van samen met dochterlief wat te knippen en te plakken of desnoods kant-en-klaar te kopen, verklaarde zij op dat ogenblik stilzwijgend de oorlog.
En oorlog kwam er, toen er zich op de speelplaats een vervelend vooval voordeed. Op school was er een sociaal gevalletje, vader bajesklant op reguliere basis, moeder ook van laag allooi. Hun dochtertje, Sabita, 5 jaar, zag ik regelmatig op weekdagen om half tien 's avonds in het dorp rondfietsen, moederziel alleen, op een uur dat kleutertjes normaliter in dromenland horen te vertoeven. Op zekere dag zag Eefje, ook een kleuter, hoe Sabita op de speelplaats Daantjes pietje in haar mondje nam. Daan vond deze handeling niet prettig en gebood haar om er onmiddellijk mee op te houden, wat ook gebeurde. Eefje, die instinctief aanvoelde dat dit geen doorsnee doktersspelletje is voor leeftijdsgenootjes, lichtte haar moeder over deze omstandigheid in, die het op haar beurt onthutst aan de juffrouw briefte. Allicht had de juf zoiets nog nooit meegemaakt in haar carrière. Ze verzocht Eefs moeder om het incident geheim te houden, opdat zij ongemoeid de nodige stappen, inschakeling CLB etc., kon nemen. Moederlief moest echter haar ei kwijt en legde dit bij de grootste kip van het dorp...
Verontwaardigd ging Marina onmiddellijk over tot actie en bombardeerde zichzelf tot woordvoerdster. Eerst lichtte zij de ouders van Daan in, die door omstandigheden nog onwetend waren. Daarna engageerde de oproerkraaister zich om alle ouders te mobiliseren, waarbij zij beladen woorden zoals doofpotoperatie en pedofilie (bestaat dat ook al tussen kleuters onderling?) niet schuwde. Een dergelijk slecht kleuterleiderschap kon volgens haar niet getolereerd worden. Ze kreeg de ouders van Daan zover dat zij hun zoontje prompt van school weghielden. Het arme kind liep een trauma op, niet door de pijpbeurt op zich, als je het zo al mag noemen, maar door de manier waarop gereageerd werd. Hij miste immers niet alleen de laatste en tevens plezantste weken van het laatste kleuterklasje, maar ook het traditionele sleepoverfeest op de voorlaatste dag, waarop alle kleuters zich reeds maandenlang verheugden. De leerkrachten zagen het éénvrouwsactiecomité met lede ogen toe. Ze vreesden dat de beïnvloeding zo groot zou zijn dat het leerlingenaantaal fors zou slinken met alle gevolgen vandien. Gelukkig konden de meeste ouders deze kwestie voldoende relativeren, waardoor alle juffrouwen hun klasje behielden. Een jaar later vertrouwde een leerkracht me zelfs toe dat ze eigenlijk content waren eindelijk van 'die witte' verlost te zijn.
Terwijl bovengeschetste gebeurtenissen zich afspeelden, hadden mijn man en ik grote verbouwingswerken gepland. Joviale en vakbekwame Johny zou het schrijnwerk doen. Eerst had hij de verouderde keuken grondig onder handen genomen. Toegegeven, de man verstaat zijn stiel. Enkele maanden later zou de gedateerde badkamer volgen. Johny en zijn vrouw, die gelukkig niet onze rechtstreekse buren zijn, maar een beetje verderop wonen, passeerden destijds regelmatig onze woning. Zelfs vooraleer we hem onze renovatiewerken toevertrouwd hadden, knikte hartelijke Johny steeds vriendelijk goeiedag. Bij hatelijke Marina daarentegen kon er nooit of te nimmer een lachje of knikje vanaf. Dit veranderde merkbaar vanaf het ogenblik dat wij officieel Johny's klant werden. Vanaf dan knikte zij liefjes als het koppel samen voorbijkwam en had zij terug de vertrouwde stuurse blik, als ze alleen was. Zou Johny op de hoogte zijn van de twee gezichten van zijn vrouw, vroegen wij ons meermaals af.
De emmer van haar schijnheilige gedrag liep over toen we op uitnodiging van onze schrijnwerker langsgingen om onze halfafgewerkte badkamermeubels in zijn atelier aan huis te bezichtigen. Na onze goedkeuring wilde hij er nog een onvoorziene aanpassing bij doorvoeren. Zoals verwacht verwelkomde Johny ons amicaal. Hij moest echter nog vlug wat afhandelen en verwees ons door naar het terras buiten, waar Marina met een bevriend koppel aan het kletsen was in het zonnetje. De mensen die bij haar zaten waren geen onbekenden voor ons en waren merkelijk aangenaam verrast ons te zien. De bitch staarde ons echter met een grenzeloos misprijzen aan. Haar afkeurende blik sprak wel duizend boekdelen. "Wat komen jullie hier doen?," snauwde ze onbeleefd. Als door de bliksem getroffen, bleven we het antwoord op zoveel hatelijkheid schuldig. Op dat ogenblik kwam Johny plots uit het niets opgedoken en lokte ons mee naar zijn atelier.
"Ik heb nog een lekkere Leffe van 9% staan, wat speciaals," merkte Johny nadien op, "Wil je die eens proeven?" Hoe kon ik mijn man zo subtiel mogelijk duidelijk maken dat ik hier weg wilde en het liefst zo snel mogelijk? Voor ik er erg in had zaten we echter samen met de bitch aan tafel, met een exclusieve leffe en een fris waterke voor onze neus. Mijn man had zelfs het lef om er nog eentje te drinken. Puur om die koe te koeioneren, beweerde hij achteraf.
Twee weken later schrok ik mij een bult toen ik onverhoeds een ongewenst vriendschapsverzoek kreeg op facebook. Je raadt het goed, beste lezer, het was afkomstig van de bitch. Instinctief had ik de neiging om deze vriendschap te weigeren, maar mijn geweten belette dit. Had ze een afwijziging verdiend? Misschien bedoelde ze het wel goed en was dit een impliciete verontschuldiging? Mijn man had helemaal geen begrip voor mijn dilemma, noch voor mij naïviteit. Hij was sowieso al niet facebookminded. "Zie je nu," zei hij smalend, "dat komt ervan als je meedoet aan die onzin." Hij waarschuwde me voor de gevolgen als ik de vriendschap zou bevestigen. Ze zet je te kakken voor heel het dorp, overdreef hij. Elke keer als ze passeerde gebood hij me spottend om naar mijn nieuwbakken vriendin te wuiven.
Na een week was ik zijn getreiter beu en hakte ik de knoop door. Kordaat duwde ik op de knop van negeren, zonder haar echter volledig te blokkeren. Ben ik nu ook een bitch, beste lezer? In haar ogen wellicht wel. Ach een vrouw mag een beetje een bitch zijn, anders is ze geen échte vrouw. Net zoals een vent een beetje macho moet zijn om een échte man te zijn. Maar trop is te veel, niet waar? Ook al getuigt deze column an sich van een gering bitchgehalte in mij, in wezen ben en blijf ik een watje!